Type plan: bestemmingsplan
Naam van het plan: Denekamp Kern
Status: vastgesteld
Plan identificatie: NL.IMRO.1774.DENBPDENEKAMPKERN-0402

Artikel 9 Centrum

9.1. Bestemmingsomschrijving
 
 
De voor 'Centrum' aangewezen gronden zijn bestemd voor:
a. gebouwen ten behoeve van:
    1.  detailhandel, niet zijnde perifere detailhandel, grootschalige detailhandel en/of supermarkten;
    2.  een supermarkt, ter plaatse van de aanduiding "supermarkt";
    3.  dienstverlenende bedrijven en/of dienstverlenende instellingen;
    4.  kantoren;
    5.  horecabedrijven categorie 1;
    6.  horecabedrijven categorie 2, ter plaatse van de aanduiding "horeca van categorie 2";
    7.  maatschappelijke voorzieningen;
    8.  een gemeentehuis, ter plaatse van de aanduiding "specifieke vorm van maatschappelijk - openbare dienstverlening";
    9.   het wonen, voorzover het de tweede en/of hogere bouwlaag betreft, al dan niet in combinatie met ruimte voor mantelzorg;
    10. In afwijking van het gestelde onder 10 is wonen niet toegestaan ter plaatse van de aanduiding "wonen uitgesloten". 
    11. het wonen, voor zover het de eerste bouwlaag betreft, ter plaatse van de aanduiding "wonen", al dan niet in combinatie met 
         ruimte voor mantelzorg;
    12. een trafo, ter plaatse van de aanduiding "nutsvoorziening";
 
met uitzondering van risicovolle inrichtingen, vuurwerkbedrijven en/of geluidszoneringsplichtige inrichtingen;
 
b. bijbehorende bouwwerken bij woningen;
 
en mede bestemd voor:
 
c. garageboxen, ter plaatse van de aanduiding "garage"
d. de bescherming van de belevingswaarde en het functioneren van de molen, ter plaatse van de gebiedsaanduiding "vrijwaringszone -
    molenbiotoop";
 
met daaraan ondergeschikt:
 
e. incidentele en periodieke evenementen;
f. groenvoorzieningen;
g. speelvoorzieningen;
h. nutsvoorzieningen;
i. wegen en paden;
j. water;
met de daarbijbehorende:
k. parkeervoorzieningen;
l. tuinen, erven en terreinen;
m. bouwwerken, geen gebouwen zijnde.
 
9.2. Bouwregels
 
9.2.1. Algemeen
Op de voor 'Centrum' bestemde gronden mag uitsluitend worden gebouwd voor zover dit in overeenstemming is met het bepaalde in lid 9.1.
 
9.2.2. Gebouwen
Voor het bouwen van de in lid 9.1 sub a genoemde gebouwen gelden de
volgende regels:
a. een hoofdgebouw zal binnen een bouwvlak worden gebouwd;
b. de (op de verbeelding (plankaart)) aangegeven aanduidingen ten aanzien van de toegestane goot- en bouwhoogte in acht genomen
    worden; 
c. een bedrijfswoning mag uitsluitend worden gebouwd ter plaatse van de aanduiding "bedrijfswoning";
d. ter plaatse van de aanduiding "bedrijfswoning" mag ten hoogste één bedrijfswoning worden gebouwd;
e. de inhoud van een bedrijfswoning mag ten hoogste 750 m³ bedragen.
f.  ondergrondse gebouwen (kelders) zijn uitsluitend toegestaan, daar waar bovengrondse gebouwen aanwezig zijn. Ondergrondse
    gebouwen zijn uitsluitend toegestaan in één bouwlaag.
g.  garageboxen mogen uitsluitend worden gebouwd ter plaatse van de aanduiding "garage", met een goothoogte van ten hoogste 3,00
    meter.
  
9.2.3. Bijbehorende bouwwerken
Voor het bouwen van bijbehorende bouwwerken gelden de volgende regels:
a. mogen zowel binnen als buiten de bouwvlakken worden gebouwd;
b. deze niet mogen worden gebouwd vóór de voorgevelrooilijn;
c. de gezamenlijke oppervlakte van de bijbehorende bouwwerken buiten het bouwvlak (waarbinnen het hoofdbouw moet worden
    gebouwd) mag maximaal 85 m2 bedragen, mits het bebouwingspercentage van het bouwperceel maximaal 50 bedraagt;
d. de goothoogte maximaal 3 meter mag bedragen, met dien verstande dat bij een dakhelling van 0 tot 10 graden (platte
    dakconstructie) de hoogte maximaal 0,3 meter boven de bovenkant van de eerste verdiepingsvloer mag bedragen;
e. de afstand tot de voorgevel van het hoofdgebouw of het verlengde daarvan minimaal 3 meter dient te bedragen;
f.  de nokhoogte minimaal 1 meter lager dan de nok van het hoofdgebouw;
g. bij vrijstaande woningen aan één zijde een afstand van tenminste 2 meter tot de zijdelingse perceelsgrens in acht moet worden
    genomen;
h. in afwijking van het gestelde onder g de afstand tot de zijdelingse perceelsgrens minimaal 3 meter dient te bedragen, in geval het
    bebouwingsvlak op de verbeelding (plankaart) is voorzien van de aanduiding "specifieke bouwaanduiding - afstand tot perceelgrens".
 
