direct naar inhoud van Regels
Plan: Fructus Dodewaard
Status: vastgesteld
Plantype: bestemmingsplan
IMRO-idn: NL.IMRO.1740.bpDOfructus-vst1

Regels

Hoofdstuk 1 Inleidende regels

Artikel 1 Begrippen

1.1 plan

het bestemmingsplan 'Fructus Dodewaard' met identificatienummer NL.IMRO.1740.bpDOfructus-vst1 van de gemeente Neder-Betuwe;

1.2 bestemmingsplan

de geometrisch bepaalde planobjecten met de bijbehorende regels;

1.3 aanduiding

een geometrisch bepaald vlak of figuur, waarmee gronden zijn aangeduid, waar ingevolge de regels regels worden gesteld ten aanzien van het gebruik en/of het bebouwen van deze gronden;

1.4 aanduidingsgrens

de grens van een aanduiding indien het een vlak betreft;

1.5 afhankelijke woonruimte

een deel van de woning waarin een gedeelte van de huishouding uit oogpunt van mantelzorg gehuisvest is;

1.6 bebouwing

één of meer gebouwen en/of bouwwerken geen gebouwen zijnde;

1.7 bed & breakfast

een kleinschalige, aan de woonfunctie ondergeschikte, verblijfsvoorziening in een woning en/of aangebouwde bijbehorende bouwwerken, gericht op het aanbieden van logies en ontbijt. Onder een bed & breakfast voorziening wordt niet verstaan overnachting, noodzakelijk in verband met het verrichten van tijdelijke of seizoensgebonden werkzaamheden en/of arbeid of permanente kamerverhuur;

1.8 begane grondbouwlaag

de onderste bouwlaag van een gebouw, niet zijnde een kelder;

1.9 bestaand
  • a. bij bouwwerken: bouwwerken die op het tijdstip van de ter inzage legging van het ontwerp van dit plan bestonden of in uitvoering waren, dan wel gebouwd zijn of gebouwd kunnen worden krachtens een verleende bouwvergunning;
  • b. bij gebruik: gebruik dat op het tijdstip van het van kracht worden van het bestemmingsplan bestond;
1.10 bestemmingsgrens

de grens van een bestemmingsvlak;

1.11 bestemmingsvlak

een geometrisch bepaald vlak met eenzelfde bestemming;

1.12 bijbehorend bouwwerk

uitbreiding van een hoofdgebouw dan wel functioneel met een zich op hetzelfde perceel bevindend hoofdgebouw verbonden, daar al dan niet tegen aangebouwd gebouw, of ander bouwwerk, met een dak;

1.13 bijgebouw

een vrijstaand of aan een hoofdgebouw gebouwd gebouw, dat door zijn situering en/of afmetingen ondergeschikt is aan dat op hetzelfde bouwperceel gelegen hoofdgebouw en die vanuit het hoofdgebouw niet rechtstreeks toegankelijk is;

1.14 bouwen

het plaatsen, het geheel of gedeeltelijk oprichten, vernieuwen of veranderen en het vergroten van een bouwwerk, alsmede het geheel of gedeeltelijk oprichten, vernieuwen of veranderen van een standplaats;

1.15 bouwlaag

een doorlopend gedeelte van een gebouw dat door op gelijke of bij benadering gelijke hoogte liggende vloeren of balklagen is begrensd; zulks met inbegrip van de begane grond en met uitsluiting van kelder (ruimte onder peil) en zolder (ruimten onder de kap). De bouwhoogte van een bouwlaag bedraagt niet meer dan 4 meter;

1.16 bouwperceel

een aaneengesloten stuk grond, waarop ingevolge de regels een zelfstandige, bij elkaar behorende bebouwing is toegelaten;

1.17 bouwperceelgrens

een grens van een bouwperceel;

1.18 bouwvlak

een geometrisch bepaald vlak, waarmee gronden zijn aangeduid, waar ingevolge de regels bepaalde gebouwen en bouwwerken geen gebouwen zijnde zijn toegelaten;

1.19 bouwwerk

elke constructie van enige omvang van hout, steen, metaal of ander materiaal, die hetzij direct hetzij indirect met de grond is verbonden, hetzij direct of indirect steun vindt in of op de grond;

1.20 bouwwijze

de wijze van bouwen van een hoofdgebouw, waarbij wordt verstaan onder:

  • a. aaneengebouwd: bebouwing die wordt gekenmerkt door een rij van minimaal drie aan elkaar gebouwde hoofdgebouwen, niet zijnde gestapelde woningen;
  • b. geschakeld: bebouwing, waarvan het hoofdgebouw door middel van een bijgebouw verbonden is aan een ander hoofdgebouw en waarbij één zijgevel van het hoofdgebouw in de zijdelingse perceelsgrens mag worden gebouwd;
  • c. gestapeld: bebouwing bestaande uit zich in één hoofdgebouw boven en naast elkaar bevindende zelfstandige woningen en/of bijzondere woonruimten;
  • d. twee-aan-een: bebouwing waarvan het hoofdgebouw aan maximaal één zijde grenst aan een ander hoofdgebouw en daardoor aan die zijde in de zijdelingse perceelsgrens is gebouwd;
  • e. vrijstaand: bebouwing waarbij het hoofdgebouw aan beide zijden niet in de perceelsgrens is gebouwd;
1.21 carport

een overdekte stallingsruimte die dient als stallingsplaats voor een motorvoertuig, die geen eigen wanden of deuren heeft en waarvan de begrenzing wordt gevormd door maximaal 3 wanden van gebouwen en/of ondersteuningen van het dak;

1.22 detailhandel

het bedrijfsmatig te koop aanbieden, waaronder begrepen de uitstalling ten verkoop, het verkopen en/of leveren van goederen aan personen die deze goederen kopen voor gebruik, verbruik of aanwending anders dan in de uitoefening van een beroeps- of bedrijfsactiviteit en waarbij een showroom en/of verkoopruimte ter plaatse aanwezig is; horeca-activiteiten zijn hieronder niet begrepen;

