direct naar inhoud van 8.1 Overleg ex artikel 3.1.1 Bro
Plan: Bedrijventerrein Rijssen
Status: onherroepelijk
Plantype: bestemmingsplan
IMRO-idn: NL.IMRO.1742.BPRB2009000-0501

8.1 Overleg ex artikel 3.1.1 Bro

8.1.1 Algemeen

Het voorontwerp van dit bestemmingsplan is in het kader van het overleg ex artikel 3.1.1 van het Besluit ruimtelijke ordening toegezonden aan de volgende instanties:

  • 1. Provincie Overijssel, Eenheid Ruimte, Wonen en Bereikbaarheid;
  • 2. ProRail, Regio Noord-Oost

Deze instanties hebben inhoudelijke opmerkingen gemaakt.
Per instantie zijn de ingekomen opmerkingen hierna samengevat weergegeven en voorzien van een reactie.

8.1.2 Provincie Overijssel, Eenheid Ruimte, Wonen en Bereikbaarheid

De provincie (provincie Overijssel, Eenheid Ruimte, Wonen en Bereikbaarheid) heeft per brief van 23 april 2009 opmerkingen gemaakt ten aanzien van het voorontwerp-bestemmingsplan. Een en ander is op 17 juni 2009 nader besproken met de provincie in het kader van het reguliere overleg over RO-onderwerpen.
Een samenvatting van de opmerkingen is hierna weergegeven, voorzien van een reactie van de gemeente.

  • 1. Combinatie bedrijven en kantoren

De provincie acht vestiging van zelfstandige kantoren op bedrijventerrein de Mors, i.c. in de zones 'wro-zone - wijzigingsgebied 2' langs de Morsweg, en in het deel van de 'wro-zone - wijzigingsgebied 2' langs de Wattstraat binnen een 'veiligheidszone - bevi', niet toelaatbaar. De redenen daarvoor zijn: door kantoorontwikkeling komt de ontwikkeling als bedrijventerrein in het gedrang wat betreft ruimtegebruik en milieu; bedrijventerrein de Mors is een C-locatie (qua bereikbaarheid OV).
De provincie gaat wel akkoord met kantoorontwikkelingsmogelijkheden op de stationslocatie en - K zonder baliefunctie- in de zuidwesthoek, langs de Wattstraat (uitgezonderd 'veiligheidszone - bevi') en Kryptonstraat.
In het overleg op 17 juni 2009 heeft de provincie dat standpunt nader gespecificeerd op een tweetal aspecten, 'externe veiligheid' en 'ruimtelijke visie'.

De provincie acht het niet aanvaardbaar dat kwetsbare objecten (lees: kantoren), nu en in de toekomst kunnen worden gevestigd binnen risicocontouren van aanwezige bedrijven. Dat geldt ook voor de situatie dat het kantoor er staat en er bedrijven rondom de kantoren kunnen komen die een risicocontour met zich meebrengen.
De provincie vindt dat de ruimtelijke visie logisch is. Het bestaande bedrijventerrein heeft in zich een bepaalde zonering kijkend naar de categorie van bedrijven. Om nu langs de Morsweg een gedeelte dat de bestemming categorie 4.2 heeft om te kunnen zetten naar kantoren (zelfstandig) is naar de mening van de provincie in strijd met de ruimtelijke visie van het bestemmingsplan.

Reactie

Wat betreft de (on)verenigbaarheid van bedrijven en kantoren het volgende.
De toekomstige mogelijkheden van kantoorvestiging, die de provincie niet toelaatbaar acht, betreffen de zones langs de Morsweg, ten noorden van de Maatgraven. Deze beslaan slechts een klein deel van de totale oppervlakte van het bedrijventerrein Rijssen en zijn nauwelijks van invloed op het fysieke ruimtegebruik en de uitbreidings- en intensiveringsmogelijkheden van de huidige en toekomstige, andere bedrijven op het bedrijventerrein.
Kantoren, zeker die van een relatief beperkte omvang, zijn milieutechnisch goed inpasbaar op een bedrijventerrein.

Conclusie '(on)verenigbaarheid van bedrijven en kantoren'

De mogelijke kantoorontwikkelingen nemen maar een beperkt deel van de totale ruimte in beslag. Kantoren, zeker in de hier mogelijke omvang, zijn maar beperkt van invloed op de (toekomstige) milieuruimte van aangrenzende andere bedrijven (zie ook hierna bij 'externe veiligheid').

Wat betreft het aspect externe veiligheid wordt het volgende opgemerkt.
In de bestemming 'Bedrijventerrein' zijn, als recht, alleen kantoren toegestaan, die horen bij en gebonden zijn aan bedrijven. Binnen een aanduiding 'veiligheidszone - bevi' mag de brutovloeroppervlakte van deze kantoren, behoudens bestaande kantoren, niet meer dan 1500 m² per object bedragen (artikel 5, lid 5.1 onder 2, planregels).
Boven die maat worden kantoren aangemerkt als 'kwetsbaar object' als bedoeld in artikel 1, lid 1, onderdeel m, onder c, BEVI (Besluit externe veiligheid inrichtingen), ten aanzien waarvan op grond van artikel 5, lid 1, BEVI, bij de vaststelling van het bestemmingsplan, de grenswaarde genoemd in artikel 8, lid 1, BEVI, in acht dient te worden genomen (10-6 per jaar).

