direct naar inhoud van 3.14 Samenvatting MER
Plan: Buitengebied Rijssen-Holten
Status: vastgesteld
Plantype: bestemmingsplan
IMRO-idn: NL.IMRO.1742.BPB2011000-0401

3.14 Samenvatting MER

Aanleiding

De gemeente Rijssen-Holten voert een integrale herziening van de bestemmingsplannen voor het buitengebied uit. Momenteel gelden er meerdere bestemmingsplannen voor het buitengebied van de gemeente. De gemeente wil de vigerende plannen (met verschillende planregelingen) in één bestemmingsplan voor het gehele buitengebied van de gemeente Rijssen-Holten integreren. Daarnaast moet het Reconstructieplan Salland -Twente doorvertaling krijgen in het bestemmingsplan. In het ontwerp bestemmingsplan 'Partiële herziening intensieve veehouderij voor het extensiveringsgebied' (Gemeente Rijssen-Holten, 2008) is reeds conform het reconstructiebeleid de uitbreiding van intensieve veehouderij in extensiveringsgebieden bevroren. De partiële bestemmingsplanherziening is destijds niet vastgesteld. Deze regelgeving wordt evenwel overgenomen in het voorgenomen bestemmingsplan. Verder wordt met deze integrale herziening de feitelijke situatie planologisch beter vastgelegd. Tot slot wordt met de herziening van het plan voldaan aan de vereisten van de Wet ruimtelijke ordening en het Besluit ruimtelijke ordening (actualiserings- en digitaliseringsplicht).

Procedure

Gekoppeld aan de procedure van het nieuwe bestemmingsplan moet ook de procedure voor milieueffectrapportage worden doorlopen. Het gaat hierbij om een zogenaamde planMER op het niveau van het bestemmingsplan. De m.e.r.-procedure is gestart met de openbare kennisgeving in een huis-aan-huisblad. Hierin is bekendgemaakt dat voor de herziening van het bestemmingsplan buitengebied de plan-m.e.r.-procedure wordt gevolgd en is deze procedure uiteengezet. Voor de start van de procedure is een Notitie Reikwijdte en Detailniveau opgesteld. Hierin is globaal beschreven welke onderwerpen naar het (voorlopige) inzicht van de gemeente in het MER aan de orde zullen moeten komen. Tegelijk met de ter visielegging van het voorontwerp bestemmingsplan en de Notitie Reikwijdte en Detailniveau heeft consultatie plaatsgevonden van de adviesorganen en maatschappelijke organisaties. Er zijn geen specifieke reacties ingediend op de Notitie Reikwijdte en Detailniveau. In tegenstelling tot hetgeen is vermeld in de Notitie heeft de gemeente Rijssen-Holten er voor gekozen om geen advies te vragen aan de landelijke Commissie voor de milieueffectrapportage (Commissie m.e.r.).

Na de startfase is het planMER voor het bestemmingsplan opgesteld. Gedurende de voorbereiding van het planMER is de aanpak van het planMER vanwege veranderde inzichten op een aantal punten gewijzigd ten opzichte van de beschreven aanpak in de notitie, te weten de aanpak van de scenario's en de wijze van effectenbeoordeling (zie verder).

Het planMER en het ontwerp bestemmingsplan worden gelijktijdig ter visie gelegd. Gedurende een periode van zes weken kan een ieder zijn of haar zienswijze tegen het ontwerp bestemmingsplan en het bijbehorende planMER indienen. In deze periode worden het ontwerp bestemmingsplan en planMER ook aangeboden aan verschillende bestuursorganen, zoals de provincie en de waterschappen. Daarnaast wordt het planMER ter toetsing voorgelegd aan de Commissie m.e.r. Na deze procedure wordt verder gewerkt aan het bestemmingsplan en de besluitvorming daarover. Daarbij zullen de resultaten van het planMER en de reacties daarop in acht worden genomen.

Afbakening van het planMER

Zoals hiervoor is beschreven, is voorafgaand aan het opstellen van het planMER de reikwijdte en het detailniveau van het planMER bepaald.

