direct naar inhoud van Toelichting
Plan: De Marke III, Hengevelde
Status: vastgesteld
Plantype: bestemmingsplan
IMRO-idn: NL.IMRO.1735.HExDeMarkeIII-VS10

Toelichting

Hoofdstuk 1 Inleiding

1.1 Aanleiding en doel

De gemeente Hof van Twente is voornemens de locatie De Marke III te Hengevelde te ontwikkelen. Voor het plangebied is een stedenbouwkundig ontwerp en een beeldkwaliteitplan opgesteld. Het stedenbouwkundig ontwerp vormt de basis voor dit bestemmingsplan en gaat uit van de realisatie van circa 115 grondgebonden woningen, de daarbij behorende erfinrichting, groen en ontsluitingsmogelijkheden. Omwille van de flexibiliteit wordt het plan De Marke III in fasen ontwikkeld. Hiertoe is aan een deel van het plangebied een uit te werken woonbestemming toegekend.

Onderdeel van het plangebied is tevens het bedrijfsperceel van het bedrijf MHZ, alsmede het woonperceel aan de Needsestraat 6a. Met onderhavig bestemmingsplan wordt tevens de uitbreiding van het bedrijf MHZ juridisch-planologisch mogelijk gemaakt. Ook wordt de locatie 'De Witte' in het bestemmingsplan meegenomen. De locatie gaat onderdeel uitmaken van de woningbouw ter plaatse van De Marke III. Ook maakt het perceel van het taxi-, touringcarbedrijf en verkeersschool Ter Doest aan de Janninksweg 3 deel uit van het plangebied.

De beoogde nieuwe ontwikkelingen passen niet binnen het vigerende bestemmingsplan. Met dit bestemmingsplan wordt het initiatief juridisch planologisch mogelijk gemaakt.

1.2 Begrenzing plangebied

Het plangebied is gesitueerd ten zuidwesten van de kern Hengevelde op de overgang van het bestaande dorp en het buitengebied. Het plangebied is ongeveer 10 hectare groot.

Het plangebied wordt begrensd door:

  • ten noorden: Diepenheimsestraat;
  • ten zuiden: Needsestraat;
  • ten oosten: de perceelgrenzen van woonpercelen;
  • ten westen: Janninksweg.

De navolgende afbeelding geeft een indicatie van de ligging van het plangebied. Voor de exacte aanduiding van de plangrenzen wordt verwezen naar de verbeelding.

afbeelding "i_NL.IMRO.1735.HExDeMarkeIII-VS10_0001.jpg"

Globale ligging en begrenzing plangebied
bron: Google Earth, 2013

1.3 Vigerende bestemmingsplannen

In het plangebied gelden de bestemmingsplannen “Buitengebied Hof van Twente” en “Hengevelde”. In de navolgende paragrafen zijn deze bestemmingsplannen nader beschreven.

1.3.1 Bestemmingsplan "Buitengebied Hof van Twente"

Aan de gronden in het plangebied die liggen binnen de grenzen van het bestemmingsplan “Buitengebied Hof van Twente” is de bestemming 'Agrarisch', 'Wonen' en 'Bedrijf' toegekend. De navolgende afbeelding bevat een fragment van de verbeelding. De ligging van het plangebied is aangeduid met een rood kader.

afbeelding "i_NL.IMRO.1735.HExDeMarkeIII-VS10_0002.jpg"

Fragment uitsnede geldend bestemmingsplan “Buitengebied Hof van Twente” met aanduiding plangebied (rode lijn)

Bestemming 'Agrarisch'

Gebruik

De voor 'Agrarisch' aangewezen gronden zijn in hoofdzaak bestemd voor de uitoefening van een grondgebonden agrarisch bedrijf, met dien verstande dat van de bedrijfsgebouwen uitsluitend één bouwlaag mag worden gebruikt voor het houden van dieren.

Bouwen

Bedrijfsgebouwen, teelt ondersteunende voorzieningen en bedrijfswoningen moeten worden gebouwd binnen het bouwvlak. De goothoogte van bedrijfsgebouwen bedraagt maximaal 5 m en van bedrijfswoningen maximaal 4 m. De bouwhoogte van bedrijfsgebouwen van teelt ondersteunende voorzieningen bedraagt maximaal 5 m, van overige bedrijfsgebouwen maximaal 12 m en van bedrijfswoningen maximaal 10 m. De inhoud van een bedrijfswoning bedraagt maximaal 750 m3.

Bestemming 'Wonen'

Gebruik

De voor 'Wonen' aangewezen gronden zijn bestemd voor maximaal één woning per bestemmingsvlak, waarbij inwoning is toegestaan. Daarbij zijn aan huis verbonden beroepen toegestaan, een caravanstalling, bed & breakfast, de bestaande en legale paardenbakken.

Bouwen

Voor zover binnen een bouwperceel één of meerdere bouwvlakken zijn opgenomen, worden gebouwen binnen het bouwvlak gebouwd. De goothoogte is maximaal 4 m en de bouwhoogte is maximaal 10 m.

Bestemming 'Bedrijf'

Gebruik

De voor 'Bedrijf' aangewezen gronden zijn bestemd voor 'specifieke vorm van bedrijf - overige bedrijvigheid: machinefabriek'. Daarnaast zijn het bestaande en legale aantal bedrijfswoning(en), waarbij inwoning is toegestaan, met dien verstande dat, voor zover binnen een bouwperceel de aanduiding 'bedrijfswoning' is opgenomen, de bedrijfswoning uitsluitend ter plaatse van die aanduiding is toegestaan. Ook is een bed & breakfast en aan huis verbonden beroepen toegestaan.

Bouwen

Bedrijfsgebouwen en bedrijfswoningen voldoen aan de volgende kenmerken. Voor zover binnen een bouwperceel één of meerdere bouwvlakken zijn opgenomen, worden gebouwen binnen het bouwvlak gebouwd. De goothoogte van bedrijfsgebouwen c.q. bedrijfswoningen bedraagt maximaal respectievelijk 6 m en 4 m. De bouwhoogte van bedrijfsgebouwen bedraagt maximaal 10 m en van bedrijfswoningen maximaal 10 m. De oppervlakte van bedrijfsgebouwen bedraagt maximaal 2.500 m2. De inhoud van de bedrijfswoning is maximaal 750 m3.

Dubbelbestemming Archeologie

De voor 'Waarde - Archeologische verwachting (1 en 2)' aangewezen gronden zijn, behalve voor de andere daar voorkomende bestemmingen, mede bestemd voor de bescherming en veiligstelling van archeologische waarden.

1.3.2 Bestemmingsplan "Hengevelde"

Aan de gronden in het plangebied die liggen binnen de grenzen van het bestemmingsplan “Hengevelde” is de bestemming 'Groen - Groene Ruimte' toegekend. De navolgende afbeelding bevat een fragment van de geldende verbeelding. De ligging van het plangebied is aangeduid met een rood kader.

afbeelding "i_NL.IMRO.1735.HExDeMarkeIII-VS10_0003.jpg"

Fragment uitsnede geldend bestemmingsplan 'Hengevelde' met aanduiding plangebied (rode lijn)

Bestemming 'Groen - Groene Ruimte'

Gebruik

De voor 'Groen - Groene Ruimte' aangewezen gronden zijn bestemd voor semi-agrarische doeleinden in de vorm van weide en grasland, water in de vorm van watergangen en sloten, bestaande dierenverblijven, speelvoorzieningen, groenvoorzieningen, zoals plantsoenen, groenstroken, bermen met beplanting, fiets-/voetpad, openbare nutsvoorzieningen.

Bouwen

Op deze gronden zijn uitsluitend bestaande gebouwen toegestaan ten behoeve van beheer en onderhoud van groen en water.

Deze gebouwen mogen een goot- en bouwhoogte hebben van maximaal respectievelijk 3 m en 4,5 m. De oppervlakte van een onderhoudsgebouw mag maximaal 50 m2 bedragen. Voor het bouwen van bouwwerken, geen gebouwen zijnde, geldt dat de bouwhoogte niet meer bedraagt dan 3 m.

1.3.3 Bestemmingsplan "Buitengebied Ambt Delden, Herziening hoek Janninksweg / Needsestraat"

Aan de gronden in het plangebied die liggen binnen de grenzen van het bestemmingsplan “Buitengebied Ambt Delden, Herziening hoek Janninksweg / Needsestraat” is de bestemming 'Bedrijf' en 'Groen' toegekend. De navolgende afbeelding bevat een fragment van de geldende verbeelding.

afbeelding "i_NL.IMRO.1735.HExDeMarkeIII-VS10_0004.jpg"

Fragment uitsnede geldend bestemmingsplan '

Bestemming 'Bedrijf'

Gebruik

De voor 'Bedrijf' aangewezen gronden zijn bestemd voor a. bedrijven en instellingen zoals vermeld in de categorieën 1, 2 en 3.1, met dien verstande dat ter plaatse van de aanduiding 'specifieke vorm van bedrijf - touringcarbedrijf ': een touringcarbedrijf is toegestaan. Verder zijn b. groenvoorzieningen en water, c. verkeers- en verblijfsdoeleinden en d. openbare nutsdoeleinden toegestaan.

Bouwen

Voor het bouwen van gebouwen geldt dat de gebouwen worden gebouwd binnen het bouwvlak. De bouwhoogte bedraagt maximaal 4 m en 7 m. Voor het bouwen van bouwwerken, geen gebouwen zijnde, geldt dat de bouwhoogte van lichtmasten en vlaggenmasten niet meer mag bedragen dan 6 m. De bouwhoogte van overige bouwwerken, geen gebouwen zijnde, mag niet meer dan 3 m bedragen.

Bestemming 'Groen'

Gebruik

De voor 'Groen' aangewezen gronden zijn bestemd voor a. groenvoorzieningen, b. voet- en fietspaden, alsmede toegangspaden en inritten naar omliggende bestemmingen, wegen, speelvoorzieningen, water in de vorm van waterlopen en -partijen.

Bouwen

Op deze gronden mogen geen gebouwen worden gebouwd. Voor het bouwen van bouwwerken, geen gebouwen zijnde, geldt dat de bouwhoogte niet meer bedraagt dan 3 m.

1.3.4 Strijdigheid met de geldende bestemmingsplannen

Het plan voorziet in de ontwikkeling van circa 115 woningen. Deze ontwikkeling is in strijd met de gebruiks- en bouwmogelijkheden, zoals opgenomen in de bestemmingsplannen “Buitengebied Hof van Twente” en “Hengevelde” en “Buitengebied Ambt Delden, Herziening hoek Janninksweg / Needsestraat”. Om toch medewerking te kunnen verlenen aan de ontwikkeling, moet een nieuw bestemmingsplan worden opgesteld. Onderhavig bestemmingsplan voorziet hierin.

1.4 Leeswijzer

Het voorliggende bestemmingsplan bestaat uit een verbeelding met bijbehorende regels en gaat vergezeld van een toelichting. Op de verbeelding zijn de onderscheiden bestemmingen door middel van kleuren en tekens aangegeven. De regels bevatten de inhoud van de bestemmingen. De verbeelding en de regels vormen de juridisch bindende elementen van het bestemmingsplan. De toelichting heeft geen rechtskracht, maar vormt niettemin een belangrijk onderdeel van het plan. De toelichting van dit bestemmingsplan geeft een weergave van de beweegredenen, de onderzoeksresultaten en de beleidsuitgangspunten die aan het bestemmingsplan ten grondslag liggen. Tot slot is de toelichting van wezenlijk belang voor een juiste interpretatie en toepassing van het bestemmingsplan.

De toelichting van dit bestemmingsplan is opgebouwd uit 7 hoofdstukken. Na dit inleidende hoofdstuk volgt in hoofdstuk 2 de beschrijving van het plangebied / de huidige situatie. Hierin wordt de ruimtelijke karakteristiek van de omgeving en het plangebied besproken.

Hoofdstuk 3 bevat een inventarisatie van het relevante beleid. In dit hoofdstuk wordt ingegaan op het relevante beleid ten behoeve van de ontwikkeling van het plangebied op rijks-, provinciaal en gemeentelijk niveau.

Ten behoeve van de ontwikkeling van het plangebied zijn diverse onderzoeken uitgevoerd. De resultaten van deze onderzoeken worden in hoofdstuk 4 beschreven. Tevens wordt er ingegaan op de overige relevante uitvoerbaarheidaspecten. Onderwerpen die in dit hoofdstuk aan bod komen zijn: milieu algemeen, bodemkwaliteit, archeologie, bedrijven en milieuzonering, geluid, externe veiligheid, luchtkwaliteit, ecologie, water en verkeer en parkeren.

In hoofdstuk 5 wordt het plan omschreven. In dit hoofdstuk wordt ingegaan op de wensen en eisen ten behoeve van de ontwikkeling van het plangebied, zoals ook zijn opgenomen in het beeldkwaliteitsplan voor onderhavige locatie.

In hoofdstuk 6 wordt ingegaan op de juridische vormgeving. Er wordt een antwoord gegeven op de vraag hoe hetgeen in voorliggend plan is vastgelegd juridisch wordt geregeld. Er wordt beschreven hoe de verbeelding en de regels zijn opgebouwd en welke bestemmingen er in het plan voorkomen.

In het laatste hoofdstuk van dit bestemmingsplan wordt ingegaan op de economische en maatschappelijke uitvoerbaarheid.

Hoofdstuk 2 Huidige situatie

2.1 Omgeving plangebied

2.1.1 Historie Hengevelde

Hengevelde was oorspronkelijk alleen een buurtschap en marke in het kerspel (kerkelijke gemeente) Delden. In de 17e eeuw werd er een rooms-katholieke schuurkerk gebouwd bij de erve Slot. De eerste bewoners van Hengevelde vestigden zich rond de huidige erve Bolscher, waar enkele boerderijen stonden langs de Bolscher beek.

Rond dezelfde tijd werd langs het kruispunt van de wegen Delden - Neede en Goor - Haaksbergen de herberg Wegdam gebouwd. Rond deze herberg ontstond een klein dorpje dat eveneens met de naam Wegdam werd aangeduid. Later werd de kerk van de erve Slot naar Wegdam verplaatst. De oude bebouwing langs de Goorsestraat bestond rond 1900 nog uit enkele boerderijen met in het midden de kerk en hier tegenover de oude begraafplaats. Langzaam maar zeker zijn de wegen langs de zwerm boerderijen uitgegroeid tot linten en nam het dorp in grootte toe.

afbeelding "i_NL.IMRO.1735.HExDeMarkeIII-VS10_0005.jpg"

Uitsnede topografische kaart circa 1900, plangebied gelegen ter hoogte van de aanduiding 'Kerkhofsveld'

Het katholieke karakter van de nederzetting bleef bewaard, maar de naam Wegdam raakte in onbruik en werd vervangen door Hengeveld(e). Vanaf de oorlog zijn ten zuid(west)en van de Goorsestraat gedurende vele decennia langzaam enkele woonbuurten gebouwd. Aan de noordzijde van het dorp (buiten het plangebied) is eind 20e eeuw bedrijventerrein 't Wegdam ontwikkeld. Vroeger liep de karakteristieke Tochtsloot door het dorp. De sloot zorgde voor samenhang tussen groen en water en was in Hengevelde een belangrijk aspect. Enkel de groene elementen in de vorm van een park en een bosje zijn overgebleven (ten noorden van de Pellehof).

2.1.2 Ruimtelijke en functionele karakteristiek

Landschap

Hengevelde ligt op de grens van het kampenlandschap en het (heide)ontginningslandschap. De omgeving kenmerkte zich daarom vroeger door grootschalige heidevelden en een besloten gebied met veel bossen, singels, houtwallen en struwelen. Het kampenlandschap is ontstaan door ontwikkelingen langs de beken, van waaruit kleine landbouwnederzettingen met essen en kampen werden gesticht. Het is een kleinschalig landschapstype dat wordt gekenmerkt door verspreid liggende boomsingels, een sterke variatie en een ongestructureerde opzet. Ter plaatse van het plangebied is het kampenlandschap nog redelijk herkenbaar door de hoogteverschillen en restanten van boombeplantingen en houtwallen. De veldontginningen zijn gebieden die voor de intrede van de kunstmest niet voor de landbouw konden worden gebruikt en dus jonger dan het kampenlandschap. Het karakter van deze gebieden is veel systematischer en ook opener. Er is sprake van een blokvormige verkaveling en er komt relatief weinig beplanting op de kavelgrenzen voor.

Stedenbouw

Het plangebied grenst aan oostelijke zijde aan de wijk De Marke II. Deze buurt bestaat onder andere uit de straten Bomhof, Markesingel, Hekkemansbeld en Pieperiet. Aan het oostelijke deel van de Bomhof en aan de Hekkemansbeld komen vrijwel alleen rijwoningen en twee-onder-éénkapwoningen voor. Het westelijke deel van de Bomhof, de Markesingel en het Pieperiet kenmerken zich door bebouwing met vrijstaande woningen, vooral aan de randen. Verspreid over dit gedeelte van de buurt komen ook nog enkele twee-onder-één-kapwoningen voor. De meeste vrijstaande woningen bestaan uit 1 à 1,5 bouwlaag met kap. De overige woningen hebben meestal 2 bouwlagen met kap. Deze buurt heeft harde dorpsranden, omdat de buurt sterk naar binnen is gekeerd. Dit komt vooral door de dichte bebouwing en de beplanting met bosplantsoen aan de rand. De bebouwing aan de Diepenheimsestraat bestaat uit vrijstaande lintbebouwing. Dit lint is in een later stadium verdicht met enkele vrijstaande woningen. Deze woningen bestaan hoofdzakelijk uit 1 bouwlaag en worden afgedekt met een kap. Aan de westzijde van het plangebied ligt een tweetal solitaire bedrijven.

2.2 Het plangebied

Het plangebied bestaat in de huidige situatie uit agrarische grond. De gronden zijn in gebruik als maïsakker en als weidegrond. Centraal in het plangebied ligt een onderbroken houtsingel. In het zuidwestelijk deel van het plangebied bevindt zich een woning met bijbehorende opstallen. Deze bebouwing bestaat uit 1 bouwlaag en wordt afgedekt met een kap. Aan de oostzijde grenst het plangebied aan een woongebied en ook aan de westzijde bevindt zich reeds bebouwing.

Hier zijn meerdere bedrijfsgebouwen aanwezig. Door de ontwikkeling van de woningen in het plangebied is sprake van opvulling van de tussenliggende ruimte. De navolgende afbeeldingen geven een impressie van de huidige situatie in het plangebied.

afbeelding "i_NL.IMRO.1735.HExDeMarkeIII-VS10_0006.jpg"

Zicht vanaf de Needsestraat op het plangebied en woningen aan de Markesingel

afbeelding "i_NL.IMRO.1735.HExDeMarkeIII-VS10_0007.jpg"

afbeelding "i_NL.IMRO.1735.HExDeMarkeIII-VS10_0008.jpg"

Bestaande (voormalige)agrarische bedrijfswoning
bron: Google Streetview 2013

Hoofdstuk 3 Inventarisatie van het geldend beleid

3.1 Rijksbeleid

3.1.1 Structuurvisie Infrastructuur en Ruimte (SVIR) en Besluit algemene regels ruimtelijke ordening (Barro)

De Structuurvisie Infrastructuur en Ruimte (SVIR) bepaalt welke kaderstellende uitspraken van het kabinet bedoeld zijn om beperkingen te stellen aan de ruimtelijke besluitvormingsmogelijkheden op lokaal niveau. Het Besluit algemene regels ruimtelijke ordening (Barro) bevestigt in juridische zin die kaderstellende uitspraken. Het gaat onder meer om nationale belangen als Rijksvaarwegen, Defensie, Ecologische hoofdstructuur, Erfgoederen van uitzonderlijke universele waarde, Hoofdwegen en hoofdspoorwegen, Elektriciteitsvoorziening, Buisleidingen van nationaal belang voor vervoer van gevaarlijke stoffen en Primaire waterkeringen. Slechts daar waar een directe doorwerking niet mogelijk is, bij de Ecologische Hoofdstructuur en bij het uitwerken van de kernkwaliteiten van de Erfgoederen van uitzonderlijke universele waarde is gekozen voor indirecte doorwerking via provinciaal medebewind. Ten aanzien van de begrenzing van de EHS is bepaald dat niet het rijk, maar de provincies die grenzen (nader) bepalen.

Door de nationale belangen vooraf in bestemmingsplannen te borgen, wordt met het Barro bijgedragen aan versnelling van de besluitvorming bij ruimtelijke ontwikkelingen en vermindering van de bestuurlijke drukte.

Ladder voor duurzame verstedelijking

De 'ladder voor duurzame verstedelijking' is in de SVIR geïntroduceerd en vastgelegd als procesvereiste in het Besluit ruimtelijke ordening (Bro). Het Bro bepaalt dat voor onder andere bestemmingsplannen de treden van de ladder moeten worden doorlopen.

Het doel van de ladder voor duurzame verstedelijking is een goede ruimtelijke ordening in de vorm van een optimale benutting van de ruimte in stedelijke gebieden. Met de ladder voor duurzame verstedelijking wordt een zorgvuldige afweging en transparante besluitvorming bij alle ruimtelijke en infrastructurele besluiten nagestreefd.

De ladder kent drie treden die achter elkaar worden doorlopen:

  • 1. Is er een regionale behoefte?

Ja, zie paragraaf 3.3 en 3.4. De regionale woonvisie Twente is op dit moment nog in ontwikkeling. Om die reden dient op dit moment uitgegaan te worden van de gemeentelijke woonvisie, de oplegnotitie woonvisie en de Prestatieafspraken Wonen met de provincie Overijssel waarbij eveneens regionale afstemming heeft plaatsgevonden. Overigens wil de provincie, door te sturen op regionale samenwerking met gemeenten, corporaties en andere partijen, gaandeweg een omslag maken naar regionale samenwerking. Dit betekent dat de woonafspraken vanaf 2015 in dat teken staan.

De afspraken met de provincie zijn vastgelegd in de Prestatieafspraken Wonen 2010-2015. In 2012 zijn deze Prestatieafspraken tussentijds tegen het licht gehouden vanwege de veranderende woningmarkt en de demografische ontwikkelingen (midterm review).

