direct naar inhoud van Artikel 21 Wonen - Appartementen
Plan: Wonen Rijssen
Status: vastgesteld
Plantype: bestemmingsplan
IMRO-idn: NL.IMRO.1742.BPRW2009000-0401

Artikel 21 Wonen - Appartementen

21.1 Bestemmingsomschrijving

De voor 'Wonen - Appartementen' aangewezen gronden zijn bestemd voor:

  • a. wonen, in appartementen;
  • b. groenvoorzieningen;
  • c. verkeers- en verblijfsvoorzieningen;
  • d. water.

21.2 Bouwregels
21.2.1 gebouwen

Voor het bouwen van gebouwen ten behoeve van wonen gelden de volgende regels:

  • a. gebouwen mogen uitsluitend binnen een bouwvlak worden gebouwd;
  • b. het aantal woningen mag niet meer dan het bestaande aantal woningen per bouwvlak bedragen;
  • c. de bouwhoogte van gebouwen en daarvan onderdeel uitmakende aan- of uitbouwen mag niet meer dan de bestaande bouwhoogte bedragen verhoogd met maximaal 10%;
  • d. de maximale bouwhoogte van de bijgebouwen en overkappingen bedraagt niet meer dan 3,5 m;
  • e. ter plaatse van de aanduiding 'onderdoorgang' dient ruimte te zijn voor een onderdoorgang met een minimale hoogte van 2,5 m;
  • f. de maximale oppervlakte van de bijgebouwen, overkappingen en carports bedraagt niet meer dan 25 m² per appartement.

21.2.2 bouwwerken, geen gebouwen en geen overkappingen zijnde

Voor het bouwen van bouwwerken, geen gebouwen en geen overkappingen zijnde, gelden de volgende regels:

  • a. de bouwhoogte van terreinafscheidingen voor de voorgevelrooilijn bedraagt ten hoogste 1 m en daarachter ten hoogste 2 m, met dien verstande dat voor hoeksituaties gericht op de openbare weg of openbaar groen geldt dat in het verlengde van de achtergevel van de woning de bouwhoogte ten hoogste 2 m bedraagt;
  • b. de hoogte van vlaggenmasten bedraagt ten hoogste 6 m;
  • c. de bouwhoogte van overige bouwwerken, geen gebouwen zijnde, mag niet meer dan 2,5 m bedragen.

21.3 Nadere eisen

Burgemeester en wethouders kunnen met het oog op het voorkomen van een onevenredige aantasting van:

  • a. de gebruiksmogelijkheden van aangrenzende gronden;
  • b. het straat- en bebouwingsbeeld;
  • c. de verkeersveiligheid;
  • d. de verschijningsvorm van karakteristieke panden;

nadere eisen stellen aan:

  • 1. de plaats en de bouwhoogte van gebouwen en andere bouwwerken ten behoeve van het behoud van de karakteristieke verschijningsvorm van gebouwen ter plaatse van de aanduiding 'karakteristiek';
  • 2. plaats van gebouwen in die zin dat de hoofdgebouwen in de naar de weg gekeerde bouwgrens moeten worden gebouwd.

21.4 Specifieke gebruiksregels

Onder strijdig gebruik met deze bestemming wordt begrepen het gebruik dat afwijkt van de bestemmingsomschrijving, waaronder in elk geval wordt begrepen:

- het gebruik van een bestaand vrijstaand bijgebouw als zelfstandige woonruimte;

- de vestiging van bijzondere woonvormen, waaronder verpleging en verzorging, al dan niet in samenhang centrale voorzieningen.

21.5 Afwijken van de gebruiksregels

Het bevoegd gezag kan bij een omgevingsvergunning afwijken van het bepaalde in artikel 21.4ten behoeve van de vestiging van bijzondere woonvormen, waaronder verpleging en verzorging, al dan niet in samenhang centrale voorzieningen.