De soortenbescherming vindt primair plaats via de Flora- en faunawet. Op grond van deze wet mogen er geen beschermde planten en dieren (en hun verblijfsplaatsen), die in de wet zijn aangewezen, verstoord worden. Onder voorwaarden is ontheffing van deze verbodsbepalingen mogelijk. Voor soorten die vermeld staan op bijlage IV van de Habitatrichtlijn en een aantal Rode-Lijst soorten zijn deze voorwaarden zeer streng. Het plangebied is thans braakliggend. De voormalige bebouwing is reeds gesloopt. Het plangebied is gelegen binnen stedelijk gebied en leent zich niet voor een habitat die geschikt is voor beschermde dieren- en plantensoorten. Het perceel ligt in een bebouwingslint net buiten de voormalige vestingswallen. Gezien de beperkte schaal van de ingreep zal er geen negatieve invloed op (beschermde) soorten optreden.
Bij uitvoering van de werkzaamheden bestaat altijd het risico dat eventuele broedende vogels verstoord worden. Vanuit de Flora- en faunawet is verstoring van broedende vogels verboden, en hiervoor kan ook geen ontheffing worden verkregen. Door de werkzaamheden buiten het broedseizoen te starten, wordt overtreding van de Flora- en faunawet voorkomen. Bij start van de werkzaamheden in het broedseizoen zou eerst door een gekwalificeerd persoon vastgesteld moeten worden dat er geen nesten in het hierdoor verstoorde gedeelte van het plangebied aanwezig zijn.
De voorgenomen ontwikkeling is van dusdanig beperkte omvang en gelegen in stedelijk gebied, dat kan worden aangenomen dat er geen sprake zal zijn van onevenredige verontrusting en verstoring van dier- of plantsoorten. Een nader onderzoek wordt niet nodig geacht.