9.2.4. Overkappingen en Carports
In afwijking van het bepaalde in lid 9.2.3 sub e, g en h geldt voor overkappingen en carports dat:
a. de afstand tot de voorgevel van het hoofdgebouw of het verlengde daarvan minimaal 1 meter dient te bedragen;
b. de afstand tot de zijdelingse perceelsgrens minimaal 1 meter dient te bedragen, in geval het bebouwingsvlak op de verbeelding
    (plankaart) is voorzien van de aanduiding "specifieke bouwaanduiding - afstand tot de perceelgrens".
 
9.2.5. Hoekpercelen
In afwijking van het bepaalde in lid 9.2.3  en lid 9.2.4 mag bij een hoekperceel één van de twee voorgevelrooilijnen worden overschreden met dien verstande dat:
1. Een bijbehorend bouwwerk voor de naar de weg gekeerde gevel (s) van het hoofdgebouw of het verlengde daarvan worden gebouwd, 
    mits;
    a. het een hoeksituatie betreft waarbij sprake is van twee naar de weg gekeerde gevels;
    b. het bijbehorend bouwwerk ten minste 3,00 meter achter een naar de weg gekeerde gevel van het hoofdgebouw of het verlengde
       daarvan wordt gebouwd;
    c. ten hoogste één naar de weg gekeerde gevel(s) van het hoofdgebouw of het verlengde daarvan wordt overschreden, welke gezien
        de ligging niet als logische voorgevelrooilijn kan worden aangemerkt;
    d. het bijbehorende bouwwerk tenminste 2,00 meter uit het openbaar toegankelijk gebied wordt gebouwd, mits de voorgevelrooilijn
        van de aangrenzende percelen niet wordt overschreden;
    e. de goothoogte maximaal 3 meter mag bedragen, met dien verstande dat bij een dakhelling van 0 tot 10 graden (platte
        dakconstructie) de hoogte maximaal 0,3 meter boven de bovenkant van de eerste verdiepingsvloer mag bedragen;
    f.  de totale oppervlakte van bijbehorende bouwwerken niet meer bedraagt dan de oppervlakte genoemd artikel 9.2.3 sub c en het 
        bebouwingspercentage van het bouwperceel maximaal 50 bedraagt;
 2. Een carport voor de naar de weg gekeerde gevel(s) van het hoofdgebouw of het verlengde daarvan wordt gebouwd, mits:
    a. het een hoeksituatie betreft waarbij sprake is van twee naar de weg gekeerde gevels;
    b. de carport ten minste 1,00 meter achter een naar de weg gekeerde gevels van het hoofdgebouw of het verlengde daarvan wordt
        gebouwd;
    c. ten hoogste één naar de weg gekeerde gevel(s) van het hoofdgebouw of het verlengde daarvan wordt overschreden, welke gezien
        de ligging niet als logische voorgevelrooilijn kan worden aangemerkt;
    d. de carport tenminste 2,00 meter uit het openbaar toegankelijk gebied wordt gebouwd, mits de voorgevelrooilijn van de
        aangrenzende percelen niet wordt overschreden;
    e. de bouwhoogte van een carport ten hoogste 3,00 meter bedraagt;
    f.  de totale oppervlakte van bijbehorende bouwwerken, waaronder de carport ook valt, niet meer bedraagt dan de oppervlakte
        genoemd in artikel 9.2.3 sub c en dat niet meer dan 50% van het bouwperceel wordt bebouwd.
 
9.2.6. Bouwwerken, geen gebouwen zijnde
Voor het bouwen van bouwwerken, geen gebouwen zijnde, gelden de volgende regels:
a. de bouwhoogte van erf- en terreinafscheidingen mag ten hoogste 1,00 m bedragen met dien verstande dat de bouwhoogte van erf-
    en terreinafscheidingen op een afstand van meer dan 3,00 m achter de voorgevel van het hoofdgebouw dan wel het verlengde
    daarvan, ten hoogste 2,00 m zal bedragen;
b. de bouwhoogte van kunstobjecten of speeltoestellen mag ten hoogste 5,00 m bedragen;
c. de bouwhoogte van vlaggenmasten mag ten hoogste 6,00 m bedragen, waarbij ten hoogste 1 vlaggenmast per hoofdgebouw is 
    toegestaan;
d. de bouwhoogte van overige bouwwerken, geen gebouwen zijnde, mag ten hoogste 2,00 m bedragen.
 
