direct naar inhoud van Toelichting
Plan: De Marke III fase 2, Hengevelde
Status: vastgesteld
Plantype: bestemmingsplan
IMRO-idn: NL.IMRO.1735.HExDeMarkeIIIfase2-VS10

Toelichting

Hoofdstuk 1 Inleiding

1.1 Aanleiding en doel

De gemeente Hof van Twente is voornemens de locatie De Marke III (fase 2) te Hengevelde te ontwikkelen. Voor het te ontwikkelen gebied tussen de Needsestraat, Janninksweg en Diepenheimsestraat is in 2014 het bestemmingsplan 'De Marke III, Hengevelde' vastgesteld, met als doel om hier een nieuwe woonwijk juridisch-planologisch mogelijk te maken. Omwille van de flexibiliteit is het plan De Marke III in fasen ontwikkeld. Het plangebied is daarbij gesplitst in twee fasen. Fase I, de noordelijke helft van het plangebied, is middels het bestemmingsplan 'De Marke III' bij recht mogelijk gemaakt. Hier is reeds nieuwbouw gerealiseerd. Nu de eerste fase bijna geheel is uitgegeven is de gemeente Hof van Twente voornemens fase 2 te ontwikkelen, de zuidelijke locatie van het plangebied.

Vanwege gewijzigde inzichten, mede ingegeven door een veranderende woningvraag, is het oorspronkelijk stedenbouwkundig ontwerp gewijzigd. Om die reden kon geen gebruik worden gemaakt van de uitwerkingsregels uit het moederplan 'De Marke III, Hengevelde'.

Om de beoogde ontwikkeling juridisch-planologisch mogelijk te maken is dan ook voorliggende bestemmingsplanherziening opgesteld.

Het stedenbouwkundig ontwerp vormt de basis voor dit bestemmingsplan en gaat uit van de realisatie van maximaal 69 grondgebonden woningen, de daarbij behorende erfinrichting, groen en ontsluitingsmogelijkheden.

1.2 Begrenzing plangebied

Het plangebied is gesitueerd ten zuidwesten van de kern Hengevelde op de overgang van het bestaande dorp en het buitengebied.

Het plangebied wordt begrensd door:

  • ten noorden: perceelgrenzen van woonpercelen van fase 1 van het plangebied;
  • ten zuiden: Needsestraat;
  • ten oosten: perceelgrenzen van woonpercelen woonwijk De Marke II;
  • ten westen: woonperceel aan de Needsestraat 6a en aangrenzend groen.

De navolgende afbeelding geeft een indicatie van de ligging van het plangebied. Voor de exacte aanduiding van de plangrenzen wordt verwezen naar de verbeelding.

afbeelding "i_NL.IMRO.1735.HExDeMarkeIIIfase2-VS10_0001.jpg"

Globale ligging en begrenzing plangebied
Bron: Google Earth, 2019
Bewerking: SAB

1.3 Vigerende bestemmingsplan

Het plangebied maakt deel uit van het bestemmingsplan “De Marke III, Hengevelde” zoals vastgesteld door de gemeenteraad van de gemeente Hof van Twente op 11 maart 2014.

Op grond van het geldende bestemmingsplan is aan het plangebied grotendeels de bestemming 'Woongebied - Uit te werken' toegekend. Twee losse kavels hebben de bestemming 'Woongebied - 1'.

De navolgende afbeelding bevat een fragment van de geldende verbeelding. De ligging van het plangebied is aangeduid met een rood kader.

Bestemming 'Woongebied - Uit te werken'

Gebruik

De voor 'Woongebied - Uit te werken' aangewezen gronden zijn in hoofdzaak bestemd voor wonen, groenvoorzieningen, parkeervoorzieningen en openbare nutsvoorzieningen.

afbeelding "i_NL.IMRO.1735.HExDeMarkeIIIfase2-VS10_0002.jpg"

Fragment uitsnede geldend bestemmingsplan 'De Marke III, Hengevelde' met aanduiding plangebied met bestemming 'Woongebied - Uit te werken' (rode contour).
Bron: www.ruimtelijkeplannen.nl
Bewerking: SAB

Bouwen

Op grond van de uitwerkingsregels mogen niet meer dan 69 woningen worden ontwikkeld. Het is toegestaan vrijstaande, twee-aan-een gebouwde woningen en aaneengebouwde woningen (tot maximaal 4 aaneen) te ontwikkelen. Op belangrijke hoeken (kruising van wegen) en beeldbepalende locaties zijn uitsluitend vrijstaande woningen toegestaan waarvoor een vaste goothoogte van 6 m geldt en een maximale bouwhoogte van 10 m. Voor de overige woningen geldt een maximale goothoogte van 6 m en een maximale bouwhoogte van 10 m.

Bestemming 'Woongebied - 1'

Gebruik

De voor 'Woongebied - 1' aangewezen gronden zijn eveneens in hoofdzaak bestemd voor wonen, groenvoorzieningen, water en verkeers- en verblijfsdoeleinden en openbare nutsvoorzieningen. Het verschil met de bestemming 'Woongebied - Uit te werken' is dat hier sprake is van een bestemming met een directe bouwtitel, waarvoor geen uitwerkingsplan nodig is.

Bouwen

Op de gronden met deze bestemming zijn ter plaatse van het plangebied uitsluitend vrijstaande woningen toegestaan, met een maximum goothoogte van 6 m en een maximum bouwhoogte van 10 m.

afbeelding "i_NL.IMRO.1735.HExDeMarkeIIIfase2-VS10_0003.jpg"

Fragment uitsnede geldend bestemmingsplan 'De Marke III, Hengevelde' met aanduiding plangebied met bestemming 'Woongebied - 1' (rode contour).
Bron: www.ruimtelijkeplannen.nl
Bewerking: SAB 

1.3.1 Toetsing aan het geldende bestemmingsplan

Realisatie van fase 2 van woonwijk De Marke III is niet mogelijk binnen de uitwerkingsregels van het moederplan. Zo zijn aaneengebouwde woningen tot maximaal 6 aaneen toegestaan. Om die reden is geen uitwerkingsplan, maar voorliggende bestemmingsplanherziening opgesteld.

De kavels met de bestemming 'Woongebied - 1' zijn in voorliggend bestemmingsplan meegenomen om hiervoor een flexibelere regeling op te nemen, waarbij naast vrijstaande woningen ook twee-aaneen gebouwde en maximaal 3 aaneengebouwde woningen mogelijk zijn.

1.4 Leeswijzer

Het voorliggende bestemmingsplan bestaat uit een verbeelding met bijbehorende regels en gaat vergezeld van een toelichting. Op de verbeelding zijn de onderscheiden bestemmingen door middel van kleuren en tekens aangegeven. De regels bevatten de inhoud van de bestemmingen. De verbeelding en de regels vormen de juridisch bindende elementen van het bestemmingsplan. De toelichting heeft geen rechtskracht, maar vormt niettemin een belangrijk onderdeel van het plan. De toelichting van dit bestemmingsplan geeft een weergave van de beweegredenen, de onderzoeksresultaten en de beleidsuitgangspunten die aan het bestemmingsplan ten grondslag liggen. Tot slot is de toelichting van wezenlijk belang voor een juiste interpretatie en toepassing van het bestemmingsplan.

De toelichting van dit bestemmingsplan is opgebouwd uit 6 hoofdstukken. Na dit inleidende hoofdstuk volgt in hoofdstuk 2 de beschrijving van het plangebied / de huidige situatie. Hierin wordt de ruimtelijke karakteristiek van de omgeving en het plangebied besproken.

Hoofdstuk 3 bevat een inventarisatie van het relevante beleid. In dit hoofdstuk wordt ingegaan op het relevante beleid ten behoeve van de ontwikkeling van het plangebied op rijks-, provinciaal en gemeentelijk niveau.

Ten behoeve van de ontwikkeling van het plangebied zijn diverse onderzoeken uitgevoerd. De resultaten van deze onderzoeken worden in hoofdstuk 4 beschreven. Tevens wordt er ingegaan op de overige relevante uitvoerbaarheidsaspecten. Onderwerpen die in dit hoofdstuk aan bod komen zijn: milieu algemeen, bodemkwaliteit, archeologie, bedrijven en milieuzonering, geluid, externe veiligheid, luchtkwaliteit, ecologie, water en verkeer en parkeren.

In hoofdstuk 5 wordt ingegaan op de juridische vormgeving. Er wordt een antwoord gegeven op de vraag hoe hetgeen in voorliggend plan is vastgelegd juridisch wordt geregeld. Er wordt beschreven hoe de verbeelding en de regels zijn opgebouwd en welke bestemmingen er in het plan voorkomen.

In het laatste hoofdstuk van dit bestemmingsplan wordt ingegaan op de economische en maatschappelijke uitvoerbaarheid.

Hoofdstuk 2 Huidige situatie

2.1 Omgeving plangebied

2.1.1 Historie Hengevelde

Hengevelde was oorspronkelijk alleen een buurtschap en marke in het kerspel (kerkelijke gemeente) Delden. In de 17e eeuw werd er een rooms-katholieke schuurkerk gebouwd bij de erve Slot. De eerste bewoners van Hengevelde vestigden zich rond de huidige erve Bolscher, waar enkele boerderijen stonden langs de Bolscher beek.

Rond dezelfde tijd werd langs het kruispunt van de wegen Delden - Neede en Goor - Haaksbergen de herberg Wegdam gebouwd. Rond deze herberg ontstond een klein dorpje dat eveneens met de naam Wegdam werd aangeduid. Later werd de kerk van de erve Slot naar Wegdam verplaatst. De oude bebouwing langs de Goorsestraat bestond rond 1900 nog uit enkele boerderijen met in het midden de kerk en hier tegenover de oude begraafplaats. Langzaam maar zeker zijn de wegen langs de zwerm boerderijen uitgegroeid tot linten en nam het dorp in grootte toe.

afbeelding "i_NL.IMRO.1735.HExDeMarkeIIIfase2-VS10_0004.jpg"

Uitsnede topografische kaart circa 1900, plangebied gelegen ter hoogte van de aanduiding 'Kerkhofsveld'
Bron: Topotijdreis.nl

Het katholieke karakter van de nederzetting bleef bewaard, maar de naam Wegdam raakte in onbruik en werd vervangen door Hengeveld(e). Vanaf de oorlog zijn ten zuid(west)en van de Goorsestraat gedurende vele decennia langzaam enkele woonbuurten gebouwd. Aan de noordzijde van het dorp (buiten het plangebied) is eind 20e eeuw bedrijventerrein 't Wegdam ontwikkeld. Vroeger liep de karakteristieke Tochtsloot door het dorp. De sloot zorgde voor samenhang tussen groen en water en was in Hengevelde een belangrijk aspect. Enkel de groene elementen in de vorm van een park en een bosje zijn overgebleven (ten noorden van de Pellehof).

2.1.2 Ruimtelijke en functionele karakteristieken

Landschap

Hengevelde ligt op de grens van het kampenlandschap en het (heide)ontginningslandschap. De omgeving kenmerkte zich daarom vroeger door grootschalige heidevelden en een besloten gebied met veel bossen, singels, houtwallen en struwelen. Het kampenlandschap is ontstaan door ontwikkelingen langs de beken, van waaruit kleine landbouwnederzettingen met essen en kampen werden gesticht. Het is een kleinschalig landschapstype dat wordt gekenmerkt door verspreid liggende boomsingels, een sterke variatie en een ongestructureerde opzet. Ter plaatse van het plangebied is het kampenlandschap nog redelijk herkenbaar door de hoogteverschillen en restanten van boombeplantingen en houtwallen. De veldontginningen zijn gebieden die voor de intrede van de kunstmest niet voor de landbouw konden worden gebruikt en dus jonger dan het kampenlandschap. Het karakter van deze gebieden is veel systematischer en ook opener. Er is sprake van een blokvormige verkaveling en er komt relatief weinig beplanting op de kavelgrenzen voor.

Stedenbouw

Het plangebied grenst aan oostelijke zijde aan de wijk De Marke II. Deze buurt bestaat onder andere uit de straten Bomhof, Markesingel, Hekkemansbeld en Pieperiet. Aan het oostelijke deel van de Bomhof en aan de Hekkemansbeld komen vrijwel alleen rijwoningen en twee-onder-éénkapwoningen voor. Het westelijke deel van de Bomhof, de Markesingel en het Pieperiet kenmerken zich door bebouwing met vrijstaande woningen, vooral aan de randen. Verspreid over dit gedeelte van de buurt komen ook nog enkele twee-onder-één-kapwoningen voor. De meeste vrijstaande woningen bestaan uit 1 à 1,5 bouwlaag met kap. De overige woningen hebben meestal 2 bouwlagen met kap. Deze buurt heeft harde dorpsranden, omdat de buurt sterk naar binnen is gekeerd. Dit komt vooral door de dichte bebouwing en de beplanting met bosplantsoen aan de rand. De bebouwing aan de Diepenheimsestraat bestaat uit vrijstaande lintbebouwing. Dit lint is in een later stadium verdicht met enkele vrijstaande woningen. Deze woningen bestaan hoofdzakelijk uit 1 bouwlaag en worden afgedekt met een kap. Aan de westzijde van het plangebied ligt een tweetal solitaire bedrijven.

Aan de westzijde van het plangebied bevindt zich een woning met bijbehorende opstallen. Ook bevindt zich er het bedrijf Ter Doest. In het zuiden wordt het plangebied begrensd door de Needsestraat, een provinciale weg.

Ten noorden van het plangebied is fase 1 reeds in ontwikkeling. Nieuwbouw vindt hier plaats langs de nieuw aangelegde woonstraten Bomhof en Rosveld.

afbeelding "i_NL.IMRO.1735.HExDeMarkeIIIfase2-VS10_0005.jpg"

2.2 Het plangebied

Het plangebied bestaat in de huidige situatie uit agrarische grond. De gronden zijn in gebruik als maïsakker en als weidegrond. Aan de noord- en oostzijde grenst het plangebied aan een woongebied. Aan de westzijde en in het zuiden bevindt zich reeds bebouwing, hier zijn meerdere bedrijfsgebouwen aanwezig.