1.23 dienstverlening

dienstverlening door een bedrijf met uitsluitend of in hoofdzaak een verzorgende taak met een publieksgerichte functie zoals wasserette, kapsalon, schoonheidssalon, opticien, autorijschool, videotheek, uitzendbureau, reisbureau, bank, postkantoor, telefoon-/internetdienst, makelaarskantoor, foto-atelier (inclusief ontwikkelen), kopieerservicebedrijf, schoenreparatiebedrijf, alsmede naar aard en uitstraling overeenkomstige bedrijven;

1.24 gebouw

elk bouwwerk, dat een voor mensen toegankelijke, overdekte, geheel of gedeeltelijk met wanden omsloten ruimte vormt;

1.25 hoofdgebouw

een gebouw, dat op een bouwperceel, door zijn bestemming, constructie of afmetingen als belangrijkste bouwwerk valt aan te merken;

1.26 internetverkoop

detailhandel zonder showroom, waarvan de handel voornamelijk via internet en andere media loopt;

1.27 jongerenontmoetingsplaats (JOP)

een voorziening waar jongeren bij elkaar kunnen komen of elkaar kunnen ontmoeten, al dan niet met een zitgelegenheid en beschutting tegen regen en wind;

1.28 kamerbewoning

het bewonen van (een gedeelte van) een woning door meer dan één huishouden, met dien verstande dat het bewonen van kamers zonder eigen voorzieningen, zoals een badkamer en keuken, door maximaal twee personen, waarbij de eigenaar (hospita) in dezelfde woning woont, niet als kamerbewoning wordt aangemerkt;

1.29 kap

een geheel of gedeeltelijke niet horizontale dakconstructie gevormd door ten minste twee schuin hellende dakschilden met een helling van elk ten minste 15° en ten hoogste 75°;

1.30 kelder

een overdekte, met wanden omsloten, voor mensen toegankelijke ruimte, beneden of tot ten hoogste 1 m boven de gemiddelde, bestaande hoogte van het aan het gebouw grenzende terrein;

1.31 luifel

afdak of overkapping met een diepte van tenminste 1 m, aan of bij een gebouw, al of niet ondersteund;

1.32 mantelzorg

het bieden van zorg aan eenieder die hulpbehoevend is op het fysieke, psychische en/of sociale vlak, op vrijwillige basis en buiten organisatorisch verband;

1.33 niet-publieksgerichte aan huis verbonden beroeps- of bedrijfsactivitei

een beroeps- of bedrijfsactiviteit, waarvan de activiteiten niet specifiek publiekgericht zijn, en dat op kleine schaal in een woning en/of de daarbij behorende bijgebouwen wordt uitgeoefend, waarbij de woning in overwegende mate haar woonfunctie behoudt en de desbetreffende activiteit een ruimtelijke uitstraling heeft die in overeenstemming is met de woonfunctie ter plaatse;

1.34 ondergronds

onder peil;

1.35 ondergeschikte detailhandel

detailhandel die als activiteit in ruimtelijk, functioneel en inkomenswervend opzicht duidelijk ondergeschikt is aan de hoofdfunctie en waarbij geen specifieke inrichting voor de detailhandelsfunctie is toegestaan;

1.36 overkapping

bouwwerken, geen gebouwen zijnde met één dakvlak en maximaal één gesloten wand;

1.37 publieksgerichte aan huis verbonden beroeps- of bedrijfsactiviteit

een publieksgerichte beroeps- of bedrijfsactiviteit, waarvan de activiteiten in hoofdzaak publieksgericht zijn en waarvan de omvang en uitstraling zodanig is, dat de activiteit past binnen de desbetreffende woonomgeving en derhalve in een woning en/of de daarbij behorende bijbehorende bouwwerken, met behoud van de woonfunctie, kan worden toegestaan;

1.38 seksinrichting

een voor publiek toegankelijke, besloten ruimte waarin bedrijfsmatig, of in omvang als zij bedrijfsmatig was, seksuele handelingen worden verricht, of vertoningen van erotisch-pornografische aard plaatsvinden. Onder seksinrichting wordt in elk geval verstaan: een (raam)prostitutiebedrijf, een seksbioscoop, een seksautomatenhal, een sekstheater, een parenclub of een erotische massagesalon, al dan niet in combinatie met elkaar;

1.39 sociale huurwoning

huurwoning met een aanvangshuurprijs onder de grens als bedoeld in artikel 13, eerste lid, onder a, van de Wet op de huurtoeslag, waarbij de instandhouding voor de in een gemeentelijke verordening omschreven doelgroep voor ten minste tien jaar na ingebruikname is verzekerd;

1.40 voorgevel

de naar architectuur, indeling en/of uitstraling meest gezichtsbepalende gevel(s) van een hoofdgebouw, (doorgaans) gekeerd naar de weg of het openbaar gebied;

1.41 voorgevelrooilijn

de lijn die gelijk loopt aan voorgevel(s) van het hoofdgebouw en het verlengde daarvan. (Van een hoofdgebouw gelegen op de hoek van twee straten moeten beide gevels van het hoofdgebouw, gelegen aan de straatkant, gezien worden als voorgevel);

1.42 woning

een complex van intern met elkaar in verbinding staande ruimten, in een (gedeelte van een) gebouw, uitsluitend bedoeld voor de huisvesting van één afzonderlijk huishouden;

1.43 zijtuin

het bij de woning behorende perceelsgedeelte, dat is gelegen naast de zijgevel, tussen de voor- en achtergevelrooilijn, indien het perceelsgedeelte niet reeds is aangemerkt als voortuin.

