4.3.2 Archeologie
Op 1 september 2007 is de Wet op de Archeologische Monumentenzorg (Wamz) in werking getreden. Dit is een herziening van de Monumentenwet 1988. Met deze herziening zijn de belangrijkste bevoegdheden aangaande de archeologie bij de gemeente neergelegd. De gemeente dient er voor te zorgen dat de archeologische waarden en verwachtingen bekend zijn en in de ruimtelijke inrichting worden meegewogen.
Bij elke voorgenomen activiteit om de bodem te verstoren in een gebied met archeologische waarde of verwachting moet in een zo vroeg mogelijk stadium worden bepaald of een nader onderzoek noodzakelijk is.
Het gemeentelijk archeologiebeleid, vastgesteld in de raadsvergadering van 27 mei 2008, is bepalend voor de vraag in hoeverre een archeologisch onderzoek verricht dient te worden. De gemeente Dinkelland beschikt over een archeologische verwachtings- en advieskaart.
Bij de behandeling van de aanvragen om een omgevingsvergunning of een bestemmingsplan kan het gemeentebestuur aan de hand van die kaart bepalen of een archeologisch onderzoek verricht dient te worden. Hoewel de locatie op een snijpunt ligt van verschillende kaarten, kan geconcludeerd worden dat de locatie binnen de aanduiding 'dekzandwelvingen en -vlakten' ligt.
De archeologische verwachting binnen deze aanduiding is middelmatig voor archeologische resten uit alle perioden. Een verhoogde kans bestaat op archeologische resten uit de Steentijd op de hoogste delen van dekzandwelvingen en op resten uit de Late Middeleeuwen langs randen van dekzandhoogten en ruggen met een plaggendek. Archeologische resten vlak onder het maaiveld zijn daardoor kwetsbaar voor bodemingrepen. Archeologische resten zijn hierdoor vaak minder goed geconserveerd.
Uit het beleidsadvies volgt dat een archeologisch onderzoek noodzakelijk is in plangebieden groter dan 5.000 m2 bij bodemingrepen dieper dan 40 cm. Voor gebieden kleiner dan 5.000 m2 geldt vrijstelling voor archeologisch onderzoek.
Het plangebied is groter dan 5.000 m2, de planologische verruiming bedraagt 7.723 m². De bouw van kassen leidt echter tot bodemingrepen die voornamelijk beperkt blijven tot de wanden van de kassen en poeren voor de dakdragende palen. Vlakdekkende bodembewerkingen dieper dan 40 cm zijn niet voorzien.
De kas tussen het tuincentrum en de bestaande vergunde kas is al gerealiseerd. De vervanging voor de tijdelijke kas dient nog gerealiseerd te worden. Beide kassen dienen door een omgevingsvergunning vergund te worden. Van substantiële verstoring van archeologische waarden is dan ook geen sprake en daarom komt het project in aanmerking voor een vrijstelling van de plicht van een archeologisch onderzoek.
4.3.3 Welstand
In de welstandsnota van de gemeente Dinkelland is het plangebied aangeduid als kassengebied. Samen met het kassengebied ten zuidoosten van Denekamp zijn criteria geformuleerd voor de bebouwing binnen deze gebieden.
Fragment typologiekaart welstand gemeente Dinkelland
Het tuincentrum maakt onderdeel van het kassengebied bij Noord-Deurningen. In de welstandsnota is voor kassen een aparte paragraaf opgesteld. De toename van de intensieve niet grondgebonden vormen van land- en tuinbouw hebben hun invloed op het landschap gehad. Glastuinbouw bepaald rondom Noord-Deurningen het beeld. De oppervlakten, bouwhoogten, materiaalgebruik en bijzondere elementen als regenwaterbassins drukken hun stempel op het landschap.
Omschrijving en uitgangspunten
Bij de benadering van een kassencomplex zijn silhouet, volume en vorm beeldbepalend. Details van de gebouwen is minder belangrijk. Bij benadering hebben alle kassen een principe-opbouw; een raamwerk van stalen profielen waartussen glas is geplaatst. Er zijn verschillende vormen van kassencomplexen zoals Venlo, Breedkap en Maxair. Elk type heeft zijn karakteristieke vorm en opbouwprincipe. Keuze voor het type kas is afhankelijk van de soort teelt.
Criteria
Aan de hand van de volgende criteria worden nieuwe plannen beoordeeld.
- ligging;
- massa en vorm;
- detaillering, materiaal en kleur.
Bij de beschreven criteria is uitgegaan van drie aspecten, te weten ligging, massa en vorm en detaillering en materiaal. Deze drie aspecten worden hierna aangehaald.
Bij het criterium ligging is van belang dat de bebouwing op het bedrijfsperceel bij voorkeur compact dient te blijven. Voor zover mogelijk dient het erf met inheemse en bij het landschap passende beplanting ingepast te worden.
Bij het criterium massa en vorm gelden de volgende uitgangspunten:
- Kassencomplexen bestaan uit een raamwerk van smalle metalen profielen waar tussen glas is geplaatst. De verhoudingen van de kas zoals bijvoorbeeld de nokhoogte, moeten aansluiten bij de in het gebied heersende karakteristiek.
- Kassencomplex moet een zekere transparantie uitstralen waardoor het geheel in de omgeving wordt opgenomen.
Ten aanzien van het criterium detaillering, materiaal en kleur dienen contrasterende en felle kleuren te worden voorkomen. Het aanbrengen van reflecterend of gespiegeld glas is niet toegestaan. Wanneer de gewassen in de kassen beschermd moeten worden tegen te hoge temperaturen mogen glasdelen, bij voorkeur alleen in de zomermaanden, met witte kalk geverfd worden. Het gebruik van schermdoeken is toegestaan. Deze doeken mogen aan de buitenkant niet bekleed zijn met reflecterend materiaal.
De nieuwe bebouwing zal aansluiten bij de bestaande bebouwing. Hierover hebben diverse overleggen plaatsgevonden met de welstandscommissie. In september 2010 is door de rayonarchitect aangegeven dat een goed ontwerp was opgesteld en dat de bestaande architectuur als uitgangspunt dient. Voor het ontwerp is (mondeling) een positief advies verstrekt.