Uit de prestatieafspraken blijkt dat op basis van provinciaal beleid (en de Primos prognose 2011) tot 2020 een toename van circa 16.500 huishoudens in de regio Twente wordt verwacht. In de op 28-1-2010 getekende afspraken is een toevoeging van netto 499 woningen (inclusief een 'plus' van 198 woningen) opgenomen. De extra 'plus' is onder voorwaarden van lokale behoefte en een negatief migratiesaldo verleend. Bij de midterm review is vastgesteld dat aan deze voorwaarden is voldaan en dat de extra 'plus' terecht is verleend. In het gemeentelijk woningbouwprogramma is hier rekening mee gehouden.

  • 2. Is (een deel van) de regionale behoefte op te vangen binnen het bestaand stedelijk gebied?

Conform de Prestatieafspraken Wonen realiseert de gemeente Hof van Twente 75% van het toe te voegen nieuwbouwprogramma op locaties binnen feitelijk bebouwd gebied. Uitgaande van een netto toevoeging van 499 woningen betekent dit voor de periode 2010 tot en met 2014 in totaal 375 woningen.

Voor de kern Hengevelde geldt dat transformeren, herstructureren en inbreiden binnen bestaand stedelijk gebied onvoldoende soelaas biedt om in de woonbehoefte te voorzien. Hengevelde is een kern die duidelijk minder vergrijsd is dan gemiddeld. Bovendien kenmerkt Hengevelde zich door een omvangrijk en dynamisch bedrijfsleven, waardoor er vraag is naar woonruimte voor het personeel. Op gemeentelijk niveau is er daarom voor gekozen het toe te voegen nieuwbouwprogramma buiten stedelijk gebied met name te concentreren bij de kern Hengevelde.

De ladder voor duurzame verstedelijking gaat ervan uit dat invulling van ruimtebehoefte in het algemeen het beste op het niveau van de regio kan worden afgewogen. Het kan dan voorkomen dat een ruimtebehoefte die lokaal wordt ervaren, op het niveau van de regio wegvalt, omdat elders in de regio al in de ruimtebehoefte wordt voorzien. Een regio kan echter aanleiding zien om ook een lokale behoefte als regionale behoefte aan te merken.

Van het bovenstaande is in dit geval sprake. Op gemeentelijk niveau moet Hengevelde als bijzonder worden beschouwd.

  • 3. Zoek een locatie die multimodaal ontsloten is of kan worden voor de resterende regionale behoefte.

De ontsluiting van de ontwikkelingslocatie sluit aan op het bestaande wegenpatroon en de aangrenzende woonbuurten.

De uitbreidingslocatie wordt direct aangesloten op de bestaande kern door ontsluiting op de bestaande wegen de Diepenheimsestraat en de Janninksweg. Er is dan ook sprake van een goede ontsluiting via de weg. Bovendien bevindt zich op korte afstand van het plangebied, aan de Needsestraat ten zuiden van het plangebied, een bushalte. Het plangebied wordt voor langzaam verkeer op twee plaatsen ontsloten op de Needsestraat.

Het plangebied sluit aan de oostzijde logisch aan op de bestaande woonwijk De Marke. Hier is sprake van zowel een reguliere ontsluiting als een noodontsluiting.

Aan de westzijde van het plangebied bevindt zich reeds bestaande bedrijfsbebouwing. Met de invulling van het tussenliggende gebied wordt, met inachtneming van de hindercontouren van deze bestaande bedrijven, een zorgvuldige buffer gerealiseerd, waarbij een zorgvuldige afronding van de kern wordt bewerkstelligd.

Overigens is in verband met de toepassing van de SER-ladder aan het zuidelijk deel van het plangebied een uit te werken woonbestemming gegeven. Dit zorgt er voor dat het bestemmingsplan flexibel blijft en optimaal kan inspelen op toekomstige marktomstandigheden en de actuele woonbehoefte.

Conclusie

Het voorgenomen plan raakt, behoudens toepassing van de SER-ladder, geen van de nationale belangen en is niet in strijd met het rijksbeleid.

3.1.2 Nationaal Waterplan

Het Nationaal Waterplan geeft op hoofdlijnen aan welk beleid het rijk in de periode 2009-2015 voert om te komen tot een duurzaam waterbeheer. Het Nationaal Waterplan richt zich op bescherming tegen overstromingen, voldoende en schoon water en diverse vormen van gebruik van water. Ook worden de maatregelen genoemd die hiervoor worden genomen.

Voor een duurzaam en klimaatbestendig watersysteem is het van belang bij ruimtelijke ontwikkelingen rekening te houden met waterhuishoudkundige eisen op korte en lange termijn. Omgekeerd moet de waterbeheerder zich bewust zijn van het feit dat in een gebied meer dan alleen waterdoelen gerealiseerd moeten worden. Hij moet anticiperen op ruimtelijk-economische ontwikkelingen. Bij de ontwikkeling van ruimtelijke plannen is het verplicht om in een vroegtijdig stadium een watertoets uit te voeren. In deze watertoets worden de kwantitatieve en kwalitatieve gevolgen voor het watersysteem onderzocht.

Conclusie

De voorgenomen ontwikkeling voorziet in een woningbouwlocatie ten westen van de kern Hengevelde. Met deze ontwikkeling zijn geen nationale waterbelangen in het geding. De ontwikkeling is hierdoor in lijn met het beleid, zoals opgenomen in het Nationaal Waterplan.

3.2 Provinciaal beleid

3.2.1 Omgevingsvisie en Omgevingsverordening Overijssel 2009

De Omgevingsvisie en Omgevingsverordening Overijssel zijn op 1 juli 2009 vastgesteld. In de Omgevingsvisie wordt de visie op de ontwikkeling van de fysieke leefomgeving van de provincie Overijssel uiteengezet. De Omgevingsvisie is een samenvoeging van het streekplan, Verkeers- en Vervoersplan, Waterhuishoudingsplan en het Milieubeleidsplan. Deze visie is opgesteld met een doorkijk tot 2030. In de Omgevingsverordening zijn instructies opgenomen ten aanzien van de inhoud van de juridisch-planologische documenten. In deze paragraaf komt als eerste de visie aan bod en in navolging hierop de verordening.

Omgevingsvisie

De Omgevingsvisie is opgesteld in het licht van diverse ontwikkelingen die in de provincie Overijssel gaande zijn. Deze ontwikkelingen spelen op het gebied van de fysieke leefomgeving. Hierbij is sprake van:

  • een afname van de groei en verandering van de samenstelling van de bevolking;
  • een afname van de werkgelegenheid met 10% tot een groei van 20%;
  • een nog stijgende vraag naar woningen tot 2030, vooral in de grote steden;
  • een toename van de mobiliteit tot 2040. Het goederenvervoer stijgt daarbij sneller dan het personenvervoer.

De provincie Overijssel wil de kwaliteit van de leefomgeving verbeteren, met het oog op een goed vestigingsklimaat, een veilige en aantrekkelijke woonomgeving en een fraai buitengebied. De leefomgeving moet geschikt zijn voor de grote diversiteit aan activiteiten die mensen in de provincie Overijssel willen ondernemen (ruimtelijke kwaliteit).

Woningbouw

De opgave voor de komende jaren ligt vooral in het waarborgen van een goede afstemming tussen vraag en aanbod, gerelateerd aan de verschillende doelgroepen. Naast een kwantitatieve opgave is dit, gelet op de sterk veranderende bevolkingsontwikkeling, een aanzienlijke kwalitatieve opgave. Het woningaanbod en de woonmilieus moeten flexibel zijn en worden afgestemd op de eisen en wensen van de toekomstige bewoners. Met de 60.000 extra te bouwen woningen kan onvoldoende tegemoet gekomen worden aan deze veranderende behoeftes. Dit houdt in dat de aandacht vooral gericht moet worden op herstructurering van de bestaande woonmilieus, zodat deze ook op langere termijn aansluiten bij de wensen en eisen van de bewoners. Bij het realiseren van de woningbouwopgave is het van belang dat de ruimte zuinig en zorgvuldig wordt benut. Dit betekent dat voor woningbouw (en ook voor bedrijfslocaties en voorzieningen) de zogeheten SER-ladder wordt gehanteerd. Deze houdt in dat de woningbouwopgave eerst door herstructurering, transformatie of inbreiding moet worden gerealiseerd. Pas als dit onvoldoende blijkt voor het aantal woningen en de kwaliteit van de woonomgeving, kan uitbreiding van het stedelijk gebied plaatsvinden.

Omgevingsverordening

De wijze waarop aan het beleid uit de Omgevingsvisie uitvoering moet worden gegeven is vastgelegd in de Omgevingsverordening. In de Omgevingsverordening is bijvoorbeeld vastgelegd waaraan de woonvisie van een gemeente moet voldoen en hoe wordt omgegaan met nieuwe woningbouwlocaties. De Omgevingsverordening richt zich net zo breed als de Omgevingsvisie op de fysieke leefomgeving in de provincie Overijssel. De Omgevingsverordening heeft de status van:

  • ruimtelijke verordening in de zin van artikel 4.1. Wet ruimtelijke ordening;
  • milieuverordening in de zin van artikel 1.2. Wet milieubeheer;
  • waterverordening in de zin van de Waterwet;
  • verkeersverordening in de zin van artikel 57 van de Wegenwet en artikel 2A van de Wegenverkeerswet.

De Omgevingsverordening is een uitvoeringsmodel van de Omgevingsvisie en is opgesteld in de vorm van regels. In veel regels is gekozen voor proces- en motiveringsvereisten. In de Omgevingsverordening moet elk inhoudelijk thema geregeld zijn, waar de provincie de mogelijkheid op wil hebben om juridische instrumenten in te kunnen zetten. Het inzetten van juridische instrumenten vindt plaats op basis van de interventieladder.

Conclusie

In de Omgevingsverordening is wat betreft wonen aangegeven dat de voorgenomen ontwikkeling in lijn moet zijn met de gemeentelijke woonvisie en afstemming met buurgemeenten moet hebben plaatsgevonden1. Op onderhavig planlocatie ligt de titel 2.2 (woningbouw). Aan deze voorschriften wordt voldaan, doordat de voorgenomen ontwikkeling in lijn is met het gemeentelijk beleid op het gebied van wonen en woningbouw. De voorgenomen ontwikkeling voldoet hiermee aan de regels uit de Omgevingsverordening.

3.2.2 Provinciaal waterbeleid

Het waterbeleid van de provincie Overijssel is beschreven in de Omgevingsvisie. In de omgevingsvisie is het waterbeleid geïntegreerd met andere beleidsonderdelen. Hierdoor ontstaat er een integraal waterbeleid voor de gehele provincie.

De ambitie van de provincie met het waterbeleid voor de komende jaren is in één zin als volgt: 'De provincie wil de watersystemen zo inrichten dat ze voldoende en goed water bevatten en dat ze voor lange tijd veilig zijn en bestand zijn tegen klimaatverandering'. De belangrijkste punten voor het plangebied zijn in de navolgende alinea's vermeld.

Veiligheid

Bij veiligheid wordt een onderscheid gemaakt tussen bescherming tegen overstroming en tegen wateroverlast. Bij de bescherming tegen overstromingen gaat het om het geven van ruimte aan het hoofdafvoersysteem, om het in stand houden van waterkeringen die voldoende veiligheid bieden en om inrichtingsmaatregelen in laaggelegen gebieden. Voor wat betreft bescherming tegen wateroverlast geldt dat de primaire watergebieden, die bij stedelijke gebieden zijn aangewezen, als ruimte fungeren voor natuurlijke waterberging in extreme situaties. Bij ruimtelijke ontwikkelingen geldt dat langs 'essentiële waterlopen' rekening wordt gehouden met behoud van de afvoerfunctie en mogelijkheden voor vergroten van de afvoercapaciteit. Alle ontwikkelingen dienen beoordeeld te worden in het licht van het water.

Watercondities voor mens, landbouw, natuur en landschap

Het waterbeheer van de provincie wordt afgestemd op het grondgebruik. Hierbij geldt het volgende:

  • Groen-blauwe hoofdstructuur (EHS en ecologische verbindingszones). In grote delen van de EHS spelen goede watercondities een belangrijke rol. In samenhang met de realisatie van de EHS worden hiervoor ook de nodige maatregelen genomen;
  • Oppervlaktewaterlichamen. De ecologische doelen die gesteld zijn voor de oppervlaktewaterlichamen mogen door ruimtelijke ontwikkelingen of nieuwe functies niet onmogelijk worden gemaakt en de aanwezige situatie mag niet zodanig verslechteren dat het betreffende water in een lagere beoordelingsklasse terecht komt;
  • Kleine wateren. De toestand van deze kleine wateren is van grote invloed op de biodiversiteit van Overijssel en draagt sterk bij aan de landschappelijke rijkdom die een recreatieve aantrekkingskracht biedt;
  • Veenweidegebieden en beekdalen. Binnen veenweidegebieden en beekdalen geldt een beperkte ontwatering, afgestemd op gebruik als grasland.

Conclusie

De voorgenomen ontwikkeling voorziet in een woningbouwlocatie voor de kern Hengevelde. Met deze ontwikkeling zijn geen provinciale waterbelangen in het geding. De ontwikkeling is hierdoor in lijn met het beleid, zoals opgenomen in de Omgevingsvisie.

3.3 Gemeentelijk beleid

3.3.1 Toekomstvisie Hof van Twente

De gemeenteraad van de gemeente Hof van Twente heeft op 1 juni 2010 de toekomstvisie 'Hof van Twente Zicht op 2030' vastgesteld. Het doel van de toekomstvisie is het schetsen van de grote lijnen: wat kenmerkt de gemeente Hof van Twente nu en straks. Daarnaast geeft de visie ook een mogelijk toekomstperspectief specifiek voor de gemeente, met vernieuwende ideeën en kansrijke oplossingsrichtingen. Dit toekomstperspectief is geschreven in de vorm van een twintigtal streefbeelden voor 2030. Deze beelden gaan over mens, ruimte en economie.

Voor het voorliggende bestemmingsplan zijn onder andere de volgende streefbeelden relevant:

  • Streefbeeld: Kleine kernen vernieuwen hun vitaliteit
    Alle kernen en buurtschappen hebben hun eigen sterke en zwakke punten. In 2030 wordt het onderscheid tussen de verschillende delen gerespecteerd en krijgt het de ruimte. In die verscheidenheid schuilt de kracht van Hof van Twente. Vanzelfsprekend houden kernen uiteenlopende functies. Maar door bewust accenten te leggen kan iedere kern werken aan een herkenbaar profiel van de eigen sterke punten en zich hiermee profileren. Het sterke punt van Hengevelde is de hechte samenleving en de buurtschappen: landelijk wonen.
  • Streefbeeld: Kwaliteit woningenbestand is hoog en divers, aansluitend op de markt/behoefte van inwoners, maar toch betaalbaar gebleven.

Hierbij is het van belang dat de grotere kernen in Hof van Twente een belangrijke woonfunctie houden; hier wonen de meeste mensen. Ze hebben ook de functie om woonruimte te bieden aan mensen die uit het buitengebied komen. Belangrijker in omvang dan uitbreiding zijn de plannen voor inbreiding in kernen en voor vernieuwing/verduurzaming van de bestaande woningvoorraad.

Conclusie

Onderhavig bestemmingsplan past binnen de in de strategische visie geschetste streefbeelden. Er is sprake van de invulling van een uitbreidingslocatie ten westen van Hengevelde. Door de opgenomen beeldkwaliteitscriteria, waarbij ingezet wordt op kwaliteit en het creëren van samenhang in de wijk, wordt ingezet op een kwalitatief hoogwaardige wijk met herkenbare woongebieden, een hoogwaardige openbare ruimte en een logische en leesbare (verkeers)structuur. Hiermee wordt recht gedaan aan het streefbeeld voor het creëren van een hechte samenleving en buurtschap. De voorgenomen ontwikkeling is hierdoor in lijn met het beleid, zoals opgenomen in de 'Toekomstvisie Hof van Twente'.

3.3.2 Structuurvisie Hengevelde

In maart 2009 is door de gemeente Hof van Twente de 'Structuurvisie Hengevelde' vastgesteld. De ruimtevraag voor wonen en werken is in Hengevelde van dusdanige omvang, dat deze bij lange na niet binnen de bestaande bebouwde kom kan worden opgevangen. Zonder aan de mogelijkheden binnen de dorpskom voorbij te gaan, dient daarom uitbreidingsgebied te worden aangewezen.

Bij de locatiekeuze daarvan is primair voor de landschappelijke insteek gekozen. Uitgangspunt is om het relatief waardevolle kampenlandschap te ontzien en de uitbreiding(en) in principe in het visueel-ruimtelijk minder waardevolle ontginningenlandschap te projecteren. Ontwikkelingen in het kampenlandschap zijn in deze visie slechts toelaatbaar wanneer ze beperkt van omvang zijn en geen afbreuk doen aan dit landschapstype, maar er liefst juist een versterking voor betekenen. Uiteraard wil dit laatste niet zeggen dat ontwikkelingen in de ontginningsgebieden landschappelijk niet om een goede inpassing zouden vragen.

Vanuit deze visie is gekozen voor:

  • woonuitbreiding aan de zuidwestzijde van het dorp, in de zone tussen de Diepenheimsestraat, Janninksweg en Needsestraat (staat inmiddels bekend als het plangebied De Marke lll);
  • uitbreiding van het bestaande bedrijventerrein Wegdam in noordelijke richting, ten oosten van de Goorsestraat.

Eventuele vervanging van woningen niet meegerekend, gaat de gemeente voor Hengevelde uit van de bouw van 100 à 110 woningen. Deze taakstelling richt zich op de periode 2008-2015. De gemeente verwacht dat de vergrijzing daarna ook in Hengevelde zodanig doorzet, dat vanaf 2015 nog slechts een beperkte kwantitatieve uitbreiding van de woningvoorraad nodig zal zijn. Gelet op de vraag naar seniorenwoningen en starterswoningen dienen kansen voor transformatie binnen het bestaand stedelijk gebied te worden benut naast de mogelijkheden voor uitbreiding aansluitend aan de kern. Deze keuzes zijn mede ingegeven door de ligging van de infrastructurele barrières in Hengevelde (N347 en N740). De uitbreidingslocaties vormen daarnaast ook logische voortzettingen van al in gang gezette ontwikkelingen. Bovendien sluiten de uitbreidingen aan op bestaand woongebied respectievelijk bedrijventerrein, wat versnippering van functies over het dorpsgebied en daaraan verbonden milieuproblemen voorkomt. Op de navolgende afbeelding is de visiekaart opgenomen. Het plangebied is aangeduid met een rood kader.

afbeelding "i_NL.IMRO.1735.HExDeMarkeIII-VS10_0009.jpg"

Visiekaart 'Structuurvisie Hengevelde'

Conclusie

De voorgenomen ontwikkeling is in de 'Structuurvisie Hengevelde' als zodanig benoemd. Het plan is hierdoor in lijn met het beleid, zoals opgenomen in de 'Structuurvisie Hengevelde'.

3.3.3 Woonvisie 2009-2013 "Groeien in Kwaliteit"

De woonvisie van de gemeente Hof van Twente is door de gemeenteraad vastgesteld op 21 april 2009. In de woonvisie zet de gemeente in op een goed woonklimaat voor haar inwoners. Daarbij wordt de gemeente geconfronteerd met een sterke vergrijzing; het aantal jongeren neemt af en de groep 55+ers zal de komende tijd fors groter worden. Tussen 2010 en 2015 zal de bevolkingsomvang in de gemeente tot een maximum zijn gegroeid. Daarna zal de bevolking in omvang krimpen. Het aantal huishoudens zal echter wel toenemen. Jaarlijks zullen dit er circa 55 zijn.

Om de kwaliteit van de woonomgeving te versterken zet de gemeente in op het realiseren van:

  • aantrekkelijke woningen en een woonomgeving met goede voorzieningen voor jongeren en gezinnen;
  • aangepaste woningen en een goed ingerichte woonomgeving waar senioren en ouderen lang thuis kunnen wonen met zorg die daarbij past.

Ook het doelgroepenbeleid speelt een belangrijke rol in het bedienen van de Twentse woningmarkt, evenals een goede afstemming tussen wonen, welzijn en zorg. Het gemeentelijk doelgroepenbeleid heeft onder andere betrekking op lagere inkomensgroepen, starters, senioren en zorgbehoevenden.

In de kern Hengevelde wonen relatief veel jongeren. Dit wordt deels bevestigd door de verschillende woningmarktonderzoeken. Op de gemeentelijke kavelinschrijvingslijst voor de kern Hengevelde stonden recent 150 gegadigden ingeschreven. Ook hebben in totaal 8 starters aangegeven interesse te hebben in een project Collectief Particulier Opdrachtgeverschap in Hengevelde. De verwachting is dat aantal in werkelijkheid hoger zal liggen.

Uit het concept woningbouwprogramma bij deze woonvisie blijkt dat er in de Hof van Twente, sprake is van een dreigend overschot. Dit dreigend overschot is niet van toepassing op de drie kleine kernen Diepenheim, Hengevelde en Bentelo. Dit wordt veroorzaakt door de relatief grote groep starters en spijtoptanten die in deze kernen aanwezig zijn. Deze problematiek is ook deels voor de kern Delden van toepassing.

Hiermee geven wij nog nadrukkelijker aan dat de werkelijkheid met betrekking tot de kernen Diepenheim, Hengevelde, Bentelo en in mindere mate ook voor de kern Delden kan afwijken en ook al aantoonbaar afwijkt van hetgeen in de betrokken woningmarktonderzoeken en de woonvisie staat vermeld. Lokale inzichten en lokale behoeften kunnen leiden tot een inschatting van de woningbehoefte die afwijkt van de cijfermatige berekende behoefte die naar voren komt uit de gehouden woningmarktonderzoeken.

Opgave wonen en zorg voor de periode 2008-2013

  • De gewenste toename nultredenwoningen is 115 woningen. Een deel van deze woningen zal door nieuwbouw gerealiseerd kunnen worden. Waar mogelijk is het gewenst ook in de bestaande voorraad woningen aan te passen tot nultredenwoning.
  • De gewenste toename verzorgd wonen is 35 woningen.
  • De gewenste toename intramurale zorg voor de betreffende periode is 55 eenheden, dit is een extra opgave boven op het woningbouwprogramma.

