Buitengebied Kesteren

Status: Geconsolideerde versie
Identificatie: NL.IMRO.1740.bpKEbuitengebied-onh3
Plantype: gemeentelijke overheid/bestemmingsplan

Artikel 20 Wonen

 

20.1 Bestemmingsomschrijving

 

20.1.1 Algemeen

De voor 'Wonen' aangewezen gronden zijn bestemd voor:

  1. bewoning;

  2. bijbehorende voorzieningen;

  3. landschappelijke beplanting;

  4. de functies zoals deze voor de desbetreffende gronden in onderstaande tabel nader zijn aangegeven, met dien verstande dat daarvoor niet meer dan 50 m2 vloeroppervlakte van de gebouwen mag worden gebruikt, behoudens voor zover het betreft gronden ter plaatse van de aanduiding "caravanstalling", in welk geval de vloeroppervlakte maximaal 450 m2 mag bedragen en voor zover het betreft gronden ter plaatse van de aanduiding "specifieke vorm van kantoor - kantoor 2", in welk geval de vloeroppervlakte maximaal 255 m2 mag bedragen.

 

ter plaatse van de aanduiding:

toegestane functie:

''caravanstalling''

caravanstalling

''dienstverlening''

zakelijke dienstverlening

''kantoor''

kantoor- of praktijkruimte

''opslag''

opslag

''specifieke vorm van bedrijf - klusbedrijf''

klusbedrijf

''specifieke vorm van bedrijf - grondverzetbedrijf''

grondverzetbedrijf

''specifieke vorm van kantoor - kantoor 2''

kantoor- of praktijkruimte

 

 

20.2 Bouwregels

 

20.2.1 Algemeen

Op de binnen deze bestemming bedoelde gronden mogen uitsluitend worden

gebouwd:

  1. één woning per bestemmingsvlak dan wel, in geval reeds meerdere woningen aanwezig zijn, het bestaande aantal woningen;

  2. bijgebouwen ten behoeve van de woning, waarbij het totale aantal vrijstaande bijgebouwen per woning niet meer mag bedragen dan 2;

  3. bouwwerken, geen gebouwen zijnde, ten behoeve van de bestemming.

 

20.2.2 Woningen en bijgebouwen

Bij de bouw van de in lid 20.2.1 sub a en b bedoelde gebouwen dienen de volgende bepalingen in acht genomen te worden:

  1. de (voor)gevel van het hoofdgebouw moet worden geplaatst in de lijn(en) door de bestaande, naar de weg gekeerde (voor)gevel van de bestaande woning of ten hoogste 5 m daarachter;

  2. bijgebouwen moeten worden geplaatst achter de lijn(en) door de bestaande, naar de weg gekeerde (voor)gevel van de bestaande woning;

  3. niet meer dan 50% van het deel van het achter de lijn(en) door de bestaande, naar de weg gekeerde (voor)gevel van de bestaande woning gelegen gedeelte van het bestemmingsvlak mag tot het bebouwd oppervlak behoren;

  4. de afstand tot de perceelsgrens mag niet minder bedragen dan 5 m.

 

20.2.3 Woningen

Bij de bouw van de in lid 20.2.1 sub a bedoelde woning dienen de volgende bepalingen in acht genomen te worden:

  1. indien het betreft een vergroting van de inhoud van het gebouw waarin de woning is opgenomen deze vergroting slechts is toegestaan voor zover de toegestane vergroting van de woning niet of niet doelmatig binnen de bestaande inhoud van dat gebouw kan worden verwezenlijkt;

  2. indien het betreft een vergroting van een woning binnen een bestaand gebouw waarin de woning is opgenomen, de totale inhoud van de woning niet meer mag bedragen dan de bestaande inhoud van dat gebouw en niet meer dan 750 m3;

met dien verstande dat, in geval toepassing wordt gegeven aan het gestelde in sub a of sub b:

