Cellenkampstraat Ootmarsum

6.2 Archeologie

De Wet archeologische monumentenzorg (2007) is een wijziging op de Monumentenwet 1998. De Wamz maakt onderdeel uit van de Monumentenwet 1998 (hoofdstuk V) en regelt de bescherming van archeologisch erfgoed in ruimtelijke plannen. In voorliggend geval is sprake van een projectafwijkingsbesluit, waarbij artikel 41 van de Monumentenwet van toepassing is. Dit artikel stelt dat:

• 1. De aanvrager van een omgevingsvergunning voor een activiteit als bedoeld in artikel 2.1, eerste lid, onderdeel c, van de Wet algemene bepalingen omgevingsrecht kan in het belang van de archeologische monumentenzorg worden verplicht een rapport over te leggen, waarin de archeologische waarde van het terrein dat blijkens de aanvraag zal worden verstoord naar het oordeel van het bevoegd gezag als bedoeld in artikel 1.1 van die wet in voldoende mate is vastgesteld.
• 2. De aanvrager van een omgevingsvergunning voor een sloopactiviteit als bedoeld in artikel 2.1, eerste lid, onderdeel h, van de Wet algemene bepalingen omgevingsrecht kan in het belang van de archeologische monumentenzorg worden verplicht een rapport over te leggen, waarin de archeologische waarde van de bodem onder het te slopen bouwwerk naar het oordeel van het bevoegd gezag als bedoeld in artikel 1.1 van die wet in voldoende mate is vastgesteld.

Bureau Baac heeft voor het grondgebied van de gemeente Dinkelland een inventarisatie opgesteld van de archeologische verwachtingen. Het plangebied is getoetst aan de archeologische verwachtingskaart. Een uitsnede van de kaart is opgenomen in figuur 6.3.

Figuur 6.3. Detailuitsnede uit de archeologische verwachtingskaart (Bron: Gemeente Dinkelland)

Het plangebied op de archeologische verwachtingskaart getypeerd als 'dekzandhoogten en ruggen met een plaggendek'.

De archeologische verwachting in deze gebieden is hoog voor resten uit alle perioden. Archeologische resten zijn afgedekt door een plaggendek en daardoor minder kwetsbaar voor bodemingrepen. Archeologische resten zijn hierdoor goed geconserveerd. In deze gebieden is nader archeologisch onderzoek noodzakelijk als het plangebied groter is dan 2500 m² en er bodemingrepen dieper dan 40 cm worden gedaan. Onderhavig plangebied is aanzienlijk kleiner dan de gestelde 2500 m² waardoor geen nader onderzoek noodzakelijk is.

De regioarcheoloog heeft verzocht dat de initiatiefnemer bij het uitgraven van de bouwput aan amateur-archeologen van de AWN en de Heemkunde Ootmarsum de gelegenheid biedt om archeologische waarnemingen te doen en eventuele vondsten te bergen. Dit mede gelet op de vondsten in de Kloostertuin. Daartoe zou het vlak in de bouwkuip één of twee dagen open moeten liggen. Het gaat hierbij om vrijwillige medewerking.