Het voorgenomen bestemmingsplan is vooral conserverend van aard. Een meer ontwikkelingsgericht bestemmingsplan wordt nu niet overwogen. Daarom is ervoor gekozen, meer ontwikkelingsgerichte alternatieven ook in het planMER buiten beschouwing te laten. Wat dit betreft is de benadering sterker toegespitst op de besluitvorming van het voorgenomen bestemmingsplan dan in de Notitie Reikwijdte en Detailniveau was beschreven.

Relevante activiteiten

In het buitengebied worden geen concrete nieuwe ontwikkelingen mogelijk gemaakt. Wel is sprake van enig ontwikkelruimte in de veehouderij. Deze ontwikkelruimte wordt mogelijk gemaakt via wijzigingsbevoegdheden. Bij andere ontwikkelingsmogelijkheden dan de ontwikkelruimte in de veehouderij gaat het om beperkte mogelijkheden voor nevenfuncties op bestaande bouwblokken. Voorbeelden hiervan zijn een zorgtak, een kaasmakerij, boerderijkamers of kleinschalig kamperen. Daarom ligt het accent van het planMER op de milieugevolgen van de veehouderij.

Ontwikkelingsmogelijkheden veehouderij

In het voorgenomen bestemmingsplan wordt bij de begrenzing van de bouwblokken in het algemeen uitgegaan van de huidige situatie (de vigerende bestemmingen). Daarnaast worden onder voorwaarden uitbreidingsmogelijkheden gegeven. Dit betreft mogelijkheden bij afwijking en/of op grond van een wijzigingsbevoegdheid van B&W. Hierdoor bestaan er uitbreidingsmogelijkheden van het agrarisch bouwperceel tot 1,5 of 2 ha. Voor grondgebonden bedrijven geldt overal een uitbreidingsmogelijkheid (bij wijziging) tot 1,5 ha. Voor intensieve veehouderijbedrijven is de mogelijke omvang gerelateerd aan de reconstructiezonering binnen de gemeente:

" In het extensiveringsgebied is uitbreiding van intensieve veehouderij in principe niet toegestaan. Uitbreiding is alleen mogelijk wanneer dit uit oogpunt van dierenwelzijn en veterinaire gezondheid wenselijk is;

" In het verwevingsgebied is uitbreiding van bestaande intensieve veehouderij mogelijk tot een agrarisch bouwblok van maximaal 1,5 hectare middels een wijzigingsbevoegdheid;

" In het landbouwontwikkelingsgebied is uitbreiding van bestaande intensieve veehouderij mogelijk tot een agrarisch bouwblok van maximaal 2 ha middels een wijzigingsbevoegdheid.

 afbeelding "i_NL.IMRO.1742.BPB2011000-0401_0004.jpg"

Figuur 0.1 Reconstructiezonering gemeente Rijssen-Holten (bron: gemeente Rijssen-Holten)

Verwachte ontwikkelingen van de agrarische sector

Om te bepalen in hoeverre in de komende 10 jaar (geldigheid van het bestemmingsplan) gebruik wordt gemaakt van de uitbreidingsmogelijkheden, is getracht om een zo goed mogelijk beeld te krijgen van de verwachte ontwikkeling van de landbouw in de gemeente, met name wat betreft de omvang van de bedrijven in de toekomst en het aantal dieren dat zal worden gehouden.

In het buitengebied van de gemeente Rijssen-Holten bevinden zich momenteel circa 240 agrarische bedrijven. Het accent ligt sterk op de melkrundveehouderij. De tweede en derde type bedrijfstakken betreffen respectievelijk intensieve veehouderij (varkens en kippen) en akkerbouw. Uit de analyse is gebleken dat het aantal agrarische bedrijven binnen de gemeente Rijssen-Holten afneemt. De verwachting is dat het aantal agrarische bedrijven verder zal afnemen door schaalvergroting en concentratie. Met name de kleinere bedrijven kleiner dan 70 nge (Nederlandse grootte-eenheden, dit is een maat voor de economische omvang van agrarische activiteiten op een bedrijf) zullen de komende jaren stoppen. Ook de regelgeving heeft een impact op de ontwikkeling van de veehouderijsector. Het Besluit huisvesting ammoniakemissie veehouderij (AMvB Huisvesting) stelt eisen aan de ammoniakuitstoot van veehouderijen. Concreet houdt dit Besluit in dat bedrijven enkel nog maar huisvestingssystemen mogen toepassen die tenminste kunnen worden aangemerkt als de Best Beschikbare Techniek (BBT). Omvangrijke investeringen zijn nodig om te kunnen voldoen aan de wettelijke ammoniakeisen.

