direct naar inhoud van Artikel 11 Wonen
Plan: Ootmarsum - Centrum
Status: vastgesteld
Plantype: bestemmingsplan
IMRO-idn: NL.IMRO.1774.OOTBPCENTRUM-0401

Artikel 10 Wonen

 

10. 1.    Bestemmingsomschrijving

De voor ‘Wonen’ aangewezen gronden zijn bestemd voor:

a.    woonhuizen, al dan niet in combinatie met ruimte voor:

1.    een aan-huis-verbonden beroep;

2.    mantelzorg;

b.    een garage, ter plaatse van de aanduiding “garage”;

c.    bijgebouwen en overkappingen;

met daaraan ondergeschikt:

d.    groenvoorzieningen;

e.    parkeervoorzieningen;

f.     speelvoorzieningen;

g.    paden;

met de daarbijbehorende:

h.    tuinen, erven en terreinen;

i.      bouwwerken, geen gebouwen zijnde.

10. 2.    Bouwregels

10. 2. 1. Voor het bouwen van de in lid 10.1. lid a genoemde hoofdgebouwen gelden de volgende regels:

a.    als hoofdgebouw mogen uitsluitend woonhuizen worden gebouwd;

b.    een hoofdgebouw zal binnen een bouwvlak worden gebouwd;

c.    de goot- en bouwhoogte van een hoofdgebouw zal ten minste respectievelijk ten hoogste de ter plaatse van de aanduiding “minimale - maximale goot- en bouwhoogte (m)” aangegeven hoogte bedragen.

10. 2. 2. Voor het bouwen van de in lid 10.1. lid b genoemde gebouwen gelden de volgende regels:

a.    een garage mag uitsluitend worden gebouwd ter plaatse van de aanduiding “garage”;

b.    een garage zal binnen een bouwvlak worden gebouwd;

c.    de goot- en bouwhoogte van een garage zal ten minste respectievelijk ten hoogste de ter plaatse van de aanduiding “minimale - maximale goot- en bouwhoogte (m)” aangegeven hoogte bedragen.

10. 2. 3. Voor het bouwen van bijgebouwen en overkappingen gelden de volgende regels:

a.    de bijgebouwen en overkappingen zullen ten minste 3,00 m achter de voorgevel van het hoofdgebouw dan wel het verlengde daarvan worden gebouwd;

b.    de bijgebouwen en overkappingen zullen ten minste 1,00 m vanaf de zijdelingse bouwperceelgrens dan wel op de zijdelingse bouwperceelgrens gebouwd;

c.    de gezamenlijke oppervlakte van de bijgebouwen en overkappingen bij een hoofdgebouw zal ten hoogste 55 m² bedragen, met dien verstande dat:

-       de gezamenlijke oppervlakte van de bijgebouwen en overkappingen ten hoogste 50% van de oppervlakte van het erf zal bedragen;

d.    de goothoogte van een aangebouwd bijgebouw zal ten hoogste gelijk zijn aan de hoogte van de eerste bouwlaag van het hoofdgebouw, met dien verstande dat de goothoogte niet meer zal bedragen dan de goothoogte van het hoofdgebouw;

e.    de bouwhoogte van een aangebouwd bijgebouw zal ten minste 1,00 m lager zijn dan de bouwhoogte van het hoofdgebouw;

f.     de goothoogte van een vrijstaand bijgebouw zal ten hoogste 3,00 m bedragen;

g.    de bouwhoogte van een vrijstaand bijgebouw zal ten hoogste 6,00 m bedragen;

h.    de bouwhoogte van een overkapping zal ten hoogste 3,00 m bedragen.

10. 2. 4. Voor het bouwen van bouwwerken, geen gebouwen zijnde, gelden de volgende regels:

a.    de bouwhoogte van erf- en terreinafscheidingen zal ten hoogste 1,00 m bedragen met dien verstande dat de bouwhoogte van erf- en terreinafscheidingen op een afstand van meer dan 3,00 m achter de voorgevel van het hoofdgebouw dan wel het verlengde daarvan, ten hoogste 2,00 m zal bedragen;

b.    de bouwhoogte van overige bouwwerken, geen gebouwen zijnde, zal ten hoogste 3,00 m bedragen.

10. 3.    Nadere eisen

Burgemeester en Wethouders kunnen, ten behoeve van de cultuurhistorische en ruimtelijke waarden van het beschermd stadsgezicht, een goede woonsituatie, de sociale veiligheid, de verkeersveiligheid en de gebruiksmogelijkheden van de aangrenzende gronden, nadere eisen stellen aan de plaats en de afmetingen van de bebouwing, mits:

-       vooraf advies is ingewonnen van de gemeentelijke monumentencommissie.

10. 4.    Ontheffing van de bouwregels

Burgemeester en Wethouders kunnen, mits geen onevenredige afbreuk wordt gedaan aan de cultuurhistorische en ruimtelijke waarden van het beschermd stadsgezicht, het straat- en bebouwingsbeeld, de woonsituatie, de verkeersveiligheid en de gebruiksmogelijkheden van de aangrenzende gronden, ontheffing verlenen van:

a.    het bepaalde in lid 10.2.3. sub b en toestaan dat bijgebouwen en overkappingen minder dan 3,00 m achter de voorgevel van het hoofdgebouw dan wel het verlengde daarvan worden gebouwd, mits:

1.    hierdoor geen onevenredige verstoring optreedt in de gevelwand waarin de betreffende gevel zich bevindt;

2.    vooraf advies is ingewonnen van de gemeentelijke monumentencommissie;

b.    het bepaalde in lid 10.2.3. sub c en toestaan dat de gezamenlijke oppervlakte van bijgebouwen en overkappingen bij een hoofdgebouw wordt vergroot tot ten hoogste 100 m², mits:

1.    het een vergroting betreft ten behoeve van de huisvesting van mindervaliden en zorgbehoeftigen, waarbij op basis van een besluit van de Wet Maatschappelijke Ondersteuning of een verklaring van de GGD dient te worden aangetoond dat de gewenste uitbreiding noodzakelijk is;

2.    de gezamenlijke oppervlakte van de bijgebouwen en overkappingen ten hoogste 100% van de oppervlakte van het hoofdgebouw bedraagt;

3.    vooraf advies is ingewonnen van de gemeentelijke monumentencommissie.