Door de ontwikkeling van de woningen in het plangebied is sprake van opvulling van de tussenliggende ruimte. De navolgende afbeeldingen geven een impressie van de huidige situatie in het plangebied.

afbeelding "i_NL.IMRO.1735.HExDeMarkeIIIfase2-VS10_0006.jpg"

Oostzijde plangebied vanaf de Needsestraat

afbeelding "i_NL.IMRO.1735.HExDeMarkeIIIfase2-VS10_0007.jpg"

Westzijde plangebied vanaf de Needsestraat

2.3 Toekomstige situatie

Nu fase 1 van woonwijk De Marke III bijna in zijn geheel is uitgegeven, is de start van fase 2 gewenst. Fase 2 bevindt grenst aan de zuidzijde aan fase 1. Gebleken is echter dat er in de huidige en toekomstige situatie meer vraag is naar starterswoningen dan ten tijde van het eerdere stedenbouwkundig ontwerp, waardoor een groter aantal woningen gerealiseerd kan worden. Om die reden is het stedenbouwkundig ontwerp voor fase 2 aangepast, zodat beter kan worden ingespeeld op de huidige en toekomstige kwantitatieve en kwalitatieve woningvraag.

Het reeds bestaande woonhuis met opstallen aan de zuidkant van het plangebied zal behouden blijven. De bomenrij zal waarschijnlijk wel gekapt worden. Vanuit de westkant zal een groene zone gerealiseerd worden met groene aders die door de wijk heen zullen lopen.

Woningtypen

Het stedenbouwkundig ontwerp voor De Marke III fase 2 biedt ruimte aan maximaal 69 woningen. Dit betreffen alle grondgebonden woningen met een maximum goothoogte van 6 m en een maximum bouwhoogte van 10 m. Het stedenbouwkundig ontwerp is dusdanig vormgegeven dat er een flexibele uitwisseling mogelijk is tussen zowel vrijstaande- twee-onder-een-kap als rijwoningen. Overigens is het aantal rijwoningen dat aaneen mag worden gebouwd gesteld op maximaal 6. De kavelgrootte varieert van circa 118 m2 tot circa 902 m2. Op deze wijze kan bij de daadwerkelijke uitgifte worden ingespeeld op een ruime en verscheidenheid in behoefte.

Groenstructuur

De hoofdgroenstructuur van het plan wordt gevormd door een groene buffer. Het gebied heeft een overwegend open karakter. Enkele bomen en boomgroepen zorgen voor variatie in het beeld. Een ander onderdeel van de groen- (en water-)structuur zijn de groene wiggen. Dit zijn de groene verbindingen de wijk in. Ze zorgen voor groene kwaliteit en ruimtelijkheid in de wijk. De groene wiggen waaieren uit richting de groene bufferzone.

Ontsluiting

De wijk De Marke III wordt ontsloten via de Diepenheimsestraat en de Janninksweg. Daarnaast krijgt de woonwijk De Marke II een (nood)ontsluiting naar De Marke III. De entrees van de wijk worden verbijzonderd. Vanuit de Diepenheimsestraat vormt de ontsluitingsweg de grens tussen de groene buffer en de woonwijk. Vanaf de Janninksweg volgt de ontsluitingsweg de groene inprikker. De ontsluiting op de Needsestraat in de zuidoosthoek van het plangebied is uitsluitend bestemd voor langzaam verkeer.

afbeelding "i_NL.IMRO.1735.HExDeMarkeIIIfase2-VS10_0008.jpg"

Stedenbouwkundig plan De Marke III, fase 1 en 2
Bron: SAB

Hoofdstuk 3 Inventarisatie van het geldend beleid

3.1 Algemeen

Om te motiveren dat voorliggend plan past binnen de van toepassing zijnde beleidsruimte, wordt in dit hoofdstuk het ruimtelijk (relevante) beleid beknopt weergegeven en wordt gemotiveerd op welke wijze het plan binnen het beleid past of hier ten minste niet mee in strijd is.

3.2 Rijksbeleid

3.2.1 Structuurvisie Infrastructuur en Ruimte en Besluit algemene regels ruimtelijke ordening (Barro)

Op 13 maart 2012 is de Structuurvisie Infrastructuur en Ruimte (SVIR) vastgesteld. Deze structuurvisie geeft een integraal kader voor het ruimtelijk en mobiliteitsbeleid op rijksniveau. De Structuurvisie Infrastructuur en Ruimte (SVIR) bepaalt welke kaderstellende uitspraken van het kabinet bedoeld zijn om beperkingen te stellen aan de ruimtelijke besluitvormingsmogelijkheden op lokaal niveau. De centrale visie wordt uiteengezet in drie hoofddoelstellingen voor de middellange termijn (2028), namelijk 'concurrerend, bereikbaar en leefbaar & veilig'. De drie hoofddoelen van het ruimtelijk en mobiliteitsbeleid kennen nationale opgaven die regionaal neerslaan. Voor alle nationale opgaven worden rijksinstrumenten ingezet, waarbij financiering slechts één van de instrumenten is. Ook decentrale overheden en marktpartijen dragen bij aan de realisatie van nationale opgaven. Om zorgvuldig ruimtegebruik te bevorderen neemt het Rijk enkel nog een 'ladder' voor duurzame verstedelijking op (gebaseerd op de 'SER-ladder'). Hiervoor wordt verwezen naar paragraaf 3.2.2.

De regels waarmee in de planvorming en in het bestemmingsplan rekening moet worden gehouden zijn vastgelegd in het Besluit algemene regels ruimtelijke ordening (Barro). Het gaat onder meer om nationale belangen als Rijksvaarwegen, Defensie, Ecologische hoofdstructuur, Erfgoederen van uitzonderlijke universele waarde, Hoofdwegen en hoofdspoorwegen, Elektriciteitsvoorziening, Buisleidingen van nationaal belang voor vervoer van gevaarlijke stoffen en Primaire waterkeringen. Slechts daar waar een directe doorwerking niet mogelijk is, bij de Ecologische Hoofdstructuur en bij het uitwerken van de kernkwaliteiten van de Erfgoederen van uitzonderlijke universele waarde is gekozen voor indirecte doorwerking via provinciaal medebewind. Ten aanzien van de begrenzing van de EHS is bepaald dat niet het rijk, maar de provincies die grenzen (nader) bepalen.

Door de nationale belangen vooraf in bestemmingsplannen te borgen, wordt met het Barro bijgedragen aan versnelling van de besluitvorming bij ruimtelijke ontwikkelingen en vermindering van de bestuurlijke drukte.

3.2.1.1 Toetsing

Voorgenomen plan raakt geen van de nationale belangen en is niet in strijd met het bepaalde in de SVIR en het Barro.

3.2.2 Ladder voor duurzame verstedelijking

Op 1 oktober 2012 is de 'Ladder voor duurzame verstedelijking' toegevoegd aan het Besluit ruimtelijke ordening (Bro). Op 1 juli 2017 is een wijziging van het Bro in werking getreden, waarbij de Ladder voor duurzame verstedelijking is aangepast. De (gewijzigde) Ladder is in artikel 3.1.6 lid 2 Bro vastgelegd en luidt als volgt: De toelichting bij een bestemmingsplan dat een nieuwe stedelijke ontwikkeling mogelijk maakt, bevat een beschrijving van de behoefte aan die ontwikkeling, en, indien het bestemmingsplan die ontwikkeling mogelijk maakt buiten het bestaand stedelijk gebied, een motivering waarom niet binnen het bestaand stedelijk gebied in die behoefte kan worden voorzien.

Het doel dat hiermee wordt beoogd is het stimuleren van zuinig en zorgvuldig ruimtegebruik en het bewerkstelligen van een goede ruimtelijke ordening, onder meer door een optimale benutting van de ruimte in stedelijke gebieden, het bevorderen van vraaggerichte programmering en het voorkomen van overprogrammering. Met de ladder wordt een zorgvuldige afweging en transparante besluitvorming bij alle ruimtelijke besluiten nagestreefd. Een nieuwe stedelijke ontwikkeling moet daarom altijd worden afgewogen en gemotiveerd. Daarbij moet een beschrijving worden gegeven van de behoefte aan de betreffende ontwikkeling. Indien de ontwikkeling buiten bestaand stedelijk gebied mogelijk wordt gemaakt, dient te worden gemotiveerd waarom de ontwikkeling niet binnen bestaand stedelijk gebied wordt voorzien.

Wat onder 'stedelijke ontwikkeling' en 'bestaand stedelijk gebied' wordt verstaan is in het Bro opgenomen en verder uitgekristalliseerd in jurisprudentie. Een stedelijke ontwikkeling is volgens het Bro 'een ruimtelijke ontwikkeling van een bedrijventerrein of zeehaventerrein, of van kantoren, detailhandel, woningbouwlocaties of andere stedelijke voorzieningen'. Onder 'bestaand stedelijk gebied' verstaat het Bro een 'bestaand stedenbouwkundig samenstel van bebouwing ten behoeve van wonen, dienstverlening, bedrijvigheid, detailhandel of horeca, alsmede de daarbij behorende openbare of sociaal culturele voorzieningen, stedelijk groen en infrastructuur'.

3.2.2.1 Toetsing

Uit jurisprudentie blijkt dat een woningbouwplan dat voorziet in de realisatie van maximaal 11 woningen binnen een kern niet hoeft te worden aangemerkt als woningbouwlocatie of een andere stedelijke ontwikkeling als bedoeld in artikel 1.1.1, eerste lid, aanhef en onder i, van het Bro. Het geldende plan bevat reeds een uit te werken woonbestemming voor maximaal 69 woningen, waarvan de haalbaarheid reeds in het geldende bestemmingplan is aangetoond. Omdat met dit plan maximaal 71 woningen mogelijk worden gemaakt hoeft er voor dit plan geen toets aan de Ladder te worden doorlopen. Ten overvloede kan hieraan worden toegevoegd dat het bestaan van een aanwezige behoefte niet hoeft te worden betwijfeld gezien de grote woningvraag in de gemeente Hof van Twente (zoals gesteld in het regionaal beleid in §3.3.1 en §3.3.2) en gezien de populariteit van zelfbouwkavels.

3.2.3 Conclusie rijksbeleid

Voorliggend plan is niet in strijd met het rijksbeleid.

3.3 Provinciaal beleid

3.3.1 Omgevingsvisie Overijssel

In de Omgevingsvisie wordt het provinciaal belang en het beleid voor de fysieke leefomgeving van de provincie Overijssel uiteengezet. De Omgevingsvisie heeft de status van structuurvisie onder de Wro. De Omgevingsvisie bevat de visie, beleidskeuzes en de uitvoeringsstrategie op het hele ruimtelijk-fysieke domein en is opgesteld met een doorkijk tot 2030.

De hoofdambitie van de provincie is om een vitale samenleving tot ontplooiing te laten komen in een mooi en vitaal landschap (ruimtelijke kwaliteit). De centrale beleidsambitie hierbij is een toekomstvaste groei van welvaart en welzijn (sociale kwaliteit) met een verantwoord beslag op de beschikbare natuurlijke voorraden (duurzaamheid). Duurzaamheid, ruimtelijke kwaliteit en sociale kwaliteit zijn de leidende principes of 'rode draden' bij alle initiatieven in de fysieke leefomgeving van de provincie Overijssel. Duurzaamheid wil de provincie realiseren door een transparante en evenwichtige afweging van ecologische, economische en sociaal-culturele beleidsambities. De provincie wil ruimtelijke kwaliteit realiseren door naast bescherming in te zetten op het verbinden van bestaande kwaliteiten en nieuwe ontwikkelingen. Daarnaast zet de provincie Overijssel in op de sociale kwaliteit. Dit gaat over het welzijn of 'goed voelen' van de mens. Daarbij spelen zaken als gezondheid en vitaliteit een belangrijke rol, maar ook arbeidsparticipatie (mede in relatie tot onderwijs), sociale uitsluiting en armoede. In de Omgevingsvisie ligt de focus ten aanzien van sociale kwaliteit op het welzijn van de mens in relatie tot de fysieke leefomgeving.

3.3.1.1 Toetsing

De Omgevingsvisie van de provincie Overijssel bevat een uitvoeringsmodel. Vanuit dit model wordt bepaald of een initiatief bijdraagt aan de provinciale ambities. In het model staan de stappen of, waar en hoe centraal. Of een initiatief mogelijk is, wordt onder andere bepaald door provinciale generieke beleidskeuzes, de ontwikkelingsperspectieven geven richting aan waar wat ontwikkeld kan worden en de gebiedskenmerken spelen een belangrijke rol bij de vraag hoe een initiatief ingepast kan worden. Hierna wordt voorliggend initiatief besproken aan de hand van de of-waar-hoe-benadering.

Of

Of een initiatief mogelijk is hangt af van een aantal generieke en gebiedsspecifieke beleidskeuzes die gelden. De generieke beleidskeuzes die voor de gehele provincie gelden hebben betrekking op integraliteit, toekomstbestendigheid, concentratiebeleid, (boven)regionale afstemming en zuinig en zorgvuldig ruimtegebruik. In algemene zin kan worden gesteld dat voorliggende ontwikkeling direct aansluit op bestaand stedelijk gebied, bijdraagt aan de leefbaarheid en toekomstbestendigheid van Hengevelde en voorziet in een behoefte. Dit maakt dat het plan aansluit bij de generieke beleidsambities van de provincie Overijssel. Gebiedsspecifiek geldt dat het plangebied geen provinciale belangen raakt.

Waar

Overijssel onderscheidt in de Omgevingsvisie zes ontwikkelingsperspectieven: drie voor de Groene Omgeving en drie voor de Stedelijke Omgeving. Deze perspectieven geven een ruimtelijk perspectief voor een combinatie van functies en geven aan welke beleids- en kwaliteitsambities voor de provincie leidend zijn. Het plangebied behoort tot het ontwikkelingsperspectief 'Woon- en werklocaties buiten de stedelijke netwerken' en meer specifiek binnen 'Steden en dorpen als veelzijdige leefmilieus'. Binnen dit perspectief heeft de provincie de ambitie ontwikkelingen af te stemmen op de lokale behoefte. Voorliggend project is in lijn met deze ambitie, aangezien sprake is van het waarborgen van een duurzame voortzetting van de woonfunctie, wat bijdraagt aan de vitaliteit en aantrekkelijkheid van Hengevelde.

