direct naar inhoud van Artikel 36 Waarde - Landgoed 1
Plan: Buitengebied Rijssen-Holten
Status: vastgesteld
Plantype: bestemmingsplan
IMRO-idn: NL.IMRO.1742.BPB2011000-0401

Artikel 36 Waarde - Landgoed 1

36.1 Bestemmingsomschrijving

De voor Waarde - Landgoed 1 aangewezen gronden zijn, behalve voor de andere daar voorkomende bestemming(en), mede bestemd voor:

  • a. een samenhangend beheer van de gronden;
  • b. instandhouding en ontwikkeling van de landschappelijke, cultuurhistorische en natuurwaarden;
  • c. extensief recreatief medegebruik, door wandelaars en fietsers;
  • d. ter plaatse van de aanduiding specifieke vorm van wonen - landhuis voor één landhuis met bijbehorende bouwwerken;
  • e. ter plaatse van de aanduiding tuin voor erf en tuin;
  • f. ter plaatse van de aanduiding natuur voor:
    • 1. de instandhouding en ontwikkeling van de natuurlijke en landschappelijke waarden, zoals struwelen, houtwallen en houtsingels met dien verstande dat van de in totaal circa 6 hectare bos en natuurgebied niet minder dan 5 hectare bestaat uit bos;
    • 2. instandhouding, herstel en/of ontwikkeling van het bos met daarop afgestemde bosbouw;
    • 3. de instandhouding van abiotische, natuurlijke en landschappelijke waarden met een zo sterk mogelijke ecologische en ruimtelijke-structurele samenhang;
    • 4. niet meer dan één toegangsweg tot het landhuis;

één en ander conform het bij het ontwerp van het landhuis behorende beplantingsplan (d.d. 10 februari 2005);

  • g. ter plaatse van de aanduiding natuur- en landschapswaarden voor:
    • 1. op de natuur- en landschapswaarden afgestemde agrarische bedrijfsvoering;
    • 2. de instandhouding en ontwikkeling van de landschappelijke en natuurlijke waarden;
    • 3. niet meer dan één toegansweg tot het landhuis;
    • 4. niet meer dan één toegangspoort;
  • h. ter plaatse van de aanduiding water voor waterlopen, waterberging, waterafvoer en waterpoelen;
  • i. ter plaatse van de aanduiding specifieke vorm van water - inzijggebied voor een inzijggebied;
  • j. ter plaatse van de aanduiding pad voor een halfverhard recreatief pad, dat:
    • 1. is opengesteld voor fietsers en wandelaars;
    • 2. een minimale breedte heeft van 1,2 m;
    • 3. een maximale breedte heeft van 2 m;
  • k. ter plaatse van de aanduiding specifieke vorm van groen - 1 voor de aanleg en instandhouding van lage beplanting tot een maximale hoogte van niet meer dan 1 m, gerekend vanaf maaiveld;
  • l. ter plaatse van de aanduiding specifieke vorm van groen - 2 voor de aanleg en instandhouding van beplanting tot een maximale hoogte van niet meer dan 2 m, gerekend vanaf maaiveld;

met daarbij behorende bouwwerken.

36.2 Bouwregel

Op de voor 'Waarde - Landgoed 1' aangewezen gronden mag in afwijking van hetgeen in de overige regels is bepaald, niet worden gebouwd, met dien verstande dat:

  • a. uitsluitend mag worden gebouwd:
    • 1. ter plaatse van de aanduiding specifieke vorm van wonen - landhuis een landhuis met bijbehorende bouwwerken, en bouwwerken geen gebouw zijnde, met dien verstande dat:
      • het landhuis wordt opgericht binnen de aanduiding specifieke vorm van wonen - landhuis;
      • de inhoud niet meer dan 2.000 m3 bedraagt;
      • de bouwhoogte niet meer dan 10 m bedraagt;
      • de bouwhoogte van bouwwerken, geen gebouwen zijnde niet meer dan 2 m bedraagt;
      • de bebouwing de predicaten 'landgoed' en 'allure' met recht kunnen dragen;
      • de vormgeving van de bebouwing zal zijn geïnspireerd op het yin-yang-concept;
      • het ontwerp met zich meebrengt dat het landhuis met bijbehorende bouwwerken één geheel vormt;
      • er geen sprake is van vrijstaande bijbehorende bouwwerken;
      • de vormgeving conform het ingediende bouwontwikkelingsplan is;
      • het ontwerp van het gebouw niet wezenlijk verandert van het oorspronkelijke ontwerp;
    • 2. ter plaatse van de aanduiding natuur- en landschapswaarden een toegangspoort, met dien verstande dat:
      • de bouwhoogte niet meer dan 3 m bedraagt;
      • de breedte niet meer dan 4 m bedraagt.