De kwaliteit van woningen en de woonomgeving moet in Hof van Twente hoog zijn. De gemeente hanteert daarvoor onder andere de volgende richtlijnen:

  • de woonomgeving is rollator- en rolstoelvriendelijk;
  • voldoende speelvoorzieningen van goede kwaliteit voor verschillende leeftijdsgroepen;
  • versterken van de gewenste ruimtelijke structuur;
  • versterken van de bestaande groenstructuur;
  • alle nieuw te bouwen seniorenwoningen (ook herstructurering en renovatie) voldoen aan het basisniveau WoonKeur (levensloopbestendig bouwen);
  • alle nieuwbouwhuurwoningen zijn nultredenwoningen of starterswoningen;
  • de gewenste minimale oppervlakte van een appartement is 75 m2;
  • een appartement heeft een buitenruimte (terras of balkon) van minimaal 12 m2 (WoonKeur pluspakket gebruikskwaliteit). Een eengezinswoning heeft een tuindiepte van minimaal 10 meter.

Met betrekking tot de woonvisie is overleg gevoerd met de provincie Overijssel en omliggende buurgemeenten.

Conclusie

Dit bestemmingsplan zet in op de realisatie van circa 115 grondgebonden woningen. Dit woningaantal is opgenomen in de 'Woonvisie 2009-2013', waardoor de programmering aansluit bij de woningbouwopgave.

3.3.4 Oplegnotitie Woonvisie 2009-2013

Deze oplegnotitie (november 2012) vormt een aanvulling op de “Woonvisie 2009-2013, Groeien in kwaliteit” die op 21 april 2009 door de gemeenteraad van Hof van Twente is vastgesteld.

De woonvisie heeft vanaf 2009 ingespeeld op de demografische ontwikkelingen en de veranderende marktvraag. Met name de op ons afkomende bevolkingsdaling in de gemeente Hof van Twente is in tegenstelling tot de eerdere woonvisie een belangrijke onderlegger geweest voor de Woonvisie 2009-2013. Deze beleidsrichting was een grote verandering die vroeg om een andere aanpak. De keuzes in de woonvisie zijn samen met andere overheden, woningcorporaties en ontwikkelaars gemaakt. Met deze belangrijke stakeholders zijn kansen en bedreigingen gedeeld onder het motto: samen sterk in het bedienen van de Twentse woningmarkt. Sinds de vaststelling van de woonvisie in 2009 is er in de woningmarkt veel veranderd. Banken stellen zich terughoudender op, woningen staan langer te koop en/of leeg en de vergrijzing en ontgroening neemt alsmaar toe. Deze ontwikkelingen vragen om een actualisering van de eerder vastgestelde woonvisie. Het doel van deze oplegnotitie is het maken van die actualisatieslag. De basis van de woonvisie blijft ongewijzigd. De oplegnotitie kan worden gezien als aanvulling, zonder dat deze de woonvisie ingrijpend verandert. Het dynamisch woningbouwprogramma is tevens onder de loep genomen. Doel er van is om deze nog beter te laten aansluiten bij de vraag en behoefte. Deze oplegnotitie leidt samen met het bijbehorende dynamisch woningbouwprogramma tot een nog toekomstbestendiger woonbeleid.

In de woningmarktanalyse van 2012 is te zien dat er tussen de kernen van de Hof van Twente verschuivingen hebben plaatsgevonden ten aanzien van de frictieleegstand. In de kernen Hengevelde, Bentelo en Markelo zullen zich op basis van het huidige aantal plannen in de periode 2010-2015 geen knelpunten voordoen.

  • Behoefte: Hengevelde heeft een relatief grote behoefte aan nieuwbouwwoningen tot 2015.
  • Frictieleegstand: De frictieleegstand is binnen de goede bandbreedte. Er is sprake van een gezonde woningmarkt.
  • Plancapaciteit: Geen nieuwe plannen toevoegen aan het huidige programma in de periode 2010-2015 om leegstand te voorkomen. Er heeft een fasering plaatsgevonden voor het plan De Marke III naar aanleiding van de vorige woningmarktanalyse. Na 2015 is het toevoegen van nieuwe plannen in Hengevelde, gezien de capaciteit van De Marke III, niet nodig.
  • Trend: In 2011 heeft er een lichte verhoging plaatsgevonden van het aantal te koop aangeboden woningen ten opzichte van 2010 naar in totaal 23 woningen. Van deze 23 woningen zijn er circa 6 nog niet gebouwd.

Conclusie

De voorgenomen ontwikkeling is in lijn met het beleid, zoals opgenomen in de Oplegnotitie Woonvisie 2009-2013.

3.3.5 Prestatieafspraken Wonen gemeente Hof van Twente 2010 tot 2015 (midterm review 2012)

Ten aanzien van woningbouw maakt de provincie in samenspraak met de gemeenten afspraken over de toe te voegen nieuwbouw en over herstructurering. Deze afspraken zijn vastgelegd in de Prestatieafspraken Wonen 2010-2015. In 2012 zijn deze Prestatieafspraken tussentijds tegen het licht gehouden vanwege de veranderende woningmarkt en de demografische ontwikkelingen (midterm review).

Woningmarktanalyse april 2011

In april 2011 heeft er een gemeentelijk woningmarktanalyse plaatsgevonden op basis van de NVM-, GBA-cijfers i.c.m. de Primos. In deze analyse zijn de recente ontwikkelingsopgaven per kern samengevat. Voor de kern Hengevelde blijkt, in tegenstelling tot de overige kernen van de gemeente Hof van Twente, dat de doorstroming op de woningmarkt te beperkt is. Reden voor deze minimale doorstroming is te vinden in het beperkte aantal woningen dat te koop/ te huur staat. Mede om deze reden en de jonge bevolkingsopbouw van Hengevelde is het wenselijk om te komen tot een snelle uitvoer van bouwplannen. Hiertoe heeft de gemeente de locatie De Marke III aangewezen.

Ontwikkeling huishoudens 2008-2025

In Hengevelde wordt een toename van het aantal huishoudens voorzien tot 2025. Dit komt met name door de relatief jonge bevolkingsopbouw. In 2010 viel 27% van de bevolking in Hengevelde in de leeftijdscategorie 0 tot 20 jaar.

De groei van het aantal huishoudens staat gelijk aan de groei in de vraag naar woningen. Dit houdt in dat voor Hengevelde een toename, op basis van het geprognosticeerde aantal huishoudens in de woonvisie (in de periode tot 2015): van circa 980 huishoudens bedraagt. Hierdoor is er een toevoeging gewenst van circa 130 woningen.

afbeelding "i_NL.IMRO.1735.HExDeMarkeIII-VS10_0010.jpg"

Overzicht inwoneraantallen Hengevelde 2002-2011
bron: CBS

Fasering

Uit de woningmarktanalyse en de huidige bevolkingsontwikkeling is er een nadrukkelijke vraag naar woningen. Het betreft hier naar verwachting een totale vraag van ongeveer 130 woningen. In het dynamisch woningbouwprogramma is uitgaan van ongeveer 200 woningen tot 2020/ 2025. Het aantal woningen wordt daarom teruggebracht. Ook wordt nadrukkelijk het aantal woningen gefaseerd gerealiseerd:

Voor de gemeente Hof van Twente betekent dit het volgende bouwprogramma voor de periode 2010 t/m 2014 (vastgesteld in overleg met de provincie Overijssel in de Prestatieafspraken):

Gemeentelijk bouwprogramma    
netto toevoeging aan de woningvoorraad   499  
waarvan binnen feitelijk bebouwd gebied 75%   375  
   
vervangende nieuwbouw   450  
totaal bruto programma 2010 t/m 2014   949  
   
aantal woningen x € 5.000,-   355  
   
bestemmingsplancapaciteit   800  

De bestemmingsplancapaciteit sluit aan bij de verwachte groei van de woningvoorraad (lokale behoefte). Uitgangspunt hierbij is 130% van de verwachte groei van de woningvoorraad. Voorwaarde voor nieuwe bestemmingsplancapaciteit is een vastgestelde woonvisie waarmee buurgemeenten en de provincie hebben ingestemd.

Onderdeel van de prestatieafspraken is dat de gemeente Hof van Twente 75% van het toe te voegen nieuwbouwprogramma op locaties binnen feitelijk bebouwd gebied realiseert.

Overigens geldt voor Hengevelde dat er ruim 150 gegadigden op de kavelinschrijflijst staan. Deze lijst is onlangs opgeschoond en biedt een actueel beeld van belangstelling. Het grootste deel van de ingeschrevenen heeft aangegeven belangstelling te hebben om zelf een woning te bouwen.

In navolging van deze geuite wens wil de gemeente nadrukkelijk inzetten op particulier opdrachtgeverschap en collectief particulier opdrachtgeverschap.

Gelet op de huidige marktontwikkelingen is het wenselijk om in de 1e fase uit te geven op korte termijn. De 2e en 3e fase van het project worden uitgevoerd in de periode 2015 - 2025.

Nauwkeurige monitoring van gemeentezijde bij de planuitwerking van de 2e en 3e fase van De Marke III moet ervoor zorgen dat er een evenwichtige woningmarkt in Hengevelde zal ontstaan. In kwalitatieve zin wordt een ontwikkeling voorzien in de doelgroepen starters: 35% en doorstromers: 35% en senioren 30%. Dit verdeelt over zowel huur- als koopwoningen.

Conclusie

Geconcludeerd kan worden dat de ontwikkelingen die dit plan mogelijk maakt voorzien in een behoefte die geldt voor de kern Hengevelde en in lijn zijn met de afspraken die op basis hiervan met de provincie zijn gemaakt. Alle voorgestelde fasen van het project De Marke III vallen binnen de prestatieafspraken met de provincie. De vervolgfasen maken onderdeel uit van het dynamisch woningbouwprogramma maar zullen zorgvuldig worden gemonitord bij de toewijzing in categorieën.

3.3.6 Welstandsnota

De Welstandsnota Hof van Twente uit 2004 is in 2007 geëvalueerd en de nieuwe welstandsnota is op 2 januari 2008 in werking getreden. De welstandsnota geeft in hoofdlijnen aan welke beleidsmatige inzet en procedures het gemeentebestuur kiest voor het voeren van welstandstoezicht. Op basis van een verkenning van de gemeente zijn gebiedsgerichte criteria voor deelgebieden van landschappen en kernen en objectgerichte criteria beschreven. Per deelgebied is aangeduid hoe en waarop het gemeentebestuur bouwplannen gaat toetsen.

Conclusie

Voor onderhavige ontwikkeling geldt dat de welstandsnota niet toereikend is voor de beoogde nieuwbouw. Om die reden is voor deze ontwikkeling een beeldkwaliteitplan opgesteld welke na vaststelling als toetsingskader voor het bouwplan geldt.

Ten aanzien van de uitbreiding van het bedrijf MHZ kan worden gesteld dat toetsing plaats zal vinden aan de welstandsnota, met dien verstande dat, aanvullend, de uitbreiding van de woning kan worden voorzien van een plat dak.

3.3.7 Milieubeleidsplan

De gemeenteraad heeft in de vergadering van 26 april 2011 het gemeentelijk milieubeleidsplan 2011-2014 vastgesteld. Het milieubeleidsplan bevat het uit te voeren milieubeleid op hoofdlijnen. De hoofdfunctie van de beleidsnota is dat het de kaders, de hoofdlijnen en de richting aangeeft van het te voeren milieubeleid. De nota is bedoeld als afstemmingskader tussen het eigen milieubeleid en dat van andere overheden en is de basis voor het jaarlijks te maken milieuprogramma. Deze algemene milieuvisie wordt in het plan uitgewerkt in een aantal beleidsthema's. Voor het voorliggende bestemmingsplan zijn de thema's natuur, water, lucht, geur, mobiliteit, geluid en stilte, duurzaam bouwen en wonen en ruimtelijke ordening relevant. De visie voor deze thema's voor de periode 2011-2020 is hieronder opgenomen.

  • Natuur: Groen zorgt voor een gezond, leefbaar, rendabel, schoon en mooi leefklimaat in de stad en op het platteland en heeft bestaansrecht vanuit zichzelf.
  • Water: Een adequaat waterbeleid is van levensbelang met het oog op diverse klimaatscenario's en de taken op het gebied van vuilwater, hemelwater en grondwater. Zichtbaar water en beleving van water dragen bij aan een positieve beleving van de kwaliteit van de fysieke leefomgeving.
  • Lucht, geur en mobiliteit: Bestaande en nieuwe economische activiteiten leiden niet tot verslechtering van de bestaande kwaliteit van de lucht.
  • Geluid en stilte: Geluid hoort bij het leven waarbij de acceptatie van geluid, de hinderbeleving subjectief is. Geluid is gebiedseigen, het natuurlijke achtergrondniveau wordt niet onnodig verstoord.
  • Duurzaam bouwen en wonen: Duurzaam bouwen is onontkoombaar om bij te dragen aan het beperken van het gebruik van op termijn eindige en niet hernieuwbare grondstoffen.
  • Externe veiligheid: Het gemeentelijke externe veiligheidsbeleid is een blijvend onderdeel van het integrale gemeentelijke veiligheidsbeleid.

Ruimtelijke ordening: Ruimtelijke ordening draagt bij aan behoud en ontwikkeling van een duurzaam milieu.

Conclusie

In het hoofdstuk 4 wordt ten aanzien van de milieuaspecten nader ingegaan op de haalbaarheid van voorliggend plan.

3.3.8 Geluidbeleid

De gemeenteraad heeft op 2 juli 2013 de Nota gemeentelijk geluidbeleid 2013-2020 vastgesteld. In de nota is het gemeentelijk geluidbeleid met betrekking tot (spoor-)wegverkeerslawaai, industrielawaai en bouwlawaai vastgelegd. Uitgangspunt is dat gezondheidseffecten door geluidsoverlast zoveel mogelijk worden voorkomen dan wel worden beperkt door het stellen van geluidnormen. Daarnaast worden bedrijfsmatige activiteiten niet onnodig beperkt. In de nota worden verschillende gebiedstypen gehanteerd. De nota bevat uitspraken met betrekking tot het gewenste ambitieniveau (voorkeurswaarde) en het maximale toelaatbare geluidniveau ten gevolge van industrielawaai en wegverkeerslawaai voor nieuwe situaties in die gebieden.

Conclusie

In het paragraaf 4.6 wordt ten aanzien van het aspect geluid nader ingegaan op de haalbaarheid van voorliggend plan.

3.3.9 Bodembeleid

De gemeente heeft in het Bodembeleidsplan haar beleid ten aanzien van bodemverontreiniging uiteengezet. De ambitie van de gemeente is om bodemverontreinigingen te voorkomen en de bodem geschikt te houden voor toekomstige ontwikkelingen. Ten tweede heeft de gemeente de ambitie om bodemaspecten tijdig mee te nemen in planvorming. De gemeente geeft prioriteit aan het opheffen van bodemverontreinigingen die actuele risico's opleveren voor mensen of milieu. De gemeente besteedt in het bijzonder aandacht aan de mogelijke aanwezigheid van asbest in de bodem. Hiervoor wordt verwezen naar het asbestbeleid en de asbestsignaleringskaart.

Conclusie

In het paragraaf 4.2 wordt ten aanzien van het aspect bodem nader ingegaan op de haalbaarheid van voorliggend plan.

3.3.10 Archeologiebeleid

Op 1 januari 2010 is het gemeentelijke archeologiebeleid in werking getreden. Op de bijbehorende archeologische verwachtings- en beleidsadvieskaart is aangegeven welke gebieden een lage, een middelhoge en een hoge archeologische verwachtingswaarde hebben. Verder zijn ook de terreinen met bekende archeologische waarden in beeld gebracht (de archeologische monumenten). Afhankelijk van de verwachtingswaarde dient bij bouwplannen en ingrepen in de grond met een bepaalde omvang en diepte archeologisch vooronderzoek plaats te vinden.

  • Historische kern: bij verstoringen dieper dan 40 cm en een oppervlakte van 50 m2 of meer;
  • Hoge verwachting: bij verstoringen dieper dan 40 cm en een oppervlakte van 2.500 m2 of meer;
  • Middelhoge verwachting: bij verstoringen dieper dan 40 cm en een oppervlakte van 5.000 m2 of meer;
  • Lage verwachting: bij verstoringen dieper dan 40 cm en een oppervlakte van 10 ha of meer.

Conclusie

Dit beleid dient vertaald te worden in de planregels van de bestemmingsplannen die in procedure worden gebracht. Voor een nadere onderbouwing van de haalbaarheid van dit plan op het gebied van archeologie wordt verwezen naar paragraaf 4.3.

3.3.11 Waterbeleid

Verbreed Gemeentelijk RioleringsPlan 2013-2016 (vGRP)

In de Waterwet en de Wet milieubeheer zijn de gemeentelijke watertaken geregeld. Deze taken hebben betrekking op de gemeentelijke zorgplicht voor:

  • inzameling en transport van stedelijk afvalwater;
  • het inzamelen en verwerken van afvloeiend hemelwater;
  • grondwater(maatregelen).

De doelmatige uitvoering van deze zorgplichten is in het vGRP vastgelegd en gaat uit van de volgende principes:

De trits “vasthouden - bergen - afvoeren” houdt in dat in eerste instantie getracht wordt het (gebiedseigen) water in de bodem te infiltreren. Indien dit niet mogelijk is dient het afstromend regenwater lokaal te worden geborgen in vijvers en watergangen. Pas in de laatste instantie kan overwogen worden het water (zo traag mogelijk) af te voeren naar de omgeving.

De trits “schoonhouden - scheiden - schoonmaken” omvat ten eerste het niet toelaten dat de kwaliteit van water verslechtert (schoon houden), vervolgens het gescheiden houden van schone en vuile waterstromen en als laatste het zuiveren (schoonmaken) van verontreinigd water. Door water schoon te houden en vuile waterstromen zoveel mogelijk gescheiden te houden kan de omvang van te zuiveren water worden beperkt en tevens het zuiveringsrendement worden verhoogd.

In het vGRP zijn de gemeentelijke zorgplichten nader gedefinieerd. Maatregelen in particulier gebied behoren tot de zorgplichten van de eigenaar.

Het vGRP geeft inzicht in de omvang, het functioneren en de kwaliteitstoestand van de voorzieningen waarmee de gemeente invulling geeft aan de wettelijke zorgplichten voor het afval-, hemel- en grondwater. Het vGRP beschrijft de beleidskaders en de activiteiten voor de inzameling, transport en verwerking van stedelijk afval, hemel- en grondwater in de gemeente Hof van Twente voor de periode 2013-2016 en geeft de visie op de gemeentelijke watertaken voor de lange termijn (2030). In het vGRP zijn de gemeentelijke ambities vastgelegd ten aanzien van de invulling van zorgplichten op het gebied van stedelijk afvalwater, overtollig hemelwater en grondwateroverlast.

Ambitie stedelijk afvalwater

Wat betreft de inzameling van stedelijk afvalwater wordt bij renovatie of vervanging van drukriolering de aanleg van IBA's2 overwogen. Tevens wil de gemeente meer energie steken in het opsporen, handhaven en voorkomen van foutieve aansluitingen (vuilwater wat in het hemelwater riool loopt en zo rechtstreeks de sloot in kan stromen). Om invulling te geven aan het op peil houden van het transport van stedelijk afvalwater worden enkele inspanningen gedaan zoals een meer gedifferentieerde reiniging van de riolering, het waarborgen van de bedrijfszekerheid van rioolgemalen en een adequate en efficiënte vervanging van riolen.

Ambitie afvloeiend hemelwater

In lijn met het huidige beleidskader streeft de gemeente er naar vermenging van schoon hemelwater met afvalwater zoveel mogelijk terug te dringen (ontvlechten), waarbij de trits “vasthouden - bergen - afvoeren” de voorkeursvolgorde is (basisniveau). Ontvlechting vindt in principe plaats als dat doelmatig en kosteneffectief is. Bij nieuwbouw is de aanleg van een gemeentelijk hemelwaterstelsel (riool of watergang) gebruikelijk, waar de particulier het hemelwater naartoe kan afvoeren. De infrastructuur wordt in principe zodanig ingericht dat de particulier in staat wordt gesteld het hemelwater (voor een deel) op eigen terrein te verwerken (lozen op aangrenzende sloot en/of infiltratie in de bodem). Is afwerking op eigen terrein niet mogelijk dan kan de particulier het hemelwater bovengronds afvoeren naar het gemeentelijk hemelwaterstelsel.

Wat betreft de verwerking van overtollig hemelwater in riolen geldt dat het bewust inrichten van de bovengrond als waterberging c.q. waterafvoer de voorkeur heeft om eventuele inspanningen betaalbaar te houden.

Ambitie grondwater

Bij de grondwaterzorgplicht hebben perceeleigenaren nadrukkelijk een eigen verantwoordelijkheid bij het voorkomen van grondwaterproblemen. Als de grondwaterstand echter te zeer wordt bepaald door factoren buiten het perceel van de grondeigenaar dan zal de gemeente, in samenspraak met waterbeheerder en provincie, maatregelen treffen om structurele grondwaterproblemen te voorkomen of te beperken.

Ten aanzien van de verwerking van grondwater bij nieuwbouw kan worden gesteld dat dit voldoende wordt ondervangen in het “watertoets proces”. Hierbij worden vooraf de waterhuishoudkundige belangen expliciet en op evenwichtige wijze meegewogen bij de ontwikkeling van nieuwbouwlocaties.

Voor een verdere beoordeling van het aspect water wordt verwezen naar paragraaf 4.10.

3.3.12 Groenstructuurplan

Een Groenstructuurplan geeft een lange termijn visie voor inrichting en beheer van het groen in de openbare ruimte. Groene elementen in de openbare ruimte hebben veelal een onderlinge samenhang en vormen zo een groenstructuur. Deze structuur hangt nauw samen met de stedenbouwkundige en ruimtelijke opbouw van een stad of dorp. Vaak is de aanwezigheid van groen gekoppeld aan rode functies (gebouwen) doordat het deze aankleedt of accent geeft. De relatie tussen groen en rood is dan ook een belangrijk aspect binnen een Groenstructuurplan.