Hoe

Ruimtelijke kwaliteit is, naast duurzaamheid en sociale kwaliteit, ook één van de rode draden binnen de beleidsambities van de provincie Overijssel bij initiatieven in de fysieke leefomgeving. De inzet op ruimtelijke kwaliteit is daarbij volgens de provincie van belang voor het vestigingsklimaat van onder andere bedrijven en bewoners. Een belangrijk instrument dat de provincie heeft opgesteld ten aanzien van het sturen op ruimtelijke kwaliteit is de Catalogus Gebiedskenmerken. De Catalogus is opgenomen binnen de Omgevingsvisie en hierbinnen wordt een onderscheid gemaakt in vier lagen, namelijk:

  • 1. Natuurlijke laag
  • 2. Laag van agrarisch cultuurlandschap
  • 3. Stedelijke laag
  • 4. Laag van de beleving

Iedere laag kent vervolgens weer haar eigen gebiedstypen, die elk weer eigen kwaliteiten en ambities hebben. Nieuwe ruimtelijke ontwikkelingen moeten worden verbonden met bestaande gebiedskenmerken. Het besluitgebied kent de volgende gebiedskenmerken:

  • 1. Natuurlijke laag
    Raadpleging van de digitale Omgevingsvisie wijst uit dat het plangebied binnen de natuurlijke laag behoort tot de gebiedskenmerken van 'beekdalen en natte laagtes' en 'dekzandvlakte en ruggen'. De ambitie is de gebiedskenmerken als functionele en ruimtelijke dragende structuren van het landschap betekenis te geven. Het voornemen hiertoe is hoogteverschillen en het watersysteem beleefbaar te houden. Bij ontwikkelingen is de (strekkings)richting van het landschap, gevormd door de afwisseling van beekdalen en ruggen, het uitgangspunt.

  • 2. Laag van agrarisch cultuurlandschap
    Het plan behoort tot het 'oude hoevenlandschap' en 'jonge heide- en broekontginningslandschap'. De ambitie is afwisselende gebiedskenmerken een ontwikkelingsimpuls te geven. Hierbij dient er te worden voortgebouwd op kenmerkende structuren van het landschap. In het geval van het oude hoevenlandschap krijgen de essen en esjes een beschermende bestemmingsregeling, gericht op instandhouding van de karakteristieke openheid, de bodemkwaliteit en het reliëf. Als ontwikkelingen plaats vinden in de agrarische ontginningslandschappen, dan dragen deze bij aan behoud en versterking van de dragende lineaire structuren van lanen, bosstroken en waterlopen en ontginningslinten met erven en de kenmerkende ruimtematen.

  • 3. Stedelijke laag
    Het plangebied is binnen deze laag niet aangewezen tot een specifieke gebiedskenmerk.

  • 4. Laag van de beleving
    Het plangebied is binnen deze laag niet aangewezen tot een specifieke gebiedskenmerk.

3.3.2 Omgevingsverordening

De Omgevingsverordening is een uitvoeringsmodel van de Omgevingsvisie en is opgesteld in de vorm van regels. In veel regels is gekozen voor proces- en motiveringsvereisten. In de Omgevingsverordening moet elk inhoudelijk thema geregeld zijn, waar de provincie de mogelijkheid voor wil hebben om juridische instrumenten in te kunnen zetten.

Wat betreft wonen zet de provincie in op differentiatie in woonmilieus om nu en in de toekomst voldoende ruimte te kunnen bieden aan de huisvesting van alle doelgroepen. Voor het realiseren van de opgave van nieuwbouw is naast een sterke gemeentelijke regie, regionale afstemming nodig omdat de woningmarkt (boven)regionaal is georiënteerd. De provincie ziet hierin voor zichzelf een rol weggelegd en zal erop toezien dat er afstemming plaatsvindt van de woningbouwprogrammering tussen gemeenten zodat vraag en aanbod op regionaal niveau in evenwicht zijn.

In artikel 2.2 van de provinciale omgevingsverordening is dan ook bepaald dat bestemmingsplannen uitsluitend voorzien in de mogelijkheid tot het realiseren van nieuwe woningen als de behoefte daaraan is aangetoond door middel van actueel onderzoek (artikel 2.2 lid 1 provinciale omgevingsverordening). Voorts is bepaald dat deze behoefte in ieder geval wordt geacht te zijn aangetoond als realisatie daarvan past binnen de geldende woonafspraken zoals die zijn gemaakt tussen gemeente en provincie op basis van regionale afstemming.

3.3.2.1 Toetsing

In de Omgevingsverordening is wat betreft wonen aangegeven dat de voorgenomen ontwikkeling in lijn moet zijn met de gemeentelijke woonvisie en afstemming met buurgemeenten moet hebben plaatsgevonden. Op onderhavig plangebied ligt de titel 2.2 (woningbouw). Aan deze voorschriften wordt voldaan, doordat de voorgenomen ontwikkeling in lijn is met het gemeentelijk beleid op het gebied van wonen en woningbouw. De provincie heeft in samenspraak met de gemeenten, waaronder Hof van Twente, afspraken gemaakt over de toe te voegen nieuwbouw en over herstructurering. Deze afspraken zijn vastgelegd in de Bestuursovereenkomst woonafspraken Twente 2016-2020. De voorgenomen ontwikkeling past binnen deze afspraken en voldoet hiermee aan de regels uit de Omgevingsverordening.

Voor een toetsing van het plan aan deze afspraken wordt verwezen naar paragraaf 3.4.4.

3.3.3 Conclusie provinciaal beleid

Voorliggend plan is in lijn met het provinciaal beleid.

3.4 Gemeentelijk beleid

3.4.1 Toekomstvisie Hof van Twente 'Zicht op 2030'

De gemeenteraad van de gemeente Hof van Twente heeft op 1 juni 2010 de toekomstvisie 'Hof van Twente Zicht op 2030' vastgesteld. Het doel van de toekomstvisie is het schetsen van de grote lijnen: wat kenmerkt de gemeente Hof van Twente nu en straks. Daarnaast geeft de visie ook een mogelijk toekomstperspectief specifiek voor de gemeente, met vernieuwende ideeën en kansrijke oplossingsrichtingen. Dit toekomstperspectief is geschreven in de vorm van een twintigtal streefbeelden voor 2030. Deze beelden gaan over mens, ruimte en economie.

Voor het voorliggende bestemmingsplan zijn onder andere de volgende streefbeelden relevant:

  • Streefbeeld: Kleine kernen vernieuwen hun vitaliteit
    Alle kernen en buurtschappen hebben hun eigen sterke en zwakke punten. In 2030 wordt het onderscheid tussen de verschillende delen gerespecteerd en krijgt het de ruimte. In die verscheidenheid schuilt de kracht van Hof van Twente. Vanzelfsprekend houden kernen uiteenlopende functies. Maar door bewust accenten te leggen kan iedere kern werken aan een herkenbaar profiel van de eigen sterke punten en zich hiermee profileren. Het sterke punt van Hengevelde is de hechte samenleving en de buurtschappen: landelijk wonen.
  • Streefbeeld: Kwaliteit woningenbestand is hoog en divers, aansluitend op de markt/behoefte van inwoners, maar toch betaalbaar gebleven.

Hierbij is het van belang dat de grotere kernen in Hof van Twente een belangrijke woonfunctie houden; hier wonen de meeste mensen. Ze hebben ook de functie om woonruimte te bieden aan mensen die uit het buitengebied komen. Belangrijker in omvang dan uitbreiding zijn de plannen voor inbreiding in kernen en voor vernieuwing/verduurzaming van de bestaande woningvoorraad.

3.4.1.1 Toetsing

Onderhavig bestemmingsplan past binnen de in de strategische visie geschetste streefbeelden. Er is sprake van de invulling van een uitbreidingslocatie ten westen van Hengevelde. Door de opgenomen beeldkwaliteitscriteria, waarbij ingezet wordt op kwaliteit en het creëren van samenhang in de wijk, wordt ingezet op een kwalitatief hoogwaardige wijk met herkenbare woongebieden, een hoogwaardige openbare ruimte en een logische en leesbare (verkeers)structuur. Hiermee wordt recht gedaan aan het streefbeeld voor het creëren van een hechte samenleving en buurtschap. De voorgenomen ontwikkeling is hierdoor in lijn met het beleid, zoals opgenomen in de 'Toekomstvisie Hof van Twente'.

3.4.2 Structuurvisie Hengevelde

In maart 2009 is door de gemeente Hof van Twente de 'Structuurvisie Hengevelde' vastgesteld. De ruimtevraag voor wonen en werken is in Hengevelde van dusdanige omvang, dat deze bij lange na niet binnen de bestaande bebouwde kom kan worden opgevangen. Zonder aan de mogelijkheden binnen de dorpskom voorbij te gaan, dient daarom uitbreidingsgebied te worden aangewezen.

Het plangebied is onderdeel van de eerder genoemde nieuwe wijk De Marke III. Bij de locatiekeuze van de wijk is primair voor de landschappelijke insteek gekozen. Het uitgangspunt is om het relatief waardevolle kampenlandschap te ontzien en de uitbreiding(en) in principe in het visueel-ruimtelijk minder waardevolle ontginningenlandschap te projecteren. Ontwikkelingen in het kampenlandschap zijn in deze visie slechts toelaatbaar wanneer ze beperkt van omvang zijn en geen afbreuk doen aan dit landschapstype, maar er liefst juist een versterking voor betekenen. Uiteraard wil dit laatste niet zeggen dat ontwikkelingen in de ontginningsgebieden landschappelijk niet om een goede inpassing zouden vragen.

3.4.2.1 Toetsing

De uitbreidingslocaties vormen logische voortzettingen van al in gang gezette ontwikkelingen. Bovendien sluiten de uitbreidingen aan op bestaand woongebied respectievelijk bedrijventerrein, wat versnippering van functies over het dorpsgebied en daaraan verbonden milieuproblemen voorkomt. Op de navolgende afbeelding is de visiekaart opgenomen. De nieuwe wijk De Marke III waarin het plangebied tot ontwikkeling zal komen is aangeduid met een rood kader. De voorgenomen ontwikkeling is in de 'Structuurvisie Hengevelde' als zodanig benoemd. Het plan is hierdoor in lijn met het beleid, zoals opgenomen in de 'Structuurvisie Hengevelde'.

afbeelding "i_NL.IMRO.1735.HExDeMarkeIIIfase2-VS10_0009.jpg"

Visiekaart 'Structuurvisie Hengevelde'
Bron: Gemeente Hof van Twente
Bewerking: SAB

3.4.3 Woonagenda Hof van Twente 2016-2020

De woonvisie van de gemeente Hof van Twente is door de gemeenteraad vastgesteld op 22 maart 2016. In de woonvisie zet de gemeente in op een versterkte economie, waarbij een goede leefbaarheid, voldoende werkgelegenheid en een hoog voorzieningenniveau worden nagestreefd. Daarnaast wilt de gemeente en landelijke en groene gemeente blijven, waarin duurzaam, veilig, optimaal en prettig kan worden gewoond. Hof van Twente heeft de volgende speerpunten opgesteld om hieraan te voldoen:

  • Inzet op de kwaliteit van de bestaande woningvoorraad en de kernen;
  • Optimaal en via maatwerk benutten van de ruimte voor uitbreiding van de woningvoorraad;
  • Aandacht hebben voor goede woonmogelijkheden voor groepen die zorg nodig hebben;
  • Het huisvesten van urgente groepen woningzoekenden (waaronder statushouders).

Wat betreft nieuwbouw maakt de gemeente Hof van Twente in de Woonvisie een keuze voor een reëel programma van gemiddeld 70 woningen per jaar tot 2025, in lijn met de Twentse woonafspraken. Omdat de woningbehoefte divers is, kiest de gemeente voor flexibiliteit in programma en locaties. In de Regionale Woonvisie is overeengekomen dat gemeenten alleen voor de aangetoonde lokale behoefte bouwen. Dit doet de gemeente Hof van Twente. Er is geen overcapaciteit in plannen. Binnen de lokale behoefte is er nog ruimte voor nieuwe plannen (zoals ook is overeengekomen in de regionale woonafspraken), zodat de gemeente de mogelijkheid heeft om aan de concrete en actuele vraag tegemoet te komen.

Wat betreft de woningbehoefte is vooral behoefte aan ofwel luxere grondgebonden woningen (2 onder 1 kap of vrijstaand) ofwel appartementen (specifiek met kwaliteit voor senioren).

Voor de kern Hengevelde is het woningbouwprogramma gebaseerd op de volgende uitgangspunten:

  • Geen binnenstedelijke locaties voor deze doelgroepen beschikbaar (alleen appartementen);
  • Behoefte van starters die in de eigen kern willen blijven;
  • Woningbouwprogramma staat voor Hengevelde een uitbreiding van 117 woningen toe (zie ook paragraaf 3.4.4)
  • De locatie De Marke III fase 1 is zo goed als afgerond. Gezien de huidige behoefte is ontwikkeling van fase 2 legitiem.
  • De woningaantallen in De Marke III fasen 1 en 2 gezamenlijk passen binnen de regionale afspraken.

3.4.3.1 Toetsing

Dit bestemmingsplan zet in op de realisatie van maximaal 71 grondgebonden woningen, bestaande uit diverse woningtypen. Met dit bestemmingsplan, gebaseerd op een aangepast stedenbouwkundig ontwerp, worden de huidige woonwensen zo goed mogelijk gehonoreerd, door te kiezen voor flexibiliteit in locaties en programma, zodat ingespeeld kan worden op de actuele vraag.

3.4.4 Woonafspraken tussen de provincie Overijssel en de gemeente Hof van Twente

Ten aanzien van woningbouw maakt de provincie in samenspraak met de gemeenten afspraken over de toe te voegen nieuwbouw en over herstructurering. Deze afspraken zijn vastgelegd in de Bestuursovereenkomst woonafspraken Twente 2016-2020. In de bestuursovereenkomst Woonafspraken Twente 2016-2020 is vastgelegd dat de voortgang van de woningbouwproductie wordt gemonitord. Daarbij is ook afgesproken dat elke 2 jaar de aanpak en de resultaten worden geëvalueerd en als noodzakelijk wordt de Regionale Woon Programmering (RWP), welke als bijlage bij de Bestuursovereenkomst is opgenomen, aangepast. De RWP 2019 is zowel door Gedeputeerde Staten als het college van burgemeester en wethouders van Hof van Twente vastgesteld.

