6.2 Opbouw bestemmingen
De opbouw van de regels per bestemming is (conform SVBP 2008) als
volgt:
a.
Bestemmingsomschrijving
Hierin staat voor welke functie(s) de gronden mogen worden ingericht en hoe de onderlinge rangorde van functies is.
Hierin is aangegeven welke gebouwen en andere bouwwerken in principe toegestaan zijn en welke maatvoering daarbij moet worden
aangehouden.
Hierin wordt aangegeven dat burgemeester en wethouders nadere eisen kunnen stellen aan de plaats en de afmeting(en) van de bebouwing. Deze eisen kunnen alleen gesteld worden wanneer er ten aanzien van de plaats en de afmetingen van de bebouwing reeds
een hoofdeis is opgenomen binnen de bestemming.
d.
Afwijking met omgevingsvergunning (bouwen)
In de toekomst kunnen zich omstandigheden voordoen (die nu nog niet zijn voorzien) waarbij de bouwregels niet voldoen. Daarom kunnen Burgemeester en Wethouders voor ondergeschikte aspecten binnen de bestemming een afwijking met omgevingsvergunning verlenen van de bouwregels c.q. gebruiksregels (zie onder f.) Van geval tot geval zal een afweging worden gemaakt.
e.
Specifieke gebruiksregels
In principe moeten gronden en gebouwen worden gebruikt overeenkomstig de bestemming. Waar nodig zijn voor de duidelijkheid en
voor het aangeven van de reikwijdte van de bestemming gebruiksvormen genoemd, die in ieder geval als strijdig met de bestemming
worden aangemerkt.
f.
Afwijking met omgevingsvergunning (gebruik)
Van een aantal gebruiksvormen kan nu nog niet worden gezegd of ze aanvaardbaar zijn of niet. Voor dergelijke gebruiksvormen is een
afwijking met omgevingsvergunning opgenomen. Er zijn ook gebruiksvormen die beleidsmatig al wel mogelijk zijn, maar die vanwege
een zorgvuldige afweging onder een ontheffing zijn gebracht. De ontheffing wordt afgegeven na een zorgvuldige afweging van waarden
en functies in de bestemmingen.
g.
Omgevingsvergunning voor het uitvoeren van werken, geen bouwwerk zijnde, en werkzaamheden (facultatief)
Voor een aantal met name genoemde werken en werkzaamheden geldt (binnen de bestemmingen “Bos”, “Leiding - Gas” en “Leiding -
Water”) een omgevingsvergunningsplicht. Dat betekent dat deze pas mogen worden uitgevoerd nadat een omgevingsvergunning van het bevoegd gezag is verkregen. Hierbij vindt een afweging van belangen naar evenredigheid plaats. Als het gaat om activiteiten die behoren tot het normale onderhoud en/of beheer of het normaal (agrarisch) gebruik, is geen omgevingsvergunning vereist.
h.
Algemene afwijkingsregels (10%-regeling)
Bij hoge uitzondering kan via afwijking worden toegestaan dat van de bij recht gegeven maten, afmetingen en percentages, ten hoogste 10% wordt afgeweken. Het gaat dan om incidentele gevallen, waarbij het om bouwtechnische redenen en/of redenen van doelmatigheid noodzakelijk en aantoonbaar is, dat in geringe mate van de gegeven maten moet worden afgeweken.
i.
Wijzigingsbevoegdheden (facultatief)
Het plan bevat voor een aantal gevallen mogelijkheden om bestemmingen te wijzigen binnen de in de regels aangegeven grenzen. Voor zo’n wijziging bestaan aparte procedureregels.
Het overgangsrecht heeft betrekking op bouwwerken die ooit met een bouwvergunning zijn gebouwd, of een gebruik dat ooit is toegestaan, maar die nu, vanwege een bestemmings- of beleidswijziging onder het overgangsrecht zijn gebracht. Ook reeds tientallen jaren aanwezige bouwwerken, die niet met vergunning zijn gebouwd, of langdurig aanwezig gebruik, worden met het overgangsrecht beschermd. Het overgangsrecht is erop gericht dat deze bouwwerken uiteindelijk verdwijnen of het gebruik ervan wordt beëindigd.
In beginsel mogen de bouwwerken slechts in ondergeschikte mate gedeeltelijk worden vernieuwd en veranderd. Het is niet mogelijk om hiermee geheel of in stappen tot een nieuw bouwwerk te komen.