2.1 Rijksbeleid
Structuurvisie Infrastructuur er Milieu
Minister Schultz van Haegen heeft op 14 juni 2011 de nieuwe Structuurvisie Infrastructuur en Ruimte (SVIR) met bijbehorende stukken als ontwerp aangeboden aan de Tweede Kamer. De structuurvisie is op 13 maart 2012 vastgesteld. In de nieuwe Structuurvisie Infrastructuur en Ruimte (SVIR) staan de plannen voor ruimte en mobiliteit. Zo beschrijft het kabinet in de Structuurvisie in welke infrastructuurprojecten zij de komende jaren wil investeren. En op welke manier de bestaande infrastructuur beter benut kan worden. Provincies en gemeentes krijgen in de plannen meer bewegingsvrijheid op het gebied van ruimtelijke ordening. De nieuwe Structuurvisie Infrastructuur en Ruimte vervangt verschillende bestaande nota’s zoals: de Nota Ruimte, de Nota Mobiliteit, de agenda Landschap en de agenda Vitaal Platteland.
Het Rijk stelt heldere ambities voor Nederland in 2040; een visie hoe Nederland er in 2040 voor moet staan. Dit doet het Rijk op basis van de (inter)nationale ontwikkelingen die de ruimtelijke en mobiliteitsopgaven zowel bovengronds als ondergronds richting 2040 bepalen. Zo werkt het Rijk aan een concurrerend, bereikbaar, leefbaar en veilig Nederland.
Het Rijk kiest drie doelen om Nederland concurrerend, bereikbaar, leefbaar en veilig te houden voor
de middellange termijn (2028):
- Het vergroten van de concurrentiekracht van Nederland door het versterken van de ruimtelijk-economische structuur van Nederland;
- Het verbeteren en ruimtelijk zekerstellen van de bereikbaarheid waarbij de gebruiker voorop staat;
- Het waarborgen van een leefbare en veilige omgeving waarin unieke natuurlijke en cultuurhistorische waarden behouden zijn.
Het Rijk benoemt 13 nationale belangen; hiervoor is het Rijk verantwoordelijk en wil het resultaten boeken. Deze belangen zijn gelijkwaardig aan elkaar en beïnvloeden elkaar onderling. In de SVIR is een eerste integrale afweging gemaakt van deze belangen. Dit heeft als gevolg dat het Rijk in gebieden of projecten een gebieds- of projectspecifieke afweging zal maken. Indien nodig maakt het Rijk duidelijk welke nationale belangen voorgaan.
- Een excellente ruimtelijk-economische structuur van Nederland door een aantrekkelijk vestigingsklimaat in en goede internationale bereikbaarheid van de stedelijke regio’s met een concentratie van topsectoren (nationaal belang 1)
- Ruimte voor het hoofdnetwerk voor (duurzame) energievoorziening en de energietransitie (nationaal belang 2)
- Ruimte voor het hoofdnetwerk voor vervoer van (gevaarlijke) stoffen via buisleidingen (nationaal belang 3)
- Efficiënt gebruik van de ondergrond (nationaal belang 4)
- Een robuust hoofdnet van wegen, spoorwegen en vaarwegen rondom en tussen de belangrijkste stedelijke regio’s inclusief de achterlandverbindingen (nationaal belang 5)
- Betere benutting van de capaciteit van het bestaande mobiliteitssysteem (nationaal belang 6)
- Het in stand houden van het hoofdnet van wegen, spoorwegen en vaarwegen om het functioneren van het mobiliteitssysteem te waarborgen (nationaal belang 7)
- Verbeteren van de milieukwaliteit (lucht, bodem, water) en bescherming tegen geluidsoverlast en externe veiligheidsrisico’s (nationaal belang 8)
- Ruimte voor waterveiligheid, een duurzame zoetwatervoorziening en kaders voor klimaatbestendige stedelijke (her)ontwikkeling (nationaal belang 9)
- Ruimte voor behoud en versterking van (inter)nationale unieke cultuurhistorische en natuurlijke kwaliteiten (nationaal belang 10)
- Ruimte voor een nationaal netwerk van natuur voor het overleven en ontwikkelen van flora- en faunasoorten (nationaal belang 11)
- Ruimte voor militaire terreinen en activiteiten (nationaal belang 12)