In de toekomst zal landelijk gezien bij afschaffing van de melkquotering (in 2015) de melkveehouderij groeien en zal de akkerbouw terrein verliezen aan de melkrundveehouderij. Omdat in de gemeente Rijssen-Holten maar heel weinig akkerbouw aanwezig is, zal dit effect in deze gemeente echter nauwelijks van invloed kunnen zijn op de ontwikkeling van de melkveehouderij. Het aantal stuks melkvee zal om deze reden en ten gevolge van het mestbeleid en de beperkingenten aanzien van natuur, landschap en de verkavelingssituatie naar verwachting slechts in zeer beperkte mate toenemen. In de gemeente wordt een (verdere) lichte daling van het aantal varkens verwacht. Het aantal leghennen kan nog iets groeien, terwijl de vleeskuikensector verder zal afnemen. Voor het totaal aantal kippen wordt verwacht dat het aantal niet of nauwelijks zal toenemen.

Scenario's

De voorgaande beschrijving is op algemene en regionale trends gebaseerd. Hoe de agrarische ontwikkeling in een bepaalde (deel-)gebied werkelijk zal zijn, is niet goed te voorspellen. Dit geldt met name voor de vraag, in hoeverre gebruik wordt gemaakt van de ontwikkelingsmogelijkheden in de intensieve veehouderij. Daarom is getracht om door toepassing van scenario's de mogelijke bandbreedte in de milieueffecten van het plan in beeld te brengen.

Twee scenario's zijn uitgewerkt waarin verschillen in de ontwikkelingsmogelijkheden voor de veehouderij zijn opgenomen. Bij beide is uitgegaan van een differentiatie in de groei van landbouwbedrijven conform het reconstructiebeleid, met als streven concentratie van intensieve veehouderij in landbouwontwikkelingsgebieden en extensivering in de extensiveringsgebieden. Hiermee wordt tevens verkend wat het ruimtelijke effect is van dit beleid.

Hoofdprincipes realistisch scenario

" Het aantal dieren neemt niet of nauwelijks toe, maar door de tendens naar schaalvergroting en concentratie zal het aantal bedrijven binnen de gemeente wel fors afnemen;

" Binnen de landbouwontwikkelingsgebieden neemt het aantal dieren in de intensieve veehouderijen toe, binnen de verwevingsgebieden en extensiveringsgebieden neemt het aantal dieren in de intensieve veehouderijen af. Het totale aantal dieren is gelijk aan het aantal in de autonome situatie;

" Bij de Schuppertsweg wordt een sterlocatie ontwikkeld, dit is een intensief veehouderijbedrijf op een bouwblok van 2 ha;

" Binnen de gehele gemeente is sprake van schaalvergroting in de melkveehouderij, waarbij de kleinere bedrijven stoppen en het aantal dieren op de grotere bedrijven toeneemt. Ook hier verandert het totaal aantal dieren in het gebied niet.

Hoofdprincipes maximum scenario

" Het aantal dieren neemt toe;

" Binnen de landbouwontwikkelingsgebieden en de verwevingsgebieden is uitgegaan van 25% groei van het aantal dieren in de intensieve veehouderij;

" Bij de Schuppertsweg wordt een sterlocatie ontwikkeld, dit is een intensief veehouderijbedrijf op een bouwblok van 2 ha;

" Binnen de extensiveringsgebieden is sprake van 'stand still' (geen wijzigingen);

" Binnen de gehele gemeente is sprake van schaalvergroting in de melkveehouderij, waarbij alle melkveebedrijven groeien naar een bouwblok van 1,5 ha met een evenredige groei van het aantal dieren.

Beoordelingsmethodiek

De effectbeschrijving en -beoordeling richt zich vooral op de effecten van de veehouderij. Daarbij ligt de focus van de effecten van de scenario's op de volgende hoofdthema's:

" Natuur: de mogelijke invloed op de stikstofdepositie die afkomstig is van de landbouw (dit is vooral ammoniak) op natuurwaarden die gevoelig zijn voor vermesting;

" Landschap en cultuurhistorie: de invloed op de landschappelijke karakteristieken in het buitengebied;

" Leefbaarheid en gezondheid: dit betreft met name de effecten van geur en fijn stof, gezondheid en verkeersveiligheid.