 
9.3. Nadere eisen
 
Burgemeester en Wethouders kunnen, ten behoeve van de woonsituatie, de milieusituatie, de verkeersveiligheid en de gebruiksmogelijkheden van de aangrenzende gronden, nadere eisen stellen aan de plaats en de afmetingen van de bebouwing. 
 
 
9.4 Afwijken van de de bouwregels
 
Mits geen onevenredige afbreuk wordt gedaan aan het straat- en bebouwingsbeeld, de woonsituatie, de milieusituatie, de verkeersveiligheid en de gebruiksmogelijkheid van de aangrenzende gronden, kan met een omgevingsvergunning worden afgeweken van:
a. het bepaalde in lid 9.2.3 sub d in die zin dat de goothoogte maximaal 5 meter mag bedragen, mits aangetoond wordt dat deze
    hoogte noodzakelijk is voor de bedrijfsvoering;
b. het bepaalde in lid 9.2.5 sub 1 onder d en sub 2 onder d in die zin dat de afstand tot het openbaar gebied wordt verkleind tot 0
    meter.
 
 
9.5. Specifieke gebruiksregels
 
Tot een gebruik, strijdig met deze bestemming, wordt in ieder geval gerekend:
a. het gebruik van vrijstaande bijbehorende bouwwerken voor bewoning;
b. het gebruik van gebouwen voor bewoning voorzover het de eerste bouwlaag betreft, tenzij de gronden zijn voorzien van de aanduiding
    "wonen";
c. het gebruik van de gronden en bouwwerken ten behoeve van bedrijven,
d. het gebruik van de gronden en bouwwerken ten behoeve van horecabedrijven, anders dan de categorieën 1 en tenzij de gronden zijn
    voorzien van de aanduiding "horeca 2";
e. het gebruik van de gronden en bouwwerken ten behoeve van verblijfsrecreatieve doeleinden;
f.  het gebruik van een woning voor de huisvesting van meer dan één huishouden.
 
Onder het gebruik wordt tevens verstaan het laten gebruiken.
 