10. 5.    Specifieke gebruiksregels

Tot een gebruik strijdig met deze bestemming, wordt in ieder geval gerekend:

a.    het gebruik van vrijstaande bijgebouwen voor bewoning;

b.    het gebruik van vrijstaande bijgebouwen voor een aan-huis-verbonden beroep, met uitzondering van voor de bedrijvigheid ondersteunende functies, zoals opslag;

c.    het gebruik van de gronden en bouwwerken ten behoeve van een aan-huis-verbonden beroep, indien:

1.    het beroep niet wordt uitgeoefend door één van de bewoners van het woonhuis, waarbij één andere arbeidskracht ter plekke werkzaam mag zijn;

2.    het bedrijfsvloeroppervlak meer bedraagt dan 30% van de totale gezamenlijke begane vloeroppervlakte van de aanwezige bebouwing op het bouwperceel;

3.    het bedrijfsvloeroppervlak meer bedraagt dan 50 m²;

4.    parkeren niet op eigen erf plaatsvindt;

5.    detailhandel plaatsvindt anders dan productiegebonden detailhandel;

d.    het gebruik van de gronden en bouwwerken ten behoeve van bedrijvigheid, anders dan in de vorm van:

1.    een aan-huis-verbonden beroep;

2.    mantelzorg;

e.    het gebruik van de gronden en bouwwerken ten behoeve van verblijfsrecreatieve doeleinden;

f.     het gebruik van de gronden en bouwwerken ten behoeve van horecadoeleinden.

10. 6.    Ontheffing van de gebruiksregels

Burgemeester en Wethouders kunnen, mits geen onevenredige afbreuk wordt gedaan aan de cultuurhistorische en ruimtelijke waarden van het beschermd stadsgezicht, de woonsituatie, de milieusituatie, de verkeersveiligheid en de gebruiksmogelijkheden van de aangrenzende gronden ontheffing verlenen van: 

a.    het bepaalde in lid 10.5. sub a en toestaan dat vrijstaande bijgebouwen worden gebruikt ten behoeve van mantelzorg, mits:

1.    er aantoonbaar sprake is van een zorgbehoefte welke tijdelijk van aard is;

2.    er sprake blijft van één huishouden;

3.    het gebruik van het bijgebouw als afhankelijke woonruimte geen onevenredige afbreuk doet aan de woonsituatie, de milieusituatie en de gebruiksmogelijkheden van de aangrenzende gronden;

b.    het bepaalde in lid 10.5. sub d en toestaan dat de gebouwen worden gebruikt ten behoeve van kleinschalige bedrijfsmatige activiteiten, mits:

1.    de bedrijfsvloeroppervlakte niet meer bedraagt dan 30% van de totale gezamenlijke begane vloeroppervlakte van de aanwezige bebouwing op het bouwperceel, met dien verstande dat de bedrijfsvloeroppervlakte niet meer dan 50 m² mag bedragen;

2.    de woonfunctie niet onevenredig wordt aangetast;

3.    het uiterlijk van de betreffende woning niet wordt aangetast;

4.    vrijstaande bijgebouwen niet worden gebruikt ten behoeve van kleinschalige bedrijfsmatige activiteiten, met uitzondering van voor de bedrijvigheid ondersteunende functies, zoals opslag;

5.    het beroep wordt uitgeoefend door één van de bewoners van het woonhuis, waarbij één andere arbeidskracht ter plekke werkzaam mag zijn;

6.    het niet gaat om vormen van horeca en detailhandel, anders dan productiegebonden detailhandel, prostitutie, een prostitutiebedrijf of een sexinrichting;

7.    de activiteiten niet vergunningsplichtig zijn ingevolge de Wet milieubeheer;

8.    het parkeren op het eigen erf plaatsvindt;

c.    het bepaalde in lid 10.5. sub e en toestaan dat de gronden en bouwwerken in combinatie met het wonen worden gebruikt voor logiesverstrekking ten behoeve van recreatieve bewoning in de vorm van bed-and-breakfast, mits:

1.    de logiesverstrekking plaatsvindt binnen het bestaande hoofdgebouw. Er wordt uitgegaan van een bestaande entree (deur);

2.    er maximaal twee kamers gerealiseerd worden gezamenlijk voor maximaal 5 personen;

3.    er geen keukenblok in de wooneenheden wordt gemaakt;

4.    het parkeren op het eigen erf plaatsvindt;

5.    er geen extra inrit wordt aangelegd in verband met de vestiging;

6.    de vestiging alleen is toegestaan aan een verkeersontsluiting van vol­doende omvang;

7.    er geen sprake is van onevenredige schade voor de aangrenzende bedrijven, in dié zin dat de bedrijven in hun ontwikkelingsmogelijkheden worden beperkt.