Type plan: projectbesluit
Naam van het plan: Scouting Ootmarsum
Status: vastgesteld
Plan identificatie: NL.IMRO.1774.OOTPBSCOUTING-0401

3.3 Gemeentelijk beleid

3.3.1 Toekomstvisie Ootmarsum

Op 5 februari 2005 heeft het college van Burgemeester en Wethouders van de gemeente Dinkelland besloten een Masterplan (nu Toekomstvisie genoemd) voor Ootmarsum uit te werken. Deze toekomstvisie dient antwoorden te geven op vragen als: 'Hoe gaat het verder met Ootmarsum? Welke ontwikkelingen zijn er nodig of gewenst? Wat kan er gebouwd worden en waar?'. Kortom, hoe ziet de toekomst van deze markante kern binnen de gemeente Dinkelland eruit? En wat kan gedaan worden om ervoor te zorgen dat het een aantrekkelijke, leefbare en levendige stad blijft? 
 
De uitkomsten van de uitwerking van de toekomstvisie zijn vastgelegd in 'Ootmarsum ontwikkelt, Toekomstvisie voor de historische hoofdstad van het oosten'.
Deze toekomstvisie geeft een integrale toekomstvisie voor het historisch centrum van Ootmarsum en het omliggende (woon)gebied. Integraal wil zeggen dat alle denkbare - en nu te voorziene - ontwikkelingen in deze visie een plaats krijgen. Net als een structuurvisie, benoemt en analyseert ze ontwikkelingen en formuleert vervolgens perspectief en ambitie voor komende decennia. En die recht doet aan de wens van de gemeente Dinkelland om een agrarisch-toeristische gemeente te zijn. Ootmarsum, als onderdeel van die gemeente, kan daaraan bijdragen vanuit een heel eigen positie. Op die wijze slaagt de stad er bovendien in een vitale, levendige, leefbare en economisch sterke kern te blijven.
 
Er wordt naar gestreefd om de stad Ootmarsum in kwalitatief opzicht verder te ontwikkelen als toeristisch centrum van het Oosten. Tegelijkertijd wordt er voor zorggedragen dat de leefbaarheid in stand blijft en waar mogelijk wordt verbeterd. Dat is de centrale missie van deze toekomstvisie. 
De belangrijkste ambities hebben betrekking op economisch/toeristisch, sociaal en ruimtelijk vlak. De herhuisvesting van de scouting Ootmarsum ligt op het sociale vlak.
 
Zoals in paragraaf 1.1 al is beschreven was de scouting Ootmarsum gevestigd in 'n Emter. Zij had daar de bovenverdieping. Deze verdieping is echter nodig als opvanglokaliteit als gevolg van de groei van het aantal leerlingen op basisschool de Meander. De scouting, die van deze ruimte gebruik maakte, is tijdelijk verhuisd naar een ander onderkomen, de Scheepersschool.
      
Deze locatie biedt echter onvoldoende mogelijkheden voor de activiteiten van de scouting Ootmarsum. De nieuwe locatie is weliswaar niet beschreven in de Toekomstvisie Ootmarsum, maar dat een nieuwe locatie gevonden diende te worden, was wel een indirect gevolg van de beschreven ontwikkelingen in deze toekomstvisie.

3.3.2 Archeologie

De gemeente Dinkelland heeft gemeentelijk archeologiebeleid ontwikkeld dat op 27 mei 2008 is vastgesteld. In dat beleid zijn vrijstellingen opgenomen van de plicht tot het doen van een onderzoek. Deze vrijstelling zijn hierna weergegeven.
  1. vrijstelling van de onderzoeksverplichting bij bodemingrepen dieper dan 40 cm voor plangebieden met een omvang kleiner dan 2.500 m2 waarbinnen gebied met een hoge archeologische verwachting valt;
  2. idem voor plangebieden met een omvang kleiner dan 5.000 m2 in gebieden waarbinnen gebied met een middelmatige archeologische verwachting valt;
  3. algemene vrijstelling voor plangebieden of ingrepen met een lage archeologische verwachting;
  4. algemene vrijstelling voor delen van verwachtings- of bufferzones die als verstoord op de verwachtingskaart zijn aangegeven.
  5. aan elke vrijstelling wordt de voorwaarde verbonden dat tijdens (bouw)werkzaamheden (amateur)archeologen in de gelegenheid worden gesteld om waarnemingen te verrichten en dat gelegenheid wordt geboden om archeologisch (nood)onderzoek toe te staan.  
Op de verwachtingswaardenkaart (afbeelding 12), waarvan een fragment hierna in een afbeelding is weergeven, heeft het betreffende perceel gedeeltelijk de aanduiding 'dekzandwelvingen en -vlakten' (licht bruin) en gedeeltelijk de aanduiding 'beekdalen en overige laagten' (geel).
 