Artikel 2 Wijze van meten

2.1 Algemeen

Bij toepassing van deze regels wordt als volgt gemeten:

2.1.1 afstand van een gebouw tot de perceelsgrens:

de afstand van een gebouw tot de perceelsgrens wordt bepaald door het buitenwerks meten van de kortste afstand van een gevel van het gebouw tot de perceelsgrens;

2.1.2 bouwhoogte van een bouwwerk:

vanaf het peil tot aan het hoogste punt van een gebouw of van een bouwwerk, geen gebouw zijnde, met uitzondering van ondergeschikte bouwonderdelen, zoals schoorstenen, antennes, en naar de aard daarmee gelijk te stellen bouwonderdelen;

2.1.3 dakhelling:

langs het dakvlak ten opzichte van het horizontale vlak;

2.1.4 goothoogte van een bouwwerk:

vanaf het peil tot aan de bovenkant van de goot c.q. de druiplijn, het boeiboord of daarbij gelijk te stellen constructiedeel;

2.1.5 inhoud van een bouwwerk:

tussen de onderzijde van de begane grondvloer, de buitenzijde van de gevels (en/of het hart van de scheidsmuren) en de buitenzijde van daken en dakkapellen;

2.1.6 oppervlakte van een bouwwerk:

tussen de buitenwerkse gevelvlakken en/of het hart van de scheidingsmuren, neerwaarts geprojecteerd op het gemiddelde niveau van het afgewerkte bouwterrein ter plaatse van het bouwwerk;

2.1.7 peil:
  • a. voor gebouwen, waarvan de hoofdtoegang van het perceel aan een weg grenst, mits het gebouw op een afstand van niet meer dan 12 m van die weg is gelegen: 35 cm boven de kruin van die weg ter plaatse van de hoofdtoegang van het perceel;
  • b. in andere gevallen bij gebouwen: de gemiddelde bestaande hoogte van het aan het gebouw grenzende terrein;
  • c. voor bouwwerken, geen gebouwen zijnde: de gemiddelde bestaande hoogte van het aan het bouwwerk grenzende terrein.

2.2 Ondergeschikte bouwdelen

Bij toepassing van het bepaalde ten aanzien van het bouwen worden ondergeschikte bouwdelen zoals plinten, pilasters, kozijnen, gevelversieringen, ventilatiekanalen, schoorstenen, gevel- en kroonlijsten, luifels, erkers, balkons en overstekende daken buiten beschouwing gelaten, mits de overschrijding niet meer bedraagt dan 0,5 m.

Hoofdstuk 2 Bestemmingsregels

Artikel 3 Groen

3.1 Bestemmingsomschrijving

De voor 'Groen' aangewezen gronden zijn bestemd voor:

  • a. groenvoorzieningen;
  • b. speelvoorzieningen;
  • c. hondenuitlaatplaatsen;
  • d. evenementen conform het bepaalde in artikel 11.3;
  • e. voet- en fietspaden;
  • f. parkeervoorzieningen;
  • g. beeldende kunstwerken;
  • h. in- en uitritten;
  • i. nutsvoorzieningen;
  • j. water, waterhuishoudkundige voorzieningen en waterstaatkundige (kunst)werken, waaronder bruggen;

een en ander met bijbehorende voorzieningen.

3.2 Bouwregels
3.2.1 Algemeen

Op de gronden binnen deze bestemming zijn uitsluitend bouwwerken, geen gebouwen zijnde, toegestaan.

3.2.2 Bouwwerken, geen gebouwen zijnde

Voor het bouwen van bouwwerken, geen gebouwen zijnde, geldt het bepaalde in artikel 10.5 en in aanvulling daarop de volgende regel:

  • a. de bouwhoogte van bouwwerken, geen gebouwen zijnde, ten behoeve van de verkeersgeleiding en wegverlichting mag niet meer bedragen dan 8 m.

3.3 Specifieke gebruiksregels
3.3.1 Strijdig gebruik

Onder strijdig gebruik wordt in ieder geval begrepen het gebruiken of laten gebruiken van de gronden en/of bouwwerken binnen deze bestemming ten behoeve van het opslaan, storten of bergen van materialen en producten, behoudens voor zover zulks noodzakelijk is voor het op de bestemming gerichte gebruik van de grond.

Artikel 4 Verkeer - Verblijfsgebied

4.1 Bestemmingsomschrijving

De voor 'Verkeer - Verblijfsgebied' aangewezen gronden zijn bestemd voor:

  • a. voorzieningen voor verkeer, vervoer en verblijf, waaronder parkeervoorzieningen;
  • b. hondenuitlaatplaatsen;
  • c. groenvoorzieningen;
  • d. straatmeubilair;
  • e. speelvoorzieningen;
  • f. evenementen conform het bepaalde in artikel 11.3;
  • g. kunstobjecten;
  • h. nutsvoorzieningen;
  • i. water en waterhuishoudkundige voorzieningen;

een en ander met bijbehorende voorzieningen.

4.2 Bouwregels
4.2.1 Algemeen

Op de gronden binnen deze bestemming zijn uitsluitend bouwwerken, geen gebouwen zijnde, toegestaan.

4.2.2 Bouwwerken, geen gebouwen zijnde

Voor het bouwen van bouwwerken, geen gebouwen zijnde, geldt het bepaalde in artikel 10.5 en in aanvulling daarop de volgende regel:

  • a. de bouwhoogte van bouwwerken, geen gebouwen zijnde, ten behoeve van de verkeersgeleiding en wegverlichting mag niet meer bedragen dan 8 m.

4.3 Specifieke gebruiksregels
4.3.1 Strijdig gebruik

Onder strijdig gebruik wordt in ieder geval begrepen het gebruiken of laten gebruiken van de gronden en/of bouwwerken binnen deze bestemming ten behoeve van het opslaan, storten of bergen van materialen en producten, behoudens voor zover zulks noodzakelijk is voor het op de bestemming gerichte gebruik van de grond.

