De regelgeving op het gebied van de externe veiligheid heeft als doel de risico's waaraan burgers in hun leefomgeving worden blootgesteld door activiteiten met gevaarlijke stoffen tot een aanvaardbaar minimum te beperken. Deze regels, zoals het 'Besluit externe veiligheid inrichtingen' (Bevi) en de 'circulaire Risiconormering vervoer gevaarlijke stoffen' leggen steeds een koppeling tussen ruimtelijke ordening en risicodragende activiteiten in of naast een plangebied.
Externe veiligheid is het vakgebied dat zich bezighoudt met industriële risico's en de invloed van die risico's op de samenleving. Industriële risico's zitten zowel in het produceren, verwerken en opslaan van gevaarlijke stoffen als het transporteren ervan. Het gaat steeds om grote hoeveelheden gevaarlijke stoffen. Het externe veiligheidsbeleid kent twee pijlers: het plaatsgebonden risico en het groepsrisico.
Het plaatsgebonden risico wordt bepaald op basis van de risicobron en wordt gebruikt om het minimum beschermingsniveau waar de samenleving recht op heeft aan te geven. Dit minimum beschermingsniveau wordt uitgedrukt in een grenswaarde en kan ruimtelijk worden weergegeven als een contour. Het ruimtebeslag van deze contour is veelal beperkt.
Met het groepsrisico wordt aangegeven welk beschermingsniveau ontstaat als mensen (omdat ze wonen, werken, recreëren in de nabije omgeving) en industriële risico's bij elkaar in de buurt komen. Verder dient het groepsrisico om een afweging te kunnen maken over de wenselijkheid van de voorgenomen activiteit (herbestemming, verdichting, etc.) in relatie tot de risicobron.
In de volgende besluiten zijn de risiconormen voor externe veiligheid voor bedrijven met gevaarlijke stoffen, ondergrondse leidingen en transportroutes voor gevaarlijke stoffen vastgelegd.
De uitvoering van het externe veiligheidsbeleid is vooral een taak van gemeenten en provincies. Het Besluit Externe Veiligheid Inrichtingen (BEVI) is in oktober 2004 in werking getreden. Met het BEVI zijn de risiconormen voor externe veiligheid met betrekking tot bedrijven met gevaarlijke stoffen wettelijk vastgelegd. Het Besluit heeft als doel zowel individuele als groepen burgers een minimum beschermingsniveau te bieden tegen een ongeval met gevaarlijke stoffen.
Op 1 januari 2011 is voor ondergrondse leidingen het Besluit Externe Veiligheid Buisleidingen (BEVB) in werking getreden.
Het externe veiligheidsbeleid voor buisleidingen is in lijn gebracht met het beleid voor inrichtingen en voor vervoer van gevaarlijke stoffen over weg, water en spoor. In het BEVB wordt gebruik gemaakt van de begrippen plaatsgebonden risico en groepsrisico. Tevens geldt een belemmeringenstrook van 4 of 5 meter aan weerszijde van de leiding die vrij moet blijven van bebouwing.
Voor het transport van gevaarlijke stoffen zal naar verwachting in 2012 het Besluit Transportroutes Externe Veiligheid (BTEV) in werking treden. Tot de inwerkingtreding van BTEV is de circulaire Risiconormering vervoer gevaarlijke stoffen van toepassing.
De Circulaire risiconormering vervoer gevaarlijke stoffen bevat onder meer regels voor besluiten die samenhangen met de aanleg of aanpassing van infrastructuur.
Beleidsnota Extern veiligheidsbeleid “Hoe veilig wil de gemeente Dinkelland zijn?” (2007)
De gemeente Dinkelland heeft de verplichtingen zoals vastgelegd in het BEVI, BEVB en BTEV omgezet in lokaal beleid.
De gemeente Dinkelland heeft gemeentelijk beleid ten aanzien van externe veiligheid opgesteld (Beleidsnota Extern veiligheidsbeleid “Hoe veilig wil de gemeente Dinkelland zijn?”, vastgesteld 20 maart 2007). Hieruit blijkt dat het vervoer van gevaarlijke stoffen binnen de gemeente plaatsvindt over de weg. Hierbij bestaan geen risicovolle aandachts- of knelpunten.
Relatie plangebied
Voor de bepaling van de risicogevoelige en risicovolle inrichtingen in het plangebied kan ondermeer gebruik worden gemaakt van de risicokaart van de provincie Overijssel.
Figuur 9. Uitsnede risicokaart provincie Overijssel
Volgens deze kaart zijn in of in de nabijheid van het plangebied geen risicovolle inrichtingen gelegen. Wel zijn er twee pijpleidingen gelegen in het plangebied van de Gasunie en van de Nederlandse Aardolie Maatschappij. Bij de corridor van buisleidingen van de NAM is een risicocontour opgenomen.
De leiding die de Alleeweg (horizontaal) in de kern volgt heeft 4,5 inch doorsnede, met een druk van 40 bar. De verticale leiding heeft een doorsnede van 12,75 inch met druk van 66 bar.
In geval van aardgastransportleidingen en vervoer van brandbare vloeistoffen door buisleidingen gelden de zoneringsafstanden uit de BEVB. Er geldt zowel een toetsingsafstand waarbinnen de wenselijkheid van ruimtelijke ontwikkelingen moet worden afgewogen, als een bebouwingsafstand waarbinnen de realisatie van kwetsbare objecten niet is toegestaan. Binnen deze contour mogen geen nieuwe gevoelige bestemmingen worden gerealiseerd.
Het voorliggende bestemmingsplan heeft een beheersmatig karakter en maakt geen nieuwe bouwtitels nabij genoemde buisleidingen mogelijk. Daarnaast worden ook geen nieuwe bronnen toegestaan. De bestaande bronnen hebben geen juridische consequenties anders dan het positief bestemming van de buisleiding met bijbehorende leidingszone, voor de voorliggende planregeling. De huidige situatie heeft geen invloed op een overschrijding van het plaatgebonden risico en het groepsrisico. Geconcludeerd kan worden dat voorliggend plan aan de normen voor externe veiligheid voldoet.