Effecten

Hieronder zijn de bevindingen van de MER-studie samengevat.

Natuur 

Natura 2000-gebieden

Voor het bepalen van de effecten van het bestemmingsplan op de Natura 2000-gebieden (zie Figuur 0.2) en overige zeer kwetsbare gebieden Wet ammoniak en veehouderij (Wav) is een ammoniakdepositieonderzoek en een passende beoordeling uitgevoerd.

 afbeelding "i_NL.IMRO.1742.BPB2011000-0401_0005.jpg"

Figuur 0.2 Natura 2000-gebieden binnen de gemeente Rijssen-Holten en in de nabijheid

Het realistisch scenario is gunstig ten opzichte van de huidige situatie. Dit duidt er op dat een ontwikkeling met concentratie in een landbouwontwikkelingsgebied, gecombineerd met een afname elders, kan resulteren in afname van de stikstofdepositie op gevoelige habitats in de Natura 2000-gebieden. De werkelijke uitkomst hangt af van de feitelijke locatie van bedrijven die groeien en bedrijven die stoppen. Doordat bij de veronderstelde autonome ontwikkeling de bijdrage van de veehouderij aan de stikstofdepositie iets daalt, treedt een gunstig effect op de stikstofdepositie in vergelijking met de autonome ontwikkeling niet of nauwelijks op.

De veronderstelde uitbreiding in het maximum scenario is veel groter dan op grond van economische trends mag worden verwacht. Het scenario illustreert dat zonder nadere voorwaarden op bedrijfsniveau de ammoniakdepositie binnen de gemeente zeker lokaal zeer sterk kan toenemen, met name op het zuidelijk deel van de Sallandse Heuvelrug. Ook op buiten de gemeente in de omgeving gelegen Natura 2000-gebieden is een toename van stikstofdepositie waarneembaar.

In de praktijk zal de vergunningverlening in het kader van de Natuurbeschermingswet ervoor zorgen dat er bij uitbreiding of nieuwvestiging geen toename van de stikstofdepositie op Natura 2000-gebieden op zal treden. Verder is van belang dat de provincie Overijssel haar eigen beleidskader met betrekking tot ammoniak en veehouderij heeft uitgewerkt. Dit zorgt ervoor dat toename van de stikstofdepositie en significante gevolgen voor de instandhoudingsdoelstellingen worden voorkomen, het zal in totaal zelfs leiden tot een geleidelijke afname van de stikstofbelasting.

Overige zeer kwetsbare gebieden (Wav-gebieden)

Het realistisch scenario zal op enkele plaatsen leiden tot een toename van de depositie op zeer kwetsbaar gebied (buiten de Natura 2000-gebieden), met name ten zuiden van Holten (Zuurberg en omgeving). Dit is vooral het gevolg van de veronderstelde groei van twee bedrijven aan of nabij de wegen van Holten naar Markelo (Markeloseweg). Ook is de sterlocatie bij de Schuppertsweg mogelijk nog van enige invloed. Bij andere gebieden is het effect vrijwel neutraal ten opzichte van de situatie bij autonome ontwikkeling. Bij het maximum scenario treedt ook bij andere zeer kwetsbare gebieden een duidelijke toename op van de bijdrage van de veehouderij in Rijssen-Holten aan de stikstofdepositie in de gebieden.

Weidevogelbeheergebieden

Ontwikkelingen in het landbouwontwikkelingsgebied kunnen enigszins negatieve effecten hebben op het weidevogelbeheergebied dat in het landbouwontwikkelingsgebied is gelegen, indien daar uitbreiding van agrarische bebouwing is voorzien. De effecten hangen met name van de locatie van de nieuwe bebouwing af.

Overige natuurwaarden van de EHS

Gegeven het grotendeels conserverende karakter van het bestemmingsplan worden geen effecten verwacht op bestaande overige bos- en natuurgebieden. Daarnaast zijn er agrarische gebieden die in het kader van de Ecologische Hoofdstructuur zijn aangegeven als gebieden waar natuurontwikkeling mogelijk is. In het voorgenomen bestemmingsplan is een stelsel van omgevingsvergunningen opgenomen, dat ervoor zorg draagt dat ingrepen in de agrarische percelen (egaliseren, mengen, diepploegen, draineren) die invloed kunnen hebben op de potenties van deze gebieden niet zonder nadere afweging mogelijk zijn. Hiermee kan verlies van potenties voor natuurontwikkeling worden tegengegaan.