  1. cindien de inhoud van de bestaande woning niet meer bedraagt dan 300 m3 de inhoud niet meer mag worden vergroot dan tot maximaal 400 m3;

  2. indien de inhoud van de bestaande woning meer bedraagt dan 300 m3 de inhoud niet meer mag worden vergroot dan tot maximaal de bestaande inhoud vermeerderd met 100 m3 en in totaal niet meer mag bedragen dan 750 m3;

  3. de bouwhoogte niet meer mag bedragen dan 9 m;

  4. de goothoogte niet meer mag bedragen dan 4 m, met dien verstande dat, indien de bestaande goothoogte hoger is, deze hoogte maatgevend is.

 

20.2.4 Bijgebouwen

Bij de bouw van de in lid 20.2.1 sub b bedoelde bijgebouwen dienen de volgende bepalingen in acht genomen te worden:

  1. per woning mag het totale oppervlak van de bijgebouwen niet meer bedragen dan 75 m2, met dien verstande dat, indien het bij de woning behorende, direct aansluitende perceel een omvang heeft van tenminste 1 ha, het totale oppervlak van de bijgebouwen niet meer mag bedragen dan 150 m2;

  2. de bouwhoogte mag niet meer bedragen dan 7 m;

  3. de goothoogte mag niet meer bedragen dan 3 m.

 

20.2.5 Bouwwerken, geen gebouwen zijnde

Bij de bouw van de in lid 20.2.1 sub c bedoelde bouwwerken, geen gebouwen zijnde, dienen de volgende bepalingen in acht genomen te worden:

  1. de bouwhoogte van vrijstaande antennemasten mag niet meer bedragen dan 15 m;

  2. de bouwhoogte van overige bouwwerken, geen gebouwen zijnde, mag niet meer bedragen dan 2,5 m.

 

 

20.3 Afwijken van de bouwregels

 

20.3.1 Algemeen

Tot het verlenen van een omgevingsvergunning volgens het bepaalde in de leden 20.3.2 en 20.3.3 wordt eerst overgegaan, indien hierdoor de functies en waarden die in het plan in de desbetreffende en aan de omliggende gronden zijn toegekend, niet blijvend onevenredig worden geschaad.

 

20.3.2 Afstand perceelsgrens

Burgemeester en wethouders kunnen met een omgevingsvergunning afwijken van het bepaalde in lid 20.2.2 sub d, voor de bouw van een gebouw tot op minder dan 5 m van de perceelsgrens, indien en voor zover:

  1. dit gebouw niet of niet doelmatig elders binnen het desbetreffende bestemmingsvlak kan worden opgericht;

  2. het gebouw wordt opgericht op de perceelsgrens, dan wel de afstand tot de perceelsgrens niet minder bedraagt dan 2 m.

 

20.3.3 Woningen

Burgemeester en wethouders kunnen met een omgevingsvergunning afwijken van het bepaalde in lid 20.2.3, waarbij een verdere vergroting met maximaal 75 m3, tot een maximale inhoud van 750 m3, is toegestaan, indien toepassing van de bepalingen van het Bouwbesluit met betrekking tot de hoogte van een verblijfsruimte, zou leiden tot een beperking van het woonoppervlak in relatie tot de bestaande hoogte, met dien verstande dat de toegestane vergroting niet meer mag bedragen dan nodig is om het verschil te compenseren dat ontstaat door toepassing van het Bouwbesluit ten opzichte van het daaraan voorgaande Bouwbesluit.

 

 

20.4 Specifieke gebruiksregels

Als gebruik in strijd met de bestemming 'Wonen' wordt in ieder geval begrepen:

  1. een gebruik ten behoeve van bedrijfsactiviteiten, anders dan is toegestaan in lid 20.1 of waarvoor toepassing is gegeven overeenkomstig de algemene afwijkingsregels ten aanzien van “aan huis verbonden nevenactiviteiten en kantoor- en praktijkruimten”;

  2. opslag anders dan in bijgebouwen.