direct naar inhoud van Artikel 5 Bos en natuur
Plan: Buitengebied 2010
Status: vastgesteld
Plantype: bestemmingsplan
IMRO-idn: NL.IMRO.1774.BUIBPBUITENGEBIED-0402

Artikel 5 Bos en natuur

 

5. 1.       Bestemmingsomschrijving

De voor ‘Bos en natuur’ aangewezen gronden zijn bestemd voor:

a.    natuur, bosbouw en houtproductie;

b.    het behoud, het herstel en de ontwikkeling van de cultuurhistori­sche, de natuurlijke en de landschappelijke waarden van de bos- en natuurgebieden;

c.    beken, plassen, poelen, vennen, sloten en/of andere watergangen en/of –partijen, al dan niet mede bestemd voor waterberging;

d.    het behoud, het herstel en de ontwikkeling van de waarden van de historische buitenplaatsen, indien de gronden zijn voorzien van de aanduiding “specifieke vorm van waarde - historische buitenplaats”;

e.    een hondendressuurterrein, ter plaatse van de aanduiding “specifieke vorm van sport - hondendressuurterrein”;

 

en mede bestemd voor:

f.     het tegengaan van een te hoge geluidsbelasting van een geluidsgevoelige bestemming vanwege een spoorweg, ter plaatse van de algemene aanduidingregel “geluidzone - spoor”;

g.    het tegengaan van een te hoge geluidsbelasting van een geluidsgevoelige bestemming vanwege luchtvaartverkeer, ter plaatse van de algemene aanduidingregel “luchtvaartverkeerzone”;

h.    het beschermen van de drinkwaterwinning, de drinkwaterproductie, de drinkwaterdistributie en de grondwaterkwaliteit van een grondwaterbeschermingsgebied, ter plaatse van de algemene aanduidingregel “milieuzone - grondwaterbeschermingsgebied”;

i.      de bescherming van de functie van de in het aanliggende gebied gesitueerde molen als werktuig en zijn waarde als landschapsbepalend element, ter plaatse van de algemene aanduidingregel “vrijwaringszone - molenbiotoop”;

j.      het tegengaan van te hoge bebouwing vanwege een straalpad, ter plaatse van de algemene aanduidingregel “vrijwaringszone - straalpad”;

 

met daaraan ondergeschikt:

k.    het extensief agrarisch medegebruik;

l.      het extensief dagrecreatief medegebruik en educatief medege­bruik;

m.   wegen en paden;

n.    openbare nutsvoorzieningen;

o.    terreinen voor evenementen;

 

met de daarbijbehorende:

p.    veldschuren, indien de gronden zijn voorzien van de aanduiding “specifieke vorm van agrarisch - veldschuur”;

q.    gebouwen, waaronder overkappingen, ten behoeve van een hondendressuurterrein, ter plaatse van de aanduiding “specifieke vorm van sport - hondendressuurterrein”;

r.     bouwwerken, geen gebouwen zijnde.

5. 2.       Bouwregels

5. 2. 1. Voor het bouwen van de in lid 5.1. onder q genoemde veld­schuren gelden de volgende regels:

a.    per gebied dat is voorzien van de aanduiding “specifieke vorm van agrarisch - veldschuur”, zal ten hoogste één veldschuur worden ge­bouwd;

b.    de oppervlakte van een veldschuur zal ten hoogste de be­staande oppervlakte bedragen;

c.    de goothoogte van een veldschuur zal ten hoogste de be­staande goothoogte bedragen;

d.    de dakhelling van een veldschuur zal de bestaande dakhelling bedragen.

5. 2. 2. Voor het bouwen van de in lid 5.1. onder r genoemde gebouwen, waaronder overkappingen, gelden de volgende regels:

a.    per gebied dat is voorzien van de aanduiding “specifieke vorm van sport - hondendressuurterrein”, zal ten hoogste één gebouw of overkapping worden ge­bouwd;

b.    de oppervlakte van een gebouw of overkapping zal ten hoogste 100 m² bedragen;

c.    de goothoogte van een gebouw of overkapping zal ten hoogste 3,00 m bedragen;

d.    de dakhelling van een gebouw of overkapping zal ten hoogste 60º bedragen.