Het doel van het groenstructuurplan is het scheppen van het groene netwerk in de zes grote kernen van de gemeente. Binnen de groenstructuur speelt de bomenstructuur een overheersende rol. Bomen zijn door hun ruimtelijke werking de meest beeldbepalende groenelementen en daarom sterk sfeerbepalend. Daarnaast zijn elementen als vakbeplantingen, gazons en waterelementen van betekenis binnen de groenstructuur. Een belangrijke opgave van het Groenstructuurplan is alle groene en blauwe onderdelen te integreren tot een samenhangend geheel.

3.3.13 Monumentale bomenlijst

Het college van B&W heeft een lijst met monumentale bomen in Hof van Twente vastgesteld. De status van een monumentale boom is sterk en is vastgelegd in de Bomenverordening. Voor een monumentale boom wordt in beginsel geen kapvergunning afgegeven. De bomenlijst is dynamisch. Nieuwe bomen en boomgroepen kunnen aan de lijst toegevoegd worden en ook kunnen houtopstanden eraf worden gehaald. De lijst bestaat nu uit ongeveer 320 monumentale houtopstanden. Ten behoeve van deskundige advisering omtrent de monumentale bomen heeft het college een Bomencommissie aangesteld.

Conclusie

In de toelichting op de Bomenverordening wordt een bepaalde wijze van bestemmen van de monumentale bomen voorgeschreven. In het plangebied van het voorliggende bestemmingsplan komen geen bomen voor die opgenomen zijn op de monumentale bomenlijst.

3.3.14 Gemeentelijk MobiliteitsPlan (GMP)

De gemeente Hof van Twente beschikt over een gemeentelijk mobiliteitsplan (versie 4 december 2007), waarin als hoofddoelstelling voor het verkeersbeleid is opgenomen: het optimaliseren van de leefbaarheid, verkeersveiligheid en bereikbaarheid in Hof van Twente. Een onderdeel van het verkeersbeleid is het parkeerbeleid. Primair doel bij het parkeerbeleid is het ordenen van het parkeren met oog voor de kwaliteit van de openbare ruimte. Een tweede doel is het in stand houden of realiseren van voldoende parkeergelegenheid. Een belangrijk onderdeel van het parkeerbeleid is de parkeertoets bij bouwplannen en nieuwe ontwikkelingen. Voor plannen die, tegen de eis in, niet op eigen terrein in de parkeerbehoefte kunnen voorzien, wordt voorgesteld een collectief parkeerfonds in te stellen. Dit fonds wordt aangewend om parkeervoorzieningen te realiseren en bewerkstelligt rechtsgelijkheid bij de behandeling van bouwplannen. De berekening van de benodigde parkeercapaciteit moet worden voorzien van een toelichting waarin beargumenteerd wordt welke parkeernorm van toepassing is op het bouwplan. Uitgangspunten bij het parkeren in een wijk zijn de volgende:

  • Bewoners moeten nabij hun woning kunnen parkeren;
  • Parkeerregulering moet uitsluitend overwogen worden indien er sprake is van een structurele hoge parkeerdruk en mits een meerderheid van 60% van de direct belanghebbenden voorstander is.

Conclusie

Bij de toetsing van het stedenbouwkundig plan is rekening gehouden met het gestelde in het Gemeentelijk MobiliteitsPlan. In paragraaf 4.10 is een onderbouwing van het aspect 'verkeer en parkeren' opgenomen.

3.3.15 Gemeentelijke notitie externe veiligheid

De gemeente Hof van Twente heeft een notitie aangaande de externe veiligheid opgesteld. De algemene uitgangspunten uit deze notitie zijn:

  • De gemeente legt de focus op veiligheid, rust en behoud en stimulatie van economische activiteiten in een natuurlijk gebied en is terughoudend ten aanzien van zwaardere en risicovolle bedrijvigheid;
  • Voor de toepassing van dit EV-beleid onderscheidt de gemeente drie gebiedstypen: woongebieden, bedrijventerreinen en landelijk gebied;
  • In woongebieden wil de gemeente dat het bijzonder veilig is. In woongebieden worden dan ook geen nieuwe risicobronnen toegelaten, met uitzondering van (ontheffings-) routes voor gevaarlijke stoffen;
  • Op bedrijventerreinen en in het landelijk gebied accepteert de gemeente een enigszins minder streng veiligheidsregime en is de komst van inrichtingen met een geringe risicobelasting op de omgeving onder voorwaarden mogelijk;
  • Waar zich EV-knelpunten voor (kunnen) doen, besteedt de gemeente veel aandacht aan bronmaatregelen om het risico te verkleinen door voor inrichtingen via de omgevingsvergunning voor de activiteit milieu, adequate voorschriften op te nemen. Pas daarna komen effectmaatregelen aan de orde;
  • Bij het beoordelen van risicosituaties worden, aanvullend op de beoordeling van het plaatsgebonden risico en het groepsrisico, ook mogelijke effecten en beheersbaarheid van een calamiteit betrokken.

Het plangebied is gelegen in het buitengebied. Voor dit gebied geldt dat binnen een bestaande PR 10-6 contour nieuwe beperkt kwetsbare objecten eventueel gemotiveerd toegestaan zijn. In nieuwe situaties dienen de PR 10-6 contouren binnen de inrichtingsgrenzen van risicovolle inrichtingen te blijven; daarbij zijn uitzonderingen onder voorwaarden mogelijk. Een toename van het groepsrisico wordt onder voorwaarden geaccepteerd. Het invloedsgebied van een risicobron dat geldt voor het bepalen van het groepsrisico mag niet over woongebieden vallen. De oriënterende waarde voor het groepsrisico wordt in nieuwe situaties als grenswaarde beschouwd.

Conclusie

In paragraaf 4.7 is een nadere onderbouwing van het aspect 'externe veiligheid' opgenomen.

3.3.16 Conclusie

Conform de Toekomstvisie 'Hof van Twente Zicht op 2030' past de voorgenomen ontwikkeling bij de streefbeelden hechte samenleving en buurtschap. Er is sprake van de invulling van een uitbreidingslocatie in Hengevelde. Door de opgenomen beeldkwaliteitscriteria, waarbij ingezet wordt op kwaliteit en het creëren van samenhang in de wijk, ontstaat een kwalitatief hoogwaardige wijk. De wijk heeft herkenbare woongebieden, een hoogwaardige openbare ruimte en een logische en leesbare (verkeers)structuur. De voorgenomen woningbouwontwikkeling is in de 'Structuurvisie Hengevelde', de 'Woonvisie' en de 'Oplegnotitie Woonvisie' als zodanig benoemd. Het plan is hierdoor in lijn met het gemeentelijk woningbouwbeleid. Passend binnen de uitgangspunten van het milieubeleidsplan en het groenstructuurplan wordt er gezorgd voor een goede inpassing in de omgeving, waarbij een samenhangend ontwerp is gemaakt voor bebouwing en omgeving. Verder kan geconcludeerd worden dat het voorgenomen plan past binnen het (overige) gemeentelijk (ruimtelijk) beleid.

Hoofdstuk 4 Uitvoerbaarheidsaspecten /onderzoek

4.1 Algemeen

Tijdens het planproces zijn ter bepaling van randvoorwaarden en ter onderbouwing van dit bestemmingsplan, diverse onderzoeken uitgevoerd. In deze onderzoeken is nagegaan met welke omgevingsfactoren bij de planvorming rekening gehouden moet worden, welke veranderingen er optreden waarvoor het plan een oplossing moet bieden en waar beperkingen of juist kansen voor het plan liggen. De onderwerpen die aan bod komen zijn: bodemkwaliteit, archeologie, bedrijven en milieuzonering, geluid, externe veiligheid, luchtkwaliteit, ecologie, water en verkeer en parkeren. In de volgende paragrafen wordt per onderwerp kort voor het bestemmingsplan relevante informatie weergegeven. Voor de uitgebreide onderzoeksgegevens en de toegepaste methoden wordt verwezen naar de betreffende onderzoeken. Deze zijn opgenomen in de bijlage van dit bestemmingsplan.

4.2 Bodemkwaliteit

4.2.1 Algemeen

Voor de vaststelling van een bestemmingsplan dient in verband met de uitvoerbaarheid een reëel beeld aanwezig te zijn van de bodem- en grondwaterkwaliteit. Ingevolge artikel 9 van het Besluit ruimtelijke ordening dient met name onderzoek te worden verricht naar de kwaliteit van de bodem en het grondwater waaraan een nieuwe bestemming wordt gegeven. Uitgangspunt is dat de bodem- en grondwaterkwaliteit geschikt moet zijn voor de beoogde functies.

4.2.2 Onderzoeken

In het plangebied zijn ter plaatse van de beoogde ontwikkelingslocaties in de periode 2001 en 2005 drie bodemonderzoeken uitgevoerd2 3 4. De resultaten van deze onderzoeken zijn in de navolgende alinea's samengevat. De onderzoeken zijn als bijlage aan voorliggend bestemmingsplan bijgevoegd.

Drie percelen aan de Diepenheimsestraat

Dit onderzoek is uitgevoerd voor de drie kadastrale percelen met de nummers 6430, 880 en 1039. Aan het oppervlak van de locatie en aan de uitkomende grond zijn geen waarnemingen gedaan die duiden op de mogelijke aanwezigheid van asbestverdachte materialen of overige verontreinigende stoffen in de bodem. De bodem op het onderzoeksterrein bestaat tot circa 3,0 m -mv grotendeels uit (zeer fijn) zand. De verhoogde concentratie aan cadmium, chroom, koper en nikkel in het grondwater heeft waarschijnlijk een natuurlijke oorsprong. Daar de concentratie van de genoemde stoffen in het grondwater de desbetreffende streefwaarde overschrijdt dient formeel de onderzoekshypothese “onverdachte” locatie te worden verworpen. Er zijn geen stoffen in gehalten boven de T-waarde aangetoond. Uitkomst van het onderzoek is dat op basis van de Wet bodembescherming geen aanleiding bestaat voor het uitvoeren van een nader onderzoek.

Needsestraat 6a

Aan het oppervlak van de locatie en aan de uitkomende grond zijn geen waarnemingen gedaan die duiden op de mogelijke aanwezigheid van verontreinigende stoffen in de bodem. Er zijn geen asbestverdachte materialen aangetroffen op het maaiveld of in de asbestboringen. De bodem op het onderzoeksterrein bestaat tot de maximaal verkende boordiepte van 3,0 m -mv grotendeels uit (zeer tot matig fijn) zand. Op basis van de resultaten van het vooronderzoek is het agrarische deel van het deelgebied als “grootschalig onverdacht” gekwalificeerd ten aanzien van grond- en grondwaterverontreiniging. Daar het gehalte EOX en koper in de grond en de concentratie xylenen, arseen en verschillende zware metalen in het grondwater de betreffende streefwaarde overschrijden dient formeel deze onderzoekshypothese te worden verworpen.

Het erf en locatie van de bebouwing is op basis van de resultaten van het vooronderzoek als “onverdacht” gekwalificeerd ten aanzien van grond- en grondwaterverontreiniging. Daar de concentratie chroom in het grondwater de betreffende streefwaarde overschrijdt dient formeel deze onderzoekshypothese te worden verworpen. Er zijn geen stoffen in gehalten boven de T-waarde aangetoond. Dit houdt in dat op basis van de Wet bodembescherming geen aanleiding bestaat voor het laten uitvoeren van een nader onderzoek. In geen van de boringen is een gehalte asbest boven de interventiewaarde (100 mg/kg d.s.) aangetoond. Dit houdt in dat geen aanleiding bestaat tot het treffen van sanerende maatregelen.

De bodem op de locatie is niet geheel vrij van bodemverontreiniging. De aard en mate van de aangetroffen verontreiniging in aanmerking genomen bestaan er vanuit milieuhygiënisch oogpunt geen beperkingen tot de voorgenomen ontwikkeling.

Diepenheimsestraat 61

Dit bodemonderzoek is uitgevoerd naar het vaststellen van de actuele bodemkwaliteit ter plaatse van de verdachte deellocaties op dit perceel. De betreffende gronden behoren niet tot het plangebied, maar het onderzoek is vanwege de ligging van dit perceel nabij het plangebied wel relevant om in dit bestemmingsplan te benoemen. Uitkomst van het onderzoek is dat er in de vaste bodem en het grondwater licht verhoogde gehalten aan zware metalen EOX en/of trichlooretheen zijn aangetoond. De aangetoonde gehalten vormen geen aanleiding tot nader onderzoek.

4.2.3 Conclusie

De onderzoeken die zijn uitgevoerd in het plangebied zijn ouder dan vijf jaar. De gemeente heeft aangegeven dat het gebruik van de gronden sinds 2001 en 2005 niet is gewijzigd en dat er geen redenen zijn om aan de representativiteit van de onderzoeken te twijfelen. In dit kader zijn de genoemde conclusies uit de bodemonderzoeken niet gewijzigd. Het aspect bodem vormt hierdoor geen belemmering voor de uitvoerbaarheid van het plan. Voordat de gronden worden uitgegeven en er vergunningen worden verleend vindt er nog een actualisatie plaats van de bodemonderzoeken en zullen de gronden nader worden onderzocht.

4.3 Archeologie en cultuurhistorie

4.3.1 Archeologie

Algemeen

Met de ondertekening van het verdrag van Malta (1992) en de parlementaire goedkeuring daarvan (1998) heeft de Nederlandse overheid zich verplicht erop toe te zien dat bij ruimtelijke plannen rekening gehouden wordt met het bekende en het nog niet bekende archeologische “bodemarchief”. De Wet op de archeologische monumentenzorg is sinds 1 september 2007 van kracht en legt de verplichting op om de archeologische waarden van de grond te betrekken in de ruimtelijke planvorming. Uitgangspunt van de wet is het archeologische erfgoed zoveel mogelijk ter plekke (in-situ) te bewaren.

Onderzoek

De gemeente Hof van Twente beschikt over een Archeologische verwachtings- en beleidsadvieskaart, waarop zowel de bekende waarden als de trefkans op nog onontdekte waarden zijn aangegeven. Uit de kaart blijkt dat het plangebied deels een hoge archeologische verwachtingswaarde heeft. Dit betekent dat bij ingrepen dieper dan 40 cm en met een oppervlakte groter of gelijk aan 2.500 m2 archeologisch onderzoek noodzakelijk is. Op de navolgende afbeelding is een fragment van de Archeologische verwachtings- en beleidsadvieskaart opgenomen. De ligging van het plangebied is aangeduid met een rood kader.

afbeelding "i_NL.IMRO.1735.HExDeMarkeIII-VS10_0011.jpg"

Uitsnede ter hoogte van het plangebied van de gemeentelijke archeologische verwachtingskaart
(lage en hoge archeologische verwachtingswaarde)

Ten behoeve van de ontwikkeling van het plangebied is door ARC bv in december 2012 een archeologisch onderzoek uitgevoerd5. Dit onderzoek is opgenomen in de bijlage van dit bestemmingsplan. De belangrijkste onderzoeksresultaten staan hieronder verwoord.

Uit het verkennend booronderzoek blijkt dat het plangebied binnen een dekzandvlakte met overwegend gooreerdgronden ligt. In enkele geïsoleerde boringen zijn restanten van podzolbodems aangetroffen. Op basis van de aanwezigheid van gooreerdgronden en slechts enkele geïsoleerde podzolbodems kan de verwachting voor de gehele onderzoekslocatie worden bijgesteld naar laag. Geadviseerd wordt de onderzoekslocatie vrij te geven.

Het is aan de bevoegde overheid, de gemeente Hof van Twente, om te bepalen of en in welke vorm vervolgonderzoek noodzakelijk is. De archeologische meldingsplicht blijft hoe dan ook van kracht. Wanneer tijdens de graafwerkzaamheden archeologische sporen of resten worden aangetroffen, dan dient dit, conform art. 53 van de Wet op de archeologische monumentenzorg, direct te worden gemeld bij de bevoegde overheid.

Het archeologisch rapport is beoordeeld door de regioarcheoloog. Zijn bevindingen zijn opgenomen in de bijlage. De regioarcheoloog adviseert de gemeente om geen vervolgonderzoek te laten uitvoeren en het plangebied voor wat betreft het omgevingsaspect 'archeologische waarden' vrij te geven.

Overigens heeft het archeologisch onderzoek geen betrekking gehad op de percelen van MHZ en De Witte. Uit navraag bij het archeologisch onderzoeksbureau blijkt echter dat gezien de dichtheid van de boringen en de ligging van deze locaties ten opzichte van de uitgevoerde boringen, de conclusie gerechtvaardigd is dat de situatie op de locatie De Witte en uitbreiding van het bedrijf MHZ niet zal verschillen van de situatie in het onderzochte deel. De landschappelijke situatie is vergelijkbaar: ligging binnen een dekzandvlakte met overwegend gooreerdgronden en op enkele locaties veldpodzolbodems, waardoor ook voor deze locaties een lage archeologische verwachting geldt. Daarom kan de conclusie uit het onderzoek om de locatie vrij te geven ook voor deze twee nieuwe delen worden overgenomen.

Conclusie

Het aspect archeologie vormt geen belemmering voor de uitvoerbaarheid van het plan.

4.3.2 Cultuurhistorie

Algemeen

Door de wijziging van artikel 3.1.6, tweede lid, onderdeel a Besluit ruimtelijke ordening (Bro) moeten naast de in de grond aanwezige of te verwachten monumenten ook cultuurhistorische waarden worden meegewogen bij het vaststellen van bestemmingsplannen. Om die reden is een korte analyse verricht van de cultuurhistorische waarden in het plangebied.

Onderzoek

Het plangebied betreft een (voormalig) boerenerf en agrarische gronden. De bestaande bebouwing is niet aangemerkt als (agrarisch) erfgoed. Op de navolgende afbeelding is een fragment van de cultuurhistorische atlas Overijssel opgenomen. Het plangebied is aangeduid met een rood kader.

afbeelding "i_NL.IMRO.1735.HExDeMarkeIII-VS10_0012.jpg"

Uitsnede cultuurhistorische atlas Overijssel
Bron: Provincie Overijssel (plangebied globaal aangegeven met rood kader)

Voorgaande kaart onderschrijft het feit dat in het plangebied (en directe omgeving) geen cultuurhistorisch waardevolle bebouwing aanwezig is. In het plangebied zijn ook geen historisch landschappelijke waarden aanwezig. Hierdoor is geen sprake van aantasting van cultuurhistorische waarden in het plangebied.

Conclusie

Het aspect cultuurhistorie vormt geen belemmering voor de uitvoering van dit plan.

4.4 Bedrijven en milieuzonering

4.4.1 Algemeen

In het kader van een goede ruimtelijke ordening moet rekening worden gehouden met voorzienbare hinder door milieubelastende activiteiten. Het is gebruikelijk om voor ruimtelijke ontwikkelingen in de omgeving van bedrijvigheid aansluiting te zoeken bij de afstanden uit de publicatie Bedrijven en milieuzonering (VNG-uitgeverij, 2009). Andersom kan deze publicatie worden gebruikt voor het op verantwoorde wijze inpassen van bedrijvigheid in de fysieke omgeving. De VNG-publicatie geeft op systematische wijze informatie over de milieukenmerken van vrijwel alle voorkomende bedrijfstypen. Het biedt daarmee een hulpmiddel om ruimtelijke ordening en milieu op gemeentelijk niveau op elkaar af te stemmen.

Indien met een plan nieuwe, gevoelige functies mogelijk worden gemaakt, moet worden aangetoond dat deze niet worden gerealiseerd binnen de hinderzone van omliggende bedrijven. Deze bedrijven mogen immers niet in hun ontwikkelingsmogelijkheden worden belemmerd door de realisatie van een nieuwe gevoelige functie. Anderzijds mogen nieuwe (milieugevoelige) functies geen hinder ondervinden van bedrijven en andere functies.

4.4.2 Onderzoek

Ten behoeve van de ontwikkeling van het plangebied zijn de rondom het plangebied aanwezige milieubelastende functies geïnventariseerd.

Bij realisatie van de woningen in het plangebied moet voorkomen worden dat de milieugevoelige functies hinder ondervinden van milieubelastende functies in de omgeving, die hoger is dan toegestane normen. Ook moet voorkomen worden dat milieubelastende functies worden belemmerd in hun bedrijfsvoering door de realisatie van de woningen.

Uit het geldende bestemmingsplan en de inventarisatie van de gemeente Hof van Twente blijkt dat in en nabij het plangebied de volgende bedrijven gevestigd zijn:

  • Janninksweg 1: MHZ (metaalbedrijf Zwienenberg);
  • Needsestraat 1: Veehouderij (vleeskalveren) en verhuurbedrijf van tenten, koel- en vries gelegenheden, douche-units en toiletten;
  • Diepenheimsestraat 46: Melkveehouderij;
  • Diepenheimsestraat 61a: Melkveehouderij;
  • Janninksweg 3: Taxi-, touringcarbedrijf en Verkeersschool Ter Doest;
  • Walstraat 1: Houtzagerij;
  • Walstraat 3: Melkveehhouderij.

In het kader van de planontwikkeling is gekeken naar de belemmering afkomstig van de omliggende bedrijven richting en in het plangebied.

Bedrijven rondom en in het plangebied

Indien door middel van een project nieuwe, gevoelige functies mogelijk worden gemaakt, moet worden aangetoond dat een goed leefmilieu mogelijk kan worden gemaakt. Hierbij moet rekening worden gehouden met omliggende functies met een milieuzone. Omliggende bedrijven mogen niet in hun ontwikkelingsmogelijkheden worden aangetast door de realisatie van een nieuwe gevoelige functie. Het onderhavige bestemmingsplan voorziet in de realisatie van een gevoelige functie, namelijk wonen.

Wat betreft de aanbevolen richtafstanden tussen functies met een milieuzone en gevoelige functies is de VNG publicatie 'Bedrijven en Milieuzonering'6 als leidraad voor milieuzonering gebruikt. In de VNG-publicatie zijn richtafstanden voor diverse omgevings- en gebiedstypen opgenomen. Het gaat om de volgende omgevings- en gebiedstypen: 'rustige woonwijk', 'rustig buitengebied' en 'gemengd gebied'.