 
9.6. Afwijken van de gebruiksregels
 
Mits geen onevenredige afbreuk wordt gedaan aan de milieusituatie, de woonsituatie, de verkeersveiligheid en de gebruiksmogelijkheden van de aangrenzende gronden, kan met een omgevingsvergunning worden afgeweken van:
a. het bepaalde in lid 9.5 sub a in die zin dat vrijstaande bijbehorende bouwwerken worden gebruikt ten behoeve van mantelzorg,
    mits:
1. er aantoonbaar sprake is van een zorgbehoefte, welke tijdelijk van aard is;
2. er sprake blijft van één huishouden;
b. het bepaalde in lid 9.5 sub c in die zin dat de gronden en bouwwerken worden gebruikt ten behoeve van een aan-huis-verbonden beroep, mits:
1. het een beroep betreft dat naar de aard, omvang en mate van milieuhinder (geen milieuvergunningsplichtige activiteiten) in een woning en/of daarbij behorende bijgebouwen met behoud van de woonfunctie, kan worden uitgeoefend en dat een ruimtelijke uitwerking of uitstraling heeft die met de woonfunctie in overeenstemming is;
2. het pand waarin het beroep wordt uitgeoefend tevens kan worden aangemerkt als het hoofdverblijf van de exploitant of de beoefenaar van het beroep, danwel kan worden aangemerkt als het bij het hoofdverblijf behorende bijgebouw, waarbij één andere
arbeidskracht ter plekke werkzaam mag zijn;
3. het gebruik ondergeschikt is aan de woning, waarbij de beroepsvloeroppervlak niet meer bedraagt dan 30% van de vloeroppervlakte van de begane grond van het hoofdgebouw, inclusief de aan- en uitbouwen en aangebouwde bijgebouwen op het bouwperceel met een maximum tot 50 m²;
4. het geen detailhandel (uitzondering productiegebonden detailhandel), en/of horeca-activiteiten en/of prostitutieactiviteiten betreft;
5. het woon- en leefklimaat en de bebouwings- en gebruiksmogelijkheden van de nabij gelegen gronden en bouwwerken niet onevenredig worden aangetast;
6. er voldoende parkeergelegenheid op eigen terrein is waardoor er geen onevenredige parkeerdruk op de openbare ruimte ontstaat;
c. het bepaalde in lid 9.5 sub c in die zin dat de gronden en bouwwerken worden gebruikt ten behoeve van een aan-huis-verbonden kleinschalige bedrijfsmatige activiteit, mits:
1. het bedrijf naar de aard, omvang en mate van milieuhinder (geen milieuvergunningsplichtige activiteiten) in een woning en/of daarbij behorende bijgebouwen met behoud van de woonfunctie, kan worden uitgeoefend en dat een ruimtelijke uitwerking of uitstraling heeft die met de woonfunctie in overeenstemming is;
2. het pand waarin het bedrijf wordt geëxploiteerd tevens kan worden aangemerkt als het hoofdverblijf van de exploitant, danwel kan worden aangemerkt als het bij het hoofdverblijf behorende bijgebouw, waarbij één andere arbeidskracht ter plekke werkzaam mag zijn;
3. het gebruik ondergeschikt is aan de woning, waarbij de beroeps-/ bedrijfsvloeroppervlak niet meer bedraagt dan 30% van de vloeroppervlakte van de begane grond van het hoofdgebouw, inclusief de aan- en uitbouwen en aangebouwde bijgebouwen op het bouwperceel met een maximum tot 50 m²;
4. het geen detailhandel (uitzondering productiegebonden detailhandel), en/of horeca-activiteiten en/of prostitutieactiviteiten betreft;
5. het woon- en leefklimaat en de bebouwings- en gebruiksmogelijkheden van de nabij gelegen gronden en bouwwerken niet onevenredig worden aangetast;
6. er voldoende parkeergelegenheid op eigen terrein is waardoor er geen onevenredige parkeerdruk op de openbare ruimte ontstaat;
d. het bepaalde in lid 9.5 sub e in die zin dat de gronden en bouwwerken in combinatie met het wonen worden gebruikt voor logiesverstrekking in de vorm van bed-and-breakfast, mits:
1. de logiesverstrekking plaatsvindt binnen het bestaande hoofdgebouw. Er wordt uitgegaan van een bestaande entree (deur);
2. er maximaal twee kamers gerealiseerd worden voor maximaal 5 personen;
3. er geen keukenblok in de wooneenheden wordt gemaakt;
4. het parkeren op het eigen erf plaatsvindt;
5. er geen extra inrit wordt aangelegd in verband met de vestiging;
6. de vestiging alleen is toegestaan aan een verkeersontsluiting van voldoende omvang;
7. er geen sprake is van onevenredige schade voor de aangrenzende bedrijven, in die zin dat de bedrijven in hun ontwikkelingsmogelijkheden worden beperkt;
e. het bepaalde in lid 9.5 sub f in die zin dat de gronden en bouwwerken worden gebruikt voor inwoning, mits:
1. de (hoofd)toegang tot de afzonderlijke wooneenheden plaatsvindt via één voordeur, die toegang verschaft tot de gemeenschappelijke hal. Een eigen achterdeur is wel toegestaan;
2. de gemeenschappelijke hal rechtstreeks toegang verschaft tot beide woonruimtes, zonder dat door een slaapkamer, badkamer, toilet of bergruimte behoeft te worden gegaan;
3. in geval van meerdere achterdeuren deze visueel te onderscheiden zijn van de hoofdtoegang;
4. in de centrale hal een trap aanwezig is voor het bereiken van de verdieping. Meerdere trappen zijn toegestaan, doch deze dienen uit te komen op één gezamenlijke overloop (zoldertrappen hierin niet meegerekend);
5. er sprake is van één aansluiting voor de verschillende nutsvoorzieningen (éénmeterkast);
6. de inwoning niet leidt tot een toename van het aantal ontsluitingswegen van het perceel;
7. er geen sprake is van het realiseren van extra bouwmogelijkheden, de bouwmogelijkheden zijn gekoppeld aan de woning.
  
 
9.7. Wijzigingsbevoegdheid
 
Burgemeester en Wethouders kunnen, mits geen onevenredige afbreuk wordt gedaan aan de woonsituatie, de milieusituatie, de verkeersveiligheid en de gebruiksmogelijkheden van de aangrenzende gronden, het plan wijzigen in díe zin dat:
a. de aanduiding "wonen" wordt verwijderd, dan wel wordt aangebracht;
b. de aanduiding "horeca van categorie 2" wordt verwijderd, dan wel wordt aangebracht;
c. de aanduiding "supermarkt", "horeca van categorie 2" en/of "specifieke vorm van maatschappelijk - openbare 
    dienstverlening" wordt verwijderd, mits de betreffende functie ter plaatse is beëindigd.