Externe veiligheid betreft het risico dat aan bepaalde activiteiten verbonden is voor niet bij de activiteit betrokken personen. Het externe veiligheidsbeleid richt zich op het voorkomen en beheersen van risicovolle bedrijfsactiviteiten en van risicovol transport (onder andere van gevaarlijke stoffen). Het gaat daarbij om de bescherming van individuele burgers en groepen tegen ongevallen met gevaarlijke stoffen of omstandigheden. Risicobronnen kunnen onderscheiden worden in risicovolle inrichtingen (onder andere lpg-tankstations) en vervoer van gevaarlijke stoffen en leidingen (onder andere aardgas, vloeibare brandstof en elektriciteit). Om voldoende ruimte te scheppen tussen risicobron en de personen of objecten die risico lopen (kwetsbare of beperkt kwetsbare objecten) moeten vaak afstanden in acht worden genomen. Ook ontwikkelingsmogelijkheden die ingrijpen in de personendichtheid kunnen om onderzoek vragen.
Op de risicokaart van Overijssel is waar te nemen dat op ca 650 meter ten westen en 1000 meter ten oosten de waterinjectlocaties van de Nederlandse Aardolie Maatschappij (NAM) gelegen zijn. Ten westen ligt het verdeelstation, ten oosten de injectielocatie aan de Tramweg. De risicocontour van het plaatsgebondenrisico (PR 10-6) van deze installaties is respectievelijk 100 en 50 meter. Het agrarisch bedrijf aan de Boschweg ligt ruimschoots buiten deze contour. Verder zijn er geen risicovolle inrichtingen in de directe omgeving. Vanuit externe veiligheid bestaan er geen aspecten die een belemmering vormen voor het initiatief, dan wel een nadere motivering vereisen.