In een rustige woonwijk en een rustig buitengebied komen vrijwel geen andere functies dan de woonfunctie voor. Gemengde gebieden betreffen gebieden die langs hoofdinfrastructuur liggen en/of gebieden met matige tot sterke functiemenging. In een dergelijk gebied komen direct naast woningen andere functies voor, zoals winkels, maatschappelijke voorzieningenhoreca en kleine bedrijven. Ook lintbebouwing in het buitengebied met overwegend agrarische en andere bedrijvigheid kan als gemengd gebied worden beschouwd.

Bij het bepalen van de aanbevolen richtafstanden zijn in de VNG-brochure de volgende uitgangpunten gehanteerd:

  • het betreft 'gemiddeld' moderne bedrijfsactiviteiten met gebruikelijke productieprocessen en voorzieningen;
  • de richtafstanden hebben betrekking op de omgevingstypen 'rustige woonwijk' en 'rustig buitengebied'. Bij het omgevingstype 'gemengd gebied' kan worden uitgegaan van kortere afstanden (verlaging met één afstandsstap);
  • de richtafstanden bieden in beginsel ruimte voor normale groei van de bedrijfsactiviteiten;
  • bij activiteiten met ruimtelijk duidelijk te onderscheiden deelactiviteiten (zoals productie, opslag, kantoren, parkeerterreinen) kunnen deze deelactiviteiten desgewenst als afzonderlijk te zoneren activiteiten worden beschouwd, bijvoorbeeld bij ligging van de activiteit binnen zones met een verschillende milieucategorie.

De richtafstanden lopen op naar mate sprake is van een bedrijf in een hogere milieucategorie. Zoals bij de uitgangspunten voor de richtafstanden is gesteld, kan bij het type gemengd gebied de richtafstand zonder dat dit ten koste gaat van het woon- en leefklimaat met één afstandsstap worden verlaagd (dus van bijvoorbeeld 50 naar 30 meter voor milieucategorie 3.1). Verdere reducties zijn volgens de toelichting in de VNG-brochure niet te verantwoorden, omdat in algemene zin niet aannemelijk kan worden gemaakt dat het woon- en leefklimaat niet wordt aangetast en het functioneren van bedrijven niet in gevaar wordt gebracht. De richtafstand wordt gemeten vanaf de grens van het bedrijfsperceel tot de gevel van het gevoelige object.

Bij eventuele afwijking van de (indicatieve) richtafstanden uit de VNG dient gemotiveerd te worden dat de planontwikkeling ruimtelijk aanvaardbaar is en er sprake is van een goed woon- en leefklimaat.

Janninksweg 1 (MHZ)

Op het perceel Janninksweg 1 is een machinefabriek gevestigd. De VNG richtlijnen voor Bedrijven en milieuzonering (2009) maken onderscheid tussen Machine- en apparatenfabrieken incl. reparatie met een productie oppervlak groter of kleiner dan 2.000 m2. De productiehal heeft een oppervlak van circa 2.050 m2. Op basis van VNG-lijst is dit een bedrijf uit de milieucategorie 4.1 (SBI-2008:27, 28, 33 nummer: 2).

Hiervoor geeft de VNG de volgende hindercontouren:

  Hindercontouren  
  t.o.v. rustige woonwijken   t.o.v. gemengd gebied  
Geur   50 m.   30 m.  
Stof   30 m.   50 m.  
Geluid   200 m.   100 m.  
Gevaar   30 m.   10 m.  

De milieuvergunning voor dit bedrijf geldt niet meer. Het bedrijf is onder het Activiteitenbesluit komen te vallen. Om die reden is gekeken naar de specifieke hinder als gevolg van de bedrijfsactiviteiten door middel van een akoestisch onderzoek industrielawaai (het aspect 'geluid' is hier de maatgevende factor).

In november 2013 heeft Akoestisch Buro Tideman een akoestisch onderzoek7 uitgevoerd naar de geluidemissie van MHZ BV, gelegen aan de Janninksweg 1 te Hengevelde.

Daarbij is rekening gehouden met de beoogde uitbreiding van het bedrijf MHZ. Hierbij vindt uitbreiding plaats van een bedrijfshal van 40 bij 35 meter, alsmede een kantoorpand. De uitbreiding vindt plaats aan de zuidzijde van het huidige pand. De uitbreiding is in het akoestisch onderzoek verwerkt door de geluidbronnen en het object van de bestaande hal te kopiëren. De werkzaamheden op het buitenterrein zijn verplaatst naar de nieuwe locatie van het buitenterrein aan de zuidzijde.

afbeelding "i_NL.IMRO.1735.HExDeMarkeIII-VS10_0013.jpg"

Beoogde uitbreiding MHZ
bron: Akoestisch Buro Tideman

De activiteiten en bedrijfsuren in de oude en nieuwe situatie zijn niet aangepast. Aan de hand van het rekenmodel is de geluidbelasting bepaald bij de meest nabijgelegen woningen. Middels een rasterberekening is de geluidcontour bepaald over de planlocatie van de beoogde woningen ter plaatse van De Marke III. Uit de onderzoeksresultaten blijkt dat het werken op het buitenterrein bepalend is voor de geluidbelasting richting de beoogde nieuwe woningen.

Uit het onderzoek blijkt dat indien er maatregelen worden getroffen in het gebied tussen MHZ en de woningen, de gemiddelde geluidbelasting in de avond- en nachtperiode niet bepalend zijn bij de woningen.

afbeelding "i_NL.IMRO.1735.HExDeMarkeIII-VS10_0014.jpg"

Geluidbelasting dagperiode met maatregelen (geluidscherm en afzuiging spuitcabine)
bron: Akoestisch Buro Tideman

Om te voldoen aan de norm van 45 dB(A) zijn in het tussengebied maatregelen noodzakelijk om het geluid af te schermen. Technisch is het wenselijk dat deze afscherming dicht bij de bron of dicht bij de ontvanger plaatsvindt.

In onderhavig bestemmingsplan is als volgt rekening gehouden met de geluidbelasting van het bedrijf MHZ:

  • Ter plaatse van de aanduiding 'geluidscherm' op de verbeelding wordt een geluidscherm met een minimale hoogte van 4 m en maximale hoogte van 6 m gerealiseerd;
  • Er wordt een demper op de spuitcabine van het bedrijf geplaatst;
  • De locatie van de geplande woningen is buiten de 45 dB(A) contour geprojecteerd.

De maatregelen zoals opgenomen in het akoestisch onderzoek voldoen na de uitbreiding van het bedrijf aan de normstelling zoals vermeld in het Activiteitenbesluit. Ter plaatse van de nieuw te realiseren woningen zal daardoor sprake zijn van een goed woon- en leefklimaat. Ter voldoening aan laatstgenoemd aspect wordt vindt vanaf de grens van MHZ richting het woongebied landschappelijke inpassing plaats over een breedte van tenminste 10 m.

De beschreven maatregelen zorgen voor een goede afstemming tussen beide functies. Met de situering is sprake van een optimale ruimtelijke afstemming tussen de woningbouwontwikkeling en de huidige langs de Janninksweg gevestigde bedrijven. Hiertoe wordt onder andere een groene buffer gerealiseerd tussen de functies wonen en bedrijvigheid. Het geluidscherm wordt tegen de westelijk gelegen bedrijfsbebouwing gerealiseerd. Het gaat hier om een verplaatsbaar geluidscherm. Als de uitbreiding van MHZ is gerealiseerd wordt het scherm verplaatst naar dat deel van het bedrijfsperceel waar de opslag gaat plaatsvinden. Hiermee is deze inrichting niet alleen technisch gezien optimaal, ook ruimtelijk maakt het samen met de groenzone deel uit van de inpassing van zowel bedrijfs- als woonfunctie.

Het akoestisch onderzoek industrielawaai is opgenomen in de bijlage.

Needsestraat 1 (Veehouderij (vleeskalveren) en verhuurbedrijf van tenten, douche-units en toiletten)

Naast de veehouderijtak, welke bestaat uit het houden van vleeskalveren, heeft deze veehouderij nog een neventak welke bestaat uit de verhuur van tenten, koel- en vriesunits, douche-units en toiletten. De verhuurtak van het bedrijf moet in de VNG-publicatie worden ingedeeld in de bedrijfsomschrijving: “Verhuurbedrijven voor roerende goederen n.e.g.” Op basis van VNG-lijst is dit een bedrijfsactiviteit onder de milieucategorie 2 (SBI-2008: 772). Hiervoor geeft de VNG de volgende hindercontouren:

  Hindercontouren  
  t.o.v. rustige woonwijken   t.o.v. gemengd gebied  
Geur   10 m.   0 m.  
Stof   10 m.   0 m.  
Geluid   30 m.   10 m.  
Gevaar   10 m.   0 m.  

In de veehouderij-tak worden vleeskalveren gehouden. In het kader van de Wet geurhinder en veehouderij (Wgv) is voor vleeskalveren een geuremissie vastgesteld. Op basis van de vergunde rechten zijn met behulp van het programma V-Stacks Gebied (versie 2010.1) de geurcontouren berekend. Op basis van de gemeentelijke geurverordening (Verordening geurhinder en veehouderij Hengevelde, plangebied Het Wegdam, plangebied Goor en plangebied De Marke III/Ter Doest, 2011), geldt voor dit gebied een geurnorm van 9,0 ouE/m3. Voor de berekening is de “Omgekeerde werking” toegepast zoals beschreven in de “Gebruikershandleiding V-Stacks gebied, Versie 2010.1”). Deze methode houdt in dat de geuremissie worst-case op de rand van het agrarische bouwvlak wordt geëmitteerd. Uit de berekening blijkt dat de 9,0 ouE/m3 niet meer wordt overschreden op een afstand van 55 meter van het emissiepunt. De hindercontour van het perceel Needsestraat 1 bedraagt dan ook 55 meter. De geurcontour is weergegeven in de bijlage van het geuronderzoek dat als bijlage bij dit bestemmingsplan is gevoegd. De afstand van 55 meter kan nog worden teruggebracht wanneer bij de bepaling van de terreinruwheid (Z0) rekening wordt gehouden met de toekomstige bebouwing in het plangebied. Door de toekomstige bebouwing neemt de menging van de geuruitstoot uit de stal toe en daalt de geurhinder in de omgeving van de stal.

Melkveehouderijen (Diepenheimsestraat 46 en 61a en Walstraat 3)

Nabij het plangebied liggen drie melkveehouderijen. Voor melkrundvee zijn geen geuremissies vastgesteld. Op basis van de geurverordening van de gemeente Hof van Twente geldt een afstandsnorm van 50 meter. Rondom de agrarische bouwvlakken geldt derhalve een zone van 50 meter.

Ter Doest (Janninksweg 3)

Aan de Janninksweg 3 bevindt zich het taxi-, touringcarbedrijf en verkeersschool Ter Doest. Het bedrijf valt onder het "Besluit algemene regels voor inrichtingen milieubeheer". Om te onderzoeken van welke geluidsbelasting sprake is in de omgeving van het bedrijf is een akoestisch onderzoek8 uitgevoerd.

Uit het onderzoek is gebleken dat tijdens de representatieve bedrijfssituatie wordt voldaan aan de regels voor geluidhinder zoals zijn opgenomen in het Activiteitenbesluit. Het komen en gaan van verkeer buiten de inrichting overschrijdt de voorkeursgrenswaarde van 50 dB(A) niet.

Wel blijkt dat zonder maatregelen de 45 dB(A) contour over het nieuwe woongebied ligt. Met de aanleg van een grondwal van minimaal 2,5 m hoog aan de noord- en oostzijde van het bedrijfsperceel van Ter Doest, alsmede met het overdekken van de wasplaats wordt deze contour echter teruggelegd tot voor de dichtstbijzijnde geplande nieuwe woning in De Marke III.

afbeelding "i_NL.IMRO.1735.HExDeMarkeIII-VS10_0015.png"

Geluidcontouren Ter Doest met maatregelen
bron: Tideman

Bovenstaande afbeelding toont aan dat met de genoemde maatregelen ter plaatse van de nieuwe woningen wordt voldaan aan de grenswaarde van 45 dB(A) uit het gemeentelijk geluidbeleid. De maatregelen maken deel uit van de voorwaardelijke verplichting die in de regels is opgenomen.

Het akoestisch onderzoek is opgenomen in de bijlage.

Walstraat 1

Op het perceel Walstraat 1 is de houtzagerij VOF Wielens gevestigd. De VNG richtlijnen voor Bedrijven en milieuzonering (2009) schaart een houtzagerij (SBI-2008: 16101) onder milieucategorie 3.2. Hiervoor geeft de VNG de volgende hindercontouren:

  Hindercontouren  
  t.o.v. rustige woonwijken   t.o.v. gemengd gebied  
Geur   0 m.   0 m.  
Stof   50 m.   30 m.  
Geluid   100 m.   50 m.  
Gevaar   50 m.   30 m.  

4.4.3 Conclusie

Ter plaatse van de omliggende bedrijven, zoals opgenomen in de navolgende tabel, wordt voldaan aan de genoemde afstanden (respectievelijk 55, 50 en 100 m).

Ten aanzien van de projectie van de bouwvlakken is hier rekening mee gehouden.

  Hindercontouren  
Veehouderij (Needsestraat 1)   55 m.  
Melkveehouderijen (Diepenheimsestraat 46 en 61a en Walstraat 3   50 m.  
Houtzagerij (Walstraat 1)   100 m.  

Wat betreft de bedrijven Ter Doest en MHZ kan worden geconcludeerd dat, na het doorvoeren van de genoemde maatregelen en in acht te nemen afstanden tot de inrichtingen, het aspect bedrijven en milieuzonering geen belemmering vormt.

4.5 Geur

4.5.1 Algemeen

De nieuwe woningen worden in de Wet geurhinder en veehouderij (Wgv) aangemerkt als geurgevoelige objecten. Voor de realisatie van nieuwe geurgevoelige objecten nabij veehouderijen moet aan twee voorwaarden worden voldaan;

  • een goed woon- en leefklimaat worden gegarandeerd voor de nieuwe geurgevoelige objecten;
  • geen van de bestaande veehouderijen onevenredig in zijn belangen geschaad.

Als gevolg van deze voorwaarden dient voor onderhavige ontwikkeling een geuronderzoek uitgevoerd te worden.

4.5.2 Onderzoek

Door SAB is in november 2013 een geuronderzoek uitgevoerd9. Dit onderzoek is opgenomen in de bijlagen van dit bestemmingsplan. De belangrijkste onderzoeksresultaten staan hieronder verwoord.

Toetsing aan de Wet geurhinder en veehouderij

Woon- en leefklimaat

Op basis van de gemeentelijke geurverordening kan het gehele plangebied, uitgezonderd twee delen nabij de veehouderijen Diepenheimsestraat 46 en Needsestraat 1, worden bebouwd met geurgevoelige objecten, zoals woningen. Een klein deel ter hoogte van de melkveehouderij Diepenheimsestraat 46 ligt binnen de afstandsnorm van 50 meter (gemeten vanuit het agrarische bouwvlak). Een klein deel van het plangebied ligt binnen de 9 ouE/m3-contour op basis van de omgekeerde werking van de vleeskalverhouderij aan de Needsestraat 1. Voor het gehele plangebied, uitgezonderd de twee gebieden binnen de contouren van de veehouderijen Diepenheimsestraat 46 en Needsestraat 1, moet op basis van het gemeentelijke geurbeleid worden geconcludeerd dat bij de nieuwe geurgevoelige objecten een goed woon- en leefklimaat wordt gegarandeerd.

Rechten van bestaande veehouderijen

Ten behoeve van een zorgvuldige besluitvorming moet worden nagegaan of een partij niet onevenredig in haar belangen wordt geschaad. Doordat bij de afstandscontouren en bij de berekening van de geurcontouren is uitgegaan van de planologisch maximale situatie (grenzen van het agrarische bouwvlak) kunnen de veehouderijen nog steeds uitbreiden binnen het agrarische bouwvlak.

Doordat bij de vleeskalverhouderij (Needsestraat 1) het feitelijke emissiepunt centraal op het bouwvlak is gelegen kan het bedrijf nog steeds uitbreiden zonder dat op 55 meter uit het agrarische bouwvlak (9 ouE/m3-contour op basis van de omgekeerde werking) de voorgrondbelasting hoger wordt dan 9 ouE/m3. De realisering van onderhavig plan heeft geen gevolgen voor de huidige bedrijfsvoering van de omliggende veehouderijen.

Overige hinder afkomstig van veehouderijen

De veehouderijen kunnen niet alleen hinder veroorzaken op het gebied van geur, maar ook hinder in de vorm van stof, geluid en gevaar. In de VNG-publicatie

'Bedrijven en milieuzonering, editie 2009' worden voor deze vormen van hinder richtafstanden genoemd. Uit deze publicatie blijkt dat de grootste richtafstand ten gevolge van een (pluim)veehouderij voor stof (50 meter), geluid (50 meter) en gevaar (10 meter) bedraagt. Deze afstand is de richtafstand tot een 'rustige woonwijk' of een vergelijkbaar omgevingstype zoals 'rustig buitengebied' (eventueel inclusief verblijfsrecreatie).

Op basis van overzichtstekening 1, bijlage A van het geuronderzoek mag geconcludeerd worden dat de geurgevoelige objecten (voormalige agrarische bedrijfswoningen en nieuwe bedrijfshal) nabij enkele veehouderijen liggen. De woningen zijn echter niet geprojecteerd binnen de richtafstanden van de VNG-publicatie 'Bedrijven en milieuzonering' (de afstand die wordt geadviseerd aan te houden tussen veehouderijen en gevoelige bestemmingen, zoals woningen, vanwege hinder in de vorm van stof, geluid en gevaar).

4.5.3 Conclusie

Het aspect geur vormt geen belemmering voor de uitvoerbaarheid van het plan.

4.6 Geluid

4.6.1 Algemeen

Ingevolge de Wet geluidhinder (Wgh) dient bij de ruimtelijke planontwikkeling, ter waarborging van een goed woon- en leefklimaat, rekening te worden gehouden met de aspecten (spoor-) wegverkeerslawaai en industrielawaai. In deze wet zijn normen opgenomen voor de maximaal toelaatbare geluidsbelasting op de gevels van geluidgevoelige bestemmingen (woningen, ziekenhuizen, scholen e.d.) en normen voor de maximaal toelaatbare geluidsbelastingen in ruimten binnen gebouwen. Indien een bestemmingsplan nieuwe geluidgevoelige functies toestaat, stelt de Wet geluidhinder de verplichting akoestisch onderzoek te verrichten naar de geluidsbelasting ten gevolge van (spoor)wegen en gezoneerde industrieterreinen op een bepaalde afstand van de nieuwe geluidsgevoelige functie.

4.6.2 Onderzoek

Ten behoeve van de ontwikkeling van het plangebied is door SAB een akoestisch onderzoek wegverkeerslawaai uitgevoerd10. Dit onderzoek is opgenomen in de bijlage van dit bestemmingsplan. De belangrijkste onderzoeksresultaten staan hieronder verwoord.

Toetsing aan de Wet geluidhinder

Janninksweg

Uit het akoestisch onderzoek naar de geluidsbelastingen ten gevolge van de Janninksweg blijkt dat bij geen van de woningen in het plangebied en de bestemming Woongebied - Uit te werken (WG - U) de ambitiewaarde van 48 dB wordt overschreden. De hoogste geluidsbelasting ten gevolge van de Janninksweg bedraagt 43 dB, inclusief aftrek ex artikel 110g Wgh.

Diepenheimsestraat

Uit het akoestisch onderzoek naar de geluidsbelastingen ten gevolge van de Diepenheimsestraat blijkt dat bij zes woningen (V01, V02, V03, V04, V05 en V06) de ambitiewaarde van 48 dB wordt overschreden.

De hoogste geluidsbelasting ten gevolge van de Diepenheimsestraat bedraagt 49 dB, inclusief aftrek ex artikel 110g Wgh. Aangezien de Diepenheimsestraat een 30 km-regime heeft en daarmee niet onderzoeksplichtig is op basis van de Wgh, kan (en hoeft) voor deze zes woningen geen hogere grenswaarde te worden verleend ten gevolge van de Diepenheimsestraat.

Needsestraat (N740)

Uit het akoestisch onderzoek naar de geluidsbelastingen ten gevolge van de Needsestraat (N740) blijkt dat bij één woning (Needsestraat 6A) en bij de bestemming Woongebied - Uit te werken (WG - U) de ambitiewaarde van 48 dB wordt overschreden.

De hoogste geluidsbelasting ten gevolge van de Needsestraat bedraagt 57 dB, inclusief aftrek ex artikel 110g Wgh. Het betreft hier de woning Needsestraat 6A. Voor de wijziging van de bestemming van agrarische bedrijfswoning naar burgerwoning is de verlening van een hogere grenswaarde noodzakelijk.

De hoogste geluidsbelasting ten gevolge van de Needsestraat (N740) bij de bestemming Woongebied - Uit te werken (WG - U) bedraagt 63 dB, inclusief aftrek ex artikel 110g Wgh. Voor deze bestemming moet de haalbaarheid van de bestemming worden aangetoond. De geluidsbelasting ten gevolge van de Needsestraat is gelijk aan de maximaal toelaatbare geluidsbelasting. Dit betekent dat voor deze bestemming de verlening van hogere waarden mogelijk is. Hiermee is de haalbaarheid voor het aspect geluid aangetoond. In het kader van het uitwerkingsplan wordt de exacte ligging van de woningen bepaald. Op basis van dit uitwerkingsplan wordt de exacte geluidsbelasting bepaald en worden de benodigde hogere waarden verleend.

Verlening van hogere waarden

Het doel van de Wgh is geluidhinder te voorkomen. Maatregelen om de voorkeursgrenswaarde te bereiken zijn bijvoorbeeld het toepassen van stil wegdek op de Needsestraat (N740). Gezien op dit moment voor slechts 1 woning een hogere waarde moet worden verleend zijn geluidsreducerende maatregelen financieel niet mogelijk. Geconcludeerd wordt dat redelijkerwijs geen maatregelen mogelijk of doelmatig zijn om de geluidsbelasting te reduceren of dat maatregelen daartoe op overwegende bezwaren van stedenbouwkundige, landschappelijke, verkeerskundige, vervoerskundige of financiële aard stuiten.