Landschap en cultuurhistorie

Bij het toekennen van de reconstructiezonering is rekening gehouden met de landschappelijke en cultuurhistorische waarden binnen de gemeente. Hiermee worden mogelijke negatieve effecten op het cultuurhistorisch landschap vermeden dan wel beperkt. Toch zijn door vergroting van (intensieve) veehouderijen negatieve gevolgen voor het landschap niet zonder meer uitgesloten. In de extensiverings- en de verwevingsgebieden zijn de uitbreidingsmogelijkheden beperkt en is vergroting van de bouwblokken alleen onder voorwaarden mogelijk, met toepassing van de uitgangspunten van het 'Werkboek Kwaliteitsimpuls Groene Omgeving'. Hierdoor zullen de effecten (zeer) beperkt zijn. In de landbouwontwikkelingsgebieden zijn er, onder vergelijkbare voorwaarden (het hanteren van het Werkboek), ruimere ontwikkelingsmogelijkheden en zullen de landschappelijke gevolgen duidelijker waarneembaar zijn.

Bij een toekomstige ontwikkeling die aansluit bij het realistisch scenario, zal met name concentratie van intensieve veehouderij in de landbouwontwikkelingsgebieden plaatsvinden. In de overige gebieden zullen zich hooguit zeer geringe effecten op het landschap kunnen voordoen. De uitbreidingen van agrarische bebouwing in de landbouwontwikkelingsgebieden, gekenmerkt door het maten- en flierenlandschap, hebben nauwelijks effecten op de landschapsstructuur. De uitbreidingen van agrarische bebouwing hebben wel negatieve effecten op het open karakter van het gebied, maar door de landschappelijke inpassingsvereisten die in het bestemmingsplan zijn opgenomen aan een dergelijke uitbreiding, worden effecten zoveel mogelijk beperkt. Iedere uitbreiding zal wel maatwerk vergen.

De uitvoering van het maximaal scenario, waarbij groei in de landbouwontwikkelings- en verwevingsgebieden is voorzien, zal licht negatieve effecten op het landschap en de cultuurhistorie hebben. Vergroting van de agrarische bedrijven leidt tot een zekere verdichting in het buitengebied. De effecten zijn zeer afhankelijk van de locatie en schaal van de uitbreidingen. Indien deze in het maten- en flierenlandschap of jong ontginningslandschap plaatsvinden, zal dit leiden tot afname van de openheid, de grootschalige veehouderijen zijn echter in dit type landschappen met een meer grootschalig karakter goed in te passen. Uitbreidingen van agrarische bebouwing in het essen- en kampenlandschap leiden tot een grotere verstoring van het karakteristieken. Grootschalige bebouwing is in dit type landschappen moeilijker in te passen.

Leefbaarheid en gezondheid

Geur

In de bebouwde kommen zijn nauwelijks effecten op de geurbelasting waarneembaar door uitvoering van één van beide scenario's. In het realistisch scenario is globaal bezien sprake van een lichte verbetering van het leefklimaat in het buitengebied ten opzichte van de autonome ontwikkeling. Zeer lokaal is in de landbouwontwikkelingsgebieden door concentratie van de intensieve veehouderij (toename dieren) sprake van toename van de geurbelasting. In het maximum scenario is op een aantal specifieke locaties in de landbouwontwikkelingsgebieden en de verwevingsgebieden door groei van de intensieve veehouderijen (toename dieren) in deze gebieden sprake van een lichte toename van de geurbelasting.

Luchtkwaliteit

Gezien de reeds lage achtergrondbelasting binnen de gemeente (18-20 microgram/m3) zal uitvoering van één van beide scenario's niet leiden tot relevante toename van fijn stof in de lucht en daardoor knelpunten op het gebied van luchtkwaliteit. De geldende grenswaarden zullen niet worden overschreden.

