Het ruimtelijke beeld van het plangebied wordt bepaald door de samenhangende lijnen en velden van de wegenstructuur, de groen- en waterstructuur en de bebouwingsstructuur en de oriëntatiepunten in het gebied. Tezamen vormen deze het ruimtelijk raamwerk. De verschillende structuren in bebouwing en groenvoorziening worden hieronder beschreven.
De bebouwing in Ootmarsum is tot aan de Tweede Wereldoorlog voor een voor een groot gedeelte beperkt gebleven tot het gebied binnen de wallen. Alleen langs de invalswegen is oudere bebouwing te vinden. Deze linten maakten deel uit van de oude handelsroutes en vormden de basis voor de eerste uitbreidingen buiten de omwalling. De eerste planmatige uitbreiding van Ootmarsum vond plaats in de jaren ’30 en ‘40 van de vorige eeuw, aan de oostzijde van de kern. Het woongebied bestaat hier voornamelijk uit een stroken en blokverkaveling. De woningen hebben een traditionele bouwstijl van twee lagen en een zadelkap. Aan het eind van 20ste eeuw werd de kern uitgebreid met woongebieden met een individuele bouw: het gebied ten oosten van de Wildehof Vinke I en II, het Stobbenkamp en het Villapark. Aan de noordoostzijde van de stad liggen de uitgestrekte bedrijventerrein De Mors en de Eerste Stegge. Op deze gronden zijn uitsluitend plaatsgebonden bedrijven binnen de milieucategorie I tot en met IV toegestaan.
Ootmarsum is grofweg in drie soorten gebieden in te delen namelijk het woongebied, het centrum en het bedrijventerrein. In onderhavig bestemmingsplan ligt de nadruk op de bestaande woongebieden. Typerend voor deze woongebieden is het rechthoekige stratenpatroon, ruime opzet van de woningen op de kavel en verspringingen in de rooilijn.
De kleine stad is gelegen op de stuwwal Ootmarsum-Uelsen. De stuwwallen zijn in het landschap herkenbaar als hoge en lagere heuvelcomplexen en worden versneden door enkele goed ontwikkelde dalen. De vorm van de stuwwal van Ootmarsum is in de eerste plaats door de stuwing van het landijs bepaald. Het stuwwalcomplex vormt voor een uitbreiding in noordelijke en noordwestelijke richting een zwaarwegende belemmering. Ten oosten van de stuwwal strekte zich een brede gordel met lage of zelfs moerassige gronden uit. Zo bood het geaccidenteerde landschap met de vele vochtige gronden een natuurlijke bescherming. Dit landschapsbeeld is herkenbaar wanneer er gekeken wordt naar de Rondweg. Langs de Rondweg liggen op enkele plaatsen nog open natte groene weiden.
Het landschap in de directe omgeving van de bebouwde kom heeft een matig open karakter als gevolg van het reliëf met steilrandjes en de afwisseling op korte afstand van opgaand bos met heide, hakhout, singels, houtwallen, knotbomen en enkele beekjes.
Te midden van het overwegend besloten en kleinschalige landschap liggen de grotere open akkercomplexen (essen) en de jonge heideontginningen uit de 19de en begin 20ste eeuw. Ook de landschappelijke kwaliteiten spelen een rol van betekenis. Dit geldt met name ten zuidwesten van Ootmarsum, gelet op de daar gelegen waardevolle essen.
Binnen het stadhart is de groenvoorziening beperkt. Buiten het centrum zijn er meerdere groenvoorzieningen die de kern karakteriseert en complimenteert. Bijzondere vermelding verdient het historisch groenelement de "Engels' Tuin", een restant van het hoofdhof van Ootmarsum. Dit is een park met vijver en vrijstaande boombeplanting.
Figuur 3. Foto Engels' Tuin