Type plan: bestemmingsplan
Naam van het plan: Denekamp Kern
Status: vastgesteld
Plan identificatie: NL.IMRO.1774.DENBPDENEKAMPKERN-0402

Artikel 12 Detailhandel

12.1 Bestemmingsomschrijving
 
De voor 'Detailhandel' aangewezen gronden zijn bestemd voor:
a. gebouwen ten behoeve van:
    1. detailhandel, niet zijnde perifere detailhandel, grootschalige detailhandel en/of supermarkten;
    2. een supermarkt, ter plaatse van de aanduiding "supermarkt";
    3. een kantoor, ter plaatse van de aanduiding "kantoor";
    4. een bedrijfswoning, ter plaatse van de aanduiding "bedrijfswoning";
    5. het wonen, voor zover het de tweede en/of hogere bouwlaag betreft, al dan niet in combinatie met ruimte voor mantelzorg;
    6. het wonen, voor zover het de eerste bouwlaag betreft, ter plaatse van de aanduiding "wonen", al dan niet in combinatie met 
        ruimte voor mantelzorg;
b. bijbehorende bouwwerken;
 
met daaraan ondergeschikt:
 
c. groenvoorzieningen;
d. speelvoorzieningen;
e. wegen en paden;
 
met de daarbijbehorende:
 
f. parkeervoorzieningen;
g. tuinen, erven en terreinen;
h. bouwwerken, geen gebouwen zijnde.
 
 
12.2. Bouwregels
 
12.2.1. Algemeen
Op de voor 'Detailhandel' bestemde gronden mag uitsluitend worden gebouwd voor zover dit in overeenstemming is met het bepaalde in lid 12.1.
 
12.2.2. Gebouwen
Voor het bouwen van de in lid 12.1 sub a genoemde gebouwen gelden de volgende regels:
a. een gebouw dient binnen een bouwvlak worden gebouwd;
b. ondergrondse gebouwen (kelders) zijn uitsluitend toegestaan, daar waar bovengrondse gebouwen aanwezig zijn. Ondergrondse
    gebouwen zijn uitsluitend toegestaan in één bouwlaag.
c. een bedrijfswoning mag uitsluitend worden gebouwd ter plaatse van de aanduiding "bedrijfswoning";
d. ter plaatse van de aanduiding "bedrijfswoning" mag ten hoogste één bedrijfswoning worden gebouwd;
e. de (op de verbeelding (plankaart)) aangegeven aanduidingen ten aanzien van de toegestane goot- en bouwhoogte in acht genomen
    worden; 
f. de inhoud van een bedrijfswoning mag ten hoogste 750 mbedragen.
 
12.2.3. Bijbehorende bouwwerken
Voor het bouwen van bijbehorende bouwwerken gelden de volgende regels:
a. mogen zowel binnen als buiten de bouwvlakken worden gebouwd;
b. deze niet mogen worden gebouwd vóór de voorgevelrooilijn;
c. de gezamenlijke oppervlakte van de bijbehorende bouwwerken buiten het bouwvlak (waarbinnen het hoofdbouw moet worden
    gebouwd) mag maximaal 85 m2 bedragen, mits het bebouwingspercentage van het bouwperceel maximaal 50 bedraagt;
d. de goothoogte maximaal 3 meter mag bedragen, met dien verstande dat bij een dakhelling van 0 tot 10 graden (platte
    dakconstructie) de hoogte maximaal 0,3 meter boven de bovenkant van de eerste verdiepingsvloer mag bedragen;
e. de afstand tot de voorgevel van het hoofdgebouw of het verlengde daarvan minimaal 3 meter dient te bedragen;
f.  de nokhoogte minimaal 1 meter lager dan de nok van het hoofdgebouw;
g. bij vrijstaande gebouwen aan één zijde een afstand van tenminste 2 meter tot de zijdelingse perceelsgrens in acht moet worden
    genomen;
h. in afwijking van het gestelde onder g dient de afstand tot de zijdelingse perceelsgrens minimaal 3 meter dient te bedragen, in geval
    het bebouwingsvlak op de verbeelding (plankaart) is voorzien van de aanduiding "specifieke bouwaanduiding - afstand tot
    perceelgrens".
 
12.2.4. Overkappingen en Carports
In afwijking van het bepaalde in lid 12.2.3 sub e, g en h geldt voor overkappingen en carports dat:
a. de afstand tot de voorgevel van het hoofdgebouw of het verlengde daarvan minimaal 1 meter dient te bedragen;
b. de afstand tot de zijdelingse perceelsgrens minimaal 1 meter dient te bedragen, in geval het bebouwingsvlak op de verbeelding (plankaart) is voorzien van de aanduiding "specifieke bouwaanduiding - afstand tot de perceelgrens".
 
