direct naar inhoud van Artikel 21 Detailhandel - Tuincentrum
Plan: Buitengebied 2010
Status: vastgesteld
Plantype: bestemmingsplan
IMRO-idn: NL.IMRO.1774.BUIBPBUITENGEBIED-0402

Artikel 21 Detailhandel - Tuincentrum

 

21. 1.    Bestemmingsomschrijving

De voor ‘Detailhandel - Tuincentrum’ aange­wezen gronden zijn bestemd voor:

a.    bedrijfsgebouwen, waaronder overkappingen en kassen, ten be­hoeve van het kweken van bloemen en planten en detail­handel, kantoorruimten, kantinevoorzieningen, ondergeschikte horecadoeleinden en opslagvoorzieningen, waarbij met be­trekking tot detailhandel geldt dat detailhandel uitsluitend is toegestaan in artikelen genoemd in bijlage 7 onder a, b en c;

b.    bedrijfswoningen, aan- en uitbouwen, bijgebouwen en overkappingen bij bedrijfs­woningen, al dan niet in combinatie met ruimte voor een aan-huis-verbonden beroep dan wel een kleinschalige be­drijfsmatige activiteit;

 

met daaraan ondergeschikt:

c.    wegen en paden:

d.    water;

 

met de daarbijbehorende:

e.    tuinen, erven en terreinen;

f.     bouwwerken, geen gebouwen zijnde, al dan niet ondergronds.

21. 2.    Bouwregels

21. 2. 1. Voor het bouwen van de in lid 21.1. onder a en b ge­noemde gebouwen, overkappingen en kassen, gelden de volgende regels:

a.    per bestemmingsvlak mogen uitsluitend bedrijfsgebouwen, waaronder overkappingen en kassen, ten behoeve van één tuincentrum worden gebouwd;

b.    het aantal bedrijfswoningen zal ten hoogste twee bedragen;

c.    de gezamenlijke oppervlakte van de bedrijfsgebouwen, waaron­der overkappingen en kassen, zal per bestemmings­vlak niet meer bedragen dan 115% van de bestaande geza­menlijke oppervlakte van de bedrijfsgebouwen, waaronder overkappingen en kassen;

d.    de bedrijfsgebouwen, waaronder overkappingen en kassen, en de aan- en uitbouwen, bijgebouwen en overkappingen bij de bedrijfswoning zullen ten minste 3,00 m achter de voorgevel van de bedrijfswoning dan wel het verlengde daarvan worden gebouwd, tenzij de bestaande afstand minder bedraagt, de bedrijfswoning op meer dan 50 m van de weg is gesitueerd, dan wel de gebouwen vóór de voorgevel van een bedrijfswoning zijn gebouwd, in welk geval de bestaande afstand dan wel de bestaande situering ten opzichte van de voorgevel van de bedrijfswoning geldt;

e.    de maatvoering van een gebouw of een overkapping zal voorts voldoen aan de eisen die in het volgende bouwschema zijn gesteld:

 

Functie van een bouwwerk

Maximale

opper­vlakte/inhoud

Goothoogte in m

Dakhelling

in °

Hoogte in m

 

per gebouw of overkap­ping

gezamenlijk

max.

min.

max.

max.

Bedrijfsgebouw, waaronder een overkapping

-#

-

6,00

20

60

12,00

Bedrijfswoning

750 m³*

-

3,50

30

60

9,00

Aan- en uitbou­wen, bijgebou­wen en over­kappingen bij de bedrijfswo­ning

-

100 m²

3,50

-

60

-**

#             bij gebouwen of overkappingen, die groter zijn dan:

-       500 m³, dient het bouwplan vergezeld te gaan van een landschappe­lijk inpassingsplan;

-       2.000 m³, dient het bouwplan vergezeld te gaan van een erfinrich­tingsplan ten behoeve van een goede landschappelijke inpassing en een goede ruimtelijke kwaliteitsverhouding tot de bestaande be­bouwing.

*              tenzij de bestaande inhoud meer bedraagt, in welk geval de inhoud van een bedrijfswoning ten hoogste de bestaande inhoud zal bedragen.

**            de bouwhoogte van een aan-, uit- of bijgebouw of overkapping zal ten minste 1,00 m lager zijn dan de bouwhoogte van de bedrijfswoning.

21. 2. 2. Voor het bouwen van overige bouwwerken, geen gebou­wen zijnde, gelden de volgende regels:

a.    de hoogte van erf- en terreinafscheidingen zal ten hoogste 1,00 m bedragen, met dien verstande dat de hoogte van erf- en terreinafscheidingen achter de voorgevel van de bedrijfswo­ning(en) ten hoogste 2,00 m zal bedragen;

b.    de hoogte van de overige bouwwerken, geen gebouwen zijnde, zal ten hoogste 10,00 m bedragen.

