In het ‘Omgevingsvisie Overijssel’ zijn de beleidskaders aangegeven voor de ruimtelijke ontwikkeling in Overijssel voor de komende jaren. Deze omgevingsvisie is in juli 2009 vastgesteld door Provinciale Staten van Overijssel en is in september 2009 in werking getreden.
De provincie wil ruimtelijke kwaliteit realiseren door, naast bescherming, ook vooral in te zetten op het verbinden van bestaande kwaliteiten en nieuwe ontwikkelingen. De essentiële gebiedskenmerken zijn daarbij uitgangspunt.
De wens van de provincie is om in Overijssel een vitale samenleving tot ontplooiing te laten komen in een mooi landschap. Daarbij moet rekening worden gehouden met zaken als een afnemende groei van de bevolking, veranderingen in woonwensen en economische veranderingen. Maar ook een blijvende toename van mobiliteit, de druk op natuur en klimaatverandering. De hoofdambitie van de provincie is dan ook: een toekomstvaste groei van welvaart en welzijn met een verantwoord beslag op de beschikbare hulpbronnen en voorraden. Dit werkt door in een aantal centrale beleidsambities:
- door meer aandacht voor herstructurering wordt ingezet op een breed spectrum aan woon-, werk- en mixmilieu's;
- dorpen en steden worden gestimuleerd hun eigen kleur te ontwikkelen;
- investeren in een hoofdinfrastructuur voor wegverkeer, trein, fiets en waarbij veiligheid en doorstroming centraal staan;
- zuinig en zorgvuldig ruimtegebruik waarbij ervan uitgegaan wordt dat eerst het gebruik van de ruimte wordt geoptimaliseerd, dan de mogelijkheid van meervoudig ruimtegebruik wordt onderzocht en dan pas de mogelijkheid om het ruimtegebruik uit te breiden, wordt bekeken;
- ruimtelijke plannen ontwikkelen aan de hand van gebiedskenmerken en keuzes voor duurzaamheid.
- een balans behouden tussen gebruik en bescherming van ondergrond.
De opgaven, kansen, beleidsambities en ruimtelijke kwaliteitsambities voor de provincie zijn in de Omgevingsvisie Overijssel 2009 geschetst in ontwikkelingsperspectieven voor de groene omgeving en stedelijke omgeving.
Om de ambities van de provincie waar te maken, bevat de Omgevingsvisie een uitvoeringsmodel. Dit model is gebaseerd op drie niveaus, te weten:
- generieke beleidskeuzes;
- ontwikkelperspectieven;
- gebiedskenmerken.
Deze begrippen worden hieronder nader toegelicht.
Generieke beleidskeuzes zijn keuzes die bepalend zijn voor de vraag of ontwikkelingen nodig dan wel mogelijk zijn. In deze fase wordt beoordeeld of er sprake is van een behoefte aan een bepaalde voorziening. Ook wordt in deze fase de zgn. “SER-ladder" gehanteerd. Deze komt er kort gezegd op neer dat eerst bestaande bebouwing en herstructurering worden benut, voordat er uitbreiding kan plaatsvinden.
Andere generieke beleidskeuzes betreffen de reserveringen voor waterveiligheid, randvoorwaarden voor externe veiligheid, grondwaterbeschermingsgebieden, bescherming van de ondergrond (aardkundige en archeologische waarden), landbouwontwikkelingsgebieden voor intensieve veehouderij, begrenzing van Nationale Landschappen, Natura 2000-gebieden, Ecologische Hoofdstructuur en verbindingszones etc. De generieke beleidskeuzes zijn veelal normstellend.
Toets aan generieke beleidskeuzes
Bij de afwegingen in de eerste fase "generieke beleidskeuzes" wordt opgemerkt dat de scouting Ootmarsum een nieuw onderkomen nodig heeft.
De scouting was gevestigd in de 'n Emter in Ootmarsum. Omdat deze locatie nodig was voor de uitbreiding van de school Meander, is een andere locatie voor de scouting gezocht. In eerste instantie werd een locatie gevonden aan de Alleeweg bij het sportpark. Deze locatie werd uiteindelijk niet geschikt bevonden. De scouting is vervolgens tijdelijk in de Scheepersschool in Ootmarsum gevestigd.
Gezocht is daarom naar een locatie waarbij aangesloten kan worden bij andere bestaande functies. Hiermee blijft de impact op het buitengebied zoveel mogelijk beperkt. Een dergelijke locatie is gevonden aan de rand van het bedrijventerrein De Mors, nabij het bergbezinkbassin. Ter plaatse is tevens een antennemast voor mobiele communicatie aanwezig. Door de aanwezigheid van die functies en de ligging grenzend aan het bedrijventerrein is sprake van een overgangszone tussen bestaand bebouwd gebied (bedrijventerrein) en het buitengebied. Hier komt bij dat het betreffende perceel is omzoomd met begroeiing, waardoor de nieuwe bebouwing op een goede wijze is ingepast in het landschap.
Vergelijkbare locaties, die eveneens een dergelijke geringe impact op het buitengebied hebben en waar een goede combinatie te maken is van bestaande en nieuwe functies zijn niet voorhanden.
Door gebruik te maken van gronden aan de rand van het bedrijventerrein De Mors waarop al twee functies aanwezig zijn, wordt voldaan aan de uitgangspunten van de Ser-ladder.