Artikel 5 Water

5.1 Bestemmingsomschrijving

De voor 'Water' aangewezen gronden zijn bestemd voor:

  • a. water en waterhuishoudkundige doeleinden;
  • b. waterstaatkundige (kunst)werken, waaronder bruggen;
  • c. nutsvoorzieningen;
  • d. kunstobjecten;

een en ander met bijbehorende voorzieningen.

5.2 Bouwregels
5.2.1 Algemeen

Op de gronden binnen deze bestemming zijn uitsluitend bouwwerken, geen gebouwen zijnde, toegestaan.

5.2.2 Bouwwerken, geen gebouwen zijnde

Voor het bouwen van bouwwerken, geen gebouwen zijnde, geldt het bepaalde in artikel 10.5 en in aanvulling daarop de volgende regel:

  • a. de bouwhoogte van bouwwerken, geen gebouwen zijnde, ten behoeve van de verkeersgeleiding en wegverlichting mag niet meer bedragen dan 8 m.

Artikel 6 Wonen

6.1 Bestemmingsomschrijving

De voor 'Wonen' aangewezen gronden zijn bestemd voor:

  • a. wonen;
  • b. niet-publieksgerichte aan huis verbonden beroeps- of bedrijfsactiviteiten conform het bepaalde in 11.2;
  • c. nutsvoorzieningen;
  • d. waterhuishoudkundige voorzieningen;

een en ander met de bijbehorende voorzieningen, zoals tuinen, achterpaden en erven inclusief parkeervoorzieningen.

6.2 Bouwregels
6.2.1 Situering bouwwerken

Hoofdgebouwen mogen uitsluitend worden gesitueerd ter plaatse van de aanduiding 'bouwvlak', met dien verstande dat ondergeschikte bouwdelen tevens buiten het bouwvlak zijn toegestaan.

6.2.2 Hoofdgebouwen en bijbehorende bouwwerken

Voor het bouwen van hoofdgebouwen gelden de volgende regels:

  • a. Ter plaatse van de aanduiding 'gevellijn' dient een voorgevel van een woning in of binnen 3 meter van de gevellijn te worden gesitueerd, met dien verstande dat deze bepaling niet van toepassing is indien sprake is van een woning met meer dan één naar de weg gekeerde gevel.
  • b. Het aantal woningen mag niet meer bedragen dan is aangegeven met de aanduiding 'maximum aantal wooneenheden'.
  • c. De goot- en bouwhoogte mogen niet meer bedragen dan ter plaatse van de aanduiding 'maximum goothoogte (m), maximum bouwhoogte (m)' is aangegeven.
  • d. Ter plaatse van deze bestemming zijn uitsluitend woningen toegestaan in de bouwwijzen vrijstaande woningen en twee aaneengebouwde woningen.
  • e. De breedte van een woning mag niet meer bedragen dan 12 m;
  • f. In afwijking van het bepaalde in e mag de breedte van een woning niet meer bedragen dan 15 m, indien de breedte van het bouwperceel meer bedraagt dan 30 m;
  • g. Bij een woning mogen bijbehorende bouwwerken worden gebouwd conform het bepaalde in artikel 10.3.

6.2.3 Bouwwerken, geen gebouwen zijnde

Voor het bouwen van bouwwerken, geen gebouwen zijnde, geldt het bepaalde in artikel 10.5.

6.3 Specifieke gebruiksregels
6.3.1 Parkeren
  • a. Een omgevingsvergunning voor het bouwen van een woning binnen de bestemming wordt slechts verleend, indien bij de aanvraag wordt aangetoond dat voorzien wordt in voldoende parkeergelegenheid en veilig gesteld is dat deze parkeergelegenheid in stand wordt gehouden.
  • b. Van voldoende parkeergelegenheid is sprake, indien wordt voldaan aan de Nota Parkeernormen 2017-1 van de gemeente Neder-Betuwe of de nadien gewijzigde beleidsregels, zoals die gelden ten tijde van de aanvraag omgevingsvergunning voor het bouwen.

6.4 Wijzigingsbevoegdheid
6.4.1 Wijziging situering bouwvlak

Burgemeester en wethouders zijn bevoegd het plan te wijzigen om het bouwvlak op een andere plaats op het bouwperceel te situeren, mits wordt voldaan aan de volgende voorwaarden:

  • a. de maatvoeringseisen en bouwwijze mogen niet worden veranderd;
  • b. het aantal woningen per bouwperceel blijft gelijk;
  • c. er is geen sprake van een onevenredige aantasting van de stedenbouwkundige kwaliteit van de omgeving;
  • d. er vindt geen onevenredige aantasting plaats van de gebruiksmogelijkheden van aangrenzende gronden en de belangen van derden mogen niet onevenredig worden geschaad;
  • e. het woon- en leefklimaat mogen niet onevenredig worden aangetast.

Artikel 7 Woongebied

7.1 Bestemmingsomschrijving

De voor 'Woongebied' aangewezen gronden zijn bestemd voor:

  • a. wonen;
  • b. niet-publieksgerichte aan huis verbonden beroeps- of bedrijfsactiviteiten conform het bepaalde in 11.2;
  • c. wandel- en fietspaden;
  • d. groenvoorzieningen;
  • e. speelvoorzieningen;
  • f. nutsvoorzieningen;
  • g. water en waterhuishoudkundige voorzieningen;
  • h. ontsluitingswegen;
  • i. parkeervoorzieningen;

een en ander met de bijbehorende voorzieningen, zoals tuinen, achterpaden en erven.

7.2 Bouwregels
7.2.1 Algemeen
  • a. Het aantal woningen bedraagt maximaal 80.
  • b. Minimaal 20% van het aantal te realiseren woningen betreft sociale huurwoningen.
  • c. Minimaal de helft van de sociale huurwoningen dienen te worden gerealiseerd met een volledig woonprogramma (inclusief slaapkamer en badkamer) op de begane grond.
  • d. Ter plaatse van deze bestemming zijn uitsluitend woningen toegestaan in de bouwwijzen vrijstaande woningen, twee aaneengebouwde woningen, geschakelde woningen en aaneengebouwde woningen.