- Zorgvuldige afweging en transparante besluitvorming bij alle ruimtelijke en infrastructurele besluiten (nationaal belang 13)
De 13 nationale belangen zijn voornamelijk van toepassing op projecten met een hoog schaalniveau. Kleine projecten, zoals de uitbreiding van een agrarisch bouwvlak, zijn van een dusdanig geringe omvang dat beïnvloeding van de 13 nationale belangen uitgesloten is. Wel is het mogelijk om enkele speerpunten door vertalen naar het onderhavige verzoek. En moet ruimte zijn voor behoud van natuurlijke kwaliteiten en er moet ruimte blijven voor flora- en fauna. Doorvertaald naar het onderhavige verzoek betekent dit dat de voorgenomen uitbreiding van het agrarisch bouwvlak geen negatieve effecten mag veroorzaken op deze deelaspecten. In paragraaf 3.7 en paragraaf 3.8 wordt dit nader uiteengezet. De conclusie is dat gelet op de landschappelijke inpassing het plan geen afbreuk doet aan landschappelijke waarden en dat geen kwetsbare dier- of plantensoorten worden verstoord. Het onderhavige verzoek is niet in strijd met de uitgangspunten en nationale belangen van de Structuurvisie Infrastructuur en Milieu.
Nationaal Milieubeleidsplan 4
Het nationale milieubeleid is vastgelegd in de nota 'Een wereld en een wil: werken aan duurzaamheid' (2001). De nota beschrijft de ingrijpende (inter-)nationale veranderingen en maatregelen die nodig zijn om de gewenste milieusituatie in 2030 te realiseren. Volgens het NMP moet het milieubeleid - hier en nu, maar ook elders en later - een bijdrage leveren aan een gezond en veilig leven, in een aantrekkelijke leefomgeving en te midden van een vitale natuur. De mondiale biodiversiteit mag niet worden aangetast en natuurlijke hulpbronnen mogen niet worden uitgeput. Het NMP4 noemt zeven grote problemen, die in de periode tot 2030 zoveel mogelijk moet worden afgewend: verlies aan biodiversiteit, klimaatverandering, overexploitatie van natuurlijke hulpbronnen, bedreigingen van de externe veiligheid, aantasting van de leefomgeving en mogelijke onbeheersbare risico's. Voor de gewenste oplossingen worden doelstellingen geformuleerd op het gebied van onder meer emissies, energie, biodiversiteit en natuurlijke hulpbronnen, externe veiligheid, gezondheid en leefomgeving. Nieuwe instrumenten zijn bijvoorbeeld verhandelbare emissies, heffingen of belastingen op milieugrondslag en het sluiten van convenanten.
De uitbreiding van het agrarisch bouwperceel aan de Alleeweg 10 te Agelo is niet strijdig met het nationaal ruimtelijk beleid en voldoet aan alle milieukwaliteitseisen en wetgeving.
Nationaal Landschap
De Tweede Kamer heeft bij de behandeling van de Nota Ruimte (voorjaar 2006) aangegeven het landschap te willen behouden en te ‘ontwikkelen met kwaliteit'. De twintig Nationale Landschappen die zijn aangewezen fungeren als de visitekaartjes van het Nederlandse platteland. De status ‘Nationaal Landschap' houdt in dat de overheid extra aandacht geeft aan deze gebieden en dat er extra financiële middelen worden vrijgemaakt. Met dit geld kunnen de zogenoemde kernkwaliteiten van Nationale Landschappen worden behouden en versterkt, en kunnen de gebieden nog aantrekkelijker worden gemaakt voor recreatie. De provincies zijn verantwoordelijk voor de uitwerking en uitvoering van het beleid voor Nationale Landschappen. In hun uitvoeringsplannen beschrijven de provincies hoe ze de kernkwaliteiten van het betreffende Nationale Landschap willen behouden, beheren en versterken. Vervolgens maken zij afspraken met de gemeentes en andere partijen over de wijze waarop de provinciale plannen doorwerken, bijvoorbeeld in bestemmingsplannen. Er zijn geen extra wettelijke voorwaarden voor de Nationale Landschappen. Wel geldt binnen de grenzen van een Nationaal Landschap een extra kwaliteitsbeleid. Binnen