Plan: | Buitengebied Holten, speelboerderij Landuwerweg, deelplan I |
---|---|
Status: | vastgesteld |
Plantype: | bestemmingsplan |
IMRO-idn: | NL.IMRO.1742.BPB2012001D1-0401 |
De Monumentenwet 1988 regelt de omgang met het archeologisch erfgoed. Gemeenten hebben een archeologische zorgplicht en initiatiefnemers van projecten waarbij de bodem wordt verstoord, zijn verplicht rekening te houden met de archeologische relicten die in het plangebied aanwezig (kunnen) zijn. Hiervoor is onderzoek noodzakelijk: het archeologisch vooronderzoek. Als blijkt dat in het plangebied behoudenswaardige archeologische vindplaatsen aanwezig zijn, dan kan de initiatiefnemer verplicht worden hiermee rekening te houden. Dit kan leiden tot een aanpassing van de plannen, waardoor de vindplaatsen behouden blijven, of tot een archeologische opgraving en publicatie van de resultaten.
Bureau Baac heeft voor het grondgebied van de gemeente Rijssen-Holten een inventarisatie opgesteld van de archeologische verwachtingen. Het plangebied is getoetst aan archeologische verwachtingskaart. Een uitsnede van de kaart is opgenomen in figuur 5.3.
Figuur 5.3. Archeologische verwachtingskaart (Bron: gemeente Rijssen-Holten)
Het plangebied ligt in een gebied met een hoge archeologische verwachting. Bovendien is er mogelijk nog een esdek aanwezig. In de directe omgeving ligt een terrein van hoge archeologische waarde: Twenhaarsveld. Binnen dit terrein zijn resten van een nederzetting uit het midden-neolithicum aangetroffen.
De ingrepen zijn groter dan 2500 m². Het (concept)beleid van Rijssen-Holten bij gebieden met een hoge verwachtingswaarde is: Bij ingrepen dieper dan 40 cm en groter dan 2500 m² is archeologisch onderzoek noodzakelijk.
In verband hiermee is de regio-archeologe van Het Oversticht verzocht om een nader advies ter zake van de noodzaak van nader onderzoek. Zij heeft aangegeven dat het uitvoeren van archeologisch onderzoek noodzakelijk is.
Archeologisch adviesbureau De Steekproef uit Zuidhorn heeft in het plangebied archeologisch onderzoek verricht. De resultaten van dit onderzoek zijn opgenomen in bijlage 4.
Het onderzoek bestond uit een bureau- en een veldonderzoek. Bij het bureauonderzoek zijn bronnen geraadpleegd op het gebied van fysische geografie, archeologie en historische geografie. Bij het veldonderzoek zijn 21 boringen verricht om archeologische indicatoren op te sporen en om de gaafheid van de bodem te bepalen.
Uit het bureauonderzoek blijkt dat het plangebied voor zover bekend niet bebouwd is geweest. Op alle historische kaarten wordt het gebied als akker omschreven. Na de Tweede Wereldoorlog heeft men het gehele terrein geëgaliseerd. Als gevolg van de handmatige egalisatie is de bodem ingrijpend veranderd en is de oorspronkelijke opbouw niet meer intact. Hierdoor zullen de eventueel aanwezige archeologische resten niet meer in hun oorspronkelijke context liggen. Eventuele grondsporen van menselijke bewoning zullen daardoor eveneens van slechte kwaliteit zijn.
Het inventariserend veldonderzoek heeft geen archeologische resten aan het licht gebracht. Het archeologisch verwachtingsmodel wordt door dit onderzoek niet bevestigd. Nader archeologisch onderzoek wordt niet noodzakelijk geacht.
In het plangebied zijn geen bijzondere cultuurhistorische elementen aanwezig. Er liggen geen monumenten in het plangebied of de directe omgeving.