12.2.5. Hoekpercelen
In afwijking van het bepaalde in lid 12.2.3  en lid 12.2.4 mag bij een hoekperceel één van de twee voorgevelrooilijnen worden overschreden met dien verstande dat:
1. Een bijbehorend bouwwerk voor de naar de weg gekeerde gevel (s) van het hoofdgebouw of het verlengde daarvan worden gebouwd, 
    mits;
    a. het een hoeksituatie betreft waarbij sprake is van twee naar de weg gekeerde gevels;
    b. het bijbehorend bouwwerk ten minste 3,00 meter achter een naar de weg gekeerde gevel van het hoofdgebouw of het verlengde
       daarvan wordt gebouwd;
    c. ten hoogste één naar de weg gekeerde gevel(s) van het hoofdgebouw of het verlengde daarvan wordt overschreden, welke gezien
        de ligging niet als logische voorgevelrooilijn kan worden aangemerkt;
    d. het bijbehorende bouwwerk tenminste 2,00 meter uit het openbaar toegankelijk gebied wordt gebouwd, mits de voorgevelrooilijn
        van de aangrenzende percelen niet wordt overschreden;
    e. de goothoogte maximaal 3 meter mag bedragen, met dien verstande dat bij een dakhelling van 0 tot 10 graden (platte
        dakconstructie) de hoogte maximaal 0,3 meter boven de bovenkant van de eerste verdiepingsvloer mag bedragen;
    f.  de totale oppervlakte van bijbehorende bouwwerken niet meer bedraagt dan de oppervlakte genoemd artikel 12.2.3 sub c en niet
        meer dan 50% van het bouwperceel bedraagt.
2. Een carport voor de naar de weg gekeerde gevel(s) van het hoofdgebouw of het verlengde daarvan wordt gebouwd, mits:
    a. het een hoeksituatie betreft waarbij sprake is van twee naar de weg gekeerde gevels;
    b. de carport ten minste 1,00 meter achter een naar de weg gekeerde gevels van het hoofdgebouw of het verlengde daarvan wordt
        gebouwd;
    c. ten hoogste één naar de weg gekeerde gevel(s) van het hoofdgebouw of het verlengde daarvan wordt overschreden, welke gezien
        de ligging niet als logische voorgevelrooilijn kan worden aangemerkt;
    d. de carport tenminste 2,00 meter uit het openbaar toegankelijk gebied wordt gebouwd, mits de voorgevelrooilijn van de
        aangrenzende percelen niet wordt overschreden;
    e. de bouwhoogte van een carport ten hoogste 3,00 meter bedraagt;
    f.  de totale oppervlakte van bijbehorende bouwwerken, waaronder de carport ook valt, niet meer bedraagt dan de oppervlakte
        genoemd in artikel 12.2.3 sub c en dat niet meer dan 50% van het bouwperceel wordt bebouwd.
 
12.2.6. Bouwwerken, geen gebouwen zijnde
Voor het bouwen van bouwwerken, geen gebouwen zijnde, gelden de volgende regels:
a. de bouwhoogte van erf- en terreinafscheidingen zal ten hoogste 1,00 m bedragen met dien verstande dat de bouwhoogte van erf- en
    terreinafscheidingen op een afstand van meer dan 3,00 m achter de voorgevel van het hoofdgebouw dan wel het verlengde daarvan,
    ten hoogste 2,00 m zal bedragen;
b. de bouwhoogte van overige bouwwerken, geen gebouwen zijnde, zal ten hoogste 2,00 m bedragen.
 
 
12.3. Nadere eisen
 
Burgemeester en Wethouders kunnen, ten behoeve van de woonsituatie, de milieusituatie, de verkeersveiligheid en de gebruiksmogelijkheden van de aangrenzende gronden, nadere eisen stellen aan de plaats en de afmetingen van
de bebouwing. 
 
12.4 Afwijken van de bouwregels
Mits geen onevenredige afbreuk wordt gedaan aan het straat- en bebouwingsbeeld, de woonsituatie, de milieusituatie, de verkeersveiligheid en de gebruiksmogelijkheid van de aangrenzende gronden, kan met een omgevingsvergunning worden afgeweken van:
a. het bepaalde in lid 12.2.3 sub d in die zin dat de goothoogte maximaal 5 meter mag bedragen, mits aangetoond wordt dat deze hoogte noodzakelijk is voor de bedrijfsvoering.
 
12.5. Specifieke gebruiksregels 
Tot een gebruik, strijdig met deze bestemming, wordt in ieder geval gerekend:
a. het gebruik van vrijstaande bijbehorende bouwwerken bij een (bedrijfs-)woning voor bewoning;
b. het gebruik van de gronden en bouwwerken ten behoeve van bedrijfsdoeleinden, tenzij:
    1. het een kleinschalig beroep of bedrijfsmatige activiteit betreft ten behoeve van de detailhandelsfunctie, met een
        bruto beroepsvloeroppervlak van ten hoogste 30% van de vloeroppervlakte van de begane grond van het hoofdgebouw, inclusief de
        bijbehorende bouwwerken op het bouwperceel tot een maximum van 50 m²;
     2. de gronden ter plaatse zijn voorzien van de aanduiding "specifieke vorm van bedrijf - schildersbedrijf" in welk geval een
         schildersbedrijf toegestaan is;
     3. de gronden ter plaatse zijn voorzien van de aanduiding "praktijkruimte", in welk geval een salon voor een schoonheidsspecialiste
         toegestaan is;
 
Onder het gebruik wordt tevens verstaan het laten gebruiken.
 
 
12.6. Wijzigingsbevoegdheid
 
Burgemeester en Wethouders kunnen, mits geen onevenredige afbreuk wordt gedaan aan de woonsituatie, de milieusituatie, de verkeersveiligheid en de gebruiksmogelijkheden van de aangrenzende gronden, het plan wijzigen in díe zin dat:
a. de aanduiding "wonen"wordt verwijderd, dan wel wordt aangebracht;
b. de aanduiding "supermarkt", "praktijkruimte", "specifieke vorm van bedrijf - schildersbedrijf", "bedrijfswoning" wordt verwijderd, mits de betreffende functie ter plaatse is beëindigd.