Ontwikkelingsperspectieven
Als uit de beoordeling in het kader van de generieke beleidskeuzes blijkt dat de voorgenomen ruimtelijke ontwikkeling aanvaardbaar is, vindt een toets plaats aan de ontwikkelingsperspectieven. In de Omgevingsvisie is een spectrum van zes ontwikkelperspectieven beschreven voor de groene en stedelijke omgeving. Met dit spectrum geeft de provincie ruimte voor het realiseren van de in de visie beschreven beleids- en kwaliteitsambities.
De ontwikkelperspectieven geven richting aan wat waar ontwikkeld zou kunnen worden. Daar waar generieke beleidskeuzes een geografische begrenzing hebben, zijn ze consistent doorvertaald in de ontwikkelingsperspectieven. De ontwikkelingsperspectieven zijn richtinggevend en bieden de nodige flexibiliteit voor de toekomst.
De locatie ligt, zoals hiervoor is beschreven, aan de rand van het bedrijventerrein De Mors in Ootmarsum in de groene omgeving. Op grond van de ontwikkelingsperspectievenkaart heeft de locatie de aanduiding 'buitengebied, accent veelzijdige gebruiksruimte' (zie afbeelding). Dit gebied kent een mixlandschap met landbouw, natuur, water en wonen als goede buren.
afbeelding 9 ontwikkelingsperspectievenkaart Omgevingsvisie Overijssel
Binnen dit ontwikkelingsperspectief zijn mogelijkheden voor landschapsontwikkeling, natuur, cultuurhistorie, vrije tijd, wonen en overige bedrijvigheid. De beoogde vestiging van de scouting aldaar past, mede gelet op de nu al aanwezig functies op die locatie, binnen dit perspectief.
Op basis van gebiedskenmerken in vier lagen (natuurlijke laag, laag van het agrarisch cultuurlandschap, stedelijke laag en lust- en leisure-laag) gelden specifieke kwaliteitsvoorwaarden en –opgaven voor ruimtelijke ontwikkelingen (zie afbeelding 8). Het is de vraag “hoe" een ontwikkeling invulling krijgt.
Aan de hand van de vier genoemde niveaus kan worden bezien of een ruimtelijke ontwikkeling mogelijk is en er behoefte aan is, waar het past in de ontwikkelingsvisie en hoe het uitgevoerd kan worden.
afbeelding 10 gebiedskenmerken Omgevingsvisie Overijssel
Toets aan de gebiedskenmerken
De
natuurlijke laag
geeft aan het gebied het kenmerk 'dekzandvlakte'. De afwisseling van opgewaaide ruggen en uitgesleten beekdalen en de daarbij horende hoogteverschillen kenmerken de dekzandvlaktes van Overijssel.
De specifieke kenmerken zijn ter plaatse van het bergbezinkbassin en de antennemast voor mobiele communicatie niet meer zichtbaar. De bouw van een accommodatie voor de scouting brengt daar geen verandering in. De specifieke kenmerken van de natuurlijke laag worden niet onevenredig aangetast.
De
laag van het agrarisch cultuurlandschap
kent het kenmerk 'maten- en flierenlandschap' aan het gebied toe.
Het maten en flierenlandschap is de natte contramal van het essen- en oude hoevenlandschap. Het zijn de beekdalen en laagtes tussen de essen met hun flanken en (voormalige) heidevelden. Kenmerkend zijn het hoge waterpeil, het onbebouwde karakter, de continuïteit van de beekloop, het lineaire landschap met open ‘kamers’ en coulissen en de duidelijk zichtbare overgang naar hogere gronden.
Met de ontwikkeling van het bedrijventerrein De Mors en de aanleg van het bergbezinkbassin zijn de specifieke kenmerken van deze laag verdwenen. Buiten de stedelijke contour van het bedrijventerrein zijn deze kenmerken, zij het niet allemaal, overigens wel weer te herkennen. Met name de open 'kamers' en de coulissen. De gewenste herinvulling brengt hierin geen verandering waardoor de specifieke kenmerken van deze laag niet onevenredig worden aangetast.
Beschreven is dat de locatie binnen de groene omgeving ligt en dus niet binnen de
stedelijke laag
. Deze laag is opgenomen om de ingeklemde ligging in het bedrijventerrein, dat wel als stedelijk gebied is aangegeven, weer te geven. Uit het betreffende fragment is af te leiden dat de locatie eigenlijk binnen de stedelijke contour van het bedrijventerrein is gesitueerd. Het bergbezinkbassin en de antennemast voor mobiele communicatie zijn elementen die ook binnen een bedrijventerrein passen.
Het plangebied heeft binnen de
lust- en leisurelaag
het kenmerk 'donkerte'. Met dit kenmerk wordt het contrast tussen lichte en donkere en drukke en stille gebieden weergegeven. De ‘donkere’ gebieden hebben een rustig en onthaast karakter en vormen hiermee een eigen kwaliteit voor mens en dier. Donkere gebieden vragen om een minimaal noodzakelijke toepassing van kunstlicht.
Gelet op de ligging bij het bedrijventerrein zal de extra verlichting van het clubgebouw, voor zover dat in de avond en nacht brand, niet onevenredig toenemen.
Conclusie ten aanzien van het provinciale beleid:
Geconcludeerd kan worden dat het in deze ruimtelijke onderbouwing beschreven project volledig in overeenstemming is met het in de Omgevingsvisie Overijssel 2009 verwoorde provinciaal ruimtelijk beleid.