Via de provinciale omgevingsverordening is geborgd dat bij bestemmingsplannen waarin nieuwe woningen mogelijk worden gemaakt getoetst moet worden aan het RWP (artikel 2.2.2).

Uitgangspunt is dat de gemeenten enkel bouwen voor de lokale behoefte en dat gemeenten met overprogrammering deze binnen drie jaar terugbrengen. Op deze manier wordt gewaarborgd dat er op relatief korte termijn geen enkele gemeente in Twente overaanbod van harde plancapaciteit heeft.

Woningprogrammering

Voor Hengevelde geldt voor de periode 2018 tot 2027 dat er netto 114 woningen bijgebouwd moeten worden. Hier komen 2 woningen bovenop die dienen ter vervanging van de bestaande woningvoorraad. Dit betekent dat de totale woningprogrammering 116 woningen bedraagt tot 2027. De totale harde plancapaciteit bedraagt circa 43 woningen.

In samenspraak met de provincie wordt jaarlijks het percentage harde plancapaciteit gemonitord. De gemeente heeft nog geen overprogrammering, ook niet na vaststelling van dit bestemmingsplan.

Kwalitatieve behoefte

Voor wat betreft de kwalitatieve actuele behoefte (specifiek woonmilieu) wordt onder meer op basis van de monitoring van de woningmarkt het volgende geconstateerd: De grootste kwalitatieve tekorten betreffen grondgebonden koopwoningen. Doordat ouderen langer in hun gezinswoning blijven wonen, zal dat zich, ondanks de sterk krimpende groep doorstromers naar gezinswoningen, vooralsnog uiten in een vraag naar gezinswoningen. Deze conclusie met betrekking tot de kwalitatieve behoefte is bepaald op basis van landelijke onderzoeken (WoON 2018) en lokale vraag (lokale behoefte geïnventariseerd tijdens participatie).

3.4.4.1 Toetsing

Geconcludeerd kan worden dat de ontwikkelingen die dit plan mogelijk maakt voorzien in zowel een kwalitatieve als een kwantitatieve behoefte die geldt voor de gemeente als geheel alsook de kern Hengevelde in het bijzonder. Het aantal woningen dat met dit bestemmingsplan mogelijk wordt gemaakt maakt deel uit van een reeds opgenomen uitwerkingsplicht in het moederplan 'De Marke III, Hengevelde' en in lijn zijn met de afspraken die op basis hiervan met de provincie zijn gemaakt. Kwalitatief gezien is sprake van een plan dat beter aansluit op de actuele behoefte dan het moederplan, onder meer omdat het stedenbouwkundig plan, waar onderhavig bestemmingsplan op geënt is, meer rijwoningen mogelijk maakt dan in het oorspronkelijke stedenbouwkundige plan. Dat is ook een van de redenen dat niet voldaan kon worden aan de geldende uitwerkingsregels: het aantal van maximaal 4 aaneen te bouwen woningen wordt overschreden (in onderhavig bestemmingsplan zijn maximaal 6 aaneengebouwde woningen mogelijk). Ten slotte is flexibiliteit waar mogelijk binnen het plangebied gewaarborgd door een uitwisseling mogelijk te maken tussen (levensloopbestendige) vrijstaande, aaneengebouwde en twee-onder-een kapwoningen, zodat ten allen tijde kan worden ingespeeld op de actuele behoefte.

3.4.5 Conclusie gemeentelijk beleid

Voorliggend plan is in lijn met het gemeentelijk beleid.

Hoofdstuk 4 Milieu- en omgevingsaspecten

4.1 Milieueffectrapportage

4.1.1 Algemeen

Voor plannen en activiteiten, die mogelijk belangrijke nadelige gevolgen hebben voor het milieu, kan het noodzakelijk zijn dat een milieueffectrapport wordt opgesteld. In hoofdstuk 7 van de Wet milieubeheer en in het Besluit milieueffectrapportage is dit geregeld. Er is een m.e.r.-plicht voor plannen (planMER) en een m.e.r.-plicht voor besluiten. Een plan is plan-m.e.r.-plichtig als het plan kaders stelt voor m.e.r.-plichtige activiteiten.

In de bijlage van het Besluit m.e.r zijn twee onderdelen (C en D) opgenomen. In onderdeel C zijn activiteiten genoemd waarbij direct sprake is van een m.e.r.-plicht als bij besluiten de genoemde drempelwaarden worden overschreden. Voor de activiteiten die zijn genoemd in onderdeel D geldt dat als de drempelwaarden worden overschreden een m.e.r.-beoordeling dient plaats te vinden. Voor besluiten met een omvang onder de drempelwaarden moet een zogenaamde vormvrije m.e.r.-beoordeling worden gedaan.

4.1.2 Toetsing

In het kader van onderhavige ontwikkeling is een vormvrije m.e.r.-beoordeling1 uitgevoerd. Voor deze vormvrije m.e.r.-beoordeling wordt verwezen naar de bijlage.

4.1.3 Conclusie

Uit de vormvrije m.e.r.-beoordeling volgt dat er geen sprake is van bijzondere omstandigheden ten aanzien van de kenmerken en locatie van het project die leiden tot belangrijke nadelige gevolgen voor het milieu ter plaatse. Voor de beoordeelde milieuaspecten geldt dat er geen of een zeer beperkt effect optreedt. De conclusie is dan ook dat belangrijke nadelige milieugevolgen zijn uitgesloten. Het volgen van een m.e.r.(beoordelings-) procedure is daarom niet nodig.

4.2 Bodem

4.2.1 Algemeen

In het kader van de te verlenen omgevingsvergunning moet zijn aangetoond dat de bodem en het grondwater geschikt zijn voor het beoogde gebruik. Een nieuwe functie mag pas worden toegelaten als is aangetoond dat de bodem geschikt (of geschikt te maken) is voor de nieuwe of aangepaste bestemming.

4.2.2 Toetsing

Door Ortageo Noordoost B.V. is in september 2019 een verkennend bodemonderzoek2 uitgevoerd ter plaatse van het plangebied.

Op basis van het onderzoek kan het volgende worden gesteld:

  • In de bovengrond zijn uitsluitend verhoogde gehalten aan PFAS (zowel PFOS als PFOA) aangetoond. De gehalten overschrijden de voorlopige achtergrondwaarden waardoor op basis van het momenteel vigerende tijdelijke handelingskader de bovengrond is geclassificeerd als klasse wonen c.q. industrie.
  • In de ondergrond zijn geen verontreinigingen aangetoond waardoor deze is geclassificeerd als altijd toepasbaar. De ondergrond is niet onderzocht op PFAS.
  • Het grondwater is (waarschijnlijk van nature) matig verontreinigd met nikkel en bevat licht verhoogde concentraties aan barium, zink en (lokaal) PER.
  • In de grond is geen asbestverdacht materiaal aangetroffen en analytisch geen asbest aangetoond. Wel zijn nabij de houtwal asbesthoudende materialen aanwezig op het maaiveld (analytisch bevestigd).

Het uitvoeren van een nader onderzoek en/of sanerende maatregelen wordt niet noodzakelijk geacht omdat:

  • De aangetoonde gehalten aan PFAS mogelijk kunnen worden beschouwd als een verhoogde achtergrondwaarde die normaal is voor gebieden met een langdurig historisch gebruik en op basis van de huidige normen geen risico vormen voor het voorgenomen gebruik;
  • In het grondwater naast licht verhoogde concentraties alleen nikkel is aangetoond boven de tussenwaarde, wat gerelateerd kan worden aan een natuurlijk oorsprong;
  • Asbesthoudende materialen uitsluitend zijn aangetroffen c.q. aangetoond op het maaiveld. Dit heeft (nog) geen bodemverontreiniging veroorzaakt.

De aangetoonde milieuhygiënische bodemkwaliteit levert geen belemmeringen op voor het beoogde gebruik. Voor de verwerking van grond elders dient wel rekening te worden gehouden met de verhoogde gehalten aan PFAS: overtollige af te voeren grond is mogelijk niet zondermeer elders toepasbaar.

4.2.3 Conclusie

Het aspect 'bodem' vormt geen belemmering voor de uitvoering van dit bestemmingsplan.

4.3 Geluid

4.3.1 Algemeen

De mate waarin het geluid, veroorzaakt door het wegverkeer en/of door inrichtingen, onder andere het woonmilieu mag belasten, is geregeld in de Wet geluidhinder (Wgh). In het bestemmingsplan moet volgens de Wgh worden aangetoond dat gevoelige functies, zoals een woning, een aanvaardbare geluidsbelasting hebben als gevolg van omliggende (spoor)wegen en industrieterreinen. Indien nieuwe geluidsgevoelige functies worden toegestaan, stelt de Wgh de verplichting akoestisch onderzoek te verrichten naar de geluidsbelasting ten gevolge van omliggende (spoor)wegen en industrieterreinen.

4.3.2 Toetsing

Ten behoeve van de ontwikkeling van het plangebied is door SAB een akoestisch onderzoek wegverkeerslawaai3 uitgevoerd. Dit onderzoek is opgenomen in de bijlage van dit bestemmingsplan. De belangrijkste onderzoeksresultaten staan hieronder verwoord.

Needsestraat (N740)

De geluidbelasting vanwege de gezoneerde weg Needsestraat (N740) bedraagt maximaal 6059 dB inclusief aftrek ex art. 110g Wgh voor bouwvlak AAA (rekenpunt AAA1 op 7,5 meter hoogte). Op de begane grond bedraagt voor vrijwel alle rekenpunten de geluidsbelasting minder dan 48 dB. Voor bouwvlak CCC bedraagt de geluidbelasting inclusief aftrek ex art. 110g Wgh maximaal 51 dB (rekenpunt CCC2 op 7,5 meter hoogte). Dit is hoger dan de ten hoogste toelaatbare geluidbelasting (en tevens ambitiewaarde uit het gemeentelijk beleid), maar lager dan de maximale ontheffingswaarde. Daarnaast geldt dat er sprake van geluidluwe gevels. Met uitzondering van rekenpunt CCC2 (bouwvlak CCC), gelegen aan de uiteinde van de schanskorf, geldt ook dat er sprake is van geluidluwe buitenruimtes voor alle bouwvlakken. Dit is een belangrijke aanwijzing voor een goed woon- en leefklimaat.

Bronmaatregelen zijn onderzocht, maar stuiten (vooralsnog) op bezwaren van financiële en verkeerskundige aard. Bij een schanskorfhoogte vanaf 6/7 7 meter is sprake van aanzienlijk minder beoogde woningen met een hogere grenswaarde, daarnaast zullen bij de woningen vallende onder bouwvlak AAA de eerste verdieping geluidsluw zijn. De vraag is echter tot welke hoogte de schanskorf landschappelijk en stedenbouwkundig wenselijk is.

Worst case dienen voor alle beoogde woningen in bouwvlaken AAA (hoogste waarde 6059 dB) en, CCC (hoogste waarde 512 dB) en FFF (hoogste waarde 52 dB) een hogere grenswaarde procedure te worden doorlopen. Indien de woningen vallende onder bouwvlak AAA niet tot realisatie zullen worden gebracht dienen ook hogere grenswaarde procedures te worden doorlopen voor bouwvlak BBB (hoogste waarde 53 dB).

Daarnaast dient bij de 'Omgevingsvergunning bouwen' door middel van een aanvullend bouwakoestisch onderzoek te worden aangetoond dat de binnenwaarde van 33 dB uit het Bouwbesluit 2012 wordt gehaald. Ter indicatie dient de gevelwering voor de woningen in bouwvlak AAA ten minste 298 dB te bedragen. Hierdoor kan ook een goed woon- en leefklimaat worden gegarandeerd op de hogere verdiepingen.

Janninksweg en Diepenheimsestraat

De ten hoogste toelaatbare geluidbelasting van 48 dB wordt als gevolg van de wegen Janninksweg en Diepenheimsestraat niet overschreden.

4.3.3 Conclusie

Het aspect 'geluid' (wegverkeerslawaai) vormt geen belemmering voor de uitvoering van dit bestemmingsplan.

Het ontwerpbesluit hogere grenswaarde zal gelijktijdig met het ontwerpbestemmingsplan in procedure worden gebracht.

4.4 Bedrijven en milieuzonering

4.4.1 Algemeen

Indien door middel van een plan nieuwe, gevoelige functies mogelijk worden gemaakt, moet worden aangetoond dat een goed leefmilieu kan worden bereikt. Hierbij moet rekening worden gehouden met omliggende functies met een milieuzone. Anderzijds mogen omliggende bedrijven niet in hun ontwikkelingsmogelijkheden worden aangetast door de realisatie van een nieuwe gevoelige functie.

Wat betreft de aanbevolen richtafstanden tussen bedrijvigheid en gevoelige functies is de VNG publicatie 'Bedrijven en Milieuzonering' als leidraad voor milieuzonering gebruikt. In de VNG-publicatie zijn richtafstanden voor diverse omgevings- en gebiedstypen opgenomen. Het gaat onder andere om de omgevings- en gebiedstypen 'rustige woonwijk', 'rustig buitengebied' en 'gemengd gebied'. In een rustige woonwijk en een rustig buitengebied komen vrijwel geen andere functies dan de woonfunctie voor. Gemengde gebieden betreffen gebieden die langs hoofdinfrastructuur liggen en/of gebieden met matige tot sterke functiemenging. In een dergelijk gebied komen direct naast woningen andere functies voor, zoals winkels, maatschappelijke voorzieningen-horeca en kleine bedrijven. Ook lintbebouwing in het buitengebied met overwegend agrarische en andere bedrijvigheid kan als gemengd gebied worden beschouwd. Voor gemengde gebieden kunnen de aanbevolen richtafstanden met één stap worden verminderd (met uitzondering van het milieuaspect 'gevaar'). De afstand wordt gemeten vanaf het op de verbeelding aangeduide deel voor de bedrijfsmatige activiteit tot aan de gevel van nieuwe of bestaande gevoelige functies gelegen buiten betreffend perceel.

4.4.2 Toetsing

Ten behoeve van de ontwikkeling van het plangebied zijn de rondom het plangebied aanwezige milieubelastende functies geïnventariseerd.