 
afbeelding 13 fragment archeologische verwachtingswaarden en advieskaart gemeente Dinkelland, de rode cirkel duidt de ligging van het plangebied aan
 
Verwachting
Het grootste gedeelte heeft de aanduiding 'dekzandwelvingen en -vlakten'. De verwachtingswaarde voor deze aanduiding is voor archeologische resten uit alle perioden middelmatig. Een verhoogde kans op archeologische resten uit de Steentijd op de hoogste delen van dekzandwelvingen en op resten uit de Late
Middeleeuwen langs randen van dekzandhoogten en ruggen met een plaggendek. Archeologische
resten liggen mogelijk vlak onder het maaiveld waardoor deze kwetsbaar zijn bij bodemingrepen. Eventuele archeologische resten zijn hierdoor vaak minder goed geconserveerd.
De verwachtingswaarde voor het gebied 'beekdalen en overige laagten'  is laag voor archeologische resten uit alle perioden. Hoofdzakelijk archeologische resten die in verband staan met beekdalgebonden activiteiten, zoals bruggen, voordes, watermolens etc. en mogelijk archeologische resten, bijvoorbeeld afvaldumps, die in verband staan met bewoning op nabij gelegen, hoge gronden. Verder diverse categorieën losse vondsten.
 
Beleidsadvies
Uit het beleidsadvies voor het gebied 'dekzandwelvingen en -vlakten' kan afgeleid worden dat een
archeologisch onderzoek noodzakelijk in plangebieden groter dan 5.000 m², bij bodemingrepen dieper dan 40 cm. Voor gebieden kleiner dan 5.000 m² geldt vrijstelling voor archeologisch onderzoek.
Binnen het gebied 'beekdalen en overige laagten' kan vrijstelling verleend worden van de plicht tot het doen van een archeologisch onderzoek bij bodemingrepen dieper dan 40 cm m.u.v. gebieden met een lage verwachting binnen plangebieden met meerdere verwachtingszones en plangebieden met een lage verwachting die grenzen aan terreinen met waardevolle archeologische resten.
 
In paragraaf 4.7 wordt nader ingegaan op de eventuele plicht van een archeologisch onderzoek.

3.3.3 Welstand

In de welstandsnota van de gemeente Dinkelland is het plangebied (in dit geval het gebied waar het clubgebouw wordt gebouwd) gelegen in het gebied dat is aangeduid als ‘maten en flierenlandschap (G6.4)’. Op afbeelding 13 is de projectlocatie globaal omcirkeld.
 
afbeelding 14 fragment typologiekaart welstand gemeente Dinkelland
 
Dit type landschap wordt gevormd door de natte weilanden en hooilanden binnen een dorpsgebied, zoals die er waren omstreeks 1850 (voor de grote ontginningen). Deze maten (graslanden) en flieren (hooilanden) lagen veelal dichtbij een waterloop. Het overgrote deel van dit landschap is in onregelmatige blokken verkaveld en toch komt er in sommige gevallen strokenverkaveling voor. De verkaveling heeft een enigszins regelmatiger karakter dan die in het kampenlandschap, wat te danken is aan het vlakke terrein. De afzonderlijke percelen worden van elkaar gescheiden door houtwallen. Dit resulteert in een gesloten uiterlijk.
 
Voor de bebouwing in het jongontginningslandschap (G6.2) is gekozen voor een PLUS niveau van Welstand. 
Voor niet agrarische-functies gelden kleine staaf- en blokvormige bouwmassa's. Mede gelet op de ligging aan de rand van het bedrijventerrein vormt het gekozen ontwerp geen knelpunt met de welstandscriteria.
  