 

21. 3.    Specifieke gebruiksregels

Tot een strijdig gebruik van gronden en bouwwerken wordt in ieder geval gerekend:

a.    het gebruik van gedeelten van een bedrijfswoning, inclusief aan- en uitbouwen en bijgebouwen bij de bedrijfswoning, voor de uitoefening van een aan-huis-verbonden beroep of een kleinschalige bedrijfsmatige activiteit, indien:

1.    het beroep of bedrijf niet wordt uitgeoefend door één van de bewoners van de bedrijfswoning, waarbij één andere arbeidskracht ter plekke werkzaam mag zijn;

2.    de beroeps-/bedrijfsvloeroppervlakte in de bedrijfswoning meer bedraagt dan 30% van het vloeroppervlak van de bedrijfswoning;

3.    de beroeps-/bedrijfsvloeroppervlakte meer dan 50 m² be­draagt;

4.    parkeren niet op eigen erf plaatsvindt;

5.    detailhandel plaatsvindt anders dan productiegebonden de­tailhandel;

b.    het gebruik van vrijstaande bijgebouwen voor bewoning;

c.    het splitsen van een bedrijfswoning in meer dan één woning;

d.    het gebruik van gronden en bouwwerken ten behoeve van verblijfsrecreatieve doeleinden;

e.    het gebruik van gebouwen en bouwwerken ten behoeve van on­dergeschikte horecadoeleinden, indien de oppervlakte meer bedraagt dan 530 m²;

f.     het gebruik van gebouwen en bouwwerken ten behoeve van de in bijlage 7 onder b genoemde detailhandel, indien de op­pervlakte meer bedraagt dan 2.120 m²;

g.    het gebruik van gronden en bouwwerken ten behoeve van de in bijlage 7 onder c genoemd detailhandel, indien de opper­vlakte meer bedraagt dan het aantal aangegeven m² in de bij­lage.

21. 4.    Ontheffing van de gebruiksregels

Burgemeester en Wethouders kunnen ontheffing verlenen van:

 

-       het bepaalde in lid 21.1. onder a, 21.3. onder f en g en toestaan dat de gronden en bouwwerken worden gebruikt voor detail­handel anders dan genoemd in bijlage 7 onder a, b en c, mits:

1.    het artikelen betreft welke in het algemeen gangbaar zijn in een tuincentrum;

2.    er geen sprake zal zijn van een onevenredige aantasting van de ruimtelijke uitstraling van het tuincentrum;

3.    de verkoop van deze artikelen binnen het tuincentrum niet leiden tot ernstige aantasting van het voorzieningenniveau en/of ernstige verstoring van de winkelstructuur binnen de gemeente Dinkelland;

4.    de verkoop van deze artikelen niet leidt tot een uitbreiding van het totale verkoopvloeroppervlak voor niet-tuingerela­teerde producten, zoals vermeld in bijlage 7 onder b en c, zijnde 2.985 m²;

5.    de belangen van rechthebbenden en gebruikers van aan­grenzende percelen niet onevenredig worden geschaad;

6.    de verkoop van deze artikelen integraal onderdeel uit zal gaan maken van het tuincentrum en niet het karakter gaan hebben van een afgesloten c.q. zelfstandige detailhan­delsvestiging binnen het tuincentrum (geen win­kel/­spe­ciaal­zaak binnen het tuincentrum);

7.    het hier onder 1 en 3 gestelde onderbouwd wordt met een distributieplanologisch onderzoek.

21. 5.    Wijzigingsbevoegdheid

Burgemeester en Wethouders kunnen het plan wijzigen in dié zin dat:

-       de gezamenlijke oppervlakte van de bedrijfsgebouwen, waaron­der overkappingen en kassen, wordt ver­groot tot ten hoogste 125% van de bestaande geza­menlijke oppervlakte van de bedrijfsgebouwen, waaronder overkappingen en kassen, mits:

1.    de vergroting noodzakelijk is voor een goede uitoefening van het bedrijf;

2.    er geen sprake is van onevenredige schade voor de aan­grenzende (agrarische) bedrijven, in dié zin dat de bedrij­ven in hun ontwikkelingsmogelijkheden worden beperkt;

3.    er ten behoeve van een zorgvuldige landschappelijke inpas­sing een erfbeplantingsplan, afgestemd op de land­schaps- en beheersvisie uit het Landschapsontwikkelings­plan, zoals opgenomen in bijlage 5 van de toelichting, is opgesteld;

4.    geen onevenredige afbreuk wordt gedaan aan de milieusitu­atie, de woonsituatie, de landschappelijke waar­den en de gebruiksmogelijkheden van de aangrenzende gronden.