1.4 Opzet bestemmingsplan en toelichting
Uitgaand van de bestaande situatie wordt het plan opgezet als een plan als bedoeld in artikel 3.1 Wro, met 'directe bouw- en gebruikstitel'. Waar mogelijk worden zaken als 'recht' geregeld. Waar nodig en gewenst worden flexibiliteitsbepalingen, zoals ontheffings- en wijzigingsbevoegdheden (ex artikel 3.6 lid 1 c Wro en ex artikel 3.6 lid 1 a Wro) opgenomen.
Het bestemmingsplan bestaat uit drie delen:
-
1. De toelichting; hierin worden de beweegredenen weergegeven die hebben geleid tot het geven van een bepaalde bestemming en/ of bescherming aan een stuk grond, alsmede een interpretatie (en voor zover nodig uitleg) van de gebruikte bestemmingen;
-
2. De regels; hierin wordt per bestemming een omschrijving van de doeleinden gegeven en voorschriften met betrekking tot de bouw en het gebruik van de in dit plan begrepen gronden en de zich daarop bevindende opstallen; en
-
3. De verbeelding, met daarop de bestemmingen van de betreffende gronden aangegeven.
De toelichting is als volgt opgebouwd:
-
1. In hoofdstuk 2 wordt een kenschets gegeven van de ruimtelijke en functionele opzet van het plangebied;
-
2. In hoofdstuk 3 wordt het relevante beleid geschetst;
-
3. In hoofdstuk 4 worden de planologische en milieutechnische randvoorwaarden weergegeven;
-
4. In hoofdstuk 5 wordt ingegaan op de beheervisie;
-
5. In hoofdstuk 6 worden de randvoorwaarden worden de gehanteerde bestemmingen beschreven, en wordt ingegaan op specifieke juridische aspecten van het plan;
-
6. In hoofdstuk 7 en 8, tot slot, worden de resultaten van de inspraak met de bevolking en het gevoerde vooroverleg (ex artikel 3.1.1 Bro) weergegeven en wordt de economische uitvoerbaarheid aangetoond.