Type plan: bestemmingsplan
Naam van het plan: Denekamp Kern
Status: vastgesteld
Plan identificatie: NL.IMRO.1774.DENBPDENEKAMPKERN-0402

Artikel 15 Kantoor

15.1 Bestemmingsomschrijving
 
De voor 'Kantoor' aangewezen gronden zijn bestemd voor:
a. gebouwen ten behoeve van:
    1. kantoren;
    2. het wonen, voorzover het de tweede en/of hogere bouwlaag betreft, al dan niet in combinatie met ruimte voor mantelzorg;
    3. het wonen, voor zover het de eerste bouwlaag betreft, ter plaatse van de aanduiding "wonen", al dan niet in combinatie met 
        ruimte voor mantelzorg;
b. bijbehorende bouwwerken bij een woning;
 
en mede bestemd voor:
 
c. de bescherming van de belevingswaarde en het functioneren van de molen,ter plaatse van de gebiedsaanduiding "vrijwaringszone -
    molenbiotoop";
 
met daaraan ondergeschikt:
 
d. groenvoorzieningen;
e. paden;
 
met de daarbijbehorende:
 
f. parkeervoorzieningen;
g. tuinen, erven en terreinen;
h. bouwwerken, geen gebouwen zijnde.
 
15.2. Bouwregels
 
15.2.1. Algemeen
Op de voor 'Kantoor' bestemde gronden mag uitsluitend worden gebouwd voor zover dit in overeenstemming is met het bepaalde in lid 15.1.
 
15.2.2. Gebouwen
Voor het bouwen van de in lid 15.1 sub a genoemde gebouwen gelden de volgende regels:
a. een gebouw dient binnen een bouwvlak worden gebouwd;
b. de (op de verbeelding (plankaart)) aangegeven aanduidingen ten aanzien van de toegestane goot- en bouwhoogte in acht genomen
    worden;
 
15.2.3. Bijbehorende bouwwerken
Voor het bouwen van bijbehorende bouwwerken gelden de volgende regels:
a. mogen zowel binnen als buiten de bouwvlakken worden gebouwd;
b. deze niet mogen worden gebouwd vóór de voorgevelrooilijn;
c. de gezamenlijke oppervlakte van de bijbehorende bouwwerken buiten het bouwvlak (waarbinnen het hoofdbouw moet worden
    gebouwd) mag maximaal 85 m2 bedragen, mits het bebouwingspercentage van het bouwperceel maximaal 50 bedraagt;
d. de goothoogte maximaal 3 meter mag bedragen, met dien verstande dat bij een dakhelling van 0 tot 10 graden (platte
    dakconstructie) de hoogte maximaal 0,3 meter boven de bovenkant van de eerste verdiepingsvloer mag bedragen;
e. de afstand tot de voorgevel van het hoofdgebouw of het verlengde daarvan minimaal 3 meter dient te bedragen;
f.  de nokhoogte minimaal 1 meter lager dan de nok van het hoofdgebouw;
g. bij vrijstaande woningen aan één zijde een afstand van tenminste 2 meter tot de zijdelingse perceelsgrens in acht moet worden
    genomen;
h. in afwijking van het gestelde onder g de afstand tot de zijdelingse perceelsgrens minimaal 3 meter dient te bedragen, in geval het
    bebouwingsvlak op de verbeelding (plankaart) is voorzien van de aanduiding "specifieke bouwaanduiding - afstand tot perceelgrens".
 
15.2.4. Overkappingen en Carports
In afwijking van het bepaalde in lid 15.2.3 sub e, g en h geldt voor overkappingen en carports dat:
a. de afstand tot de voorgevel van het hoofdgebouw of het verlengde daarvan minimaal 1 meter dient te bedragen;
b. de afstand tot de zijdelingse perceelsgrens minimaal 1 meter dient te bedragen, in geval het bebouwingsvlak op de verbeelding
    (plankaart) is voorzien van de aanduiding "specifieke bouwaanduiding - afstand tot de perceelgrens".
 