36.3 Afwijken van de bouwregels

Bij een omgevingsvergunning kan worden afgeweken van het bepaalde in:

  • a. 36.1 ten behoeve van de uitoefening van beroepsmatige activiteiten in het landhuis, met dien verstande dat:
    • 1. het maximale brutovloeroppervlak dat voor het aan huis gebonden beroep mag worden gebruikt bedraagt 100 m2;
    • 2. de woonfunctie van het landhuis de hoofdfunctie blijft;
    • 3. de activiteiten worden uitgeoefend door niet meer dan twee personen, waaronder de bewoner van het landhuis;
    • 4. ten behoeve van het kantoor vindt geen uitbreiding van de bebouwing plaats;
    • 5. de activiteit geen onevenredige verkeersaantrekkende werking heeft;
    • 6. het karakter van het landhuis niet wordt aangetast door bouwkundige aanpassingen of reclame-uitingen;
  • b. 36.2 sub a onder 1, tweede opsommingsteken en kan worden toegestaan dat de inhoud wordt vergroot tot 4.000 m3, met dien verstande dat de overige voorwaarden van kracht blijven.

36.4 Omgevingsvergunning voor het uitvoeren van een werk, geen bouwwerk zijnde, of van werkzaamheden
36.4.1 Verbod

Het is verboden om zonder een omgevingsvergunning op de gronden met de aanduidingen natuur en/of natuur- en landschapswaarden, de volgende werken, geen bouwwerken zijnde, of werkzaamheden uit te voeren:

  • a. het aanleggen of verharden van wegen, paden of parkeergelegenheden en het aanbrengen van andere oppervlakteverhardingen met uitzondering van de toegangsweg en het recreatiepad;
  • b. het diepploegen, het uitvoeren van heiwerkzaamheden of het op andere wijze indrijven van voorwerpen in de grond;
  • c. het bodemverlagen of afgraven, het ophogen, egaliseren;
  • d. het afgraven, ophogen, vergraven, diepploegen, egaliseren en indrijven van voorwerpen in de grond, het aanplanten van houtgewas, het verharden van oppervlakten en het aanleggen van teeltondersteunende voorzieningen ter plaatse van de aanduiding nieet specifieke vorm van water - inzijggebied;
  • e. het afgraven, ophogen, vergraven, diepploegen, egaliseren en indrijven van voorwerpen in de grond, het aanplanten van houtgewas, het verharden van oppervlakten en het aanleggen van teeltondersteunende voorzieningen ter plaatse van de aanduiding specifieke vorm van water - inzijggebied;
  • f. het aanbrengen of aanleggen van oeverbeschoeiingen, kaden, aanleg- en ligplaatsen of vlonders en het vergraven, verbreden en/of verleggen van waterlopen. Hiervoor is advies vereist van het waterschap;
  • g. het aanleggen van diepwortelende beplanting binnen een afstand van 2,5 m vanaf het hart van de aanduiding specifieke vorm van water - watertransportleiding;
  • h. het bodemverlagen, afgraven, ophogen, egaliseren of andere grond- of graafwerkzaamheden, het rooien of planten van houtgewas en het aanbrengen van oppervlakteverhardingen binnen een afstand van 5 m vanaf het hart van de aanduiding specifieke vorm van water - watertransportleiding. Hiervoor is advies vereist van de leidingbeheerder;
  • i. het aanleggen en/of inrichten van picknickplaatsen;
  • j. het bebossen van gronden binnen een afstand van 5 meter van de oever van de waterloop;
  • k. het vellen of rooien van houtgewas.

Het is verboden om zonder een omgevingsvergunning en zonder een advies van het waterschap op de gronden met de aanduiding water de navolgende werken, geen bouwwerk zijnde, of werkzaamheden uit te voeren:

  • a. het aanleggen van stuwen en dammen;
  • b. het aanbrengen of aanleggen van oeverbeschoeiingen, kaden, aanleg- en ligplaatsen;
  • c. het dempen van werkzaamheden.
36.4.2 Uitzondering op verbod

Het in 36.4.1 vervatte verbod is niet van toepassing op:

  • a. werkzaamheden, normale onderhoudswerkzaamheden zijnde;
  • b. werken of werkzaamheden van ondergeschikte betekenis;
  • c. werken of werkzaamheden welke op het tijdstip van het van kracht worden van het plan in uitvoering zijn, dan wel krachtens een voor dat tijdstip aangevraagde vergunning, afwijking of anderszins mogen worden uitgevoerd;
  • d. indien de onder a van dit lid genoemde werken of werkzaamheden zullen worden uitgevoerd in een gebied dat als beschermd gebied in het kader van de Natuurbeschermingswet wordt aangemerkt.
36.4.3 Afweging

De werken of werkzaamheden als bedoeld in 36.4.1 zijn slechts toelaatbaar, indien:

  • a. door die werken of werkzaamheden, dan wel door de daarvan hetzij direct hetzij indirect te verwachten gevolgen, de in de aanhef van dit artikel genoemde waarden en doeleinden, niet onevenredig worden of kunnen worden aangetast, dan wel de mogelijkheden voor het herstel van de eerstbedoelde waarden niet wezenlijk worden of kunnen worden verkleind;
  • b. de werken en/of werkzaamheden passen binnen heet kader van het bijbehorende beplantingsplan.
36.5 Wijzigingsbevoegdheid

Burgemeester en wethouders kunnen het plan wijzigen en de aanduiding natuur en landschap wijzigen in de aanduiding natuur ten behoeve van natuurontwikkeling op het landgoed.