Bij realisatie van de woningen in het plangebied moet voorkomen worden dat de milieugevoelige functies hinder ondervinden van milieubelastende functies in de omgeving, die hoger is dan toegestane normen. Ook moet voorkomen worden dat milieubelastende functies worden belemmerd in hun bedrijfsvoering door de realisatie van de woningen.

Uit het geldende bestemmingsplan en de inventarisatie van de gemeente Hof van Twente blijkt dat in en nabij het plangebied de volgende bedrijven gevestigd zijn:

  • Janninksweg 1: MHZ (metaalbedrijf);
  • Needsestraat 1: Veehouderij (vleeskalveren) en verhuurbedrijf van tenten, koel- en vries gelegenheden, douche-units en toiletten;
  • Janninksweg 3: Taxi-, touringcarbedrijf en Verkeersschool Ter Doest;
  • Walstraat 1: Houtzagerij;
  • Walstraat 3: Melkveehhouderij.

In het kader van de planontwikkeling is gekeken naar de belemmering afkomstig van de omliggende bedrijven richting en in het plangebied.

Bedrijven rondom en in het plangebied

Indien door middel van een project nieuwe, gevoelige functies mogelijk worden gemaakt, moet worden aangetoond dat een goed leefmilieu mogelijk kan worden gemaakt. Hierbij moet rekening worden gehouden met omliggende functies met een milieuzone. Omliggende bedrijven mogen niet in hun ontwikkelingsmogelijkheden worden aangetast door de realisatie van een nieuwe gevoelige functie. Het onderhavige bestemmingsplan voorziet in de realisatie van een gevoelige functie, namelijk wonen.

Wat betreft de aanbevolen richtafstanden tussen functies met een milieuzone en gevoelige functies is de VNG publicatie 'Bedrijven en Milieuzonering' als leidraad voor milieuzonering gebruikt. In de VNG-publicatie zijn richtafstanden voor diverse omgevings- en gebiedstypen opgenomen. Het gaat om de volgende omgevings- en gebiedstypen: 'rustige woonwijk', 'rustig buitengebied' en 'gemengd gebied'.

In een rustige woonwijk en een rustig buitengebied komen vrijwel geen andere functies dan de woonfunctie voor. Gemengde gebieden betreffen gebieden die langs hoofdinfrastructuur liggen en/of gebieden met matige tot sterke functiemenging. In een dergelijk gebied komen direct naast woningen andere functies voor, zoals winkels, maatschappelijke voorzieningenhoreca en kleine bedrijven. Ook lintbebouwing in het buitengebied met overwegend agrarische en andere bedrijvigheid kan als gemengd gebied worden beschouwd.

Bij het bepalen van de aanbevolen richtafstanden zijn in de VNG-brochure de volgende uitgangpunten gehanteerd:

  • het betreft 'gemiddeld' moderne bedrijfsactiviteiten met gebruikelijke productieprocessen en voorzieningen;
  • de richtafstanden hebben betrekking op de omgevingstypen 'rustige woonwijk' en 'rustig buitengebied'. Bij het omgevingstype 'gemengd gebied' kan worden uitgegaan van kortere afstanden (verlaging met één afstandsstap);
  • de richtafstanden bieden in beginsel ruimte voor normale groei van de bedrijfsactiviteiten;
  • bij activiteiten met ruimtelijk duidelijk te onderscheiden deelactiviteiten (zoals productie, opslag, kantoren, parkeerterreinen) kunnen deze deelactiviteiten desgewenst als afzonderlijk te zoneren activiteiten worden beschouwd, bijvoorbeeld bij ligging van de activiteit binnen zones met een verschillende milieucategorie.

De richtafstanden lopen op naar mate sprake is van een bedrijf in een hogere milieucategorie. Zoals bij de uitgangspunten voor de richtafstanden is gesteld, kan bij het type gemengd gebied de richtafstand zonder dat dit ten koste gaat van het woon- en leefklimaat met één afstandsstap worden verlaagd (dus van bijvoorbeeld 50 naar 30 meter voor milieucategorie 3.1). Verdere reducties zijn volgens de toelichting in de VNG-brochure niet te verantwoorden, omdat in algemene zin niet aannemelijk kan worden gemaakt dat het woon- en leefklimaat niet wordt aangetast en het functioneren van bedrijven niet in gevaar wordt gebracht. De richtafstand wordt gemeten vanaf de grens van het bedrijfsperceel tot de gevel van het gevoelige object.

Bij eventuele afwijking van de (indicatieve) richtafstanden uit de VNG dient gemotiveerd te worden dat de planontwikkeling ruimtelijk aanvaardbaar is en er sprake is van een goed woon- en leefklimaat.

Janninksweg 1 (MHZ)

Aan de westzijde van het plangebied bij de kruising Diepenheimsestraat - Janninksweg ligt het metaalbedrijf MHZ. Dit bedrijf valt onder milieucategorie 3.2. De richtafstand tot een rustige woonwijk bedraagt hierdoor 100 m (bron: VNG-publicatie 'Bedrijven en Milieuzonering, editie 2009). De nieuwe woningen worden niet gebouwd binnen 100 meter van dit bedrijf. (Akoestisch) onderzoek naar de (geluids-)hinder afkomstig van MHZ is dan ook niet noodzakelijk.

Janninksweg 3 (Transportbedrijf Ter Doest)

Bij de kruising Needsestraat (N740) en de Janninksweg is een transportbedrijf (Ter Doest Taxi, Touringcar Verkeersschool) aanwezig. Het transportbedrijf Ter Doest is ook een bedrijf dat valt onder milieucategorie 3.2, met een richtafstand van 100 meter. Aangezien de woningen op een kortere afstand van dit transportbedrijf worden gerealiseerd en het aspect 'geluid' daarbij maatgevend is, is een akoestisch onderzoek4 naar de geluidshinder afkomstig van het transportbedrijf uitgevoerd.

Uit het onderzoek blijkt dat:

  • het langtijdgemiddelde geluidsbelasting de grenswaarde van het Activiteitenbesluit niet overschrijdt. De ambitiewaarde in het gemeentelijk geluidsbeleid wordt op één rekenpunt overschreden, de plafondwaarde wordt niet overschreden. Op de begane grond en de eerste verdieping wordt voldaan aan de ambitiewaarde. De buitenruimte is zeer rustig. De 2e verdieping heeft als enige een geluidsbelasting hoger dan de ambitiewaarde. Dit wordt acceptabel geacht daar de buitenruimte ruimschoots voldoet aan de ambitiewaarde, dus een zeer goed woon- en leefklimaat, en de binnenwaarde wordt gegarandeerd;
  • het maximale geluidsniveau voor de dagperiode, avondperiode of de nachtperiode de grenswaarde van het Activiteitenbesluit of voor het gemeentelijke geluidsbeleid niet overschrijden;
  • ten gevolge van het aspect indirecte hinder zijn berekeningen uitgevoerd met behulp van de Reken- en Meetvoorschrift Geluid 2012. Ook hieruit blijkt dat voldaan wordt aan de grenswaarden;
  • voor het aspect industrielawaai geen belemmeringen zijn.

Needsestraat 1 (Veehouderij (vleeskalveren) en verhuurbedrijf van tenten, douche-units en toiletten)

Naast de veehouderijtak, welke bestaat uit het houden van vleeskalveren, heeft deze veehouderij nog een neventak welke bestaat uit de verhuur van tenten, koel- en vriesunits, douche-units en toiletten. De verhuurtak van het bedrijf moet in de VNG-publicatie worden ingedeeld in de bedrijfsomschrijving: “Verhuurbedrijven voor roerende goederen n.e.g.” Op basis van VNG-lijst is dit een bedrijfsactiviteit onder de milieucategorie 2 (SBI-2008: 772). Hiervoor geeft de VNG de volgende hindercontouren:

afbeelding "i_NL.IMRO.1735.HExDeMarkeIIIfase2-VS10_0010.png"

In de veehouderij-tak worden vleeskalveren gehouden. In het kader van de Wet geurhinder en veehouderij (Wgv) is voor vleeskalveren een geuremissie vastgesteld. Op basis van de vergunde rechten zijn met behulp van het programma V-Stacks Gebied (versie 2010.1) de geurcontouren berekend. Op basis van de gemeentelijke geurverordening (Verordening geurhinder en veehouderij Hengevelde, plangebied Het Wegdam, plangebied Goor en plangebied De Marke III/Ter Doest, 2011), geldt voor dit gebied een geurnorm van 9,0 ouE/m3. Voor de berekening is de “Omgekeerde werking” toegepast zoals beschreven in de “Gebruikershandleiding V-Stacks gebied, Versie 2010.1”). Deze methode houdt in dat de geuremissie worst-case op de rand van het agrarische bouwvlak wordt geëmitteerd. Uit de berekening blijkt dat de 9,0 ouE/m3 niet meer wordt overschreden op een afstand van 55 meter van het emissiepunt. De hindercontour van het perceel Needsestraat 1 bedraagt dan ook 55 meter. De geurcontour is weergegeven in de bijlage van het geuronderzoek dat als bijlage bij dit bestemmingsplan is gevoegd. De afstand van 55 meter kan nog worden teruggebracht wanneer bij de bepaling van de terreinruwheid (Z0) rekening wordt gehouden met de toekomstige bebouwing in het plangebied. Door de toekomstige bebouwing neemt de menging van de geuruitstoot uit de stal toe en daalt de geurhinder in de omgeving van de stal.

Melkveehouderij Walstraat 3

Nabij het plangebied liggen drie melkveehouderijen. Voor melkrundvee zijn geen geuremissies vastgesteld. Op basis van de geurverordening van de gemeente Hof van Twente geldt een afstandsnorm van 50 meter. Rondom de agrarische bouwvlakken geldt derhalve een zone van 50 meter.

Walstraat 1

Op het perceel Walstraat 1 is de houtzagerij VOF Wielens gevestigd. De VNG richtlijnen voor Bedrijven en milieuzonering (2009) schaart een houtzagerij (SBI-2008: 16101) onder milieucategorie 3.2. Hiervoor geeft de VNG de volgende hindercontouren:

afbeelding "i_NL.IMRO.1735.HExDeMarkeIIIfase2-VS10_0011.jpg"

Ter plaatse van de omliggende bedrijven Needsestraat 1 (Veehouderij), Walstraat 3 (Melkveehouderij) en Walstraat 1 (Houtzagerij) wordt voldaan aan de genoemde afstanden (respectievelijk 55, 50 en 100 m).

4.4.3 Conclusie

De aspecten 'Bedrijven en milieuzonering' en 'geluid industrielawaai' vormen geen belemmering voor het bestemmingsplan.

4.5 Externe veiligheid

4.5.1 Algemeen

Het aspect externe veiligheid betreft het risico op een ongeval waarbij een gevaarlijke stof aanwezig is. Deze gevaarlijke stoffen kennen twee verschillende bronnen. Dit zijn de stationaire bronnen (chemische fabriek, lpg-vulpunt) en de mobiele bronnen (transport gevaarlijke stoffen over bijvoorbeeld de weg en door buisleidingen). Er wordt bij externe veiligheid onderscheid gemaakt in plaatsgebonden risico en groepsrisico. Het plaatsgebonden risico biedt burgers in hun woonomgeving een minimum beschermingsniveau tegen gevaarlijke stoffen. Het groepsrisico heeft een oriënterende waarde en voor het plaatsgebonden risico geldt een grenswaarde voor kwetsbare objecten en een richtwaarde voor beperkt kwetsbare objecten.

Het plaatsgebonden risico (PR) mag in principe nergens groter zijn dan 1 op 1 miljoen (ofwel 10-6). Dit is de kans dat een denkbeeldig persoon, die zich een jaar lang permanent op de betreffende plek bevindt (de plek waarvoor het risico is uitgerekend), dodelijk verongelukt door een ongeval. Elke ruimtelijke ontwikkeling wordt getoetst aan het plaatsgebonden risico van 10-6 als grenswaarde.

Het groepsrisico (GR) geeft de kans aan dat in één keer een groep mensen die zich in de omgeving van een risicosituatie bevindt, dodelijk door een ongeval wordt getroffen. Groepsrisico legt een relatie tussen de kans op een ramp en het aantal mogelijke slachtoffers. Bij groepsrisico is het dan ook niet een contour die bepalend is, maar het aantal mensen dat zich gedurende een bepaalde periode binnen de effectafstand van een risicovolle activiteit ophoudt. Welke kans nog acceptabel geacht wordt, is afhankelijk van de omvang van de ramp. Een ongeval met 100 doden leidt tot meer ontwrichting, leed en emoties, dan een ongeval met 10 dodelijke slachtoffers. Aan de kans op een ramp met 100 doden wordt dan ook een grens gesteld, die een factor honderd lager ligt dan voor een ramp met 10 doden.

4.5.2 Toetsing

Uit de gemeentelijke externe veiligheidsnotitie is naar voren gekomen dat er geen inrichtingen aanwezig zijn binnen de gemeente die een risico vormen voor de bestaande omgeving. Rondom het plangebied zijn volgens de risicokaart geen risicovolle inrichtingen aanwezig. Ten zuiden van het plangebied is de Needsestraat (N740) gelegen. Volgens tellingen (2003) worden over de N740 alleen brandbare vloeistoffen (LF2) vervoerd. Uit de risicokaart valt niet af te leiden dat er transport van brandbaar gas (GF3) te verwachten valt. Het vervoer van gevaarlijke stoffen leidt hierdoor niet tot PR 10-6 contour of relevant groepsrisico. Ook zijn verder geen relevante overige stationaire en/of mobiele bronnen nabij het plangebied gelegen.

Op de navolgende afbeelding is een fragment van de provinciale risicokaart opgenomen. De ligging van het plangebied is aangeduid met een blauw kader.

afbeelding "i_NL.IMRO.1735.HExDeMarkeIIIfase2-VS10_0012.jpg"

Fragment provinciale risicokaart
Bron: www.risicokaart.nl
Bewerking: SAB

Binnen de gemeente bevinden zich een aantal hoge druk aardgasleidingen, deze bevinden zich echter niet in of nabij het plangebied.

4.5.3 Conclusie

Het aspect 'externe veiligheid' vormt geen belemmering voor de uitvoerbaarheid van het plan.