In artikel 5 is een bepaling opgenomen die voorkomt dat zich op het bedrijventerrein nieuwe 'risico' bedrijven kunnen vestigen; het gaat om artikel 5.1, onder 4:
'…. een en ander met uitzondering van:
4. bedrijven die in belangrijke mate een verhoging van de veiligheidsrisico's kunnen veroorzaken vanwege risicobronnen die buiten de perceelsgrens van de betreffende bedrijfslocatie waarop die risicobronnen aanwezig zijn, een plaatsgebonden risico veroorzaken van meer dan 10-6 per jaar, behoudens de bestaande bedrijven ter plaatse van de aanduiding 'veiligheidszone-bevi'.'.

Artikel 5.6 omvat een wijzigingsbevoegdheid: 5.6.1. Wijziging van 'Bedrijventerrein' naar 'Kantoor'. Hiermee wordt het mogelijk gemaakt dat in de gebieden met de aanduidingen 'wro-zone - wijzigingsgebied 1 en 2' zich zelfstandige kantoren kunnen vestigen, dus niet gebonden aan een bedrijf.
In die wijzigingsbevoegdheid is bepaald dat kantoren niet zijn toegestaan ter plaatse van de aanduiding 'veiligheidszone - bevi' (artikel 5, sublid 5.6.1, onder a, planregels).
Binnen de bestemming 'Kantoor' geldt geen oppervlaktebeperking voor kantoren. Wijziging naar de bestemming 'Kantoor' betekent dan ook dat de oppervlaktebeperking van 1500 m², die geldt voor 'bedrijfsgebonden kantoren' binnen de bestemming 'Bedrijventerrein', hier niet geldt.

Conclusie 'externe veiligheid'
Er kan geen toename zijn van het aantal bedrijven op het industrieterrein waar sprake is van een risicocontour die buiten de perceelsgrens komt te liggen.
Als recht zijn alleen 'bedrijfsgebonden' kantoren toegestaan, met een oppervlaktebeperking tot 1500 m² per object. Daarmee zijn kantoren, die aangemerkt moeten worden als 'kwetsbare objecten', genoemd in het BEVI, uitgesloten.
Binnen een 'veiligheidszone-bevi' zijn alleen bestaande kantoren toegestaan.
De via de wijzigingsbevoegdheid mogelijke kantoren kunnen niet binnen een 'veiligheidszone-bevi' komen te vallen (sublid 5.6.1, onder a).
Uit oogpunt van 'externe veiligheid' kunnen de zones 'wro-zone - wijzigingsgebied', met de onderverdeling '1 - kantoren met publiekgerichte dienstverlening' respectievelijk '2 - kantoren zonder publiekgerichte dienstverlening', worden gehandhaafd.
Voor alle duidelijkheid wordt op de verbeelding het deel van de 'wro-zone - wijzigingsgebied', dat samenvalt met de aanduiding 'veiligheidszone-bevi' (Wattstraat), weggelaten.

Wat betreft het aspect ruimtelijke visie wordt het volgende opgemerkt.

De (oorspronkelijke) ruimtelijke visie is deels niet meer actueel. Vergeleken met de tijd waarin het bestaande bestemmingsplan is ontwikkeld (de jaren 70), wordt nu heel anders gekeken naar het gebied rond de Morsweg. In de huidige concept-structuurvisie krijgt de Morsweg een veel prominentere rol en functie dan waar die destijds voor is ontworpen.
De Morsweg moet een verbinding gaan vormen tussen het bedrijventerrein (de werkstad) en de kern van Rijssen (de winkelstad) met de stationsomgeving als schakelpunt. Een opwaardering van de Morsweg met de mogelijkheid van kantoren (al dan niet zelfstandige) past in deze nieuwe visie. Langs de Morsweg dient het bedrijventerrein een meer representatieve uitstraling te krijgen. Dat kan tot op zekere hoogte worden bereikt de uiterlijke verschijningsvorm van de (bestaande) bedrijfsbebouwing 'op te waarderen' (bijvoorbeeld via aanvullende, specifiek daarop gerichte welstandscriteria op te nemen in de Welstandsnota), maar het beste effect wordt meestal toch bereikt door de uitstraling van (nieuwe) kantoorbebouwing.
Deze nieuwe inzichten passen niet in de bestaande ruimtelijk visie op het bedrijventerrein, maar wel in de nieuwe structuurvisie.

Conclusie 'ruimtelijke visie'
De bestaande ruimtelijke visie is deels achterhaald door gewijzigde inzichten, die naar voren komen in de nieuwe (concept-)structuurvisie. Dit heeft tot gevolg dat er op bepaalde delen van het bedrijventerrein een andere invulling mogelijk moet zijn. Nieuwe kantoorbebouwing en de daarbij behorende (her)inrichting van de onbebouwde ruimte hebben het meeste en beste effect wat betreft representatieve uitstraling.

