direct naar inhoud van Artikel 22 Waarde - Beschermd Stadsgezicht
Plan: Delden-Noord
Status: vastgesteld
Plantype: bestemmingsplan
IMRO-idn: NL.IMRO.1735.SDxACxDldnoord-VS10

Artikel 22 Waarde - Beschermd Stadsgezicht

22.1 Bestemmingsomschrijving

De voor 'Waarde - Beschermd stadsgezicht' aangewezen gronden zijn, behalve voor de andere daar voorkomende bestemming(en), mede bestemd voor behoud, herstel en versterking van het karakteristieke stadsgezicht en dat in dit bestemmingsplan met name is gericht op:

  • handhaven van het historische stratenpatroon;
  • een passende inrichting van de openbare ruimte en de kenmerkende
  • erfafscheidingen;
  • behouden en herstel van de rooilijnen van gebouwen en gebouwenensembles;
  • behoud van de massawerking van gebouwen;
  • behoud van de maatvoering (goot- en nokhoogte, alsmede kapvorm) van beeldbepalende en structuurbepalende panden;
  • behoud van de gevelindeling van beeldbepalende panden;
  • het behoud van de vormgeving van karakteristieke gebouwen;
  • behoud van bouwhistorie (documentatie en vastlegging);
  • behoud en verstreking van groen;
  • behoud van de bestaande perceelsbreedte.
22.2 Bouwregels

In afwijking van het bepaalde bij de andere voor die gronden aangewezen bestemmingen geldt dat:

  • a. de gebouwen met een hogere goot- en/of bouwhoogte van respectievelijk 3 m en 6 m ter plaatse van de aanduiding 'gevellijn' in de gevellijn dienen te worden gebouwd;
  • b. de bestaande goot- en bouwhoogten, alsmede de kapvorm van gebouwen die ter plaatse zijn aangeduid met 'specifieke bouwaanduiding - beeldbepalend' en 'specifieke bouwaanduiding - structuurbepalend' dienen te worden gehandhaafd, zoals aangegeven op de bouwvormenkaart in de Bijlage 3 Informatie structuur- en beeldbepalende bebouwing;
  • c. de bestaande gevelindeling ter plaatste van de aanduiding 'specifieke bouwaanduiding - beeldbepalend' dient te worden gehandhaafd.
22.3 Afwijken van de bouwregels
  • a. Het bevoegd gezag kan bij een omgevingsvergunning afwijken van het bepaalde in lid 22.2 en toestaan dat:
  • - de goot- of bouwhoogte, kapvorm of gevelindeling wordt gewijzigd;
  • wordt afgeweken van de plaatsing van gebouwen in de gevellijn;

indien instandhouding van de bestaande goot- of bouwhoogte, kapvorm of gevelindeling redelijkerwijs niet mogelijk is vanwege zwaarwegende economische of gebruikstechnische redenen, dan wel toestaan dat wordt afgeweken van de plaatsing van gebouwen in de ter plekke aangegeven 'gevellijn' om het bouwen in een oorspronkele gevellijn mogelijk te maken.

  • b. Het bevoegd gezag betrekt een advies van de erfgoedcommissie in het besluit tot afwijking.
22.4 Nadere eisen

Burgemeester en wethouders kunnen met het oog op behoud, herstel en versterking van het karakteristieke stadsgezicht, nadere eisen stellen aan:

  • a. de goot- en bouwhoogte van gebouwen, in die zin dat dient te worden aangesloten bij de goot- en bouwhoogte van omliggende structuur- en beeldbepalende bebouwing;
  • b. de oppervlakte van gebouwen zodat het bouwvolume aansluit bij de omgeving;
  • c. de breedtemaat van gebouwen indien deze groter is dan de historische perceelmaat;
  • d. de plaats van bebouwing die zijn gelegen naast de gebouwen ter plaatse van de aanduiding 'specifieke bouwaanduiding - beeldbepalend' en 'specifieke bouwaanduiding - structuurbepalend', alsmede gebouwen op bouwpercelen ter plaatse van de aanduiding 'gevellijn';
  • e. de plaats en hoogte van erfafscheidingen zoals die zijn aangegeven op de kaart karakteristieke hoekoplossingenen ruimtelijke inrichting, in de Bijlage 3 Informatie structuur- en beeldbepalende bebouwing;
  • f. kapvorm van gebouwen en overkappingen in de zin dat die dient te worden afgestemd op omliggende bebouwing

Het bevoegd gezag betrekt een advies van de erfgoedcommissie in het besluit tot afwijking.

22.5 Omgevingsvergunning voor het uitvoeren van een werk, geen bouwwerk zijnde, of van werkzaamheden
  • a. Het is verboden zonder of in afwijking van een omgevingsvergunning van het bevoegd gezag op een erf dat is gekeerd naar openbaar toegankelijk gebied, de navolgende werken, geen bouwwerken zijnde, of werkzaamheden uit te voeren:
    • 1. het aanleggen van verhardingen met een groter oppervlak dan 50 m2, dan wel de bestaande oppervlakte indien deze meer bedraagt per bouwperceel.
  • b. Het onder 22.5, sub a vervatte verbod gelden niet voor werken of werkzaamheden:
    • 1. betreffende het normale onderhoud en beheer van de gronden;
    • 2. welke ten tijde van het van kracht worden van het bestemmingsplan reeds in uitvoering waren.
  • c. De onder 22.5, sub a genoemde werken en werkzaamheden zijn slechts toelaatbaar indien wordt aangetoond dat de extra verharding niet leidt tot afbreuk van het groene karakter van het stadsgezicht.
22.6 Omgevingsvergunning voor het slopen
  • a. Het is verboden zonder of in afwijking van een schriftelijke vergunning van het bevoegd gezag (omgevingsvergunning voor het slopen) de volgende werken, geen bouwwerken zijnde, en werkzaamheden uit te voeren:
  • b. Het gestelde onder a is niet van toepassing op werken en werkzaamheden die noodzakelijk zijn in verband met de gebruikelijke onderhoudswerkzaamheden, dan wel van ondergeschikte aard zijn en reeds in uitvoering zijn op het moment van het van kracht worden van het plan.
  • c. De onder a genoemde vergunning kan slechts worden verleend indien de sloop niet leidt tot een achteruitgang van de waarde van het beschermd stadsgezicht en er een garantie bestaat voor een goede herinvulling ter plaatse van de te slopen bebouwing. Ter plaatse van de gebouwen die met 'specifieke bouwaanduiding - beeldbepalend' en 'specifieke bouwaanduiding - structuurbepalend' zijn aangeduid dient er garantie te zijn bij het afgeven van de vergunning dat de karakteristieke hoofdvorm, dan wel een passend alternatief binnen redelijke termijn zal worden herbouwd.
22.7 advisering erfgoedcommissie

Het bevoegd gezag betrekt bij het verlenen van een omgevingsvergunning, waarbij wordt afgeweken van de bouwregels of nadere eisen worden gesteld, dan wel een omgevingsvergunning voor het uitvoeren van een werk of voor geheel of gedeeltelijke sloop van gebouwen, zoals voorgeschreven in de artikelen 3, 4, 5 en 6, een advies van de erfgoedcommissie.