7.2.2 Hoofdgebouwen en bijbehorende bouwwerken

Voor het bouwen van hoofdgebouwen gelden de volgende regels:

  • a. Hoofdgebouwen mogen uitsluitend gesitueerd worden in het bouwvlak.
  • b. Ter plaatse van de aanduiding 'gevellijn' dient een voorgevel van een woning in of binnen 3 meter van de gevellijn te worden gesitueerd, met dien verstande dat deze bepaling niet van toepassing is indien sprake is van een woning met meer dan één naar de weg gekeerde gevel.
  • c. De afstand tot de zijdelingse perceelgrenzen mag niet minder bedragen dan:
    • 1. bij woningen in de bouwwijze 'vrijstaand': 3 meter;
    • 2. bij woningen in de bouwwijze 'twee-aaneen' aan één zijde van de woning: 2 meter.
  • d. De bouwdiepte van een hoofdgebouw mag niet meer bedragen dan:
  • 1. bij woningen in de bouwwijze 'vrijstaand': 15 meter;
  • 2. bij woningen in de bouwwijze 'twee-aaneen': 12 meter;
  • 3. bij woningen in de bouwwijze 'aaneengebouwd': 12 meter.
  • e. De afstand van de achtergevel van een hoofdgebouw tot de achterste perceelgrens mag niet minder bedragen dan 6 meter.
  • f. De breedte van de voorgevel van een woning mag niet meer bedragen dan:
  • 1. bij woningen in de bouwwijze 'vrijstaand', op percelen met een breedte van minder dan 30 meter: 12 meter;
  • 2. bij woningen in de bouwwijze 'vrijstaand', op percelen met een breedte van meer dan 30 meter: 15 meter;
  • 3. bij woningen in de bouwwijze 'twee-aaneen': 10 meter;
  • 4. bij woningen in de bouwwijze 'aaneengebouwd': 8 meter.
  • g. Bij een woning mogen bijbehorende bouwwerken worden gebouwd conform het bepaalde in artikel 10.3.
  • h. Ter plaatse van de aanduiding 'maximum goothoogte, maximum bouwhoogte, mag de goothoogte respectievelijk de bouwhoogte van hoofdgebouwen niet meer bedragen dan de op de verbeelding aangegeven goothoogte respectievelijk bouwhoogte.

7.2.3 Bouwwerken, geen gebouwen zijnde

Voor het bouwen van bouwwerken, geen gebouwen zijnde, geldt het bepaalde in artikel 10.5.

7.2.4 Voorwaardelijke verplichting inrichtingsplan

Voor de in de bestemming 'Woongebied' toegestane bouwwerken wordt niet eerder een omgevingsvergunning verleend, en worden de werken en werkzaamheden niet eerder uitgevoerd dan nadat het college van burgemeester en wethouders een inrichtingsplan heeft goedgekeurd en de aanvraag voor de omgevingsvergunning in overeenstemming is met dat inrichtingsplan.

Het in de voorgaande zin bedoelde inrichtingsplan, dat zich uitstrekt over een stedenbouwkundig logisch afgebakend deel van het plangebied, omvat in ieder geval de volgende elementen:

  • a. De situering van wegen en paden;
  • b. De situering van bouwpercelen en daarbinnen de situering van de hoofdgebouwen;
  • c. De situering van parkeerplaatsen, zowel op de bouwpercelen als collectief, vergezeld van een parkeerbalans, waaruit blijkt dat wordt voldaan aan de Nota Parkeernormen 2017-1 van de gemeente Neder-Betuwe;
  • d. De situering van groen en water, waaruit de verhouding tussen verharde en onverharde ruimte naar voren komt, vergezeld van een berekening waaruit blijkt dat aan de waterbergingseisen van het waterschap Rivierenland is voldaan;
  • e. De programmering van het aantal woningen, verdeeld naar type (vrijstaande woningen, tweekappers en aaneengebouwde woningen) en verdeeld naar prijscategorie (sociaal, middelduur, duur);
  • f. De gebruiksmogelijkheden van de openbare ruimte om te spelen en te verblijven, voorzien van referentiebeelden en voorzien van maatvoering;
  • g. De beeldkwaliteit van de beoogde woningen inclusief bouwhoogte;
  • h. De beoogde kwaliteit van de groenvoorzieningen en de erfscheidingen.

7.3 Afwijken van de bouwregels
7.3.1 Afwijking percentage
  • a. Burgemeester en wethouders kunnen met een omgevingsvergunning afwijken van het bepaalde in artikel 7.2.1 onder b en het percentage verlagen onder de voorwaarde dat minimaal 14 sociale huurwoningen worden gerealiseerd.
  • b. Afwijken van de regels als bedoeld onder a is slechts mogelijk indien:
    • 1. Er daardoor woningen worden gerealiseerd met een volledig woonprogramma (inclusief slaapkamer en badkamer) op de begane grond;
    • 2. Er geen onevenredige aantasting plaatsvindt van de woon- en leefsituatie.

7.3.2 Afwijking extra bouwhoogte
  • a. Burgemeester en wethouders kunnen met een omgevingsvergunning afwijken van het bepaalde in artikel 7.2.2 onder h, voor het toestaan van een hogere bouwhoogte, uitsluitend voor die gronden waar reeds een bouwhoogte is toegestaan van 11 meter.
  • b. Afwijken van de regels als bedoeld onder a is slechts mogelijk indien:
    • 1. De extra bouwhoogte maximaal 0,5 meter bedraagt;
    • 2. Er sprake blijft van een evenwichtig ruimtelijk beeld;
    • 3. De bezonning, privacy en/of gebruiksmogelijkheden van aangrenzende percelen niet onevenredig worden gehinderd.