  • 2. Wonen op het bedrijventerrein

D provincie gaat niet akkoord met het aanmerken van (enkele?) burgerwoningen als bedrijfswoningen, met als motief dat anders die burgerwoningen beperkingen voor omliggende bedrijven zouden kunnen opleveren.

Reactie
Met betrekking tot de bedrijfswoningen het volgende.
De drie genoemde woningen aan de Molendijk Noord (nummer: 80A, 78 en 64) krijgen, mede gezien jurisprudentie, een woonbestemming. Voor overige bedrijfswoningen blijft de aanduiding 'bedrijfswoning' gehandhaafd. De toelichting wordt op het onderdeel '(bedrijfs-)woningen' aangepast.
Deze aanduiding (bw) wordt minder strak om de bebouwing gelegd; daar waar mogelijk wordt de aanduiding tot 18 m diep achter de voorgevelroolijn van de betreffende woning ingetekend.

8.1.3 ProRail, Regio Noord-Oost

ProRail, Regio Noord-Oost, heeft per brief van 3 maart 2009 opmerkingen gemaakt ten aanzien van het voorontwerp-bestemmingsplan. ProRail geeft aan dat in het plan -de hierna aangegeven- ontwikkelingen mogelijk worden gemaakt die de belangen van de spoorweginfrastructuur kunnen schaden.
Een samenvatting van de opmerkingen is hierna weergegeven, voorzien van een reactie van de gemeente.

  • 1. Hoofdstuk 4 Randvoorwaarden, par. 4.3: Geluid

Het spoortraject Deventer - Wierden is gelegen binnen een onderzoeksgebied als bedoeld in artikel 4 van het Besluit geluidhinder (Bgh), met een zonebreedte van 500 m. Voor nieuwe geluidgevoelige bestemmingen / bouwplannen binnen die zone geldt dat er een akoestisch onderzoek betreffende railverkeerslawaai dient te worden uitgevoerd. In de plantoelichting is geen aandacht besteed aan dat aspect. ProRail verzoekt de gemeente om een dergelijk onderzoek uit voeren, rekening houdende met de voorkeursgrenswaarde van 55 dB voor (bedrijfs-)woningen.

Reactie
Binnen de door ProRail aangegeven zone langs de spoorlijn worden in dit bestemmingsplan geen nieuwe geluidgevoelige bestemmingen (met name woningen) of terreinen gepland.
Een akoestisch onderzoek is dan ook niet verricht en hoeft ook niet te worden verricht.

Alle aanwezige (bedrijfs)woningen en andere geluidgevoelige objecten (bijv.. onderwijs-/theorielokalen in de bestemming 'Maatschappelijk') zijn bestaande situaties, die in dit plan enkel, als zodanig worden vastgelegd.

  • 2. Hoofdstuk 4 Randvoorwaarden, par. 4.8: Externe veiligheid

In de plantoelichting wordt summier aandacht besteed aan het aspect Externe veiligheid in relatie tot het vervoer van gevaarlijke stoffen per spoor. Onduidelijk is in hoeverre rekening is gehouden met de huidige en geprognosticeerde vervoersstromen per spoor en de risiconormen voor het vervoer van gevaarlijke stoffen.
ProRail verzoekt om een analyse van de huidige en geprognosticeerde vervoerscijfers op basis van de Circulaire Risiconormering vervoer gevaarlijke stoffen.
ProRail geeft aan dat de beschikbaarheid van het spoor voor vervoer van gevaarlijke stoffen gebaseerd op het huidige en in de toekomst voorzienbare vervoer niet mag worden aangetast.


Reactie
Op blz. 33 e.v. van de plantoelichting is (door Tauw) gemeld dat de PR (Plaatsgebonden Risico)-contour op de spoorweg ligt. De invloedsgebieden in verband met het GR (GroepsRisico) liggen over het bedrijventerrein. Uit onderzoek blijkt dat de oriënterende waarde van het groepsrisico niet wordt overschreden.
Tauw heeft dit bij de voorbereiding van dit bestemmingsplan uitgezocht. Daarbij is ook gekeken naar de bedoelde Circulaire.
Alleen het PR is normatief; die norm mag niet worden overschreden, hetgeen in dit plan ter plaatse van het bedrijventerrein dus niet gebeurt. Het GR is niet normatief, maar daarvoor geldt wel een verantwoordingsplicht.

  • 3. Spoorwegwet

Bij de uitwerking van de plannen dient rekening te worden gehouden met de artikelen 19 t/m 25 van de Spoorwegwet. Op grond van die artikelen is het niet toegestaan om, zonder vergunning of ontheffing van ProRail, binnen de in die artikelen gestelde grenzen werkzaamheden te verrichten nabij de spoorbaan.

Reactie
Deze opmerking wordt voor kennisgeving aangenomen. Bij bouw- en andere plannen binnen de in de Spoorwegwet genoemde afstanden tot de spoorbaan zullen, voor zover van toepassing, de bepalingen van de Spoorwegwet worden nageleefd.