Voor de Needsestraat 6A kan door de gemeente een hogere waarde van 57 dB worden verleend. Om een hogere waarde aan te vragen moet de situatie passen in het gemeentelijk geluidsbeleid ten aanzien van het aanvragen van hogere waarden. Op onderstaande afbeelding is de ligging van de woning Needsestraat 6A weergegeven.

afbeelding "i_NL.IMRO.1735.HExDeMarkeIII-VS10_0016.png"

Ligging van de woning Needsestraat 6A

De gemeente Hof van Twente heeft de Nota gemeentelijk geluidbeleid “Hof van Twente 2013-2020” vastgesteld waarin deze situatie past. Hierdoor wordt voor de woning Needsestraat 6A een hogere waarde verleend door de gemeente. De verlening van de hogere waarde vindt plaats in een aparte hogere waarde-procedure gelijktijdig met de bestemmingsplanprocedure.

Bij besluit van 27 maart 2014 is door het college van burgemeester en wethouders de beschikking hogere grenswaarden voor de woning Needsestraat 6A afgegeven. De beschikking hogere grenswaarde is opgenomen in de bijlage.

Toetsing aan het Bouwbesluit 2012

Op grond van het Bouwbesluit 2012 dient een akoestische binnenwaarde van 33 dB bij woningen ten gevolge van wegverkeerslawaai en railverkeerslawaai gegarandeerd te worden.

In de onderstaande tabel zijn de woningen met een hogere cumulatieve geluidsbelastingen dan 53 dB weergeven. Tevens is voor deze woningen de minimaal benodigde gevelwering weergeven om de binnenwaarde van 33 dB te garanderen.

Woning   Hoogste cumulatieve geluidsbelastingen in dB
excl. aftrek ex art. 110g Wgh  
Minimaal benodigde gevelwering in dB  
Needsestraat 6A   60   27  
V01   56   23  
V02   56   23  
V03   56   23  
V04   56   23  
V05   56   23  
V06   56   23  
V12   55   22  

Hoogste cumulatieve geluidsbelastingen

Ter indicatie: volgens artikel 3.2 van het Bouwbesluit 2012 bezit een standaard gevelconstructie een minimale geluidsisolatie van 20 dB. In een aanvullend bouwakoestisch onderzoek moet worden onderzocht of aanvullende gevelmaatregelen nodig zijn.

4.6.3 Conclusie

Het aspect geluid vormt geen belemmering voor de uitvoerbaarheid van het plan.

4.7 Externe veiligheid

4.7.1 Algemeen

Externe veiligheid betreft de beheersing van de risico's en richt zich op het gebruik, de opslag, de productie en het transport (wegen, spoorwegen, waterwegen en buisleidingen) van gevaarlijke stoffen. Om een bestemmingsplan te kunnen vaststellen is het noodzakelijk om aan te tonen dat zich in de directe omgeving van het plangebied geen risicovolle inrichtingen en/of objecten of wegen, waarover gevaarlijke stoffen vervoerd worden, bevinden die op basis van de veiligheidsafstanden mogelijk risico's kunnen opleveren voor de aanwezigen binnen het invloedsgebied. De risico's waaraan burgers in hun leefomgeving worden blootgesteld door activiteiten met gevaarlijke stoffen in inrichtingen moeten tot een aanvaardbaar minimum worden beperkt. Daarvoor zijn in het Besluit externe veiligheid inrichtingen (Bevi) regels gesteld. In dit besluit wordt externe veiligheid in artikel 1 omschreven als "de kans om buiten een inrichting te overlijden als rechtstreeks gevolg van een ongewoon voorval binnen de inrichting waar een gevaarlijke stof bij betrokken is". Bij het toekennen van bepaalde bestemmingen moet, vanwege het plaatsgebonden risico, onderzocht worden of er voldoende afstand in acht wordt genomen tussen (beperkt) kwetsbare objecten (zoals woningen) enerzijds en risicovolle inrichtingen anderzijds. Tevens moet onderzocht worden of (beperkt) kwetsbare objecten binnen het invloedsgebied van risicovolle inrichtingen liggen, en zo ja, wat dan de bijdrage is aan het groepsrisico.

Op 17 september 2010 is het Besluit externe veiligheid buisleidingen (Bevb) gepubliceerd en op 1 januari 2011 in werking getreden. Deze AMvB regelt onder andere welke veiligheidsafstanden moeten worden aangehouden rond buisleidingen met gevaarlijke stoffen.

De regeling voor externe veiligheid voor het vervoer van gevaarlijke stoffen over de weg, het water en/of het spoor staat beschreven in de Circulaire Risiconormering Vervoer Gevaarlijke Stoffen. Hierin zijn de normen voor het plaatsgebonden risico en groepsrisico verwoord.

4.7.2 Onderzoek

Uit de gemeentelijke externe veiligheidsnotitie is naar voren gekomen dat er geen inrichtingen aanwezig zijn binnen de gemeente die een risico vormen voor de bestaande omgeving. Rondom het plangebied zijn volgens de risicokaart geen risicovolle inrichtingen aanwezig. Ten zuiden van het plangebied is de Needsestraat (N740) gelegen. Volgens tellingen (2003) worden over de N740 alleen brandbare vloeistoffen (LF2) vervoerd. Uit de risicokaart valt niet af te leiden dat er transport van brandbaar gas (GF3) te verwachten valt. Het vervoer van gevaarlijke stoffen leidt hierdoor niet tot PR 10-6 contour of relevant groepsrisico. Ook zijn verder geen relevante overige stationaire en/of mobiele bronnen nabij het plangebied gelegen.

Op de navolgende afbeelding is een fragment van de provinciale risicokaart opgenomen. De ligging van het plangebied is aangeduid met een blauw kader.

afbeelding "i_NL.IMRO.1735.HExDeMarkeIII-VS10_0017.jpg"

Fragment provinciale risicokaart
bron: www.risicokaart.nl

Binnen de gemeente bevinden zich een aantal hoge druk aardgasleidingen, deze bevinden zich echter niet in of nabij het plangebied.

4.7.3 Conclusie

Het aspect 'externe veiligheid' vormt geen belemmering voor de uitvoerbaarheid van het plan.

4.8 Luchtkwaliteit

4.8.1 Algemeen

De Wet luchtkwaliteit (verankerd in de Wet milieubeheer hoofdstuk 5, titel 5.2) is een implementatie van diverse Europese richtlijnen omtrent luchtkwaliteit waarin onder andere grenswaarden voor vervuilende stoffen in de buitenlucht zijn vastgesteld ter bescherming van mens en milieu. In Nederland zijn stikstofdioxide (NO2) en zwevende deeltjes als PM10 (fijn stof) de maatgevende stoffen waar de concentratieniveaus het dichtst bij de grenswaarden liggen. Overschrijdingen van de grenswaarden komen, uitzonderlijke situaties daargelaten, bij andere stoffen niet voor.

Hoewel de luchtkwaliteit de afgelopen jaren flink is verbeterd kan Nederland niet voldoen aan de luchtkwaliteitseisen die in 2010 van kracht worden. De EU heeft Nederland derogatie (uitstel) verleend op grond van het Nationaal Samenwerkingsprogramma Luchtkwaliteit (NSL). Dit betreft een gemeenschappelijke aanpak van het Rijk en diversie regio's om samen te werken aan een schonere lucht waarbij ruimte wordt geboden aan noodzakelijke ruimtelijke ontwikkelingen. Plannen die in betekenende mate bijdragen aan luchtverontreiniging worden opgenomen in het NSL in de provincies c.q. regio's waar overschrijdingen plaatsvinden. Het maatregelenpakket in het NSL is hiermee in evenwicht en zodanig dat op termijn de luchtkwaliteit in heel Nederland onder de grenswaarden ligt. Plannen die 'niet in betekenende mate' (NIBM) bijdragen aan luchtverontreiniging hoeven niet langer individueel getoetst te worden aan de Europese grenswaarden aangezien deze niet leiden tot een significante verslechtering van de luchtkwaliteit. Deze grens is in de AMvB NIBM gelegd bij 3% van de grenswaarde van een stof: Voor NO2 en PM10 betekent dit dat aannemelijk moeten worden gemaakt dat het project tot maximaal 1,2 øg/m3 verslechtering leidt. Voor een aantal functies (o.a. woningen, kantoren, tuin- en akkerbouw) is dit gekwantificeerd in de ministeriële regeling NIBM.

Uit het oogpunt van een goede ruimtelijke ordening wordt afgewogen of het aanvaardbaar is het project op deze plaats te realiseren. Hierbij kan de blootstelling aan luchtverontreiniging een rol spelen, ook als het project 'niet in betekende mate' bijdraagt aan de luchtverontreiniging. Er is sprake van een significante blootstellingsduur als de verblijfsduur die gemiddeld bij de functie te verwachten is, significant is ten opzichte van een etmaal. Volgens de toelichting op de Regeling Beoordeling luchtkwaliteit is dit onder andere het geval bij een woning, school of sportterrein.

Gevoelige bestemmingen als scholen, kinderdagverblijven, bejaarden- en zorgtehuizen genieten op grond van de gelijknamige AMvB extra bescherming. Substantiële uitbreiding of nieuwsvestiging binnen 50 meter van een provinciale weg of 300 meter van een Rijksweg is alleen toegestaan als de concentraties luchtvervuilende stoffen zich onder de grenswaarden bevinden waardoor geen onacceptabele gezondheidsrisico's optreden.

4.8.2 Onderzoek

In het plangebied worden circa 115 nieuwe woningen toegevoegd. Het aantal te realiseren woningen is kleiner dan 1.500. Volgens de ministeriële regeling NIBM draagt een bouwplan van deze omvang niet in betekenende mate bij aan de luchtverontreiniging. Toetsing aan de grenswaarden is derhalve niet noodzakelijk. De regeling Beoordeling luchtkwaliteit 2007 geeft aan dat er bij onder andere een woning sprake is van een significante blootstellingsduur. Om onacceptabele gezondheidsrisico's uit te sluiten, is de lokale luchtkwaliteit onderzocht. De saneringstool bij het Nationaal Samenwerkingsprogramma Luchtkwaliteit (NSL) van het Ministerie van Infrastructuur en Milieu maakt duidelijk dat de concentraties luchtvervuilende stoffen in de peiljaren 2011, 2015 en 2020 in de deelgebieden onder de grenswaarden liggen die op Europees niveau zijn vastgesteld ter bescherming van mens en milieu tegen schadelijke gevolgen van luchtverontreiniging. De blootstelling aan luchtverontreiniging is hierdoor beperkt en leidt niet tot onaanvaardbare gezondheidsrisico's.

In het plan worden geen gevoelige functies beoogd zoals bedoeld in het 'Besluit gevoelige bestemmingen'. Er is daarmee geen sprake van een gevoelige bestemming binnen de onderzoekszones van wegen. Toetsing aan de grenswaarden is derhalve niet noodzakelijk.

4.8.3 Conclusie

Het aspect luchtkwaliteit vormt geen belemmering voor de uitvoering van het plan.

4.9 Ecologie

4.9.1 Algemeen

Bij ruimtelijke plannen moet aandacht worden besteed aan de natuurwetgeving. In de natuurwetgeving kan een tweedeling worden gemaakt in soort- en gebiedsbescherming. Soortbescherming vindt plaats via de Flora- en faunawet. De gebiedsbescherming gebeurt via de Natuurbeschermingswet 1998.

Ten behoeve van de ontwikkeling van het plangebied is een quickscan flora en fauna uitgevoerd11. Dit onderzoek is opgenomen in de bijlage van dit bestemmingsplan. De belangrijkste onderzoeksresultaten zijn in de navolgende alinea's opgenomen.

4.9.2 Onderzoek

Gebiedsbescherming

In het kader van de Natuurbeschermingswet 1998 (NB-wet) en de Ecologische Hoofdstructuur (EHS) dient er getoetst te worden of de beoogde ontwikkelingen een negatieve invloed hebben op beschermde gebieden.

Het plangebied te Hengevelde ligt niet in of nabij de EHS of een gebied dat is aangewezen in het kader van de NB-wet. Het dichtstbijzijnde beschermde natuurgebied Weldam ligt op een afstand van 3.250 meter (hemelsbreed gemeten). Het dichtstbijzijnde natuurgebied dat is aangewezen als onderdeel van de EHS ligt op een afstand van 1.500 meter (hemelsbreed gemeten). Gezien de afwezigheid van overeenkomstig habitat en de afwezigheid van directe verbindingen tussen het plangebied en de genoemde natuurgebieden zijn negatieve effecten op beschermde gebieden niet te verwachten. Gebiedsbescherming is op deze locatie niet aan de orde.

Soortenbescherming

In het kader van de Flora- en faunawet dient te worden nagegaan of vaste rust- en verblijfplaatsen door de ingreep worden aangetast (verwijderd, ongeschikt gemaakt). De beoogde ontwikkelingen kunnen biotoopverlies of verstoring (indirect biotoopverlies) tot gevolg hebben. Invloeden die leiden tot een verminderde geschiktheid van het plangebied als bijvoorbeeld foerageergebied zijn niet ontheffingsplichtig, tenzij het een zodanig belang betreft dat bij het wegvallen van deze functie ook de vaste rust- en verblijfplaatsen van soorten niet langer kunnen functioneren. Door de werkzaamheden kunnen alle aanwezige soorten negatieve effecten ondervinden van de ingreep. Voor de meeste soorten is dit tijdelijk van aard.

Algemene soorten

De meeste van deze soorten zijn beschermd maar vallen onder het lichte beschermingsregime van de Flora- en faunawet (tabel 1). Hiervoor geldt dat aantasting van vaste rust- en verblijfplaatsen op basis van een algehele vrijstelling mogelijk is, zonder dat er sprake is van procedurele consequenties. Dit betekent dat voor deze soorten de werkzaamheden uitgevoerd kunnen worden zonder ontheffing.

Strikt beschermde soorten

Voor soorten die vermeld staan op tabel 2 en 3 van de Flora- en faunawet, geldt dat bij aantasting van vaste rust- en verblijfplaatsen een ontheffing in het kader van de Flora- en faunawet moet worden aangevraagd. In de boerderij kan de aanwezigheid van huismussen en gebouwbewonende vleermuissoorten niet op voorhand worden uitgesloten. Wanneer deze voormalige boerderij wordt gesloopt, dan wordt geadviseerd een nader onderzoek op te starten naar vleermuizen en huismussen ten einde de omvang van eventueel aanwezige populaties te bepalen. Aan de hand van de uitkomst van een dergelijk nader onderzoek kan worden nagegaan welke verdere maatregelen genomen dienen te worden om overtreding van de Flora- en faunawet te voorkomen.

Verder kunnen bij (de start van) werkzaamheden in het broedseizoen, broedende vogels worden verstoord, of hun nesten worden aangetast. Er is geen vrijstelling te verkrijgen in het kader van de Flora- en faunawet voor activiteiten die vogels in hun broedseizoen zou kunnen verstoren. De (start van de) werkzaamheden dienen plaats te vinden buiten het broedseizoen of in het broedseizoen als broedende vogels zijn uit te sluiten. De werkzaamheden kunnen doorlopen in het broedseizoen als broedende vogels binnen het plangebied uitgesloten kunnen worden.

Nader onderzoek

Bij de sloop van de voormalige boerderij, dan is een nader onderzoek noodzakelijk naar:

  • gebouwbewonende vleermuissoorten: onderzoeksperiode: globaal 15 mei - eind juli (kraamkolonies) en 15 augustus - 1 oktober (paarverblijven). Deze onderzoeksperiodes zijn gebaseerd op het Protocol Vleermuisonderzoek van het Netwerk Groene Bureaus (2012), dat tevens als leidraad gehanteerd wordt door het Ministerie van EL&I voor een ontheffingsaanvraag.
  • huismussen: voorjaar.

Het gebruik van het plangebied door deze soorten kan door middel van nader onderzoek in beeld worden gebracht zodat het werkelijke effect van de ingreep op (het leefgebied van) daadwerkelijk aanwezige soorten kan worden bepaald. Pas dan kan worden bepaald welke maatregelen noodzakelijk zijn om te voorkomen dat de Flora- en faunawet wordt overtreden. Mocht het niet mogelijk zijn om dit te voorkomen, dan is een ontheffing in het kader van de Flora- en faunawet noodzakelijk. Een dergelijke ontheffing is alleen onder beperkte omstandigheden verkrijgbaar. Compenserende en mitigerende maatregelen moeten altijd voorafgaand aan de uitvoering van de beoogde plannen worden gerealiseerd.

Nader veldonderzoek flora en fauna

Uit de quick scan flora en fauna blijkt dat de ontwikkelingen in het plangebied mogelijk invloed hebben op strikt beschermde soorten als huismus en gebouwbewonende vleermuissoorten in de directe omgeving van het plangebied.

Om die reden is door Natuurkompas een nader onderzoek12 naar deze soorten uitgevoerd. Hiertoe is in de periode van 15 mei tot 1 oktober 2013 het plangebied viermaal geïnventariseerd op het voorkomen van vleermuizen. De vleermuisinventarisaties vonden zowel in de ochtend als in de avond plaats. Daarbij werd vanaf zonsondergang tot 3 uur na zonsondergang en vanaf 3 uur voor zonsopkomst geïnventariseerd.

In de zomer is gezocht naar de aanwezigheid van kraam- en zomerverblijven van vleermuizen. In de nazomer is gezocht naar de aanwezigheid van paarverblijfplaatsen.

Gelijktijdig met het vleermuiskraamverblijfonderzoek in het voorjaar van 2013 is er gekeken naar de huismus. Daarnaast is er op 2 mei 2013 een extra ochtendronde uitgevoerd, aangezien de huismus al eerder in het jaar broedt.

Op basis van het nader veldonderzoek flora en fauna kan het volgende geconcludeerd worden.

Huismussen

Gedurende de diverse onderzoeken zijn er maximaal 6 koppels huismussen waargenomen. Al deze dieren verbleven in de directe omgeving van het woonhuis. Er is daarbij een aantal baltsende mannetjes aangetroffen op de dakgoten van de woning. Er kan gevoeglijk worden aangenomen dat alle 6 de koppels een nest hebben onder de dakpannen van het woonhuis. Er zijn geen nestindicerende waarnemingen van huismussen in en rondom de schuur gedaan. Daar het woonhuis behouden blijft, treden er geen negatieve effecten op de huismus op. Er is geen sprake van een overtreding van de Flora- en faunawet. Een ontheffing voor de huismus in het kader van de Flora- en faunawet is niet noodzakelijk.

Vleermuizen

Gedurende de diverse onderzoeksronden zijn geen zwermende vleermuizen waargenomen. Ook zijn er geen andere aanwijzingen waargenomen die duiden op de aanwezigheid van vaste rust- en verblijfplaatsen, vaste vliegroutes of belangrijk foerageergebied. Wel is ten zuiden van het plangebied een paarterritorium van een ruige dwergvleermuis vastgesteld.

Delen van het plangebied fungeren als foerageerlocatie voor in de omgeving voorkomende gewone dwergvleermuizen. De voorgenomen herinrichting van het gebied zal er niet toe leiden dat deze foerageerlocatie verloren gaat. Het betreft namelijk de tuin rondom de bestaande woning. Deze blijft met de voorgenomen plannen behouden. Mocht het plangebied als gevolg van de voorgenomen inrichting echter toch ongeschikt raken, dan bevinden zich in de directe omgeving voldoende alternatieve foerageerlocaties. Het verlies van deze locatie resulteert niet in effect op de gunstige staat van instandhouding van de lokale populatie gewone dwergvleermuizen.

Op grond van bovenstaande bevindingen kan worden aangenomen dat zich binnen het plangebied geen vaste rust- en verblijfplaatsen van vleermuizen bevinden. Gezien de afwezigheid van kraam- en paarverblijven van vleermuizen is de aanwezigheid van winterverblijfplaatsen van vleermuizen binnen het plangebied onwaarschijnlijk. Natuurkompas acht aanvullend onderzoek naar de aanwezigheid van winterverblijven niet noodzakelijk. Er is geen sprake van een overtreding van de Flora- en faunawet. Een ontheffing voor vleermuizen in het kader van de Flora- en faunawet is niet noodzakelijk.

Overige waarnemingen

Tijdens de vleermuisinventarisatie zijn er vijf steenmarters waargenomen. Het betrof hier een moeder met vier jongen. De steenmarters hebben hun verblijfplaats in de schuur aan de achterzijde van de woning. In de voorgenomen plannen is de sloop van deze schuur voorzien. Hiermee gaat een verblijfplaats van de steenmarter verloren. Het vernietigen van een vaste rust- en verblijfplaats van de steenmarter is een overtreding van de Flora- en faunawet. Voor een dergelijke overtreding dient een ontheffing voor de Flora- en faunawet aangevraagd te worden.

Activiteitenplan

Doordat de steenmarter een vaste rust- en verblijfplaats in het plangebied heeft en er mogelijke verstoring van deze soort optreedt is een ontheffing noodzakelijk ex artikel 75 van de Flora- en faunawet.

Met het treffen van mitigerende maatregelen, door de werkzaamheden te plannen buiten het voortplantingsseizoen en door te werken aan de hand van een ecologisch werkprotocol wordt de steenmarter slechts tijdelijk verstoord en blijft de gunstige staat van instandhouding van de soort in het gebied behouden.

De mitigerende maatregelen en het bijbehorende werkprotocol staan beschreven in het Activiteitenplan welke als bijlage bij dit bestemmingsplan is gevoegd.

Dit Activiteitenplan is ter goedkeuring voorgelegd aan de Dienst Regelingen van het ministerie van Economische Zaken. Met het uitvoeren van de in het Activiteitenplan genoemde mitigerende maatregelen is er geen sprake van overtreding van de Flora- en faunawet en is er sprake van een goede ruimtelijke ordening.

4.9.3 Conclusie

Het aspect flora en fauna vormt geen belemmering voor de uitvoerbaarheid van het plan.