7.4 Specifieke gebruiksregels
7.4.1 Parkeren
  • a. Bij woningen in de bouwwijze 'vrijstaand' en 'twee-aaneen' wordt op het bouwperceel ruimte gereserveerd voor ten minste 1 parkeerplaats.
  • b. Een omgevingsvergunning voor het bouwen van een woning binnen de bestemming wordt slechts verleend, indien bij de aanvraag wordt aangetoond dat voorzien wordt in voldoende parkeergelegenheid en veilig gesteld is dat deze parkeergelegenheid in stand wordt gehouden.
  • c. Van voldoende parkeergelegenheid is sprake, indien wordt voldaan aan de Nota Parkeernormen 2017-1 van de gemeente Neder-Betuwe of de nadien gewijzigde beleidsregels, zoals die gelden ten tijde van de aanvraag omgevingsvergunning voor het bouwen.

Artikel 8 Waterstaat - Waterlopen

8.1 Bestemmingsomschrijving

De voor 'Waterstaat - Waterlopen' aangewezen gronden zijn, behalve voor de daar voorkomende bestemming(en), mede bestemd voor aanleg en onderhoud van een watergang.

8.2 Bouwregels

Op de binnen deze bestemming bedoelde gronden zijn uitsluitend toegestaan bouwwerken, geen gebouwen zijnde, die ten dienste staan van deze bestemming.

 

8.3 Afwijken van de bouwregels
8.3.1 Afwijking

Het bevoegd gezag kan met een omgevingsvergunning afwijken van het bepaalde in artikel 8.2 om het oprichten van gebouwen en bouwwerken, geen gebouwen zijnde ten behoeve van de op deze gronden liggende andere bestemming(en) toe te staan, mits hierbij uit hoofde van de bescherming van de watergang geen bezwaar bestaat.

8.3.2 Advies beheerder watergang

Alvorens te beslissen over een omgevingsvergunning wint het bevoegd gezag advies in bij de beheerder van de watergang.

Hoofdstuk 3 Algemene regels

Artikel 9 Anti-dubbeltelbepaling

Grond die eenmaal in aanmerking is genomen bij het toestaan van een bouwplan waaraan uitvoering is gegeven of alsnog kan worden gegeven, blijft bij de beoordeling van latere bouwplannen buiten beschouwing.

Artikel 10 Algemene bouwregels

10.1 Bestaande situatie

Ongeacht het in deze regels bepaalde ten aanzien van de situering en de maximale maten van bebouwing, geldt voor bestaande legale bebouwing dat, indien de bestaande situering en/of maten afwijken van de ingevolge deze regels toegestane situering en/of maten, de bestaande situering tevens en/of bestaande maten als maximaal toegestaan worden beschouwd.

10.2 Ondergronds bouwen

Voor het bouwen van ondergrondse gebouwen gelden de volgende regels:

  • a. ondergrondse gebouwen (kelders) zijn uitsluitend toegestaan onder woningen;
  • b. ondergrondse gebouwen zijn uitsluitend toegestaan in één bouwlaag.

10.3 Bijbehorende bouwwerken bij woningen
10.3.1 Algemeen

Voor het bouwen van bijbehorende bouwwerken bij woningen gelden de volgende regels:

  • a. Bijbehorende bouwwerken mogen zowel binnen het (fictieve) bouwvlak als daarbuiten worden gebouwd, met dien verstande dat deze op niet minder dan 3 meter achter de voorgevellijn van het betreffende hoofdgebouw worden gebouwd.
  • b. Voor de bebouwde oppervlakte van bijbehorende bouwwerken geldt het volgende:

Oppervlakte bouwperceel   Toegestane oppervlakte aan bijbehorende bouwwerken  
< 200 m²   60 m²  
200 - 400 m²   90 m²  
400 - 600 m²   100 m²  
600 - 800 m²   110 m²  
> 800 m²   120 m²  

  • c. in aanvulling op het bepaalde onder b geldt dat van de gronden buiten het (fictieve) bouwvlak die op niet minder dan 3 meter achter de voorgevellijn liggen, niet meer dan 50% mag worden bebouwd;
  • d. de goothoogte mag niet meer bedragen dan 3 m. Indien het hoofdgebouw bestaat uit één bouwlaag met kap, mag de goothoogte van aangebouwde bijbehorende bouwwerken niet meer bedragen dan de goothoogte van het hoofdgebouw, maar nooit meer dan 5 m;
  • e. de bouwhoogte mag niet meer bedragen dan 5 m.

10.3.2 Erkers

In afwijking van het bepaalde in artikel 10.3.1 gelden voor erkers de volgende aanvullende regels:

  • a. de bouwdiepte, gemeten vanaf de gevel waar tegenaan wordt gebouwd, mag niet meer bedragen dan 1,5 m;
  • b. de breedte mag niet meer bedragen dan 2/3 van de breedte van de gevel waar tegenaan wordt gebouwd, met dien verstande dat in geval van rijwoningen de breedte niet meer mag bedragen dan 4 m;
  • c. indien de erker in de zijtuin wordt gebouwd, mag de afstand tot de zijdelingse perceelsgrens niet minder bedragen dan 2 m;
  • d. in afwijking van artikel 10.3.2 onder c mag de afstand van de erker tot de zijdelingse perceelsgrens niet minder bedragen dan 1 m, als de zijtuin direct grenst aan de bestemming 'Groen';
  • e. de afstand tot de rijbaan van een (ontsluitings)weg mag niet minder bedragen dan 3 m.

10.3.3 Carports

In afwijking van het bepaalde in artikel 10.3.1 gelden voor carports de volgende aanvullende regels:

  • a. een carport mag uitsluitend worden gebouwd op het bouwperceel behorende bij een woning;
  • b. de carport mag de voorgevelrooilijn niet overschrijden;
  • c. de bouwhoogte van de carport mag niet meer bedragen dan 3,3 m;
  • d. de bebouwde oppervlakte van de carport mag niet meer bedragen dan 20 m²;
  • e. het aantal carports per perceel bedraagt maximaal 1.