de aangewezen snelwegpanorama's, die allen binnen de Nationale Landschappen liggen, is extra aandacht voor de kwaliteit openheid. Ruimtelijke ontwikkelingen zijn mogelijk, zolang de kernkwaliteiten worden behouden of versterkt (ja-mits principe). Verder kunnen er nieuwe woningen voor de eigen bevolkingsgroei worden gebouwd (‘migratiesaldo 0') en er is ruimte voor lokale en regionale bedrijvigheid. De provincies stellen de exacte begrenzing van het Nationale Landschap in hun beleid vast. De gehele gemeente Dinkelland behoort tot het nationaal landschap Noordoost-Twente. Kernkwaliteiten van dit landschap zijn kleinschalig en geaccidenteerd, groen karakter en samenhangend complex van beken, essen, kampen en moderne ontginningen. De gehele gemeente Dinkelland, en dus ook de locatie aan de Alleeweg 10 te Agelo is in dit nationaal landschap gelegen. Er worden geen kernkwaliteiten aangetast. Ten behoeve van het behouden van de waardevolle landschappelijke waarden zal aan de uitbreiding van het agrarisch bouwperceel de voorwaarde worden verbonden dat het perceel landschappelijk moet worden ingepast.
Vierde nota waterhuishouding
De Vierde Nota Waterhuishouding uit 1999 heeft als kernpunten onder andere een versterkte uitvoering van integraal waterbeheer en het beheer van stedelijke watersystemen. Het Rijk streeft naar afstemming en integratie van het waterbeheer in het landelijk en stedelijk gebied. Gemeenten en waterschappen moeten komen tot een gemeenschappelijke visie op het waterbeheer in zowel de bebouwde kom als het buitengebied. Het Rijk streeft ernaar zoveel mogelijk aan te sluiten op de natuurlijke waterbalans van een gebied en de eigen waterkwaliteit.
Met de uitbreiding van het agrarisch bouwperceel aan de Alleeweg 10 te Agelo wordt de waterhuishouding niet aangetast. In het kader van het bestemmingsplan wordt de watertoets doorlopen welke inzicht geeft in de effecten op de waterhuishouding. De voorgenomen ontwikkeling is niet in strijd met de Vierde nota waterhuishouding.
Anders omgaan met water, Waterbeleid 21e eeuw
De rijksnota Anders omgaan met water, Waterbeleid in de 21e eeuw heeft als doelstelling een ander waterbeleid te realiseren. Door anders om te gaan met water moet er geanticipeerd worden op een stijgende zeespiegel, een stijgende rivierafvoer, bodemdaling en een toename van de neerslag. Nieuwe ruimtelijke besluiten mogen de problematiek van veiligheid en wateroverlast niet ongemerkt vergroten. Bij nieuwe ruimtelijke besluiten moeten de gevolgen voor veiligheid en wateroverlast expliciet in beeld worden gebracht in een aparte paragraaf in de nota van toelichting en onderdeel vormen van de integrale afweging.
De nota geeft twee drietrapsstrategieën als uitgangspunten:
- voor waterkwantiteit (vasthouden, bergen en afvoeren);
- voor waterkwaliteit (schoonhouden, scheiden en zuiveren).
Deze strategieën vertalen zich voor het stedelijk gebied in aandachtspunten als: meer ruimte voor water en een relatie tussen het stedelijk water en het water in het omliggende gebied, vergroting van het waterbergend vermogen met name in de stadsranden, verbetering van de waterkwaliteit, vergroting van de belevingswaarde van water, en kansen voor natuur en recreatie in en rondom stedelijk water.
Bij de uitbreiding van het agrarisch bouwperceel aan de Alleeweg 10 te Agelo wordt gestreefd naar een zo duurzaam mogelijke waterhuishouding. In het kader van het bestemmingsplan wordt de watertoets doorlopen welke inzicht geeft in de effecten op de waterhuishouding. Het hemelwater afkomstig van het agrarisch bedrijf zal ter plaatse worden geinfiltreerd. Hierdoor wordt het water in het gebied opgevangen. Overtollig hemelwater wordt vervolgens naar de nabijgelegen sloot afgevoerd.