4.10 Water

4.10.1 Algemeen

Sinds 1 november 2003 is het verplicht ruimtelijke plannen te toetsen op waterhuishoudkundige aspecten: de zogenaamde watertoets. De watertoets is een waarborg voor water in ruimtelijke plannen en besluiten. Waterhuishoudkundige doelstellingen worden daarbij expliciet en op evenwichtige wijze in beschouwing genomen binnen deze ruimtelijke plannen en besluiten. Het watersysteem wordt hierbij op een integrale wijze benaderd. Zowel het oppervlaktewater als het grondwater worden dus (in samenhang) in beschouwing genomen. Daarbij gaat het naast de kwantiteit ook om de kwaliteit. De integrale benadering van het watersysteem betekent ook dat het watersysteem wordt benaderd in samenhang met andere beleidsvelden. De watertoets is een instrument om deze integrale benadering vorm te geven en om het watersysteem op orde te krijgen. Deze paragraaf bevat de watertoets voor de ontwikkeling van het plangebied.

4.10.2 Waterschapsbeleid

De gemeente Hof van Twente maakt deel uit van het beheersgebied van het Waterschap Vechtstromen en ligt in het deelstroomgebied Rijn-Oost. Het beleid van het waterschap is neergelegd in het waterbeheerplan 2010-2015.

De doelstelling voor het stedelijk waterbeheer is: de kwaliteit en kwantiteit op orde brengen, conform de afspraken uit het geactualiseerde Nationaal Bestuursakkoord Water. Bij de aanpak van het stedelijk waterbeheer hanteren de waterschappen in Rijn-Oost onder andere de volgende uitgangspunten:

  • Het uitgangspunt is dat de waterschappen het stedelijk water van de gemeenten overnemen. Bij de overname wordt het achterstallige onderhoud weggewerkt (bijvoorbeeld baggeren en herstellen oevers);
  • Voor nieuwe (bouw-)projecten geldt het veroorzakerprincipe. De partij die een woonwijk of bedrijventerrein ontwikkelt, zorgt ook voor een goede waterinfrastructuur. Wateren die direct in verbinding staan met het oppervlaktewatersysteem, worden na aanleg door het waterschap overgenomen. Dit geldt ook voor de bijbehorende kunstwerken.

4.10.3 Waterstructuurplan

In opdracht van de gemeente Hof van Twente en in nauw overleg met Waterschap Vechtstromen is door Royal Haskoning DHV, ter onderbouwing van de principekeuzes ten aanzien van de waterhuishoudkundige inrichting van De Marke III, dit waterstructuurplan opgesteld13. Het waterstructuurplan is bijgevoegd als bijlage aan dit plan. De waterparagraaf is in deze paragraaf opgenomen.

De huidige geohydrologische situatie van plangebied De Marke III kan als volgt samengevat worden:

  • de maaiveldhoogte varieert van ca. NAP + 15,40 m in het noordoosten tot ca. NAP + 14,60 m in het zuidwesten;
  • midden in het plangebied ligt een leggerwatergang. Hierop zit aan de oostzijde een riooloverstort. De bodemhoogte van de watergang is NAP + 13,63 m en het streefpeil is NAP + 13,70 m;
  • bij piekafvoeren vindt geen inundatie van het plangebied plaats;
  • de riooloverstorting van De Marke II veroorzaakt geen kwantitatieve problemen in de watergangen;
  • de bodem bestaat uit matig fijn zand;
  • de doorlatendheid van de bodem is 0,6 tot 6 m/dag;
  • de grondwaterstand stond in september 2012 tussen 1,15 tot 2,00 m -mv en 12,9 tot 13,5 m +NAP;
  • de GHG (gemiddeld hoogste grondwaterstand) loopt vanaf de grens met De Marke II af richting de Janninksweg van 14,6 m +NAP naar 14,2 m +NAP;
  • Het ijzergehalte is een aandachtspunt bij het ontwerp van drainage- en infiltratievoorzieningen.

Centraal door plangebied De Marke III ligt een bestaande watergang waarop een riooloverstort van het gemengde stelsel van Hengevelde uit komt. Er zijn varianten onderzocht om de vuilemissie van deze riooloverstort te verminderen of om de riooloverstort te verplaatsen. De watergang zal ter plekke van de nieuwe bebouwing worden vervangen door een ondergrondse leiding die aan de westzijde van het plangebied uitkomt in een watergang.

De grondwaterstanden in De Marke III staan in natte perioden te hoog voor de functie wonen. Daarom wordt een gedeelte van het plangebied opgehoogd als maatregel om voldoende ontwateringsdiepte te realiseren. De uitkomende grond voor de aanleg van de groene berging wordt gebruikt voor het ophogen van het plangebied. Hierdoor wordt een gesloten grondbalans verkregen wat te goede komt aan een duurzame realisatie. Daarnaast wordt ter plekke van de wadi’s drainage aangelegd. Deze drainage wordt alleen toegepast om te voorkomen dat de grondwaterstand boven het niveau van de huidige GHG stijgt.

Waterstructuurplan Hengevelde

In het vGRP2013-2016 staat op welke wijze de gemeente de zorgplichten omtrent hemel-, grond- en afvalwater uitvoert. Komende decennia staat de gemeente voor de opgave om veel rioolstelsels te vervangen. Om te komen tot een robuust en klimaatbestendig watersysteem heeft de gemeente per kern een watervisie en een afvoerstructuurplan opgesteld. Bij ontwerp van toekomstige watersystemen (rioolstelsels, sloten, vijvers, e.d.) wordt hiermee zoveel mogelijk rekening gehouden. Voor de kern Hengevelde is aangegeven dat het ter hoogte van de Diepenheimsestraat wenselijk is om ruimte te reserveren voor water.

afbeelding "i_NL.IMRO.1735.HExDeMarkeIII-VS10_0018.jpg"

HWA afvoerstructuurplan Hengevelde
bron: gemeente Hof van Twente

De gemeente Hof van Twente streeft naar een vitaal en robuust watersysteem en waterketen, waarbij zichtbaar water bijdraagt aan een positieve beleving van de kwaliteit van de fysieke leefomgeving. Dit is vertaald naar de volgende uitgangspunten voor de hemelwaterstructuur in De Marke III:

  • hemelwater van particulier terrein wordt bovengronds aangeboden aan de straat;
  • hemelwater wordt bovengronds via goten in het wegprofiel afgevoerd naar wadi's;
  • de wadi's komen uit in de westelijke groenzone die deels ook fungeert als groene berging;
  • aan de westzijde ligt een ondiepe watergang die aansluit op het regionale watersysteem;
  • het uitgangspunt is om 40 mm hemelwater te bergen binnen het plangebied;
  • In de toekomst zal afgekoppeld hemelwatervanuit Hengevelde op 2 locaties afvoeren op groene waterberging De Marke III.

De ruimte voor wadi’s in het stedenbouwkundig plan is ruim voldoende om 40 mm hemelwater te kunnen bergen. In extreme neerslagsituaties lopen de wadi’s over naar de groene waterberging waardoor wateroverlast voorkomen wordt. Het overtollige hemelwater van het bedrijventerrein wordt op het ‘eigen’ terrein tijdelijk geborgen in een voorziening van 40 mm waterberging.

De watergang aan de westzijde van het plangebied voert het overtollige hemel- en grondwater vertraagd af naar het landelijke watersysteem. De DWA (droog weer afvoer) van De Marke III kan onder vrijverval aangesloten worden op het gemengde rioolstelsel van De Marke II. Op de overgang tussen De Marke II en III dient een terugslagklep geplaatst worden en het afvalwater dient 24 uur gebufferd te kunnen worden in het stelsel van De Marke III.

Duurzaamheid

Door het toepassen van wadi's en daarmee het zichtbaar afvoeren van water naar bovengrondse voorzieningen wordt gebruik van materialen (buizen) beperkt en wordt bespaard op toekomstige beheerkosten. Het gekozen systeem is hiermee duurzaam.

Effecten op het watersysteem

In het kader van de verplichte watertoets dienen diverse effecten op het watersysteem als gevolg van toekomstige ruimtelijke ontwikkelingen (bestemmingsplannen) te worden verkend. Bij het doorlopen van de watertoets wordt een aantal waterthema's beschouwd.

Hierna is voor ontwikkeling De Marke III per thema het effect op het watersysteem (waterketen en gronden oppervlaktewatersysteem) weergegeven.

Veiligheid

Dit thema heeft betrekking op waterkeringen en overstromingsrisico's. Deze aspecten zijn niet van toepassing op het plangebied.

Wateroverlast

Volgens het waterbeheerplan van het waterschap Vechtstromen wordt het plangebied niet gebruikt voor regionale waterberging. Dit betekent dat bij ontwikkeling geen compensatie van de waterberging nodig is. In het plangebied ligt een waterloop van het waterschap. Bij hevige neerslag loost het rioolstelsel van de kern Hengevelde op de kop van deze waterloop. Volgens het waterschap is er geen sprake van een stedelijke wateropgave. De versnelde afvoer van hemelwater als gevolg van de aanleg van verhard oppervlak in het plangebied wordt gecompenseerd door waterbergende voorzieningen aan te leggen binnen het plangebied.

Watervoorziening

Dit thema heeft betrekking op het bergen van overtollig water (met name in de winter) met als doel om verdroging/vocht te korten in de zomer te voorkomen. In het plangebied worden wadi's aangelegd. Het hemelwater wordt opgevangen in deze wadi's en kan daar infiltreren in de bodem en komt daarmee ten goede aan het grondwater.

Volksgezondheid

In het plangebied ligt een watergang van het waterschap waarop de keur van toepassing is. Op deze watergang wordt een paar keer per jaar (licht) verontreinigd rioolwater geloosd. Deze bestaande watergang wordt ter hoogte van de geplande nieuwbouw vervangen door een ondergrondse leiding die zal fungeren als afvoerroute voor het overstortend rioolwater. De frequentie van de overstortingen en de hoeveelheid zal afnemen, doordat de gemeente in de toekomst bij rioolvervanging verhard oppervlak af gaat koppelen van het gemengde rioolstelsel in Hengevelde. Dit afgekoppelde water wordt op dezelfde ondergrondse leiding aangesloten en zorgt daarmee voor doorspoeling.

Grondwateroverlast

Omdat de huidige grondwaterstanden te hoog zijn voor de functie wonen wordt het plangebied opgehoogd als maatregel om voldoende ontwatering te realiseren. Daarnaast wordt ter plekke van de wadi’s drainage aangelegd. Deze drainage wordt alleen toegepast om te voorkomen dat de grondwaterstand boven het niveau van de huidige GHG stijgt.

Oppervlaktewaterkwaliteit

Het afvalwater van de Marke III wordt geheel gescheiden van het hemelwater afgevoerd en aangesloten op het rioolstelsel van de Marke II. Het hemelwater wordt via goten afgevoerd naar wadi’s. Deze wadi’s hebben een bergende en zuiverende functie. De eventuele vervuiling die in het hemelwater aanwezig is, blijft achter in de zodelaag van de wadi en komt dus niet in het oppervlaktewater terecht.

Verdroging/natte natuur

Het uitgangspunt van het waterstructuurplan voor De Marke III is dat er grondwaterneutraal gebouwd wordt. Door het plangebied op te hogen, is het niet nodig de huidige grondwaterstanden structureel te verlagen. Door het toepassen van wadi's wordt het hemelwater dat in het plangebied valt vast gehouden binnen het gebied en komt dit water ten goede aan het grondwater, net als in de huidige situatie.

Riolering en zuivering

Ter hoogte van het plangebied lozen drukrioleringsgebieden op het gemengd rioolstelsel van Hengevelde. Dit veroorzaakt stank- en aantastingsproblemen. Deze problemen zouden opgelost kunnen worden door een nieuwe persleiding aan te leggen vanaf De Marke III langs de zuidzijde van Hengevelde naar de persleiding van het waterschap. De gemeente heeft hier niet voor gekozen, omdat de kosten (ca. € 400.000) van de aanleg en exploitatie van de nieuwe persleiding hoog zijn. Om de genoemde problemen op te lossen worden doelmatiger maatregelen getroffen. Het afvalwater van de Marke III wordt geheel gescheiden van het hemelwater afgevoerd en onder vrij verval aangesloten op het rioolstelsel van de Marke II.

4.10.4 Conclusie

Het aspect water vormt geen belemmering voor de uitvoerbaarheid van het plan.

4.11 Verkeer en parkeren

4.11.1 Verkeer en ontsluiting

In december 2007 heeft de gemeenteraad het Mobiliteitsplan Hof van Twente vastgesteld. Dit plan is bedoeld om op gestructureerde wijze, met visie voor de toekomst, verkeerszaken aan te pakken. Het dient onder andere als toetsingskader voor ruimtelijke ontwikkelingen. Om het beleid naar de praktijk te vertalen, is tevens een maatregelenplan opgesteld. Hoofddoelstelling van het mobiliteitsplan is het optimaliseren van de leefbaarheid, de verkeersveiligheid en de bereikbaarheid in de gemeente. Gesteld wordt dat de bereikbaarheid nu over het algemeen redelijk is, hoewel het doorgaande verkeer door de kernen ten koste gaat van de leefbaarheid. Zonder maatregelen zullen bovendien de bereikbaarheid, de verkeersveiligheid en de leefbaarheid afnemen, door de groei van het gemotoriseerde verkeer.

De ontsluiting van het plangebied is voorzien op alle omliggende wegen. Hierbij gaat het om de Diepenheimsestraat (noorden), Pieperiet (oosten), Needsestraat (zuiden) en Janninksweg (westen). Het gehele plangebied wordt ingericht als 30 km zone. Ten aanzien van de inrichting van het gebied worden daarom ook snelheid remmende maatregelen getroffen.

Als gevolg van de voorgenomen ontwikkeling neemt het aantal verkeersbewegingen op deze wegen toe. De hoeveelheid extra verkeer die door de geplande uitbreiding zal worden gegenereerd levert naar verwachting geen problemen op ten aanzien van de ontsluiting. De ontsluiting is per weg dusdanig gesitueerd dat er een goed overzicht naar beide richtingen is. Zodoende is sprake van een optimale en veilige aansluiting op de omliggende wegen.

4.11.2 Parkeren

Voor de parkeernormen houdt de gemeente Hof van Twente de normen uit de CROW-publicatie aan. Voor de berekening van het aantal benodigde parkeerplaatsen is gerekend met een norm van 1,8 parkeerplaatsen per woning. Op eigen terrein is per woning voldoende ruimte aanwezig voor de aanleg van minimaal één parkeerplaats. In de verkavelingssuggestie is rekening gehouden met in ieder geval 106 parkeerplaatsen op eigen terrein (bestemmingen Woongebied-1 en Woongebied - Uit te werken). De overige parkeerplaatsen worden aangelegd in de openbare ruimte. Hiervoor is vanwege de ruime planopzet voldoende ruimte beschikbaar. De verkavelingssuggestie gaat uit van de mogelijkheid van 81 parkeerplaatsen in het openbaar gebied.

Bij een norm van 1,8 parkeerplaatsen per woning zijn voor 106 woningen minimaal 191 parkeerplaatsen noodzakelijk. De mogelijkheid tot parkeren op eigen terrein en de openbare ruimte conform verkavelingssuggestie bieden hiervoor voldoende ruimte.

Het openbare parkeren vindt hoofdzakelijk plaats in de vorm van éénzijdig langsparkeren op de rijbaan.

4.11.3 Conclusie

Het aspect 'verkeer en parkeren' vormt geen belemmering voor de uitvoerbaarheid van het plan.

Hoofdstuk 5 Planbeschrijving

5.1 Algemeen

De Marke III is de beoogde uitbreidingswijk van Hengevelde. Het voornemen is om hier, conform het woningbouwprogramma, circa 115 woningen te bouwen. De nieuwe woonwijk De Marke III sluit ten westen aan op de woonwijk De Marke II. Het vormt de rand van Hengevelde en de overgang naar het landelijk gebied. Het zal, aan de zuid-west zijde, de dorpsrand van Hengevelde gaan vormen. Toch wordt het aan de meeste zijden al omringd door bestaande bebouwing. Aan de oostzijde ligt de bestaande woonwijk De Marke II, ten noorden van de woonwijk ligt de Diepenheimsestraat en de bebouwing van jongste woonwijk van Hengevelde De Witte-Veldhuis. De Diepenheimsestraat is een oude uitvalsweg met vooral lintbebouwing. Ten westen van het plangebied ligt de Janninksweg met daaraan de bedrijven MHZ en Ter Doest. In het zuiden wordt het plan gebied begrensd door de Needsestraat, een provinciale weg. De beoogde woningbouw zal overwegend particuliere bouw betreffen. Voor De Marke III is een stedenbouwkundig ontwerp opgesteld en een beeldkwaliteitplan. In de navolgende paragrafen wordt nader op het stedenbouwkundige ontwerp en het beeldkwaliteitplan ingegaan.

Naar aanleiding van een woningmarktanalyse (2012) is gekozen voor een fasering in het plan. De woningbouw in het plangebied wordt in dit bestemmingsplan niet in zijn geheel bij recht toegestaan. Voor het zuidelijk deel van het plangebied is een uit te werken bestemming opgenomen. Hiermee wordt ingespeeld op de ontwikkelingen van de woningmarkt in de gemeente Hof van Twente.

5.2 Uitgangspunten stedenbouwkundig ontwerp

5.2.1 Randvoorwaarden

Voor het opstellen van het stedenbouwkundig plan is rekening gehouden met een aantal randvoorwaarden:

  • Het plan grenst aan twee zijden aan bestaande woonwijken. In het geval van De Marke II zelfs aan achterkanten;
  • Er dient rekening te worden gehouden met enkele milieuhinderzones. Zo zijn er bijvoorbeeld de omringende wegen en de bestaande bedrijven Ter Doest en MHZ, die deel uitmaken van het plangebied;
  • De ruimtereservering voor de opvang en retentie van regenwater is een belangrijk structuurbepalend onderdeel van het stedenbouwkundig plan;
  • De ontsluiting van de wijk moet plaatsvinden via de Diepenheimseweg en de Janninksweg. Tevens dient de woonwijk De Marke II een (nood)ontsluiting te krijgen naar De Marke III.
5.2.2 Uitgangspunten

De volgende uitgangspunten hebben ten grondslag gelegen aan het stedenbouwkundig plan:

  • Waterberging en wijkgroen wordt zoveel mogelijk gecombineerd tot robuuste groene ruimten. Het gros van de groene ruimte ligt tussen het plangebied en de Janninksweg. Er wordt ruimte gelaten tussen de wijk en de bedrijven MHZ en Ter Doest;
  • Om de bewoners van de wijk zoveel mogelijk van het groen te laten profiteren zijn er in oost-west richting groene wiggen bedacht die diep de wijk in komen. Deze groene wiggen hebben een minimale breedte van 5 meter en zijn grotendeels ingericht als wadi;
  • De groene wiggen hebben een uitwaaierend profiel. Tevens kenmerken ze zich door gebogen vormen. Dit als contrast met de rechte lijnen in het oostelijk deel van het plangebied.

afbeelding "i_NL.IMRO.1735.HExDeMarkeIII-VS10_0019.png"

Afbeelding stedenbouwkundig concept

  • Het oostelijk deel van het plangebied, grenzend aan De Marke II, kenmerkt zich door een gelijkmatige verkaveling in oost-west richting. Deze verkaveling sluit aan op de wegenstructuur van De Marke II en refereert aan de huidige rechtlijnige verkaveling van het landschap;
  • Deze oost-west gerichte verkavelingsstructuur wordt doorsneden door een weg en voetpad in noord-zuid richting. Waar deze elkaar kruisen verbreden en vergroenen de wegprofielen, uitlopend in de groene bufferzone;
  • De entree van de wijk vanaf de Janninksweg biedt ruim zicht op de groenstructuren en sluit vervolgens aan op een rechte weg in oost-west richting. Deze weg ligt min of meer op de plek waar nu de centrale watergang ligt. De weg vormt een centrale as in het plan. De groene wig langs de ontsluitingsweg is breder dan de overige wiggen en markeert de entree van de wijk. Centraal in deze centrale wig is ruimte voor een markering (bijvoorbeeld een kunstwerk), daar waar de zichtlijnen vanuit vier straten samenkomen;
  • De overgang tussen het groene buffergebied en het bebouwde gebied wordt gevormd door een dorpsrand met een gemengd beeld van voor- en achterkanten van woningen, wadi's en boomgroepen;
5.2.3 Ligging aan twee woonwijken en woningtypen

Er is een aantal belangrijke factoren van invloed op het stedenbouwkundig plan voor de wijk. Het plan grenst aan twee zijden aan bestaande woonwijken. In het geval van De Marke II zelfs aan achterkanten.

De Marke III zal vooral bestaan uit particulier te ontwikkelen woningen. Het programma zal in hoofdzaak bestaan uit vrijstaande en twee-onder-een-kapwoningen. Ook kleinschalige ontwikkelingen in de vorm van bijvoorbeeld CPO (collectief particulier opdrachtgeverschap) behoren tot de mogelijkheden. Deze manier van ontwikkelen past goed bij Hengevelde waar veel zelf gebouwd wordt en het gros van de woningen particulier (niet projectmatig) tot stand is gekomen. Het gevolg hiervan is een gevarieerd bebouwingsbeeld.

Uitgangspunt is een aanzienlijke vrijheid in de architectuur van de woning, echter om de basiskwaliteit te waarborgen en om een woonwijk te maken met samenhang en eenheid dient een aantal zaken vastgelegd te worden. Daarom is voor de wijk als geheel ingezet op kwaliteit en samenhang met voldoende aandacht voor flexibiliteit en variatie, passend bij de aard en schaal van Hengevelde. Om dit te bewerkstelligen gelden enkele regels die een positieve invloed hebben op de stedenbouwkundige samenhang en aanblik van de wijk. Op belangrijke hoeken (kruising van wegen) en beeldbepalende plekken in het plan is bijvoorbeeld een vrijstaande woning voorgeschreven. Het voordeel van een vrijstaande woning op hoeken is de flexibiliteit die dit geeft in oriëntatierichting van de woning en plaatsing van bijgebouwen. De extra bouwmassa die de vrijstaande woning vaak heeft ten opzichte van andere woningtypen zorgt ervoor dat de hoeken en beeldbepalende plekken geaccentueerd worden.