10.4 Zwembaden

Voor het bouwen van een zwembad gelden de volgende regels:

  • a. een zwembad is uitsluitend toegestaan op het bouwperceel behorende bij een woning;
  • b. het aantal zwembaden mag niet meer bedragen dan één per woning;
  • c. de bouwhoogte mag niet meer bedragen dan 1,2 m;
  • d. de afstand tot de zijdelingse perceelsgrens mag niet minder bedragen dan 3 m.

10.5 Bouwwerken, geen gebouwen zijnde

Voor het bouwen van bouwwerken, geen gebouwen zijnde, gelden de volgende regels:

  • a. de bouwhoogte van erf- of terreinafscheidingen voor zover gelegen voor de voorgevelrooilijn van het dichtst bij de weg gesitueerde gebouw op het bouwperceel mag niet meer bedragen dan 1 m;
  • b. de bouwhoogte van erf- of terreinafscheidingen voor zover gelegen achter de voorgevelrooilijn van het dichtst bij de weg gesitueerde gebouw op het bouwperceel mag niet meer bedragen dan 2 m;
  • c. de bouwhoogte van speeltoestellen mag niet meer bedragen dan 4 m;
  • d. de bouwhoogte van vlaggenmasten mag niet meer bedragen dan 6 m;
  • e. de bouwhoogte van overige bouwwerken, geen gebouwen zijnde, mag niet meer bedragen dan 3 m.

Artikel 11 Algemene gebruiksregels

11.1 Strijdig gebruik

Onder strijdig gebruik wordt in ieder geval begrepen het gebruiken of laten gebruiken van de gronden en/of bouwwerken ten behoeve van:

  • a. de uitoefening van een publieksgerichte aan huis verbonden beroeps- of bedrijfsactiviteit in een woning en/of bijbehorende bouwwerken;
  • b. het gebruik van vrijstaande bijbehorende bouwwerken ten behoeve van zelfstandige bewoning en afhankelijke woonruimte;
  • c. kamerbewoning;
  • d. seksinrichtingen;
  • e. internetverkoop, waarbij de te koop aangeboden goederen worden opgeslagen, tentoongesteld en/of kunnen worden afgehaald anders dan op gronden en in bouwwerken waar detailhandel, niet zijnde ondergeschikte detailhandel, is toegestaan.

11.2 Niet-publieksgerichte aan huis verbonden beroeps- en bedrijfsactiviteiten

Het gebruik van een deel van een woning en/of de aangebouwde bijbehorende bouwwerken ten behoeve van de uitoefening van een niet-publieksgerichte aan huis verbonden beroeps- of bedrijfsactiviteit is toegestaan, mits wordt voldaan aan de volgende voorwaarden:

  • a. maximaal 50 m² van het vloeroppervlak van de woning (begane grond + verdiepingen) met inbegrip van gerealiseerde bijbehorende bouwwerken, mag worden gebruikt voor een aan huis verbonden beroeps- of bedrijfsactiviteit;
  • b. degene die de activiteiten in de woning of het daarbij behorende bijbehorende bouwwerken zal uitvoeren, is tevens de bewoner van de woning;
  • c. activiteiten die vergunningplichtig zijn krachtens de Wet milieubeheer zijn niet toegestaan;
  • d. detailhandel mag niet plaatsvinden, uitgezonderd een beperkte verkoop als ondergeschikte activiteit en uitsluitend in verband met die activiteit.

11.3 Evenementen

Voor het gebruik van gronden binnen de bestemmingen 'Verkeer-Verblijfsgebied', 'Groen' en 'Woongebied' voor evenementen gelden de volgende regels:

  • a. evenementen zijn uitsluitend in de vorm van medegebruik toegestaan.
  • b. er dient sprake te zijn van een evenement in de vorm van een voor publiek bestemde uitvoering/verrichting van vermaak, op het gebied van sport, muziek of op sociaal-cultureel vlak.
  • c. het evenement duurt maximaal 7 (aaneengesloten) dagen, met dien verstande dat hiervan met een omgevingsvergunning kan worden afgeweken zoals bepaald in artikel 13.1.

Artikel 12 Algemene aanduidingsregels

12.1 Geluidzone – industrie
12.1.1 Aanduidingsomschrijving

De gronden ter plaatse van de aanduiding 'geluidzone - industrie' zijn, behalve voor de daar voorkomende bestemmingen, mede bestemd voor de bescherming tegen geluid vanwege bedrijfsactiviteiten.

12.1.2 Verbod

Ter plaatse van de aanduiding 'geluidzone - industrie' zijn geluidgevoelige gebouwen en terreinen niet toegestaan.

12.1.3 Afwijking

Het bevoegd gezag kan met een omgevingsvergunning afwijken van het bepaalde in 12.1.2, nadat een hogere waarde is vastgesteld als bedoeld in de Wet geluidhinder.

Artikel 13 Algemene afwijkingsregels

13.1 Afwijking evenementen

Het bevoegd gezag kan met een omgevingsvergunning afwijken van het bepaalde in artikel 11.3 om het tijdelijk gebruik van gronden voor langduriger evenementen toe te kunnen staan. Hierbij dient te worden voldaan aan het volgende voorwaarden:

  • a. er dienen voldoende parkeerplaatsen al dan niet op eigen terrein beschikbaar te zijn;
  • b. de aan te brengen voorzieningen dienen tijdelijk te zijn. Dit betekent dat het houden van een evenement niet mag leiden tot onomkeerbare voorzieningen en/of ingrepen;
  • c. er mag geen onevenredige aantasting plaatsvinden van de binnen het gebied aanwezige waarden.

