direct naar inhoud van Artikel 30 Leiding - Hoogspanningsverbinding
Plan: Buitengebied Rijssen-Holten
Status: vastgesteld
Plantype: bestemmingsplan
IMRO-idn: NL.IMRO.1742.BPB2011000-0401

Artikel 30 Leiding - Hoogspanningsverbinding

30.1 Bestemmingsomschrijving

De voor Leiding - Hoogspanningsverbinding aangewezen gronden zijn, behalve voor de andere daar voorkomende bestemming(en), mede bestemd voor:

  • a. de aanleg, instandhouding en bescherming van (een) bovengrondse verbinding(en) ten behoeve van het transport van elektriciteit;

met daarbij behorende:

  • b. belemmeringenstrook;
  • c. veiligheidszone;
  • d. gebouwen;
  • e. bouwwerken, geen gebouwen zijnde;
  • f. werken, geen bouwwerk zijnde, en werkzaamheden.
30.2 Bouwregels

Op de voor Leiding - Hoogspanningsverbinding aangewezen gronden mogen, in afwijking van hetgeen in de overige regels is bepaald, uitsluitend bouwwerken, geen gebouwen zijnde ten dienste van de bestemming worden gebouwd.

30.2.1 Bouwwerken, geen gebouwen zijnde

Voor een bouwwerk, geen gebouw zijnde geldt de volgende regel:

  • a. de bouwhoogte mag niet meer dan de volgende hoogtes:
bouwwerk   hoogte  
hoogspanningsmast   40 m  
bouwwerken, geen gebouwen zijnde   2,5 m  

30.3 Afwijken van de bouwregels
30.3.1 Afwijken

Bij een omgevingsvergunning kan worden afgeweken van het bepaalde in 30.2 en kan worden toegestaan dat wordt gebouwd ten dienste van de basisbestemming.

30.3.2 Afwegingskader

Een in 30.3.1 genoemde vergunning kan slechts worden verleend indien uit overleg met de leidingbeheerder(s) blijkt dat daartegen met het oog op het doelmatig functioneren van de hoogspanningsverbinding(en) en/of het aspect veiligheid geen bezwaar bestaat.

30.4 Omgevingsvergunning voor het uitvoeren van een werk, geen bouwwerk zijnde, of van werkzaamheden
30.4.1 Verbod

Het is verboden om zonder een omgevingsvergunning de volgende werken, geen bouwwerken zijnde, of werkzaamheden uit te voeren:

  • a. het aanbrengen van hoogopgaande beplanting of bomen;
  • b. het aanbrengen van bovengrondse constructies, installaties of apparatuur hoger dan 2,5 m;
  • c. het opslaan van materialen of stoffen, die onder bepaalde omstandigheden gevaar van brand of explosie kunnen opleveren;
  • d. het ophogen en egaliseren, bodemverlaging of afgraven of anderszins wijzigen in maaiveld of weghoogte.
30.4.2 Uitzondering op verbod

Het in 30.4.1 genoemde verbod is niet van toepassing op werken, geen bouwwerk zijnde, en werkzaamheden die:

  • a. het normale onderhoud en/of de normale exploitatie betreffen;
  • b. reeds in uitvoering zijn dan wel krachtens een verleende vergunning reeds mogen worden uitgevoerd op het tijdstip van inwerkingtreding van dit plan.
30.4.3 Procedure

Alvorens te beslissen over een aanvraag voor een vergunning horen burgemeester en wethouders de betreffende leidingbeheerder(s).