Gezondheid

Uitbreiding van de veehouderijen leidt tot een hogere veedichtheid in het gebied, dit kan een enigszins negatief effect hebben op de kans op verspreiding van dierziekten van bedrijf tot bedrijf en op de kans op besmetting van mensen via de lucht. Of dit werkelijk het geval is, is echter mede afhankelijk van de bedrijfsvoering en de inrichting van de bedrijven. Daarom wordt het effect bij ontwikkeling van moderne grootschalige bedrijven als vrij gering geschat.

De conclusie is dat vooral de uitvoering van het maximum scenario of een daarmee vergelijkbaar toekomstbeeld, kan lokaal leiden tot licht negatieve effecten op de gezondheid. Bij dit scenario groeit het aantal dieren in de gemeente aanmerkelijk, dit gebeurt geconcentreerd in de landbouwontwikkelingsgebieden, maar ook in de verwevingsgebieden.

Verkeersveiligheid

De voorgenomen ontwikkelingen kunnen lokaal tot meer (vracht)verkeer leiden en daardoor tot knelpunten in de verkeersveiligheid, vooral voor fietsers (recreanten en schoolgaande kinderen). Het effect van uitvoering van het realistisch scenario zal niet of nauwelijks waarneembaar zijn, het effect van het maximum scenario kan beperkt waarneembaar zijn.

 

Conclusies en aanbevelingen

De beoordeling van de verwachte effecten is uitgedrukt in een score ten opzichte van de situatie bij autonome ontwikkeling. Dit is de toekomstige situatie op basis van wat er nu is en initiatieven en plannen die vaststaan. De gehanteerde scores hebben de volgende betekenis:

 afbeelding "i_NL.IMRO.1742.BPB2011000-0401_0006.jpg"Tabel 0.1 Overzicht effectbeoordeling

afbeelding "i_NL.IMRO.1742.BPB2011000-0401_0007.jpg"

Indien de werkelijke ontwikkeling aansluit bij het realistisch scenario, zijn de verwachte effecten overwegend nutraal tot enigszins negatief. Dit scenario is gebaseerd op de intenties van het voorgenomen bestemmingsplan buitengebied Rijssen-Holten en een economisch realistische verwachting van de ontwikkeling van de veehouderij. Er bestaat kans op een aantal enigszins negatieve effecten op een aantal natuurwaarden, de ruimtelijk-visuele kwaliteit van het landschap en kans op gezondheidseffecten via de lucht. Daarentegen kan dit scenario door uitvoering van de reconstructiezonering leiden tot positieve effecten op natuurwaarden in Natura 2000-gebieden en een aantal gezondheidseffecten.

De veronderstelde uitbreiding in het maximum scenario is veel groter dan op grond van economische trends mag worden verwacht. Hiervan uitgaande is dit scenario niet realistisch. Het scenario illustreert wel dat de uitvoering ervan leidt tot overwegend enigszins negatieve tot negatieve effecten op vrijwel alle relevante milieuaspecten (natuur, landschap en cultuurhistorie en leefbaarheid).

 

Op basis van de uitkomsten van het planMER worden enkele aanbevelingen gedaan om de milieueffecten verder te beperken. Het gaat om de volgende punten:

" Indien gekozen wordt voor extra uitbreidingsruimte en concentratie in de landbouwontwikkelingsgebieden, nader uitwerken hoe dit bij kan dragen aan een afname van de belasting van Natura 2000-gebieden met ammoniak vanuit de veehouderij;

" Bij de keuze van eventuele nieuwe sterlocaties de mogelijke gevolgen voor Natura 2000-gebieden en Wav-gebieden betrekken;

" In het afwegingskader dat wordt gehanteerd voor de uitbreiding van bouwblokken op grond van de wijzigingsbevoegdheid van B&W, de mogelijke invloed op de zeer kwetsbare gebieden betrekken;

" In het weidevogelbeheergebied geen nieuwe agrarische bebouwing toestaan die de openheid van het gebied aantast en daardoor het leefgebied van de weidevogels;

" Uitbreiding van bedrijven in het essen- en kampenlandschap zoveel mogelijk vermijden. Een mogelijkheid hiertoe is om elk geval in deze gebieden de ontwikkeling van de sterlocatie niet mogelijk te maken. Daarnaast zou ook omvorming van grondgebonden veehouderij naar intensieve veehouderij niet door het voorgenomen bestemmingsplan mogelijk kunnen worden gemaakt. In het huidige voornemen is dit bij wijziging wel mogelijk. Deze mogelijkheid kan er (in theorie) toe leiden dat grondgebonden bedrijven die stoppen worden voortgezet als intensieve veehouderij. Dit kan leiden tot verdichting van het landschap en verstoring van de cultuurhistorische karakteristieken.