13.2 Afwijking publieksgerichte aan huis verbonden beroeps- of bedrijfsactiviteiten

Het bevoegd gezag kan met een omgevingsvergunning afwijken van het bepaalde in artikel 11.1 sub a om binnen een woning en/of bijbehorende aangebouwde bouwwerken de uitoefening van een publieksgerichte aan huis verbonden beroeps- of bedrijfsactiviteit toe te staan. Hierbij dient te worden voldaan aan de volgende voorwaarden:

  • a. maximaal 50 m² van het vloeroppervlak van de woning (begane grond + verdiepingen) met inbegrip van aangebouwde bijbehorende bouwwerken, mag worden gebruikt voor aan huis verbonden beroeps- of bedrijfsactiviteit;
  • b. degene die de activiteiten in de woning of de aangebouwde bijbehorende bouwwerken zal uitvoeren, dient tevens de bewoner van de woning te zijn;
  • c. het gebruik mag niet leiden tot een onevenredige aantasting van de verkeersontsluitings- en parkeersituatie ter plaatse.
  • d. de activiteit dient qua aard, omvang en uitstraling te passen in een woonomgeving;
  • e. detailhandel mag niet plaatsvinden, uitgezonderd een beperkte verkoop als ondergeschikte activiteit en uitsluitend in verband met die activiteit;

13.3 Afwijking bed & breakfast

Het bevoegd gezag kan met een omgevingsvergunning afwijken van het bepaalde in artikel 6.1 en artikel 7.1 om in een woning en/of daarbij behorende aangebouwde bouwwerken een bed & breakfast toe te staan. Hierbij dient te worden voldaan aan de volgende voorwaarden:

  • a. de bed & breakfast is uitsluitend toegestaan in de woning en/of aangebouwde bijbehorende bouwwerken;
  • b. het gebruik ten behoeve van de bed & breakfast is gekoppeld en ondergeschikt aan de woonfunctie van de woning;
  • c. het vloeroppervlak van de bed & breakfast mag in niet meer bedragen dan 25% van het vloeroppervlak van de woning, inclusief aangebouwde bijbehorende bouwwerken, met een maximum van 80 m²;
  • d. er mag tegelijkertijd aan niet meer dan vier personen in maximaal 4 kamers bed & breakfast worden geboden;
  • e. de bed & breakfastvoorziening mag door de bouwkundige opzet, indeling en maatvoering niet kunnen functioneren als een zelfstandige woning. Dit betekent in ieder geval dat een aparte kookgelegenheid bij de voorziening is niet toegestaan;
  • f. als gevolg van de bed & breakfast mogen geen onevenredige nadelige gevolgen ontstaan voor het woon- en leefklimaat van omwonenden en de bedrijfsvoering van omliggende bedrijven.

13.4 Afwijking jongerenontmoetingsplaats (JOP)

Het bevoegd gezag kan met een omgevingsvergunning afwijken van het bepaalde in artikel 3.2.1 en artikel 4.2.1 om binnen de bestemming 'Groen' of 'Verkeer - Verblijfsgebied' de bouw van een bouwwerk ten behoeve van een jongerenontmoetingsplaats (JOP) toe te staan. Hierbij dient aan de volgende voorwaarden te worden voldaan:

  • a. de bouwhoogte van het bouwwerk mag niet meer bedragen dan 4 m;
  • b. de bebouwde oppervlakte mag niet meer bedragen van 16 m²;
  • c. de situering van het bouwwerk mag niet leiden tot een aantasting van de verkeers- en/of parkeersituatie.

Hoofdstuk 4 Overgangs- en slotregels

Artikel 14 Overgangsrecht

14.1 Overgangsrecht bouwwerken
14.1.1 Algemeen

Een bouwwerk dat op het tijdstip van inwerkingtreding van het bestemmingsplan aanwezig of in uitvoering is dan wel gebouwd kan worden krachtens een bouwvergunning, en afwijkt van het plan, mag, mits deze afwijking naar aard en omvang niet wordt vergroot,

  • a. gedeeltelijk worden vernieuwd of veranderd;
  • b. na het teniet gaan ten gevolge van een calamiteit geheel worden vernieuwd of veranderd, mits de aanvraag van de bouwvergunning wordt gedaan binnen twee jaar na de dag waarop het bouwwerk is teniet gegaan.

14.1.2 Afwijking

Het bevoegd gezag kan eenmalig in afwijking van het bepaalde in artikel 14.1.1 een omgevingsvergunning verlenen voor het vergroten van de inhoud van een bouwwerk als bedoeld in artikel 14.1.1 met maximaal 10%.

14.1.3 Uitzondering

Het bepaalde in artikel 14.1.1 is niet van toepassing op bouwwerken die weliswaar bestaan op het tijdstip van inwerkingtreding van het plan, maar zijn gebouwd zonder vergunning en in strijd met het daarvoor geldende plan, daaronder begrepen de overgangsbepaling van dat plan.

14.2 Overgangsrecht gebruik
14.2.1 Algemeen

Het gebruik van grond en bouwwerken dat bestond op het tijdstip van inwerkingtreding van het bestemmingsplan en hiermee in strijd is, mag worden voortgezet.

14.2.2 Strijdig gebruik

Het is verboden het met het bestemmingsplan strijdige gebruik, bedoeld in artikel 14.2.1, te veranderen of te laten veranderen in een ander met dat plan strijdig gebruik, tenzij door deze verandering de afwijking naar aard en omvang wordt verkleind.

14.2.3 Onderbroken gebruik

Indien het gebruik, bedoeld in artikel 14.2.1, na het tijdstip van inwerkingtreding van het plan voor een periode langer dan een jaar wordt onderbroken, is het verboden dit gebruik daarna te hervatten of te laten hervatten.

14.2.4 Uitzondering

Het bepaalde in artikel 14.2.1 is niet van toepassing op het gebruik dat reeds in strijd was met het voorheen geldende bestemmingsplan, daaronder begrepen de overgangsbepalingen van dat plan.

Artikel 15 Slotregel

Deze regels worden aangehaald als:

Regels van het bestemmingsplan Fructus Dodewaard.