De Vogel- en Habitatrichtlijn zijn door de Europese Unie uitgevaardigd ter bescherming van bedreigde plant- en diersoorten en leefgebieden in Europa. Beide richtlijnen moeten door de lidstaten worden vertaald naar concrete aanwijzing van gebieden die op grond van deze criteria wettelijke bescherming krijgen. De uitwerking van de Europese richtlijnen is voor de Nederlandse situatie ingebed in de Natuurbeschermingswet. Het achterliggende beleid is verwerkt in het Natuurbeleidsplan en het Structuurschema Groene Ruimte.
Het doel van de Vogel- en Habitatrichtlijn is instandhouding van natuurlijke habitats in de gebieden, die als Speciale Beschermingzone (SBZ) zijn aangewezen en bescherming van soorten.
Het perceel aan De Mors te Ootmarsum is niet gelegen in of nabij een Natura 2000-gebied; de gemeente Dinkelland kent de volgende Natura 2000 gebieden: Lonnekermeer (Habitatrichtlijn), Springendal en Dal van de Mosbeek (Habitatrichtlijn), Bergvennen & Brecklenkampseveld (Habitatrichtlijn), Achter de Voort, Agelerbroek & Voltherbroek (Habitatrichtlijn), Lemselermaten (Habitatrichtlijn) en Dinkelland (Habitatrichtlijn). Het Natura2000 gebied 'Achter de Voort, Agelerbroek & Voltherbroek ligt op ongeveer 2,3 km van de bouwlocatie aan de Mors te Ootmarsum. De andere gebieden liggen op grotere afstand.
De gewenste bouw van een clubgebouw voor de Scouting Ootmarsum brengt geen nadelige gevolgen met zich mee voor de hiervoor genoemde natuurgebieden.
De gronden liggen zoals beschreven braak. De nieuwbouw van het clubgebouw brengt geen kap van bomen met zich mee. Het is niet aannemelijk dat op de bouwlocatie beschermde soorten worden aangetroffen. Bij de bouw van het clubgebouw zal zoveel mogelijk rekening worden gehouden met het broedseizoen. Er wordt namelijk wel gebouwd in de directe omgeving van bomen, waar in genesteld kan worden.
Bovendien geldt voor alle activiteiten de algemene voorwaarde vanuit de Flora- en faunawet. Op basis van de zorgplicht volgens artikel 2 van de Flora- en faunawet dient bij de uitvoering van de werkzaamheden voldoende zorg in acht te worden genomen voor in het wild levende dieren en hun leefomgeving. Dit houdt in dat bij het uitvoeren van werkzaamheden altijd rekening moet worden gehouden met aanwezige planten en dieren. Dieren moeten de gelegenheid hebben om uit te wijken en mogen niet opzettelijk worden gedood.