Type plan: projectbesluit
Naam van het plan: Tuincentrum Oosterik
Status: vastgesteld
Plan identificatie: NL.IMRO.1774.DENPBOosterik-0401

4.1 Rijksbeleid

Structuurvisie Infrastructuur en Ruimte
Op 13 maart 2012 is de Structuurvisie Infrastructuur en Ruimte (SVIR) vastgesteld en van kracht geworden. In deze visie geeft het kabinet een totaalbeeld van het ruimtelijk- en mobiliteitsbeleid op rijksniveau. In de structuurvisie worden belangrijke andere accenten geplaatst op het brede gebied van ruimtelijke ordening en bestuurlijke verantwoordelijkheden. Het betekent voor de ruimtelijke ordening in brede zin een decentralisatie van rijkstaken en bevoegdheden en actualisatie van het Nationaal Ruimtelijk Beleid. De SVIR vervangt de Nota Ruimte, de Structuurvisie Randstad 2040, de Nota Mobiliteit, de MobiliteitsAanpak, de structuurvisie voor de Snelwegomgeving en de ruimtelijke doelen en uitspraken in de PKB Tweede structuurschema Militaire terreinen, de Agenda Landschap, de Agenda Vitaal Platteland en Pieken in de Delta.
 
In de SVIR is vastgesteld dat voor een beperkt aantal onderwerpen de bevoegdheid om algemene regels te stellen zou moeten worden ingezet. Het gaat om de volgende nationale belangen: Rijksvaarwegen, Project Mainportontwikkeling Rotterdam, Kustfundament, Grote rivieren, Waddenzee en waddengebied, Defensie, Ecologische hoofdstructuur, Erfgoederen van uitzonderlijke universele waarde, Hoofdwegen en hoofdspoorwegen, Elektriciteitsvoorziening, Buisleidingen van nationaal belang voor vervoer van gevaarlijke stoffen, en Primaire waterkeringen buiten het kustfundament en IJsselmeergebied (uitbreidingsruimte).
   
Ten aanzien van Oost-Nederland is het volgende in de SVIR beschreven.
De MIRT-regio Oost-Nederland bestaat uit de provincies Overijssel en Gelderland. Opgaven van nationaal belang in dit gebied zijn:
  • Het waar nodig verbeteren van de internationale achterlandverbindingen (weg, spoor en vaarwegen) die door Oost Nederland lopen. Dit onder andere ten behoeve van de mainports Rotterdam en Schiphol.
  • Het formuleren van een integrale strategie voor het totale rivierengebied van Maas en Rijntakken (Waal, Nederrijn, Lek en de IJssel, deelprogramma rivieren van het Deltaprogramma) en de IJsselvechtdelta (deelprogramma’s zoetwater en rivieren) voor waterveiligheid in combinatie met bereikbaarheid,  ruimtelijke kwaliteit, natuur, economische ontwikkeling en woningbouw;
  • Het tot stand brengen en beschermen van de (herijkte) EHS, inclusief de Natura 2000 gebieden (zoals de Veluwe);
  • Het robuust en compleet maken van het hoofdenergienetwerk (380 kV), onder andere door het aanwijzen van het tracé voor aansluiting op het Duitse hoogspanningsnet.
Oost-Nederland omvat veel natuurgebieden (bijvoorbeeld de Natura 2000 gebieden de Veluwe, de Sallandse Heuvelrug en de Weerribben) en levert daarmee een belangrijke bijdrage aan het (inter-)nationale natuurnetwerk voor biodiversiteit. Daarnaast kent de regio belangrijke cultuurhistorische waarden (de Nieuwe Hollandse Waterlinie en de Limes). Tegelijkertijd is er in Oost-Nederland een aantal gebieden waar de effecten van bevolkingsdaling nu nog niet voelbaar zijn, maar op termijn wel voelbaar zullen zijn (zogenaamde anticipeergebieden).
Kennis en innovatie zijn de stuwende krachten van de economie van dit gebied. In Oost-Nederland  manifesteren zich voornamelijk de volgende drie economische concentraties: Food Valley in en rond  Wageningen (topsector agrofood), Health Valley in en rond Nijmegen (topsector life sciences) en  nanotechnologie in Twente (topsector high tech systemen en materialen).
 
De (internationale) achterlandverbindingen (weg, spoor en vaarwegen) die door Oost-Nederland lopen zijn van internationaal belang voor het functioneren van de mainports en daarmee de topsector logistiek. Een burgerluchthaven Twente kan in regionaal ruimtelijk-economisch perspectief bijdragen aan de internationale bereikbaarheid van de Euregio.
 
Ten zuiden van Enschede ligt het tracé voor het hoofdenergienetwerk (380 kV) richting Duitsland. De afstand tot Tuincentrum Oosterik is voldoende ruim, waardoor de gewenste ontwikkeling niet in strijd is met dat onderdeel van de Ontwerp Structuurvisie Infrastructuur en Ruimte. 
Nationale belangen zijn niet aanwezig op de locatie van Tuincentrum Oosterik. De gewenste uitbreiding is dan ook niet van invloed op die nationale belangen. Hieruit volgt dat de uitbreiding bij Tuincentrum Oosterik niet in strijd is met de uitgangspunten van de Structuurvisie Infrastructuur en Ruimte.
  
