direct naar inhoud van 6.5 Flora & fauna
vastgesteld
NL.IMRO.1774.BUIPBBAVELDSDENNEN-0401

6.5 Flora & fauna

Bescherming in het kader van de natuur wet- en regelgeving is op te delen in gebieds- en soortenbescherming. Bij gebiedsbescherming heeft men te maken met de Natuurbeschermingswet en de Ecologische Hoofdstructuur. Soortenbescherming komt voort uit de Flora- en faunawet.

6.5.1 Natuurbeschermingswet

Natuurgebieden of andere gebieden die belangrijk zijn voor flora en fauna kunnen op basis van de Europese Vogelrichtlijn en Habitatrichtlijn (Natura2000) worden aangemerkt als speciale beschermingszones (SBZ’s).

Op 1 oktober 2005 is de gewijzigde Natuurbeschermingswet 1998 in werking getreden. Vanaf dat moment heeft Nederland de Europese Vogelrichtlijn in nationale wetgeving verankerd. Sinds 1 februari 2009 is de Habitatrichtlijn in werking getreden. Nederland zal aan de hand van een vergunningenstelsel de zorgvuldige afweging waarborgen rond projecten die gevolgen kunnen hebben voor Natura 2000-gebieden. De Natura 2000-gebieden (Vogelrichtlijn- en Habitatrichtlijngebieden) zijn rechtstreeks beschermd door de Natuurbeschermingswet 1998. De provincies spelen hierbij een cruciale rol (Bevoegd Gezag). Om effect te hebben op een door de Natuurbeschermingswet 1998 beschermd gebied hoeft de ontwikkeling niet persé ook binnen of deels binnen de grenzen van zo’n gebied te liggen. Het kan ook zo zijn dat door een ontwikkeling een gebied wordt beïnvloed dat een belangrijke relatie heeft met een Natura 2000-gebied.

De projectlocatie bevindt zich niet in of in de buurt van een speciale beschermingszone als bedoeld in de Vogel- en/of Habitatrichtlijn of in de buurt van de Ecologische Hoofdstructuur of ander natuurgebieden. Op onderstaande figuur is een cirkel van 3 kilometer rondom het onderhavige plangebied getrokken. In deze paragraaf wordt verderop ingegaan op de afstand tot de op onderstaand figuur aangegeven gebieden.

afbeelding "i_NL.IMRO.1774.BUIPBBAVELDSDENNEN-0401_0025.png"

Figuur 6.3: ligging plangebied ten opzichte van Natura 2000 gebieden (geel), EHS (groen) en Nationaal Landschap Noordoost Twente (oranje)

Het plangebied ligt in het Nationaal Landschap "Noordoost Twente". Volgens de Nota Ruimte geldt in deze landschappen het 'ja-mits-regime. Grootschalige ontwikkelingen zijn hier niet toegestaan. De aanwezige kernkwaliteiten van het Nationale Landschap mogen niet worden aangetast.

De ruimtelijke ontwikkeling betreft de bouw van hotel lodges op het binnenterrein van een bestaand bungalowpark. Het plan doet geen afbreuk aan de kernkwaliteiten van het Nationaal Landschap "Noordoost Twente".

Het plangebied is gelegen op grote afstand (2 kilometer) van het Natura-2000 gebied Bergvennen en Brecklenkampse Veld. Gezien de afstand tussen de projectlocatie en natuurgebied Bergvennen en Brecklenkampse Veld worden tijdens de werkzaamheden geen verstorende effecten op soorten in de voorgenoemde gebieden verwacht. De geringe verkeerstoename zal gezien de grote afstand tot het Natura-2000 gebied geen significante toename van de stikstofdepositie veroorzaken.

Geconcludeerd wordt dat er geen negatieve effecten op de kwalificerende habitattypen worden verwacht. Er is zeker geen sprake van negatieve effecten op de instandhoudingsdoelen van de kwalificerende habitattypen. Geconcludeerd wordt dat onderhavig initiatief geen significant negatief effect heeft op de meest nabijgelegen Natura-2000 gebieden. Een passend beoordeling is derhalve niet noodzakelijk en kan achterwege blijven.

6.5.2 Flora en Faunawet

Wat betreft de soortbescherming is de Flora- en Faunawet van toepassing. Hierin wordt onder andere de bescherming van dier- en plantensoorten geregeld. Bij ruimtelijke ontwikkelingen dient te worden getoetst of er sprake is van negatieve effecten op de aanwezige natuurwaarden. Als hiervan sprake is, moet ontheffing of vrijstelling worden gevraagd.

In verband met de voorgenomen ontwikkelingen binnen het plangebied Bavelds Dennen in Denekamp is een toetsing van de plannen noodzakelijk aan de Flora- en faunawet. In verband hiermee is een verkennend onderzoek (‘quick-scan’) uitgevoerd door adviesbureau Eelerwoude in het kader van de Flora- en faunawet. Betreffend onderzoek is bijgevoegd in Bijlage 4. Met dit onderzoek wordt onderzocht welke beschermde plant- en diersoorten aanwezig zijn binnen het plangebied en welke biotopen aanwezig zijn welke geschikt leefgebied vormen voor beschermde plant- en diersoorten. Op basis daarvan worden uitspraken gedaan over de (mogelijke) effecten van de voorgenomen ontwikkeling en de eventueel noodzakelijke vervolgstappen.

6.5.3 Conclusies onderzoek

Algemene, beschermde soorten (tabel 1 ff-wet)

Op basis van dequick-scan moet geconcludeerd worden dat binnen het plangebied enkele algemeen beschermde diersoorten voorkomen (tabel 1 ff-wet). Bij de ruimtelijke ontwikkeling is het mogelijk dat individuen van deze soorten verstoord of gedood worden. Er is echter geen gevaar voor het in stand houden van de lokale populatie. Er hoeft dan ook geen ontheffing aangevraagd te worden aangezien voor deze groep een vrijstelling geld bij ruimtelijke ingrepen.


Zwaarder beschermde soorten (tabel 2 en 3)

Met de ruimtelijk ingrepen worden geen negatieve effecten verwacht op populaties van tabel 2 en 3-soorten. Eventuele aanwezige zwaarder beschermde soorten zullen geen hinder ondervinden vanwege de beperkte omvang van de ruimtelijke ontwikkeling.

6.5.4 Advies

Denk aan vogels

Voor alle beschermde, inheemse (ook de algemeen voorkomende) vogelsoorten geldt vanuit de Flora- en faunawet een verbod op handelingen die nesten of eieren beschadigen of verstoren. Ook handelingen die een vaste rust- of verblijfplaats van beschermde vogels verstoren zijn niet toegestaan. In de praktijk betekent dit dat verstorende werkzaamheden alleen buiten het broedseizoen (dat voor de meeste soorten loopt van maart tot en met juli) uitgevoerd mogen worden. Wanneer de werkzaamheden buiten het broedseizoen worden uitgevoerd is voor vogels geen ontheffing noodzakelijk.

Denk aan vleermuizen

Van de te verwachten vleermuizen is voornamelijk watervleermuis erg gevoelig voor verstoring door licht. Er wordt dan ook geadviseerd om verlichting tot een minimum te beperken (zeker geen toename t.o.v. de huidige situatie).