4.6 Luchtkwaliteit

4.6.1 Algemeen

De Wet luchtkwaliteit (verankerd in de Wet Milieubeheer hoofdstuk 5, titel 5.2) is een implementatie van diverse Europese richtlijnen omtrent luchtkwaliteit waarin onder andere grenswaarden voor vervuilende stoffen in de buitenlucht zijn vastgesteld ter bescherming van mens en milieu. In Nederland zijn stikstofdioxide (NO2) en zwevende deeltjes als PM10 (fijn stof) de maatgevende stoffen waar de concentratieniveaus het dichtst bij de grenswaarden liggen. Overschrijdingen van de grenswaarden komen, uitzonderlijke situaties daargelaten, bij andere stoffen niet voor. Vanaf 1 januari 2015 dient het bevoegd gezag de luchtkwaliteit ook te toetsen aan de grenswaarde voor PM2,5. Op basis van onderzoek door het Planbureau voor de Leefomgeving kan worden gesteld dat als aan de grenswaarden voor PM10 wordt voldaan, ook aan de grenswaarde voor PM2,5 wordt voldaan.

Hoewel de luchtkwaliteit de afgelopen jaren flink is verbeterd kan Nederland niet voldoen aan de luchtkwaliteitseisen die in 2010 van kracht worden. De EU heeft Nederland derogatie (uitstel) verleend op grond van het Nationaal Samenwerkingsprogramma Luchtkwaliteit (NSL). Dit betreft een gemeenschappelijke aanpak van het Rijk en diversie regio's om samen te werken aan een schonere lucht waarbij ruimte wordt geboden aan noodzakelijke ruimtelijke ontwikkelingen. Plannen die in betekenende mate bijdragen aan luchtverontreiniging worden opgenomen in het NSL in de provincies c.q. regio's waar overschrijdingen plaatsvinden. Het maatregelenpakket in het NSL is hiermee in evenwicht en zodanig dat op termijn de luchtkwaliteit in heel Nederland onder de grenswaarden ligt. Plannen die 'niet in betekenende mate' (NIBM) bijdragen aan luchtverontreiniging hoeven niet langer individueel getoetst te worden aan de Europese grenswaarden aangezien deze niet leiden tot een significante verslechtering van de luchtkwaliteit. Deze grens is in de AMvB NIBM gelegd bij 3% van de grenswaarde van een stof: Voor NO2 en PM10 betekent dit dat aannemelijk moeten worden gemaakt dat het project tot maximaal 1,2 µg/m3 verslechtering leidt. Voor een aantal functies (o.a. woningen, kantoren, tuin- en akkerbouw) is dit gekwantificeerd in de ministeriële regeling NIBM.

Uit het oogpunt van een goede ruimtelijke ordening wordt afgewogen of het aanvaardbaar is het plan op deze plaats te realiseren. Hierbij kan de blootstelling aan luchtverontreiniging een rol spelen, ook als het plan 'niet in betekende mate' bijdraagt aan de luchtverontreiniging. Er is sprake van een significante blootstellingsduur als de verblijfsduur die gemiddeld bij de functie te verwachten is significant is ten opzichte van een etmaal. Volgens de toelichting op de Regeling Beoordeling luchtkwaliteit is dit onder andere het geval bij een woning, school of sportterrein.

Gevoelige bestemmingen als scholen, kinderdagverblijven, bejaarden- en zorgtehuizen genieten op grond van de gelijknamige AMvB extra bescherming. Substantiële uitbreiding of nieuwvestiging binnen 50 meter van een provinciale weg of 300 meter van een Rijksweg is alleen toegestaan als de concentraties luchtvervuilende stoffen zich onder de grenswaarden bevinden, waardoor geen onacceptabele gezondheidsrisico's optreden.

4.6.2 Toetsing

Het stedenbouwkundig ontwerp voor De Marke III fase 2 biedt ruimte aan maximaal 69 woningen. Het totaal aantal woningen dat met dit bestemmingsplan mogelijk wordt gemaakt is 71. Het aantal te realiseren woningen is kleiner dan 1.500. Volgens de ministeriële regeling NIBM draagt een bouwplan van deze omvang niet in betekenende mate bij aan de luchtverontreiniging. Toetsing aan de grenswaarden is derhalve niet noodzakelijk.

De regeling Beoordeling luchtkwaliteit 2007 geeft aan dat er bij onder andere een woning sprake is van een significante blootstellingsduur. Om onacceptabele gezondheidsrisico's uit te sluiten, is de lokale luchtkwaliteit onderzocht. De saneringstool bij het Nationaal Samenwerkingsprogramma Luchtkwaliteit (NSL) van het Ministerie van Infrastructuur en Milieu maakt duidelijk dat de concentraties luchtvervuilende stoffen in de peiljaren 2011, 2015 en 2020 in de deelgebieden onder de grenswaarden liggen die op Europees niveau zijn vastgesteld ter bescherming van mens en milieu tegen schadelijke gevolgen van luchtverontreiniging. De blootstelling aan luchtverontreiniging is hierdoor beperkt en leidt niet tot onaanvaardbare gezondheidsrisico's.

4.6.3 Conclusie

Het aspect 'luchtkwaliteit' vormt geen belemmering voor de uitvoering van dit bestemmingsplan.

4.7 Natuur

4.7.1 Algemeen

Bij ruimtelijke ontwikkelingen moet rekening gehouden worden met de aanwezige natuurwaarden in en om de ontwikkellocatie. Vanaf 1 januari 2017 geldt hiervoor de Wet natuurbescherming. Deze wet beschermt bepaalde plant- en diersoorten, natuurgebieden en bossen. Voordat ontwikkelingen mogen plaatsvinden, moet worden aangetoond dat in het kader van de huidige natuurwet- en regelgeving van een negatief effect geen sprake is, dan wel dat daarvoor respectievelijk een vergunning of ontheffing worden verkregen.

4.7.2 Toetsing

Ten behoeve van de ontwikkeling van het plangebied is een quickscan flora en fauna5 uitgevoerd. Dit onderzoek is opgenomen in de bijlage van dit bestemmingsplan. De belangrijkste onderzoeksresultaten zijn in de navolgende alinea's opgenomen.

Gebiedsbescherming

Uit de quick scan blijkt dat verschillende Natura 2000-gebieden op circa 10 km van het plangebied liggen. Door de afstand tot het Natura 2000-gebied zijn verstoringen zoals licht, geluid, trillingen en optische verstoringen op voorhand uit te sluiten, echter was het niet op voorhand uit te sluiten dat er een toename van stikstofdepositie plaats zou vinden. Dit is nader onderzocht met behulp van een AERIUS-stikstofberekening. Hieruit blijkt dat er door de voorgenomen plannen geen meetbare toename van stikstofdepositie op de Natura 2000 plaatsvindt. Nader onderzoek is op dit gebied niet noodzakelijk.

Soortenbescherming

In en rondom het plangebied kunnen in het wild levende planten en dieren aanwezig zijn. Iedereen dient voldoende zorg in acht te nemen voor deze soorten en hun directe leefomgeving. Uit de quick scan blijkt verder dat in en rondom het plangebied vogels kunnen broeden. Om overtreding van de wet te voorkomen wordt geadviseerd om de geplande ruimtelijke ontwikkeling buiten de broedperiode te starten. Op deze manier worden geen in gebruik zijnde nesten beschadigd of vernield. Nestplaatsen van vogelsoorten waarvan het nest jaarrond is beschermd worden niet verwacht. Nader onderzoek naar deze soorten is niet nodig en de bescherming van deze soorten staat de ontwikkeling niet in de weg.

In en nabij het plangebied kunnen ook soorten voorkomen die zijn beschermd onder de Wet natuurbescherming, maar waarvoor een provinciale vrijstelling van de verboden geldt, voor werkzaamheden die men uitvoert in het kader van ruimtelijke ontwikkeling en inrichting. Door de provinciale vrijstelling staat de aanwezigheid van deze soorten de geplande ontwikkeling niet in de weg. Wel kunnen potentieel verblijfplaatsen van de egel in het plangebied voorkomen. Deze soort valt sinds kort niet onder de provinciale vrijstelling. Om die reden is een nader onderzoek naar deze soort nodig.

Essentiële elementen, zoals essentieel leefgebied of verblijfplaatsen, van andere beschermde soorten waarvoor geen provinciale vrijstelling geldt, zijn niet aanwezig. De bescherming van deze categorie soorten staat de ontwikkeling niet in de weg.

Bescherming houtopstanden

Bij deze ruimtelijke ontwikkeling wordt een houtopstand geveld. Uit navraag bij de provincie blijkt dat deze houtopstand niet onder het beschermingsregime van de Wet natuurbescherming valt.

Nader onderzoek egel

In het kader van voorliggend bestemmingsplan is een nader onderzoek egel6 uitgevoerd. Tijdens de volledige onderzoeksperiode zijn geen waarnemingen van de egel in het plangebied gedaan. Het is daarom redelijkerwijs uitgesloten dat het plangebied deel uitmaakt van het leefgebied van de egel en het is uitgesloten dat door de voorgenomen plannen essentiële elementen van de egel verloren gaan. Er hoeven geen vervolgstappen voor de egel genomen te worden.

4.7.3 Conclusie

Het aspect natuur vormt geen belemmering voor de uitvoering van het plan. Wel moet er te allen tijde rekening worden gehouden met de broedperiode en de zorgplicht.

4.8 Water

4.8.1 Algemeen

Rijksbeleid - Het Nationaal Waterplan 2016-2021

Het Nationaal Waterplan 2016-2021 is op 10 december 2015 vastgesteld. Het Nationaal Waterplan geeft de hoofdlijnen, principes en richting van het nationale waterbeleid in de planperiode 2016-2021, met een vooruitblik richting 2050. Het kabinet speelt proactief in op de verwachte klimaatveranderingen op lange termijn, om overstromingen te voorkomen.

In het Nationaal Waterplan 2016-2021 staan de volgende ambities centraal:

  • Nederland blijft de veiligste delta in de wereld.
  • Nederlandse wateren zijn schoon en gezond en er is genoeg zoetwater.
  • Nederland is klimaatbestendig en waterrobuust ingericht.
  • Nederland is en blijft een gidsland voor watermanagement.
  • Nederlanders leven waterbewust.

Het kabinet zet de veranderingen in het waterveiligheidsbeleid voort en zal hiertoe een wetsvoorstel met nieuwe normen voor de primaire keringen voorbereiden.

Nieuwe normen zijn nodig, omdat de huidige eisen aan primaire keringen grotendeels uit de jaren zestig van de vorige eeuw dateren. Sindsdien zijn het aantal mensen en de economische waarde achter de dijken toegenomen. Ook is nieuwe kennis beschikbaar gekomen over de werking van de keringen en de gevolgen van overstromingen. De doelen op het gebied van waterveiligheid zijn omgerekend naar normspecificaties voor de keringen. Deze zijn niet meer gebaseerd op dijkringen, maar op dijktrajecten. Elk dijktraject krijgt een norm-specificatie die past bij de gevolgen in dat specifieke gebied. De normspecificaties zijn ingedeeld in zes klassen, waarbij de overstromingskans varieert van 1/300 per jaar tot 1/100.000 per jaar.

Het Rijk onderkent het belang van verbinden van ruimte en water. Bij het aanpakken van wateropgaven en de uitvoering van watermaatregelen vindt daarom afstemming plaats met andere relevante ruimtelijke opgaven en maatregelen in het gebied, zodat scope, programmering en financiering zo veel mogelijk op elkaar aansluiten of, beter nog, elkaar versterken. Het kabinet streeft daarbij ook naar integrale combinaties, waarbij ruimtelijke inrichting een belangrijke rol speelt bij het oplossen van wateropgaven. Omgekeerd is het van belang om bij ruimtelijke opgaven vroegtijdig rekening te houden met wateropgaven en de veerkracht van watersystemen. De gewenste betere verbinding tussen water en ruimte geldt voor alle opgaven op het gebied van waterveiligheid, zoetwater en waterkwaliteit.

Provinciaal beleid

In de Omgevingsvisie Overijssel wordt ruim aandacht besteed aan de wateraspecten. De ambities zijn, naast de uitvoering van de Kaderrichtlijn Water, gericht op de verbetering van de kwaliteit van kleinere wateren, de veiligheid, de grondwaterbescherming, bestrijding van de wateroverlast, de kwantiteit en kwaliteit van grond- en oppervlaktewater en waterbeleving zowel in de groene ruimte als stedelijk gebied.

Beleid Waterschap Vechtstromen

Het Waterschap Vechtstromen laat in het waterbeheerplan zien welke ontwikkelingen voor het waterbeheer van belang zijn en welke (bestuurlijke) accenten het waterschap in de samenwerking met de partners willen leggen. Van daar uit wordt vervolgens het beleid voor de planperiode 2016-2021 beschreven voor de primaire taakgebieden van het waterschap:

  • Bescherming tegen overstromingen en werken aan veiligheid: Veilig water.
  • Zorgen voor de juiste hoeveelheid water en passende waterpeilen: Voldoende water.
  • Zorgen voor een goede waterkwaliteit die nodig is voor mens, plant en dier: Schoon water.
  • Verwerken van afvalwater en het benutten van energie en grondstoffen daaruit: Afvalwater.

Waterveiligheid

Ingezet wordt op meerlaagsveiligheid. Dit betekent onder andere enerzijds dat de waterkeringen op orde worden gebracht en anderzijds wordt geprobeerd om te bereiken dat in de ruimtelijke ordening meer rekening wordt gehouden met waterveiligheid en eventuele gevolgen van een overstroming. En om adequaat te kunnen optreden bij hoog water zorgt het waterschap ervoor dat de crisisbeheersing op orde is. De regionale waterkeringen worden in de planperiode opnieuw getoetst, waarbij gekeken wordt of daarbij gebruik gemaakt kan worden van nieuwe normen gebaseerd op de risicobenadering. Tevens gaat het waterschap extra aandacht schenken aan de vele kilometers overige keringen die bescherming bieden op lokale schaal.