Besluit algemene regels ruimtelijke ordening
In het Besluit algemene regels ruimtelijke ordening (Barro) worden nationale ruimtelijke belangen juridisch geborgd. Er is sprake van een tweetal formele besluiten, namelijk het Barro en een wijziging van het Barro.
 
Een deel van het Barro (Stbl. 2011, 391) is gebaseerd op eerdere pkb’s en beleidsnota’s die in de Structuurvisie Infrastructuur en Ruimte (verder: SVIR. Zie ook hierna) zijn herbevestigd. Het gaat daarbij om de volgende onderdelen: 
  • Project Mainportontwikkeling Rotterdam;
  • Kustfundament;
  • Grote rivieren;
  • Waddenzee en waddengebied;
  • Defensie, en
  • Erfgoederen van uitzonderlijke universele waarde. 
Dit gedeelte van het Barro is op 30 december 2011 met uitzondering van de artikelen 2.3.6, 2.6.9, 3.2 en 3.5 en titel 2.13 in werking getreden.
 
De huidige ligging van Tuincentrum Oosterik brengt met zich mee dat de voorgenomen ontwikkeling geen knelpunten oplevert ten aanzien van de in werking getreden onderdelen. De gewenste ontwikkeling bij Tuincentrum Oosterik is evenmin strijdig met de onderdelen die in de toekomst in werking zullen treden. Het gaat hierbij om de onderdelen: Rijksvaarwegen, hoofdwegen en/of hoofdspoorwegen, elektriciteitsvoorzieningen, buisleidingen voor vervoer van gevaarlijke stoffen, ecologische hoofdstructuur, primaire waterkeringen buiten het kustfundament en het IJsselmeergebied (uitbreidingsruimte). Deze nationale belangen zijn ter plaatse van de gewenste uitbreiding van Tuincentrum Oosterik niet aanwezig.
 
Hieruit volgt dat de uitbreiding bij Tuincentrum Oosterik niet in strijd is met de normen in het Besluit algemene regels ruimtelijke ordening.
 
Waterbeleid
De Europese Kaderrichtlijn Water (2000/60/EG) is op 22 december 2000 in werking getreden en is bedoeld om in alle Europese wateren de waterkwaliteit chemisch en ecologisch verder te verbeteren. De Kaderrichtlijn Water omvat regelgeving ter bescherming van het binnenlandse oppervlaktewater, overgangswateren (waaronder estuaria worden verstaan), kustwateren en grondwater. Streefdatum voor het bereiken van gewenste waterkwaliteit is 2015. Eventueel kan er, mits goed onderbouwd, uitstel (derogatie) verleend worden tot uiteindelijk 2027. Voor het uitwerken van de doelstellingen worden er op (deel)stroomgebied plannen opgesteld. In deze (deel)stroomgebiedbeheersplannen staan de ambities en maatregelen beschreven voor de verschillende (deel)stroomgebieden. Met name de ecologische ambities worden op het niveau van de deelstroomgebieden bepaald.
 
Het Rijksbeleid op het gebied van het waterbeheer is in diverse nota's vastgelegd. Het meest directe beleidsplan is de Vierde Nota Waterhuishouding en het Nationaal Bestuursakkoord Water (NBW, juli 2003). Het bestuursakkoord heeft tot doel om in de periode tot 2015 het hoofdwatersysteem in Nederland te verbeteren en op orde te houden. Belangrijk onderdeel is om de drietrapsstrategie 'vasthouden, bergen, afvoeren' in alle overheidsplannen als verplicht afwegingsprincipe te hanteren. In het Nationaal Bestuursakkoord is vastgelegd dat de watertoets een verplicht te doorlopen proces is in waterrelevante ruimtelijke planprocedures, waarbij een vroegtijdige betrokkenheid van de waterbeheerder in de planvorming wordt gewaarborgd. Verder is water een belangrijk, structurerend principe voor bestemming, inrichting en gebruik van de ruimte. Om problemen met water te voorkomen, moet, anticiperend op veranderingen in het klimaat, de ruimte zo worden ingericht dat water beter kan worden vastgehouden of geborgen. Dit anticiperen is ook terug te vinden in de op 1 januari 2008 van kracht geworden Wet gemeentelijke watertaken. In deze nieuwe wet zijn de zorgplicht voor het vasthouden en afvoeren van regenwater en de regierol van gemeenten bij de grondwaterzorgplicht vastgelegd.
 
In paragraag 5.6 wordt nader ingegaan op het aspect water en op welke wijze het water wordt opgevangen en hergebruikt. 
 
Milieuwetgeving
Bij het opstellen van ruimtelijke plannen is diverse (milieu)wetgeving van toepassing, waaronder de wet luchtkwaliteit, de Flora- en faunawet, Wet op de archeologische monumentenzorg, wet geluidhinder, besluit externe veiligheid, etc. Ook deze aspecten worden in hoofdstuk 5 nader toegelicht.