In dit hoofdstuk wordt beschreven welke milieuaspecten afgewogen worden om medewerking te kunnen verlenen aan het ingediende plan. Een bodemonderzoek conform NEN 5740 is reeds beschikbaar. Verder hoeven er geen nadere onderzoeken te worden uitgevoerd.
Bodem
Bij de vaststelling van een ruimtelijk plan dient te worden bepaald of de aanwezige bodemkwaliteit past bij het toekomstig gebruik van die bodem. Om hierin inzicht te krijgen dient een verkennend bodemonderzoek te worden uitgevoerd. Voordat een Omgevingsvergunning voor de bouw van de woning kan worden afgegeven moet er wettelijk gezien een bodemonderzoek conform NEN 5740 zijn uitgevoerd, waaruit blijkt dat de milieukundige bodemkwaliteit geschikt is voor de bouw van een woning. Er is een verkennend bodemonderzoek conform NEN 5740 uitgevoerd waaruit blijkt dat de bodem geschikt is voor de uitvoering van het plan.
Milieuzonering
Zowel de ruimtelijke ordening als het milieubeleid stellen zich ten doel een goede kwaliteit van het leefmilieu te handhaven en te bevorderen. Dit gebeurt onder andere door milieuzonering. Onder milieuzonering verstaan we het aanbrengen van voldoende ruimtelijke scheiding tussen milieubelastende bedrijven of inrichtingen enerzijds en milieugevoelige functies als bijvoorbeeld wonen anderzijds. Voor het bepalen van de aan te houden afstanden is de VNG brochure ‘Bedrijven en Milieuzonering’, editie 2009, gehanteerd.
Het plangebied ligt in een gebied met een agrarisch karakter. In de omgeving liggen een aantal agrarische bedrijven, twee paardenhouderijen en een agrarisch loonwerkersbedrijf. De nieuwe woning mag geen milieukundige belemmeringen opleveren voor de functionerende bedrijven. Gezien de afstand van de nieuwe woning tot het dichtsbijzijnde bedrijf, circa 150 meter, levert de woonbestemming geen belemmeringen op. Vanwege deze afstanden is er ook geen sprake van dat het woongenot van de nieuwe woning belemmerd wordt door de bedrijven in de omgeving.
Verkeer en parkeren
Het bouwplan voorziet niet in het toevoegen van extra functies. Het plan heeft geen invloed op de aantallen verkeersbewegingen. Parkeren vindt in de bestaande en de nieuwe situatie plaats op eigen terrein.
Op 1 september 2007 is de Wet op de archeologische monumentenzorg in werking getreden. Hiermee worden de uitgangspunten van het Verdrag van Malta binnen de Nederlandse wetgeving geïmplementeerd. De wet regelt de bescherming van archeologisch erfgoed in de bodem. Het Verdrag van Malta regelt de omgang met het Europees archeologisch erfgoed. Nederland ondertekende dit verdrag van de Raad voor Europa in 1992. Aanleiding voor dit verdrag was dat het Europese archeologische erfgoed in toenemende mate bedreigd werd. Niet alleen door natuurlijke processen of ondeskundig gebruik van het bodemarchief, maar ook door ontwikkelingen in de ruimtelijke ordening.
In de wet is opgenomen dat gemeenten een archeologische zorgplicht hebbenen dat initiatiefnemers van projecten waarbij de bodem wordt verstoord, verplicht zijn rekening te houden met de archeologische relicten die in het plangebied aanwezig (kunnen) zijn. Hiervoor is archeologisch vooronderzoek nodig.
Bureau Baac heeft voor het grondgebied van de gemeente Dinkelland een inventarisatie opgesteld van de archeologische verwachtingen. Het plangebied is getoetst aan de archeologische verwachtingskaart.
Het plangebied ligt op een dekzandhoogte en -rug met een plaggendek. De verwachtingswaarde voor dit gebied is hoog voor resten uit alle perioden.Omdat het plan kleiner is dan 2500 m2 hoeft er geen archeologisch onderzoek uitgevoerd te worden. Het plangebied ligt tevens binnen een bufferzone rond een erf, adelijk huis of watermolen. Hiervoor geldt een hoge verwachtingswaarde voor archeologische resten uit de Middeleeuwen en Nieuwe tijd. Omdat het plangebied kleiner is dan 2500 m2, geldt er een vrijstelling voor het uitvoeren van archeologisch onderzoek.