5. 2. 3. Voor het bouwen van overige bouwwerken, geen gebou­wen zijnde, gelden de volgende regels:

a.    de hoogte van overige bouwwerken ten behoeve van vogelob­servatie zal ten hoogste 15,00 m bedragen.

b.    de hoogte van overige bouwwerken, geen gebouwen zijnde, zal ten hoogste 2,00 m bedragen.

5. 3.       Specifieke gebruiksregels

Tot een strijdig gebruik van gronden en bouwwerken wordt in ieder geval gerekend:

a.    het gebruik van gronden en bouwwerken ten behoeve van ver­blijfsrecreatieve doeleinden;

b.    het opslaan van mest en/of andere landbouwproducten;

c.    het scheuren, het omzetten en/of anderszins ingrijpend wijzi­gen van gronden ten behoeve van een permanent ander ge­bruik;

d.    het dempen van beken, plassen, sloten en/of andere watergan­gen en/of -partijen.

5. 4.       Aanlegvergunningen

5. 4. 1. Het is verboden zonder of in afwijking van een schriftelijke vergunning van Burgemeester en Wethouders (aanlegvergunning) de volgende werken, geen bouwwerken zijnde, en werkzaamhe­den uit te voeren:

a.    het af- en/of vergraven en/of ophogen van gronden;

b.    het verwijderen van bomen en/of houtgewas, alsmede de verwij­dering van bodem- en oevervegetaties;

c.    het aanplanten van bomen en/of houtgewas;

d.    het dempen, graven, baggeren en/of verbreden van beken, plas­sen, slo­ten en/of andere watergangen en/of -partijen;

e.    het aanbrengen van oppervlakteverhardingen;

f.     het aanleggen van fiets- en voetpaden;

g.    het aanleggen van voorzieningen ten behoeve van het exten­sief dagrecreatief medegebruik en/of het educatief medege­bruik;

h.    het aanleggen van ondergrondse of bovengrondse transport-, energie- en/of telecommunicatiekabels en/of -leidingen.

5. 4. 2. Het in lid 5.4.1. vervatte verbod is niet van toepassing op werken en werkzaamheden, die:

a.    het normale onderhoud betreffen;

b.    reeds in uitvoering zijn op het tijdstip van het van kracht wor­den van dit plan;

c.    betrekking hebben op gronden die zijn voorzien van de aanduiding “specifieke vorm van waarde - historische buitenplaats”;

d.    dienen ter uitvoering en realisatie van de Ecologische Hoofdstructuur, ter plaatse van de dubbelbestemming ‘Waarde - Ecologie’.

 

5. 4. 3. De in lid 5.4.1. genoemde vergunningen kunnen slechts worden verleend, indien geen onevenredige afbreuk wordt gedaan aan de landschappelijke, de natuurlijke, de geomorfologische, cultuurhistorische en de archeologische waarden, de waarden van de historische buitenplaatsen.

5. 4. 4. Voor de in 5.4.1. onder a tot en met d genoemde activitei­ten zullen uitsluitend vergunningen worden verleend als de activi­teiten worden uitgevoerd in het kader van bos- en natuurbeheer.

5. 5.       Wijzigingsbevoegdheid

Burgemeester en Wethouders kunnen het plan wijzigen in dié zin dat:

 

-       de bestemming ‘Bos en natuur’ wordt gewijzigd in de bestemming ‘Bedrijf’ ten behoeve van het verplaatsen van bestemmingsvlakken, mits:

1.    na toepassing van deze wijzigingsbevoegdheid de regels van artikel 8 van overeenkomstige toepassing zijn;

2.    het voormalige (deel van het) bestemmingsvlak ter plaatse wordt verwijderd en de betreffende gronden worden voorzien van de bestemming “Bos en natuur”;

3.    de huidige ligging van het bestemmingsvlak belemmeringen oplevert voor de omgeving dan wel met de verplaatsing een verbetering van de ruimtelijke kwaliteit kan worden bewerkstelligd;

4.    er geen sprake is van onevenredige schade voor de aangrenzende (agrarische) bedrijven, in die zin dat de bedrijven in hun ontwikkelingsmogelijkheden worden beperkt;

5.    geen onevenredige afbreuk wordt gedaan aan de woonsituatie, natuurlijke waarden en de gebruiksmogelijkheden van de aangrenzende gronden.