15.2.5.Hoekpercelen
In afwijking van het bepaalde in lid 15.2.3  en lid 15.2.4 mag bij een hoekperceel één van de twee voorgevelrooilijnen worden overschreden met dien verstande dat:
1. Een bijbehorend bouwwerk voor de naar de weg gekeerde gevel (s) van het hoofdgebouw of het verlengde daarvan worden gebouwd, 
    mits;
    a. het een hoeksituatie betreft waarbij sprake is van twee naar de weg gekeerde gevels;
    b. het bijbehorend bouwwerk ten minste 3,00 meter achter een naar de weg gekeerde gevel van het hoofdgebouw of het verlengde
       daarvan wordt gebouwd;
    c. ten hoogste één naar de weg gekeerde gevel(s) van het hoofdgebouw of het verlengde daarvan wordt overschreden, welke gezien
        de ligging niet als logische voorgevelrooilijn kan worden aangemerkt;
    d. het bijbehorende bouwwerk tenminste 2,00 meter uit het openbaar toegankelijk gebied wordt gebouwd, mits de voorgevelrooilijn
        van de aangrenzende percelen niet wordt overschreden;
    e. de goothoogte maximaal 3 meter mag bedragen, met dien verstande dat bij een dakhelling van 0 tot 10 graden (platte
        dakconstructie) de hoogte maximaal 0,3 meter boven de bovenkant van de eerste verdiepingsvloer mag bedragen;
    f.  de totale oppervlakte van bijbehorende bouwwerken niet meer bedraagt dan de oppervlakte genoemd artikel 15.2.3 sub c en niet
        meer dan 50% van het bouwperceel bedraagt.
2. Een carport voor de naar de weg gekeerde gevel(s) van het hoofdgebouw of het verlengde daarvan wordt gebouwd, mits:
    a. het een hoeksituatie betreft waarbij sprake is van twee naar de weg gekeerde gevels;
    b. de carport ten minste 1,00 meter achter een naar de weg gekeerde gevels van het hoofdgebouw of het verlengde daarvan wordt
        gebouwd;
    c. ten hoogste één naar de weg gekeerde gevel(s) van het hoofdgebouw of het verlengde daarvan wordt overschreden, welke gezien
        de ligging niet als logische voorgevelrooilijn kan worden aangemerkt;
    d. de carport tenminste 2,00 meter uit het openbaar toegankelijk gebied wordt gebouwd, mits de voorgevelrooilijn van de
        aangrenzende percelen niet wordt overschreden;
    e. de bouwhoogte van een carport ten hoogste 3,00 meter bedraagt;
    f.  de totale oppervlakte van bijbehorende bouwwerken, waaronder de carport ook valt, niet meer bedraagt dan de oppervlakte
        genoemd in artikel 15.2.3 sub c en dat niet meer dan 50% van het bouwperceel wordt bebouwd.
 
15.2.6. Bouwwerken, geen gebouwen zijnde
Voor het bouwen van bouwwerken, geen gebouwen zijnde, gelden de volgende regels:
a. de bouwhoogte van erf- en terreinafscheidingen zal ten hoogste 1,00 m bedragen met dien verstande dat de bouwhoogte van erf- en
    terreinafscheidingen op een afstand van meer dan 3,00 m achter de voorgevel van het hoofdgebouw dan wel het verlengde daarvan,
    ten hoogste 2,00 m zal bedragen;
b. de bouwhoogte van overige bouwwerken, geen gebouwen zijnde, zal ten hoogste 2,00 m bedragen.
 
15.3. Nadere eisen
Burgemeester en Wethouders kunnen, ten behoeve van de woonsituatie, de milieusituatie, de verkeersveiligheid en de gebruiksmogelijkheden van de aangrenzende gronden, nadere eisen stellen aan de plaats en de afmetingen van
de bebouwing.
 
15.4 Afwijken van de de bouwregels
Mits geen onevenredige afbreuk wordt gedaan aan het straat- en bebouwingsbeeld, de woonsituatie, de milieusituatie, de verkeersveiligheid en de gebruiksmogelijkheid van de aangrenzende gronden, kan met een omgevingsvergunning worden afgeweken van:
a. het bepaalde in lid 15.2.3 sub d in die zin dat de goothoogte maximaal 5 meter mag bedragen, mits aangetoond wordt dat deze
    hoogte noodzakelijk is voor de bedrijfsvoering.
 
15.5. Specifieke gebruiksregels
Tot een gebruik, strijdig met deze bestemming, wordt in ieder geval gerekend:
a. het gebruik van de gronden en bouwwerken ten behoeve van detailhandel;
b. het gebruik van de gronden en bouwwerken ten behoeve van horeca;
c. het gebruik van de gebouwen voor bewoning voor zover het de eerste bouwlaag betreft, tenzij de gronden zijn voorzien van de
    aanduiding "wonen".
 
Onder het gebruik wordt tevens verstaan het laten gebruiken.