a. ter plaatse van de aanduiding 'wonen' mag ten hoogste één woning worden gebouwd;
b. de inhoud van een woning bedraagt maximaal 750 m³.
6.2.4. Bouwwerken, geen gebouwen zijnde
Voor het bouwen van bouwwerken, geen gebouwen zijnde, gelden de volgende regels:
a. de bouwhoogte van erf- en terreinafscheidingen mag ten hoogste 1 m bedragen met dien verstande dat de bouwhoogte van erf- en terreinafscheidingen achter de naar de weg gekeerde gevel(s) van het hoofdgebouw dan wel het verlengde daarvan ten hoogste 2 m bedraagt;
b. de bouwhoogte van overige bouwwerken, geen gebouwen zijnde, mag ten hoogste 2 m bedragen.
6.3. Afwijken van de bouwregels
6.3.1. Bouwen buiten bouwvlak
Burgemeester en wethouders kunnen met een omgevingsvergunning afwijken van het bepaalde in artikel 6.2.1. onder b ten behoeve van de realisering van gebouwen, met dien verstande dat:
a. een bijbehorend bouwwerk mag ten minste 3 m achter de naar de weg gekeerde gevel(s) van de bedrijfswoning of het verlengde daarvan worden gebouwd;
b. in afwijking van het gestelde onder a, mag een carport ten minste 1 m achter de naar de weg gekeerde gevel(s) van het hoofdgebouw of het verlengde daarvan worden gebouwd;
c. de gezamenlijke oppervlakte van de bijbehorende bouwwerken mag bij een bedrijfswoning, mits het bebouwingspercentage van het perceel maximaal 50 bedraagt:
1. ten hoogste 85 m2 bedragen;
2. bij percelen groter dan 400 m2 maximaal 100 m2 bedragen;
3. tenzij de bestaande oppervlakte meer bedraagt dan onder 1 of 2 is gesteld, dan mag de gezamenlijk oppervlakte ten hoogste
350 m2 of de oppervlakte die genoemd is ter hoogte van de aanduiding "bijgebouw" bedragen;
d. de goothoogte van een aangebouwd bijbehorende bouwwerk mag ten hoogste 3 m bedragen, met dien verstande dat de goothoogte bij platte afdekking mag worden verhoogd tot ten hoogste 0,30 m boven de vloer van de eerste bouwlaag van de bedrijfswoning;
e. de goothoogte van een vrijstaand bijbehorend bouwwerk mag ten hoogste 3 m bedragen;
f. de bouwhoogte van een vrijstaand bijbehorend bouwwerk mag ten hoogste de bouwhoogte van het hoofdgebouw verminderd met 1 m bedragen;
g. geen onevenredige afbreuk wordt gedaan aan de woonsituatie, de milieusituatie, de verkeersveiligheid en de gebruiksmogelijkheden van de aangrenzende gronden.
6.4. Specifieke gebruiksregels
Tot een gebruik, strijdig met deze bestemming, wordt in ieder geval gerekend:
a. detailhandel in de vormen perifere detailhandel, grootschalige detailhandel en/of supermarkten;
b. het gebruik van de gronden en bouwwerken ten behoeve van horeca;
c. risicovolle inrichtingen, vuurwerkbedrijven en/of geluidszoneringsplichtige inrichtingen;
d. het splitsen van een bedrijfswoning in meer dan één woning;
e. het gebruik van gebouwen voor bewoning voor zover het de eerste bouwlaag betreft, tenzij de gronden zijn voorzien van de
aanduiding ‘wonen’;
f. het gebruik van de gronden en bouwwerken ten behoeve van bedrijfsdoeleinden, tenzij:
1. het een kleinschalig beroep of bedrijfsmatige activiteit betreft ten behoeve van de detailhandelsfunctie, met een
beroepsvloeroppervlak van ten hoogste 30% van de vloeroppervlakte van de begane grond van het hoofdgebouw, inclusief de
bijbehorende bouwwerken op het bouwperceel tot een maximum van 50 m². Onder het gebruik wordt tevens verstaan het laten
gebruiken.
6.5. Afwijken van de gebruiksregels
6.5.1. Inwoning
Burgemeester en wethouders kunnen met een omgevingsvergunning afwijken van het bepaalde in artikel 6.4. onder d in die zin dat de gronden en bouwwerken worden gebruikt voor inwoning, mits:
a. de (hoofd)toegang tot de afzonderlijke wooneenheden plaatsvindt via één voordeur, die toegang verschaft tot de gemeenschappelijke hal. Een eigen achterdeur is wel toegestaan;
b. de gemeenschappelijke hal rechtstreeks toegang verschaft tot beide woonruimtes, zonder dat door een slaapkamer, badkamer, toilet of bergruimte behoeft te worden gegaan;
c. in geval van meerdere achterdeuren deze visueel te onderscheiden zijn van de hoofdtoegang;
d. in de centrale hal een trap aanwezig is voor het bereiken van de verdieping. Meerdere trappen zijn toegestaan, doch deze dienen uit te komen op één gezamenlijke overloop (zoldertrappen hierin niet meegerekend);
e. er sprake is van één aansluiting voor de verschillende nutsvoorzieningen (één meterkast);
f. de inwoning niet leidt tot een toename van het aantal ontsluitingswegen van het perceel;
g. er geen sprake is van het realiseren van extra bouwmogelijkheden, de bouwmogelijkheden zijn gekoppeld aan de woning;
h. geen onevenredige afbreuk wordt gedaan aan de woonsituatie, de milieusituatie, de verkeersveiligheid en de gebruiksmogelijkheden van de aangrenzende gronden.
6.5.2. Mantelzorg
Burgemeester en wethouders kunnen met een omgevingsvergunning afwijken van het bepaalde in artikel 6.4. onder e in die zin dat vrijstaande bijgebouwen worden gebruikt ten behoeve van mantelzorg, mits:
a. er aantoonbaar sprake is van een zorgbehoefte, welke tijdelijk van aard is;
b. er sprake blijft van één huishouden;
c. de oppervlakte van de afhankelijke woonruimte mag niet meer dan 75 m² bedragen;
d. geen onevenredige afbreuk wordt gedaan aan de woonsituatie, de milieusituatie, de verkeersveiligheid en de gebruiksmogelijkheden van de aangrenzende gronden.