Voldoende Water

De doelen voor 'Voldoende Water' zijn uitgewerkt voor drie situaties:

  • In normale omstandigheden wordt gewerkt aan doeltreffend en doelmatig waterbeheer gericht op optimaal functiegebruik.
  • In droge omstandigheden zet het waterschap in om droogteschade zo lang mogelijk te voorkomen.
  • In natte omstandigheden wil het waterschap wateroverlast en natschade zoveel mogelijk voorkomen.

Schoon water

De doelen voor een gezond en schoon watersysteem zijn een goede ecologische en chemische kwaliteit van het oppervlaktewater. Vanuit de Kaderrichtlijn Water zijn voor de grotere waterlichamen doelen en maatregelen vastgesteld in factsheets. De meest voorkomende maatregelen zijn beekherstel, aanleg van natuurvriendelijke oevers, aanleg van vistrappen en aanpassing van het onderhoud. De maatregelen zijn uitgesmeerd over de hele KRW periode tot 2027. Naast de aandacht voor de KRW waterlichamen wil het waterschap in de planperiode ook meer aandacht geven aan doelen voor overige oppervlaktewateren zoals stedelijk water, kleine waardevolle wateren en diepe plassen: het waterschap is immers beheerder van al het oppervlaktewater. Op veel plaatsen worden de normen voor diverse chemische stoffen overschreden. Ook maakt het waterschap zich zorgen over verontreinigingen waar tot voor kort weinig aandacht voor was zoals medicijnresten en microplastics. Het waterschap stelt in de planperiode een emissiebeheerplan op waarin ze aangeven welke stoffen een probleem zijn of kunnen worden en welke maatregelen ze daar als waterschap tegen kunnen nemen. Ook gaat het waterschap na of ze aanvullende maatregelen moeten nemen op de rwzi's om effecten van de effluentlozingen terug te dringen.

Waterketen

Als beheerder van de rioolwaterzuiveringen werkt het waterschap aan een effectieve en efficiënte behandeling van het afvalwater. Dat doet ze in nauwe samenwerking met de belangrijkste partners op dat gebied: de gemeenten. Riolering en zuivering worden in samenhang bekeken waarbij het waterschap er op blijft inzetten dat relatief schoon water, zoals neerslag en grondwater, niet via de riolering wordt afgevoerd. In het beheer van de zuiveringen gaat het waterschap nauw samenwerken met de andere waterschappen in Rijn Oost om te zorgen voor efficiënt en doelmatig beheer. Bijzondere aandacht is er voor energiebesparing, terugwinnen van energie en het nuttig toepassen van rioolslib door bijvoorbeeld het terugwinnen van fosfaat.

4.8.2 Toetsing

In opdracht van de gemeente Hof van Twente en in nauw overleg met Waterschap Vechtstromen is door Royal Haskoning DHV, ter onderbouwing van de principekeuzes ten aanzien van de waterhuishoudkundige inrichting van De Marke III, een waterstructuurplan7 opgesteld. Het waterstructuurplan is bijgevoegd als bijlage aan dit plan. De waterparagraaf is in deze paragraaf opgenomen.

De huidige geohydrologische situatie van plangebied De Marke III kan als volgt samengevat worden:

  • de maaiveldhoogte varieert van ca. NAP + 15,40 m in het noordoosten tot ca. NAP + 14,60 m in het zuidwesten;
  • midden in het plangebied ligt een leggerwatergang. Hierop zit aan de oostzijde een riooloverstort. De bodemhoogte van de watergang is NAP + 13,63 m en het streefpeil is NAP + 13,70 m;
  • bij piekafvoeren vindt geen inundatie van het plangebied plaats;
  • de riooloverstorting van De Marke II veroorzaakt geen kwantitatieve problemen in de watergangen;
  • de bodem bestaat uit matig fijn zand;
  • de doorlatendheid van de bodem is 0,6 tot 6 m/dag;
  • de grondwaterstand stond in september 2012 tussen 1,15 tot 2,00 m -mv en 12,9 tot 13,5 m +NAP;
  • de GHG (gemiddeld hoogste grondwaterstand) loopt vanaf de grens met De Marke II af richting de Janninksweg van 14,6 m +NAP naar 14,2 m +NAP;
  • Het ijzergehalte is een aandachtspunt bij het ontwerp van drainage- en infiltratievoorzieningen.

Centraal in plangebied De Marke III ligt een bestaande watergang waarop een riooloverstort van het gemengde stelsel van Hengevelde uit komt. Er zijn varianten onderzocht om de vuilemissie van deze riooloverstort te verminderen of om de riooloverstort te verplaatsen. De watergang zal ter plekke van de nieuwe bebouwing worden vervangen door een ondergrondse leiding die aan de westzijde van het plangebied uitkomt in een watergang.

De grondwaterstanden in De Marke III staan in natte perioden te hoog voor de functie wonen. Daarom wordt een gedeelte van het plangebied opgehoogd als maatregel om voldoende ontwateringsdiepte te realiseren. De uitkomende grond voor de aanleg van de groene berging wordt gebruikt voor het ophogen van het plangebied. Hierdoor wordt een gesloten grondbalans verkregen wat te goede komt aan een duurzame realisatie. Daarnaast wordt ter plekke van de wadi's drainage aangelegd. Deze drainage wordt alleen toegepast om te voorkomen dat de grondwaterstand boven het niveau van de huidige GHG stijgt.

Waterstructuurplan Hengevelde

In het vGRP2013-2016 staat op welke wijze de gemeente de zorgplichten omtrent hemel-, grond- en afvalwater uitvoert. Komende decennia staat de gemeente voor de opgave om veel rioolstelsels te vervangen. Om te komen tot een robuust en klimaatbestendig watersysteem heeft de gemeente per kern een watervisie en een afvoerstructuurplan opgesteld. Bij ontwerp van toekomstige watersystemen (rioolstelsels, sloten, vijvers, e.d.) wordt hiermee zoveel mogelijk rekening gehouden. Voor de kern Hengevelde is aangegeven dat het ter hoogte van de Diepenheimsestraat wenselijk is om ruimte te reserveren voor water.

afbeelding "i_NL.IMRO.1735.HExDeMarkeIIIfase2-VS10_0013.jpg"

HWA afvoerstructuurplan Hengevelde
bron: gemeente Hof van Twente

De gemeente Hof van Twente streeft naar een vitaal en robuust watersysteem en waterketen, waarbij zichtbaar water bijdraagt aan een positieve beleving van de kwaliteit van de fysieke leefomgeving. Dit is vertaald naar de volgende uitgangspunten voor de hemelwaterstructuur in De Marke III:

  • hemelwater van particulier terrein wordt bovengronds aangeboden aan de straat;
  • hemelwater wordt bovengronds via goten in het wegprofiel afgevoerd naar wadi's;
  • de wadi's komen uit in de westelijke groenzone die deels ook fungeert als groene berging;
  • aan de westzijde ligt een ondiepe watergang die aansluit op het regionale watersysteem;
  • het uitgangspunt is om 40 mm hemelwater te bergen binnen het plangebied;
  • In de toekomst zal afgekoppeld hemelwater vanuit Hengevelde op 2 locaties afvoeren op groene waterberging De Marke III.

De ruimte voor wadi's in het stedenbouwkundig plan is ruim voldoende om 40 mm hemelwater te kunnen bergen. In extreme neerslagsituaties lopen de wadi's over naar de groene waterberging waardoor wateroverlast voorkomen wordt. Het overtollige hemelwater van het bedrijventerrein wordt op het 'eigen' terrein tijdelijk geborgen in een voorziening van 40 mm waterberging.

De watergang aan de westzijde van het plangebied voert het overtollige hemel- en grondwater vertraagd af naar het landelijke watersysteem. De DWA (droog weer afvoer) van De Marke III kan onder vrijverval aangesloten worden op het gemengde rioolstelsel van De Marke II. Op de overgang tussen De Marke II en III dient een terugslagklep geplaatst worden en het afvalwater dient 24 uur gebufferd te kunnen worden in het stelsel van De Marke III.

Duurzaamheid

Door het toepassen van wadi's en daarmee het zichtbaar afvoeren van water naar bovengrondse voorzieningen wordt gebruik van materialen (buizen) beperkt en wordt bespaard op toekomstige beheerkosten. Het gekozen systeem is hiermee duurzaam.

Effecten op het watersysteem

In het kader van de verplichte watertoets dienen diverse effecten op het watersysteem als gevolg van toekomstige ruimtelijke ontwikkelingen (bestemmingsplannen) te worden verkend. Bij het doorlopen van de watertoets wordt een aantal waterthema's beschouwd.

Hierna is voor ontwikkeling De Marke III per thema het effect op het watersysteem (waterketen en gronden oppervlaktewatersysteem) weergegeven.

Veiligheid

Dit thema heeft betrekking op waterkeringen en overstromingsrisico's. Deze aspecten zijn niet van toepassing op het plangebied.

Wateroverlast

Volgens het waterbeheerplan van het waterschap Vechtstromen wordt het plangebied niet gebruikt voor regionale waterberging. Dit betekent dat bij ontwikkeling geen compensatie van de waterberging nodig is. In het plangebied ligt een waterloop van het waterschap. Bij hevige neerslag loost het rioolstelsel van de kern Hengevelde op de kop van deze waterloop. Volgens het waterschap is er geen sprake van een stedelijke wateropgave. De versnelde afvoer van hemelwater als gevolg van de aanleg van verhard oppervlak in het plangebied wordt gecompenseerd door waterbergende voorzieningen aan te leggen binnen het plangebied.

Watervoorziening

Dit thema heeft betrekking op het bergen van overtollig water (met name in de winter) met als doel om verdroging/vocht te korten in de zomer te voorkomen. In het plangebied worden wadi's aangelegd. Het hemelwater wordt opgevangen in deze wadi's en kan daar infiltreren in de bodem en komt daarmee ten goede aan het grondwater.

Volksgezondheid

In het plangebied ligt een watergang van het waterschap waarop de keur van toepassing is. Op deze watergang wordt een paar keer per jaar (licht) verontreinigd rioolwater geloosd. Deze bestaande watergang wordt ter hoogte van de geplande nieuwbouw vervangen door een ondergrondse leiding die zal fungeren als afvoerroute voor het overstortend rioolwater. De frequentie van de overstortingen en de hoeveelheid zal afnemen, doordat de gemeente in de toekomst bij rioolvervanging verhard oppervlak af gaat koppelen van het gemengde rioolstelsel in Hengevelde. Dit afgekoppelde water wordt op dezelfde ondergrondse leiding aangesloten en zorgt daarmee voor doorspoeling.

Grondwateroverlast

Omdat de huidige grondwaterstanden te hoog zijn voor de functie wonen wordt het plangebied opgehoogd als maatregel om voldoende ontwatering te realiseren. Daarnaast wordt ter plekke van de wadi's drainage aangelegd. Deze drainage wordt alleen toegepast om te voorkomen dat de grondwaterstand boven het niveau van de huidige GHG stijgt.

Oppervlaktewaterkwaliteit

Het afvalwater van de Marke III wordt geheel gescheiden van het hemelwater afgevoerd en aangesloten op het rioolstelsel van de Marke II. Het hemelwater wordt via goten afgevoerd naar wadi's. Deze wadi's hebben een bergende en zuiverende functie. De eventuele vervuiling die in het hemelwater aanwezig is, blijft achter in de zodelaag van de wadi en komt dus niet in het oppervlaktewater terecht.

Verdroging/natte natuur

Het uitgangspunt van het waterstructuurplan voor De Marke III is dat er grondwaterneutraal gebouwd wordt. Door het plangebied op te hogen, is het niet nodig de huidige grondwaterstanden structureel te verlagen. Door het toepassen van wadi's wordt het hemelwater dat in het plangebied valt vast gehouden binnen het gebied en komt dit water ten goede aan het grondwater, net als in de huidige situatie.

Riolering en zuivering

Ter hoogte van het plangebied lozen drukrioleringsgebieden op het gemengd rioolstelsel van Hengevelde. Dit veroorzaakt stank- en aantastingsproblemen. Deze problemen zouden opgelost kunnen worden door een nieuwe persleiding aan te leggen vanaf De Marke III langs de zuidzijde van Hengevelde naar de persleiding van het waterschap. De gemeente heeft hier niet voor gekozen, omdat de kosten (ca. € 400.000) van de aanleg en exploitatie van de nieuwe persleiding hoog zijn. Om de genoemde problemen op te lossen worden doelmatiger maatregelen getroffen. Het afvalwater van de Marke III wordt geheel gescheiden van het hemelwater afgevoerd en onder vrij verval aangesloten op het rioolstelsel van de Marke II.

4.8.3 Conclusie

Het aspect 'water' vormt geen belemmering voor de uitvoering van dit bestemmingsplan.

4.9 Archeologie

4.9.1 Algemeen

Door ondertekening van het verdrag van Valletta (1992) heeft Nederland zich verplicht om bij ruimtelijke planvorming nadrukkelijk rekening te houden met het niet-zichtbare deel van het cultuurhistorisch erfgoed, te weten de archeologische waarden. In de Erfgoedwet 2016, uitgewerkt in het Besluit Erfgoedwet archeologie, is geregeld hoe met in de grond aanwezige dan wel te verwachten archeologische waarden moet worden omgegaan. Het streven is om deze belangen tijdig bij het plan te betrekken. Bij ingrepen waarbij de ondergrond wordt geroerd, dient te worden aangetoond dat de eventueel aanwezige archeologische waarden niet worden aangetast.

4.9.2 Toetsing

De gemeente Hof van Twente beschikt over een Archeologische verwachtings- en beleidsadvieskaart, waarop zowel de bekende waarden als de trefkans op nog onontdekte waarden zijn aangegeven. Op basis van deze kaart kan worden bepaald wat de archeologische verwachting is. Voor iedere verwachting gelden andere voorwaarden met betrekking tot archeologie. Navolgende uitsnede van de archeologische verwachtingskaart geeft de ter plaatse geldende verwachtingswaardes weer.

afbeelding "i_NL.IMRO.1735.HExDeMarkeIIIfase2-VS10_0014.jpg"

Uitsnede archeologische verwachtingskaart met aanduiding plangebied
Bron: Gemeente Hof van Twente
Bewerking: SAB

Uit de archeologische verwachtingskaart komt naar voren dat het plangebied in een zone ligt met een lage archeologische verwachting. Dit betekent dat bij ingrepen dieper dan 40 cm en met een oppervlakte groter of gelijk aan 10 hectare archeologisch onderzoek noodzakelijk is. Onderhavig plan beslaat een oppervlakte van circa 4 hectare. Dit betekent dat er geen onderzoek nodig is geacht naar de eventuele aanwezigheid van archeologische waarden. Daarbij komt dat ter plaatse geen archeologische dubbelbestemming c.q. archeologische gebiedsaanduiding geldt, waarmee wordt gesteld dat het aspect archeologie geen belemmering vormt.

