Het plangebied was vroeger bekend vanwege de grote rijkdom aan natte natuurtypen. De basis van de ecologische waarde werd in dit laaggelegen gebied vooral gevormd door de aanwezigheid van natuurlijke beeksystemen. Door ontwatering van het gebied voor landbouwkundige doeleinden is de botanische waarde van het gebied vooral na 1950 sterk afgenomen. In het plangebied komen voor Twentse begrippen nog wel veel weidevogels voor die het gebied gebruiken om te broeden, te rusten en te fourageren. Vooruitlopend op een totale integrale inrichting voor een meer natuurlijk beheer van het Beneden-Dinkeldal is het belangrijk de huidige weidevogelpopulatie te behouden en te versterken. Natuurmonumenten heeft ten doel op termijn in het gebied weer een zo natuurlijk mogelijk watersysteem te realiseren met in de kern van het gebied mogelijkheden voor moerasontwikkeling met langs de randen natte soortenrijke graslanden. Dit is echter nog niet realiseerbaar, daar de verworven gronden nog te zeer verspreid liggen. Vooruitlopend op de totale inrichting beperkt Natuurmonumenten zich tot kleinschalige herstel- en inrichtingsprojecten. In het plangebied, dat slechts een deel vormt van het totale natuurontwikkelingsgebied, is de doelstelling voorlopig het behoud en versterken van de natte graslanden op basis van "no regret" maatregelen die goed passen in de toekomstvisie van het geheel en die geen negatieve effecten veroorzaken op omliggende (agrarische) gronden en bedrijven. Hiervoor wordt in het plangebied enerzijds een aangepast beheer gevoerd en anderzijds een aantal inrichtingsmaatregelen genomen, zoals met dit wijzigingsplan wordt voorgestaan. Dit komt de botanische ontwikkeling van de percelen ten goede en zorgt voor het behoud en versterking van de aanwezige weidevogelpopulatie.