Leemten in kennis

Werkelijke gevolgen voor de natuur

De benadering van de verwachte gevolgen voor de ammoniakdepositie door middel van een scenariostudie is noodzakelijkerwijs gebaseerd op een globaal beeld. Op voorhand kan niet worden ingeschat welke bedrijven daadwerkelijk zullen uitbreiden, waar gebruik wordt gemaakt van de nieuwvestiging van een intensieve veehouderij op één zogenaamde sterlocatie en waar in de landbouwontwikkelingsgebieden grondgebonden bedrijven worden omgevormd naar intensieve veehouderijen. De regelgeving op grond van de Natuurbeschermingswet en de uitwerking daarvan in het provinciale beleid voor de vergunningverlening zorgen er echter voor dat in alle gevallen significante effecten op de Natura 2000-gebieden zijn uitgesloten. Ook bieden de uitkomsten de basis om bij de verdere uitwerking van het bestemmingsplan ruimtelijke maatregelen ter beperking van de invloed van de veehouderij te overwegen. Ook voor de mogelijke invloed op overige zeer kwetsbare gebieden biedt de modelstudie de nodige informatie voor het verdere planvormingsproces voor het bestemmingsplan en voor de besluitvorming daarover. Daarom is het modelmatige karakter van de scenariostudie geen essentiële leemte voor de besluitvorming over het bestemmingsplan.

Werkelijke gevolgen voor landschap 

De werkelijke gevolgen voor het landschap kunnen mede afhankelijk zijn van de locatie van concrete initiatieven voor agrarische bedrijfsuitbreidingen. Vooral als zich relatief veel ontwikkelingen in een bepaald gebied / landschap voordoen, kunnen de initiatieven gezamenlijk een groter effect hebben dan elk afzonderlijk. In de praktijk kan het gebeuren dat een veelheid van deelbeslissingen wordt genomen, maar dat het zicht op de totale gevolgen enigszins verdwijnt. Daarom wordt aan de gemeente aanbevolen om het totaaleffect van ontwikkelingen op het landschap regelmatig in beeld te brengen, zodat hier rekening mee kan worden gehouden. Dit kan bijvoorbeeld door het Landschapsontwikkelingsplan regelmatig te herijken.

Afbakening gezondheidseffecten

Het onderzoek naar de gezondheidseffecten van intensieve veehouderij op de gezondheid van omwonenden (IRAS et al., 2011) biedt een eerste inzicht in de relatie tussen de kans op gezondheidseffecten en de intensieve veehouderijbedrijven. Door de inherente beperkingen van het onderzoek is een precieze uitspraak over de directe relatie tussen de nabijheid van intensieve veehouderij, vooral met betrekking tot het type bedrijf, en effecten op de gezondheid vaak niet mogelijk. Concrete uitspraken over de effecten van de ontwikkelruimte in intensieve veehouderij in het buitengebied van Rijssen-Holten conform het voorgenomen bestemmingsplan waren dan ook nog niet mogelijk. Aanbevolen wordt de zich ontwikkelende inzichten omtrent gezondheidseffecten van de veehouderij te blijven volgen. Indien het beoordelingskader voor micro-organismen en endotoxinen afkomstig uit veehouderijen van de Gezondheidsraad beschikbaar is en in werking wordt gesteld, dient de gemeente hier rekening mee te houden.

Aanzet evaluatieprogramma

Voor het evalueren van de gevolgen van het bestemmingsplan zal de gemeente een evaluatieprogramma ontwikkelen, gericht op de volgende aspecten:

" De gevolgen van alle daadwerkelijke ontwikkelingen samen in een bepaalde landschappelijke eenheid voor de karakteristieken van dat landschap. Hierdoor zal het mogelijk worden om bij de afweging van nieuwe initiatieven het cumulatieve effect mee in beschouwing te nemen. Dit kan bijvoorbeeld door het Landschapsontwikkelingsplan Rijssen-Holten regelmatig te herijken;

" De gevolgen van de agrarische ontwikkelingen in een gebied voor de cumulatieve geurbelasting.