De archeologische meldingsplicht blijft hoe dan ook van kracht. Wanneer tijdens de graafwerkzaamheden archeologische sporen of resten worden aangetroffen, dan dient dit, conform de Erfgoedwet, direct te worden gemeld bij de bevoegde overheid.

4.9.3 Conclusie

Het aspect 'archeologie' vormt geen belemmering voor de uitvoerbaarheid van onderhavig plan.

4.10 Cultuurhistorie

4.10.1 Algemeen

Op grond van artikel 3.1.6, vijfde lid, onderdeel a van het Besluit ruimtelijke ordening (Bro) moeten naast de in de grond aanwezige of te verwachten monumenten ook cultuurhistorische waarden worden meegewogen bij het vaststellen van bestemmingsplannen.

4.10.2 Toetsing

In of rondom het plangebied is geen cultuurhistorisch waardevolle bebouwing aanwezig is. In het plangebied zijn ook geen historisch landschappelijke waarden aanwezig. Hierdoor is geen sprake van aantasting van cultuurhistorische waarden in het plangebied.

4.10.3 Conclusie

Het aspect cultuurhistorie vormt geen belemmering voor de uitvoerbaarheid van onderhavig project.

4.11 Verkeer en parkeren

4.11.1 Verkeer

In december 2007 heeft de gemeenteraad het Mobiliteitsplan Hof van Twente vastgesteld. Dit plan is bedoeld om op gestructureerde wijze, met visie voor de toekomst, verkeerszaken aan te pakken. Het dient onder andere als toetsingskader voor ruimtelijke ontwikkelingen. Om het beleid naar de praktijk te vertalen, is tevens een maatregelenplan opgesteld. Hoofddoelstelling van het mobiliteitsplan is het optimaliseren van de leefbaarheid, de verkeersveiligheid en de bereikbaarheid in de gemeente. Gesteld wordt dat de bereikbaarheid nu over het algemeen redelijk is, hoewel het doorgaande verkeer door de kernen ten koste gaat van de leefbaarheid. Zonder maatregelen zullen bovendien de bereikbaarheid, de verkeersveiligheid en de leefbaarheid afnemen, door de groei van het gemotoriseerde verkeer.

Voor het gehele plangebied De Marke III (fase 1 en 2) geldt dat de ontsluiting is voorzien op alle omliggende wegen. Hierbij gaat het om de Diepenheimsestraat (noorden), Pieperiet (oosten), Needsestraat (zuiden) en Janninksweg (westen). Het gehele plangebied wordt ingericht als 30 km zone. Ten aanzien van de inrichting van het gebied worden daarom ook snelheid remmende maatregelen getroffen.

Als gevolg van de voorgenomen ontwikkeling neemt het aantal verkeersbewegingen op deze wegen toe. De hoeveelheid extra verkeer die door de geplande uitbreiding zal worden gegenereerd levert naar verwachting geen problemen op ten aanzien van de ontsluiting. De ontsluiting is per weg dusdanig gesitueerd dat er een goed overzicht naar beide richtingen is. Zodoende is sprake van een optimale en veilige aansluiting op de omliggende wegen.

4.11.2 Parkeren

Voor de parkeernormen houdt de gemeente Hof van Twente haar eigen parkeernormen aan (versie mei 2016), gebaseerd op de normen uit de CROW-publicatie.

Uitgaande van de ligging van het plangebied in deelgebied 'rest bebouwde kom' betekent dit dat rekening moet worden gehouden met de volgende parkeernorm per woning:

  • Vrijstaande woning: 2,3
  • Twee-onder-een-kapwoning: 2,2
  • Tussen-/hoekwoning: 2

Het (indicatief) stedenbouwkundig plan gaat voor fase 2 uit van de realisatie van 69 woningen, bestaande uit 21 vrijstaande woningen, 24 twee-onder-een-kapwoningen en 24 tussen-/hoekwoningen. Dit komt neer op de volgende parkeervraag:

Type woning   Parkeernorm per woning   Aantal woningen in (indicatief) stedenbouwkundig plan   Benodigd aantal parkeerplaatsen  
Vrijstaand   2,3   21   48,3  
Twee-onder-een-kap   2,2   24   52,8  
Tussen-/hoek   2   24   48  
Totaal     69   149,1  

De parkeervraag voor de woningen in fase 2 bedraagt afgerond 150 parkeerplaatsen. Het stedenbouwkundig plan biedt ruimte aan de realisatie van 150 parkeerplaatsen, bestaande uit 97 parkeerplaatsen in het openbaar gebied en 53 parkeerplaatsen op eigen terrein. Hiermee is aangetoond dat het plan haalbaar is voor wat betreft het onderdeel 'parkeren'.

Het openbare parkeren vindt plaats in zowel parkeerkoffers als in de vorm van eenzijdig langsparkeren op de rijbaan.

Voor de (vrijstaande) woningen in het plangebied welke qua locatie deel uitmaken van fase 1 is voldoende parkeerruimte op eigen terrein en indien nodig eveneens in het omringende openbaar gebied.

4.11.3 Conclusie

De aspecten 'verkeer' en 'parkeren' vormen geen belemmering voor de uitvoering van dit bestemmingsplan.

Hoofdstuk 5 Wijze van bestemmen

5.1 Inleiding

Onderhavig bestemmingsplan bestaat uit een verbeelding en regels die vergezeld gaan van een toelichting. De verbeelding en de regels zijn juridisch bindend. De toelichting maakt geen onderdeel uit van het juridisch plangedeelte. Wel fungeert de toelichting als interpretatiekader voor de uitleg van de regels, indien hierover interpretatieverschillen blijken te bestaan.

5.2 Algemene toelichting op de verbeelding

Op de verbeelding hebben alle gronden binnen het plangebied een bestemming gekregen. Binnen een bestemming kunnen nadere aanduidingen zijn aangegeven. Deze aanduidingen hebben slechts juridische betekenis indien, en voor zover, deze in de regels daaraan wordt gegeven. Daarnaast is ten behoeve van de leesbaarheid enige informatie, bijvoorbeeld topografische gegevens, op de verbeelding opgenomen. Deze ondergrond heeft geen juridische status. Deze informatie is weergegeven bij de verklaring.

5.3 Algemene toelichting op de regels

De regels zijn ondergebracht in een viertal hoofdstukken:

  • hoofdstuk 1 (inleidende regels), met daarin een aantal regels die van belang zijn voor de toepassing en interpretatie van de regels in de overige hoofdstukken en de wijze van meten;
  • hoofdstuk 2 (bestemmingsregels), met daarin per bestemming onder meer een bestemmingsomschrijving, bouwregels en afwijkingsregels;
  • hoofdstuk 3 (algemene regels), met daarin een anti-dubbeltelregel en algemene gebruiksgels, algemene aanduidingsregels, algemene afwijkingsregels en overige regels;
  • hoofdstuk 4 (overgangs- en slotregels), met daarin het overgangsrecht en de slotregel.

5.4 Toelichting regels onderhavig bestemmingsplan

In deze paragraaf wordt de bestemmingsplanregeling van dit plan nader toegelicht. In dit bestemmingsplan komen de hoofdbestemmingen 'Groen', 'Verkeer' en 'Woongebied - 1' voor. Ook zal in worden gegaan op de algemene regels van dit plan.

Bestemming 'Groen' (artikel 3)

Deze bestemming is toegekend aan de hoofdgroenstructuur binnen het plangebied. De gronden met deze bestemming zijn bestemd voor groenvoorzieningen, water, afvoer van water, tijdelijke berging en infiltratie van hemelwater, alsmede voor openbare nutsvoorzieningen. Gebouwen en overkappingen zijn niet toegestaan. Voor overige bouwwerken geldt een bouwhoogte van maximaal 3 m.

De aanduiding 'geluidscherm' is bedoeld voor een geluidscherm met een minimale hoogte van 3 m.

Bestemming 'Verkeer' (artikel 4)

Deze bestemming is toegekend aan een klein deel van de hoofdontsluitingsweg die De Marke III fase 1 scheidt van De Marke III fase 2.

De bestemming 'Verkeer' is bedoeld voor wegen met een functie voor zowel het doorgaande verkeer als de ontsluiting van aanliggende gronden, voor fiets- en voetpaden, groenvoorzieningen, water, openbare nutsvoorzieningen en (ondergrondse) afvalcontainers.

Gebouwen en overkappingen zijn niet toegestaan, behoudens gebouwen en overkappingen voor verkeers- en verblijfsdoeleinden of voor openbare nutsdoeleinden. De inhoud hiervan bedraagt maximaal 50 m3 en de bouwhoogte is maximaal 3 m.

Bestemming 'Woongebied - 1' (artikel 5)

Deze bestemming ligt op het gedeelte dat in het geldende bestemmingsplan 'De Marke III, Hengevelde' was bestemd tot Woongebied - Uit te werken. Binnen deze bestemming mogen maximaal 71 woningen worden gerealiseerd. Om een flexibele inrichting van het plangebied mogelijk te kunnen maken, maar tevens de kwaliteit te kunnen bewaken is bepaald dat:

  • ter plaatse van de aanduiding 'vrijstaand' de woningen vrijstaand moeten worden gebouwd;
  • ter plaatse van de aanduiding 'twee-aaneen' de woningen vrijstaand en/of twee-aaneen worden gebouwd;
  • ter plaatse van de aanduiding 'aaneengebouwd' de woningen vrijstaand en/of twee-aaneen en/of tot maximaal 6 aaneengesloten worden gebouwd.

De maximum goot- en bouwhoogte is opgenomen op de verbeelding.

Ten behoeve van een goede ruimtelijke ordening (onder andere de realisatie van geluidluwe tuinen) is er een voorwaardelijke verplichting opgenomen waarbij is bepaald dat het gebruik van hoofdgebouwen binnen de bestemming 'Woongebied - 1' ten behoeve van wonen niet eerder is toegestaan dan nadat ter plaatse van de aanduiding 'geluidscherm' een geluidscherm met een minimale bouwhoogte van 3 m is gerealiseerd en in stand wordt gehouden.

Algemene regels

Naast de bestemmingen bevat het plan een aantal algemene regels over bijvoorbeeld begrippen, de wijze van meten, algemene afwijkingen en overgangsrecht. Deze min of meer standaardregels in bestemmingsplannen worden hier verder niet toegelicht.

Vermeldenswaardig is wel dat in de overige regels (artikel 10) een parkeerregeling is opgenomen. De regeling houdt in dat een omgevingsvergunning voor bouwen slechts wordt verleend indien voldoende parkeergelegenheid is gerealiseerd, met voldoende afmetingen, conform de gemeentelijke parkeernorm.

Hoofdstuk 6 Uitvoerbaarheid

6.1 Economische uitvoerbaarheid

Op 1 juli 2008 is als onderdeel van de Wet ruimtelijke ordening (Wro) de Grondexploitatiewet (Grexwet) in werking getreden. In de Grexwet is bepaald dat de gemeente verplicht is om bij het vaststellen van een ontwikkelingsgericht bestemmingsplan, maatregelen te hebben genomen die verzekeren dat alle kosten die gepaard gaan met de ontwikkeling van de locatie worden verhaald op de initiatiefnemer van het plan. Dit betekent dat er voor de gemeente een verplichting bestaat om haar kosten, die gepaard gaan met een bouwplan, te verhalen op de exploitant. De toepassing van de Grexwet richt zich voor het afdwingbare kostenverhaal, op bouwplannen. De definitie van wat onder een bouwplan wordt verstaan is opgenomen in het Bro:

  • de bouw van een of meerdere woningen;
  • de bouw van een of meerdere hoofdgebouwen;
  • de uitbreiding van een hoofdgebouw met ten minste 1000 m2;
  • de verbouwing van een of meer aangesloten gebouwen die voor andere doeleinden in gebruik of ingericht waren, mits ten minste 10 woningen worden gerealiseerd;
  • de verbouwing van een of meer aaneengesloten gebouwen die voor andere doeleinden in gebruik of ingericht waren, mits de cumulatieve oppervlakte van de nieuwe functies ten minste 1000 m2 bedraagt;
  • de bouw van kassen met een oppervlakte van ten minste 1000 m2.

Het grootste deel van het plangebied is in eigendom van de gemeente en wordt door de gemeente ontwikkeld. De gemeente heeft een exploitatieopzet gemaakt en voldoende middelen gereserveerd om tot uitvoering over te gaan. Op basis van een voorlopige exploitatieopzet voor dit plan kan worden geconcludeerd dat het plan economisch uitvoerbaar is. De exploitatieopzet van het plan De Marke III is separaat als bijlage toegevoegd. De definitieve exploitatieopzet zal na het onherroepelijk worden van het bestemmingsplan op basis van een voorlopig ontwerp aan de gemeenteraad worden voorgelegd.

De economische uitvoerbaarheid is hiermee gewaarborgd.

6.2 Maatschappelijke uitvoerbaarheid

6.2.1 Overleg en inspraak

Het plan is in het kader van vooroverleg besproken met de provincie Overijssel. In de reactie van 5 februari 2020 wordt aangegeven dat het plan in lijn is met het provinciale beleid.

Het plan is tevens besproken met de veiligheidsregio Twente. Uit de reactie van 4 februari 2020 volgen geen opmerkingen ten aanzien van de bereikbaarheid. Bij de bluswatervoorziening dient rekening gehouden te worden met enkele strategisch geplaatste brandkranen.

6.2.2 Zienswijzen

Het ontwerp bestemmingsplan heeft met ingang van 2 april 2020 gedurende 6 weken voor eenieder ter inzage gelegen. In deze periode is er één zienswijze ingediend. Zie de zienswijzennotitie voor de inhoudelijke beoordeling en gemeentelijke reactie op de ingebrachte zienswijze. De zienswijze geeft geen aanleiding om wijzigingen in het bestemmingsplan aan te brengen.