3.3.4 Externe veiligheid

In 2007 is het rapport "Externe veiligheidsbeleid, hoe veilig wil de gemeente Dinkelland zijn?" vastgesteld.
Doel van het externe veiligheidsbeleid is om een transparant toetsingskader te hebben voor het omgaan met huidige maar ook eventuele toekomstige externe veiligheidssituaties. Dit betekent dat onder meer invulling wordt gegeven aan de wettelijke verplichting om het groepsrisico en plaatsgebonden risico te overwegen.
De gemeente Dinkelland kent voor wat betreft risicobronnen:
  • Eén CPR 15-2 inrichting (opslag met meer dan 10 ton aan gevaarlijke stoffen). De opslag geeft op dit moment geen plaatsgebonden risico knelpunten of overschrijding van de oriënterende waarde. De PR-contour blijft binnen de inrichtingsgrens.
  • Elf LPG tankstations; waarvan vijf in Denekamp, één in Ootmarsum en Rossum, twee in Weerselo en drie in Deurningen. Eén LPG tankstation verdient nadere aandacht. Dit in verband met de toekomstige realisatie van een multifunctioneel centrum en de nabijgelegen voetbalvelden. Om het plaatsgebonden risico te reduceren dienen mogelijk bronmaatregelen getroffen te worden.
  • Binnen de gemeente bevindt zich een opslagbunker van de NAM voor de opslag van springstof. De bunker wordt al 3 jaar niet meer gebruikt. 
  • Twee chlooropslagen voor zwembaden en bijbehorende chloortransporten. Het zwembad in Denekamp heeft besloten om in 2007 over te stappen op een andere zuiveringsmethode dan chloor, namelijk zoutelektrolyse. Hierdoor vindt er minder chloortransport en –opslag plaats.
Het vervoer van gevaarlijke stoffen binnen de gemeente vindt plaats over de weg. Hierbij bestaan geen risicovolle aandachts- of knelpunten. Na het treffen van eventuele bronmaatregelen van een LPG-tankstation resteren geen knelpunten vanuit het plaatsgebonden risico. Wel dient aandacht aan de mogelijkheid van vestiging van objecten binnen de resterende PR 10-6 contouren besteed te worden. Hierdoor worden nieuwe saneringssituaties voorkomen. 
Binnen een woongebied wordt het algemene uitgangspunt gehanteerd dat geen nieuwe risicobronnen worden toegelaten. Andere uitgangspunten die voor woongebieden gelden zijn:
  • Kwetsbare objecten mogen (ook in nieuwe situaties) niet binnen de PR 10-6contour van een risicobron liggen (wettelijk eis). Aanvullend hierop mogen ook beperkt kwetsbare objecten in nieuwe situaties niet binnen de PR 10-6contour van een risicobron liggen.
  • Toename van het groepsrisico door risicobronnen is niet toegestaan. 
  • Toename van groepsrisico door een structurele toename van het aantal personen in het invloedsgebied is onder voorwaarden wel toegestaan, mits:
    • Invulling wordt gegeven aan de verantwoordingsplicht voor het groepsrisico zoals opgenomen in het BEVI.
    • De oriënterende waarde voor het groepsrisico in deze situaties niet wordt overschreden (oriënterende waarde wordt als grenswaarde beschouwd). Overschrijding van de oriënterende waarde van het groepsrisico wordt dus niet geaccepteerd.
Binnen een straal van bijna 1 kilometer bevinden zich (volgens de risicokaart Overijssel) geen risicogevoelige objecten, waardoor het nieuwe clubgebouw en de gebruikers geen risico lopen. In paragraaf 4.5 wordt bij onder meer bij risicovolle inrichtingen stilgestaan. In diezelfde paragraaf wordt ook ingegaan op buisleidingen en vervoer van gevaarlijk stoffen.
 

3.3.5 Geluid

In 2008 is de nota Geluidsbeleid vastgesteld.
Het doel van het gemeentelijk geluidsbeleid is het behouden van de goede kwaliteiten en het benutten van kansen om voor de verschillende gebieden binnen de gemeente de geluidskwaliteit te verbeteren.
De gemeente Dinkelland is hiertoe opgedeeld in verschillende gebieden. In regionaal verband is gekozen voor de gebiedsindeling volgens de MILO-systematiek (Milieukwaliteit In de LeefOmgeving). De MILO-systematiek houdt bij de gebiedsindeling rekening met het functioneel ruimtegebruik van een gebied. Op basis van het functioneel gebruik van de ruimte is de gemeente onderverdeeld in een zevental gebieden:
  • natuur;
  • extensiveringsgebied;
  • buitengebied;
  • woongebied;
  • centrum;
  • gemengd gebied;
  • bedrijventerrein. 
Voor ieder gebied is het geluidsbeleid voor de thema's 'bedrijven' en 'verkeer' een passende geluidskwaliteit opgenomen. De geluidskwaliteit geeft aan wat de ambitie is voor dat gebied.
Het gebied waar de beoogde herontwikkeling plaatsvindt, is aangemerkt als 'bedrijventerrein'. Voor bedrijventerrein gelden de ambities 'onrustig' en 'zeer onrustig' (weg- en railverkeer) en 'onrustig' en lawaaiig (bedrijven). De bovengrens voor bedrijven is 'lawaaiig'.
 
Het clubgebouw van de scouting kan niet als een geluidgevoelig object worden aangemerkt, waardoor het geluid afkomstig van het bedrijventerrein als belemmering optreedt. Bovendien kan uit het geluidbeleid van de gemeente Dinkelland opgemaakt worden dat het bedrijf dat in belangrijke mate verantwoordelijk was voor de zonering van het bedrijventerrein niet meer aanwezig is. Het bedrijventerrein komt nu voor dezonering in aanmerking. Dit heeft een gunstig effect op de geluidbelasting.
 
In paragraaf 4.3 wordt nader ingegaan op de akoestisch situatie ter plaatse.