In dit plan is bepaald dat langs de Diepenheimsestraat uitsluitend vrijstaande woningen kunnen worden gerealiseerd. Hiermee wordt het karakter van de Diepenheimsestraat versterkt.

5.2.4 Waterberging, groenstructuur en ontsluiting

De hoofdgroenstructuur van het plan wordt gevormd door de groene buffer. Deze zone heeft meerdere functies. Deels dient deze zone als wadi ten behoeve van de wateropvang van de wijk. Tevens vormt het een buffer tussen de woonwijk en de bedrijfsmatige bebouwing en activiteiten van de bedrijven MHZ en Ter Doest. Ten slotte kan het gebruikt worden als functioneel groen.

Het gebied heeft een overwegend open karakter. Door de inrichting als wadi krijgt het een natuurlijk en 'ruig' karakter. Enkele bomen en boomgroepen zorgen voor variatie in het beeld.

Een ander onderdeel van de groen- (en water-)structuur zijn de groene wiggen. Dit zijn de groene verbindingen de wijk in. Ze zorgen voor groene kwaliteit en ruimtelijkheid in de wijk. De groene wiggen waaieren uit richting de groene bufferzone. Ook de groene wiggen worden gebruikt als wadi voor de opvang van hemelwater. De centrale groene wig is breder dan de drie andere wiggen en kan (deels) gebruikt worden voor een speelgelegenheid in de wijk. Enkele bomen in de groene wiggen kunnen bijdragen aan het groene beeld van de straat.

De wijk wordt ontsloten via de Diepenheimsestraat en de Janninksweg. Daarnaast krijgt de woonwijk De Marke II een (nood)ontsluiting naar De Marke III. De entrees van de wijk worden verbijzonderd. Vanuit de Diepenheimsestraat vormt de ontsluitingsweg de grens tussen de groene buffer en de woonwijk. Vanaf de Janninksweg volgt de ontsluitingsweg de groene inprikker. De ontsluiting op de Needsestraat is uitsluitend bestemd voor langzaam verkeer.

afbeelding "i_NL.IMRO.1735.HExDeMarkeIII-VS10_0020.png"

Groen- en wegenstructuur in het plangebied

5.2.5 Afstemming met milieuhinderzones

Er dient rekening te worden gehouden met enkele milieuhinderzones. Zo zijn er bijvoorbeeld de omringende wegen en de twee bedrijven MHZ en Ter Doest. In paragraaf 4.4 (bedrijven en milieuzonering) is hier nader op ingegaan.

5.3 Stedenbouwkundig plan

Op de navolgende afbeelding is het stedenbouwkundig plan voor De Marke III opgenomen. Voor de nadere uitwerking daarvan zal een inrichtingsplan worden opgesteld.

afbeelding "i_NL.IMRO.1735.HExDeMarkeIII-VS10_0021.png"

Stedenbouwkundig plan met verkavelingssuggestie

Woningtypologie

Uitgangspunt voor de woningtypen in het plangebied is zoveel mogelijk uitwisseling en flexibiliteit in woningtypen. Op enkele locaties zijn uitsluitend vrijstaande woningen toegestaan. Langs de groene wiggen zijn uitsluitend vrijstaande en twee-ondereen-kapwoningen mogelijk. In het plangebied zijn voor het overige vrijstaande, twee-onder-een-kapwoningen en aaneengebouwde woningen (maximaal 4 aaneen) toegestaan.

Rooilijn

De rooilijn bepaalt de grootte van de voortuin en daarmee het straatbeeld. Er wordt een minimale rooilijn voorgeschreven waardoor het groene straatbeeld gewaarborgd is. In het oostelijke deel van het plangebied bedraagt deze minimaal 3 meter, naar het westen toe (richting de groene buffer) verbreedt deze naar minimaal 4 meter. Langs de Diepenheimsestraat sluit de rooilijn aan bij het bestaande beeld.

Goot- en bouwhoogte hoofdgebouwen

De maximale goothoogte in het plangebied is vastgesteld op 6 meter. Op enkele plaatsen is sprake van een vaste goothoogte. Een hoge (max. 6 meter) of lage (max 3 meter) goothoogte maakt een groot verschil in het straatbeeld. Een hoge goothoogte zorgt voor meer bouwmassa, wat soms noodzakelijk is om een accent te maken. In De Marke III is een aantal kavels (met daarop vrijstaande woningen) aangegeven waar een goothoogte van ca. 6,0 meter verplicht is. Dit betreft de kavels bij de entree van de wijk, kavels die het einde markeren van de groene wiggen en enkele kavels die het einde markeren van de belangrijkste zichtlijnen in het plangebied. Langs de Diepenheimsestraat wordt aangesloten bij het heersende beeld van woningen met een lage goot.

afbeelding "i_NL.IMRO.1735.HExDeMarkeIII-VS10_0022.png"

Weergave verplichte goothoogte en locaties vrijstaande woningen in het plangebied

Dakhelling

De minimale dakhelling van de woningen in het plangebied bedraagt 40o.

Positionering van bijgebouwen

Bijgebouwen worden gebouwd achter de voorgevelrooilijn. In dit plan is een minimale maat van 2,5 meter achter de voorgevelrooilijn opgenomen. Bij een hoekperceel wordt het bijgebouw niet op de hoek gebouwd, maar aan de zijde van het aangrenzende buurperceel.

5.4 Beeldkwaliteit

Ter waarborging van een hoogwaardige ruimtelijke kwaliteit, is aanvullend aan dit bestemmingsplan een beeldkwaliteitplan opgesteld. Het beeldkwaliteitplan zal als aanvullend welstandsbeleid door de gemeenteraad worden vastgesteld en vormt daarmee een toetsingskader voor de welstandcommissie bij de toetsing van bouwplannen. Het beeldkwaliteitplan is een bron van inspiratie om het gewenste ambitieniveau te bereiken. Daarbij gaat het dus niet alleen om de kwaliteit van de gebouwde omgeving, maar ook om de beoogde kwaliteit van de overgangen privé-openbaar. Het beeldkwaliteitplan wordt aangevuld met een inrichtingsplan. Hierin wordt onder meer ook de overgang van de gebouwde omgeving naar de openbare ruimte zichtbaar gemaakt.

De Marke III kent veel vrijheden voor de toekomstige eigenaren in de keuze voor het soort woning en hoe de woning er uit komt te zien. De architectuurstijl is vrij. Het beeldkwaliteitplan streeft naar het behoud van deze keuzevrijheid waarbij ingezet wordt op kwaliteit en het creëren van samenhang in de wijk. Een kwalitatief hoogwaardige wijk heeft herkenbare woongebieden, een hoogwaardige openbare ruimte en een logische en leesbare (verkeers)structuur. Deze (stedenbouwkundige) kwaliteit heeft een direct verband met de woonkwaliteit van de bewoner maar ook de waardevastheid van wijk en woning. Het beperkte aantal regels zorgen ervoor dat er een beeld van de nieuwe wijk ontstaat die past bij de aard en schaal van Hengevelde. Aspecten als oriëntatie van de woning, de kapvorm en nokrichting en kleur- en materiaalgebruik is terug te vinden in het beeldkwaliteitplan.

5.5 Uitbreiding MHZ

Aan de westzijde van woningbouwlocatie De Marke III bevindt zich het bedrijf MHZ. Dit bedrijf produceert heftoestellen voor het tillen en verplaatsen van zeer zware lasten middels vacuümtechniek. Onderdeel van onderhavig bestemmingsplan is het juridisch-planologisch mogelijk maken van de uitbreiding van het bedrijf (zie de volgende afbeeldingen). Daarbij is sprake van de uitbreiding met een bedrijfshal van 40 m bij 35 m, het toevoegen van een kantoorpand van 10 m bij 15 m en de uitbreiding van de bedrijfswoning. De uitbreiding van het bedrijf is noodzakelijk vanwege de groeiende vraag naar de producten.

afbeelding "i_NL.IMRO.1735.HExDeMarkeIII-VS10_0023.jpg"

afbeelding "i_NL.IMRO.1735.HExDeMarkeIII-VS10_0024.jpg"

Beoogde uitbreiding MHZ
bron: Akoestisch Buro Tideman

Verantwoording uitbreiding MHZ

Het bedrijf maakt op dit moment deel uit van het bestemmingsplan Buitengebied. In het buitengebied zijn diverse niet-agrarische bedrijven gevestigd. Een groot aantal van deze bedrijven heeft zich vanuit een voormalig agrarisch bedrijf geleidelijk ontwikkeld. Dit vloeit voort uit de sterke ondernemersgeest die in het gebied aanwezig is en gekoesterd wordt. Met uitzondering van enkele bedrijven die sterk verwant zijn aan de agrarische sector missen de meeste bedrijven een duidelijke economische binding met het landelijk gebied. Om die reden is een bedrijventerrein beter passend. Vanwege de levendigheid in het landelijk gebied en de werkgelegenheid wordt bedrijvigheid in het landelijk gebied positief gewaardeerd. Echter, om het karakter van het landelijk gebied te behouden kan er maar beperkt ruimte worden geboden voor groei van niet-agrarische bedrijvigheid.

Er wordt terughoudend omgegaan met uitbreiding van niet-agrarische bedrijvigheid in het landelijk gebied. Bij de afweging of uitbreidingsmogelijkheden kunnen worden geboden wordt maatwerk toegepast. De toename van bebouwing en activiteiten moet namelijk blijven passen bij de schaal van het erf en het omliggende landschap en bij de draagkracht van de aanwezige infrastructuur. Bij bedrijven die zijn gelegen op bijzonder goed ontsloten locaties en die zorgvuldig landschappelijk zijn ingepast kan eerder medewerking worden verleend aan uitbreiding dan bij bedrijven waar dit niet het geval is. Voor iedere uitbreiding geldt dat het terrein zorgvuldig dient te worden ingepast, waarbij aansluiting wordt gezocht bij de in de provinciale Omgevingsvisie genoemde Kwaliteitsimpuls Groene Omgeving. In aanvulling op de landschappelijke inpassing van het bedrijf kan bij een uitbreiding een bijdrage worden gevraagd in het gemeentelijk landschapsfonds.

In analogie met de uitbreiding van andere niet-agrarische bedrijven in het buitengebied wordt voor het bedrijf MHZ de gewenste investering in de ruimtelijke kwaliteit gerelateerd aan de uitbreiding van de oppervlakte bedrijfsgebouwen. De bijzondere omstandigheid in deze situatie is dat het bedrijf komt te liggen in het stedelijk gebied (waardoor er in feite sprake is van inbreiding) en er een groene buffer wenselijk is tussen de bedrijvigheid en de woonwijk. Als tegenprestatie wordt een deel van de aanleg van het groene tussengebied tussen bedrijf en nieuwe woonwijk ten laste gebracht van het bedrijf. De definitieve inrichting van het gebied wordt in een later stadium uitgewerkt in een inrichtingsplan.

Verplaatsing van het bedrijf naar een bedrijventerrein is niet haalbaar. Enerzijds omdat Hengevelde niet beschikt over een bedrijfsterrein, terwijl het bedrijf economisch en sociaal geworteld is in Hengevelde. Veel werknemers wonen in Hengevelde. Om die reden is bijvoorbeeld verplaatsing naar Zenkeldamshoek geen optie. Anderzijds betreft het een geringe uitbreiding bij een bestaand bedrijf. Het bedrijf heeft geïnvesteerd in de bedrijfsgebouwen en bedrijfswoning en gaat investeren in een landschappelijke inpassing. Hiermee tonen het bedrijf en de nieuwe woningen een onderlinge samenhang. Een samenhang tussen twee functies die zo kenmerkend is voor de cultuur van Hengevelde zoals van oudsher aanwezig en nog steeds herkenbaar. Het bedrijf maakt dan ook deel uit van het plangebied.

Hoofdstuk 6 Juridische vormgeving

6.1 Algemeen

6.1.1 Wat is een bestemmingsplan

Het gemeentelijke bestemmingsplan is een middel waarmee functies aan gronden worden toegekend. Het gaat dus om het toekennen van gebruiksmogelijkheden. Vanuit de Wet ruimtelijke ordening volgt een belangrijk principe: het gaat om toelatingsplanologie. Het wordt de grondgebruiker (eigenaar, huurder etc.) toegestaan om de functie die het bestemmingsplan geeft uit te oefenen.

Een afgeleide van de gebruiksregels in het bestemmingsplan zijn regels voor bebouwing (omgevingsvergunning voor het bouwen) en regels voor het verrichten van 'werken' (omgevingsvergunning ten behoeve van het uitvoeren van werken, geen bouwwerken zijnde, en werkzaamheden).

Een bestemmingsplan regelt derhalve:

  • 1. het toegestane gebruik van gronden (en de bouwwerken en gebouwen);

en een bestemmingsplan kan daarbij regels geven voor:

  • 2. het bebouwen van de gronden;
  • 3. het verrichten van werken (aanleggen).
6.1.2 Over bestemmen, dubbelbestemmen en aanduiden

Op de verbeelding wordt aangegeven welke bestemming gronden hebben. Dit gebeurt via een bestemmingsvlak. Voor het op de verbeelding aangegeven bestemmingsvlak gelden de gebruiksmogelijkheden zoals die in het bijhorende regel worden gegeven. Die toegekende gebruiksmogelijkheden kunnen op twee manieren nader worden ingevuld:

  • 1. Via een dubbelbestemming. Een dubbelbestemming is, zoals de naam al zegt, een bestemming die óók aan de gronden wordt toegekend. Voor gronden kunnen dus meerdere bestemmingen gelden. Er geldt altijd één 'enkel' bestemming (dat is dé bestemming) en soms geldt er een dubbelbestemming (soms zelfs meerdere). In de regel van de dubbelbestemming wordt omschreven wat er voor de onderliggende gronden geldt aan extra bepalingen in aanvulling, of ter beperking, van de mogelijkheden van de onderliggende bestemmingen.
  • 2. Via een aanduiding. Een aanduiding is een teken op de verbeelding dat betrekking heeft op een vlak op die kaart. Via een aanduiding wordt in de regels 'iets' geregeld. Dat 'iets' kan betrekking hebben op extra mogelijkheden of extra beperkingen voor het gebruik en/of de bebouwing en/of het aanleggen van werken. Aanduidingen kunnen voorkomen in een bestemmingsregel, in meerdere bestemmingsregels en kunnen ook een eigen regel hebben.
6.1.3 Hoofdstukindeling van de regels

De regels zijn verdeeld over 4 hoofdstukken:

  • 1. Inleidende regels. In dit hoofdstuk worden begrippen verklaard die in de regels worden gebruikt (artikel 1). Dit gebeurt om een eenduidige uitleg en toepassing van de regels te waarborgen. Ook is bepaald de wijze waarop gemeten moet worden bij het toepassen van de regels (artikel 2).
  • 2. Bestemmingsregels. In dit tweede hoofdstuk zijn de bepalingen van de bestemmingen opgenomen. Dit gebeurt in alfabetische volgorde. Per bestemming is het toegestane gebruik geregeld en zijn bouwregels en, eventueel, ook bepalingen met betrekking tot het uitvoeren van werken, geen bouwwerken zijnde, en werkzaamheden opgenomen. Als er dubbelbestemmingen zijn worden die ook in dit hoofdstuk opgenomen. Die komen, ook in alfabetische volgorde, achter de bestemmingsbepalingen.
    Ieder artikel kent een vaste opzet. Eerst wordt het toegestane gebruik geformuleerd in de bestemmingsomschrijving. Vervolgens zijn bouwregels opgenomen. Aansluitend volgen afwijkingsbevoegdheden met betrekking tot bouw- en/of gebruiksregels. Ten slotte zijn eventueel bepalingen met betrekking tot het uitvoeren van werken, geen bouwwerken zijnde, en werkzaamheden en/of wijzigingsbevoegdheden opgenomen.
    Belangrijk om te vermelden is dat naast de bestemmingsbepalingen ook in andere artikelen relevante informatie staat die mede gelezen en geïnterpreteerd moet worden. Alleen zo is een volledig beeld te verkrijgen van hetgeen is geregeld.
  • 3. Algemene regels. In dit hoofdstuk zijn bepalingen opgenomen met een algemeen karakter. Ze gelden dus voor het hele plan. Het zijn achtereenvolgens een anti-dubbeltelregel, algemene gebruiksregels, algemene aanduidingsregels, algemene afwijkingsregels en overige regels.
  • 4. Overgangs- en slotregels. In het laatste hoofdstuk zijn respectievelijk het overgangsrecht en een slotregel opgenomen. Hoewel het hier in wezen ook algemene regels betreft, zijn deze vanwege hun meer bijzondere karakter in een apart hoofdstuk opgenomen.
6.1.4 Wet algemene bepalingen omgevingsrecht

Op 1 oktober 2010 is de Wet algemene bepalingen omgevingsrecht (Wabo) in werking getreden. Het doel van deze wet is om te komen tot een samenhangende beoordeling in één procedure van verschillende activiteiten die invloed hebben op de fysieke leefomgeving.

De Wabo heeft tot gevolg dat verschillende vergunningen worden verleend in één besluit, de omgevingsvergunning. Ook de thans in de Wet ruimtelijke ordening opgenomen vergunningen en ontheffingen vallen onder de Wabo.

Voor het bestemmingsplan heeft dit gevolgen voor de gebruikte terminologie. Termen als 'bouwvergunning', 'aanlegvergunning', 'sloopvergunning' en 'ontheffing' zijn vervangen door 'omgevingsvergunning ten behoeve van…'.

6.2 Dit bestemmingsplan

Dit bestemmingsplan bestaat uit een verbeelding, regels en een toelichting. De verbeelding en de regels vormen tezamen het juridisch bindende gedeelte van het bestemmingsplan. Beide planonderdelen dienen in onderlinge samenhang te worden bezien en toegepast. Op de verbeelding zijn de bestemmingen aangewezen. Aan deze bestemmingen zijn bouwregels en regels betreffende het gebruik gekoppeld.

De toelichting heeft geen rechtskracht, maar vormt niettemin een belangrijk onderdeel van het plan. De toelichting van dit bestemmingsplan geeft een weergave van de beweegredenen, de onderzoeksresultaten en de beleidsuitgangspunten die aan het bestemmingsplan ten grondslag liggen. Tot slot is de toelichting van wezenlijk belang voor een juiste interpretatie en toepassing van het bestemmingsplan.

6.2.1 Bestemmingen in dit bestemmingsplan

In dit bestemmingsplan zijn de bestemmingen 'Bedrijf - 1', 'Bedrijf - 2', 'Groen', 'Verkeer', 'Wonen', 'Woongebied - 1' en 'Woongebied - Uit te werken' opgenomen. Voor wat betreft de opzet en inhoud van de deze bestemmingen is aangesloten bij de standaardsystematiek die wordt gehanteerd in Hof van Twente.

In het onderstaande zijn de verschillende bestemmingen toegelicht.

Bedrijf - 1

Ten behoeve het bestaande bedrijfsperceel aan de Janninksweg 1 is de geldende bestemmingsregeling uit het bestemmingsplan Buitengebied overgenomen. Dit houdt in dat het terrein specifiek is bestemd voor een machinefabriek en dat na afwijking, onder voorwaarden, een ander bedrijf is toegestaan. Voor bedrijfsgebouwen geldt een goothoogte van maximaal 6 meter en een bouwhoogte van maximaal 10 meter. De oppervlakte van bedrijfsgebouwen bedraagt maximaal 2.500 m2. In onderhavig bestemmingsplan is dit perceel bestemd als 'Bedrijf - 1'.

Bedrijf - 2

Ten behoeve het andere bestaande bedrijfsperceel in het plangebied is eveneens de geldende bestemmingsregeling overgenomen. Op dit perceel aan de zuidwestzijde van het plangebied is een taxi-/touringcarbedrijf en verkeersschool toegestaan. Daarnaast zIjn ook andere bedrijven die passen in de aangegeven categorieën mogelijk. Gebouwen worden gebouwd binnen het bouwvlak en de goot- en bouwhoogte zijn opgenomen op de verbeelding. In onderhavig bestemmingsplan is dit perceel bestemd als 'Bedrijf - 2'.

Groen

De grotere groengebieden in het plan zijn voorzien van de bestemming 'Groen'. Deze bestemming laat groenvoorzieningen toe, alsmede voet- en fietspaden, toegangspaden en inritten naar omliggende bestemmingen, speelvoorzieningen, water en openbare nutsvoorzieningen. Ter plaatse van de aanduiding 'groenvoorziening' zijn uitsluitend groenvoorzieningen toegestaan, met dien verstande dat ter plaatse van de aanduiding 'pad' één pad is toegestaan.

Tevens is ter plaatse van het te realiseren geluidscherm (minimale hoogte 4 m) een aanduiding opgenomen. Gebouwen zijn binnen deze bestemming niet toegestaan. De bouwhoogte van bouwwerken, geen gebouwen zijnde bedraagt maximaal 3 m.

Verkeer

Deze bestemming is toegekend aan de wegen binnen het plangebied. Binnen deze bestemming zijn eveneens parkeerterreinen toegestaan, groenvoorzieningen en water, alsmede nutsvoorzieningen. Gebouwen met een inhoud van maximaal 50 m3 en een bouwhoogte van maximaal 3 m zijn mogelijk.

Wonen

Aan de bestaande woning met bijgebouw en erf is de bestemming 'Wonen' toegekend. Binnen deze bestemming moeten de gebouwen worden gebouwd binnen

het aangegeven bouwvlak. De woning mag zich uitsluitend binnen de aanduiding 'specifieke bouwaanduiding - bouwstrook' bevinden. Het aantal woningen per erf bedraagt niet meer dan het bestaande aantal.

De maximum goot- en bouwhoogte van zowel de bebouwing in de bouwstrook, als de bebouwing op het achtererf is aangegeven op de verbeelding. Voor het achtererf geldt tevens een maximum bebouwingspercentage, welke eveneens op de verbeelding is aangegeven.

Woongebied - 1

De nieuw te bouwen woningen met bijbehorend erf zijn voorzien van de bestemming 'Woongebied - 1'. Op de verbeelding is het bouwvlak aangegeven waarbinnen de gebouwen moeten worden gerealiseerd. Tevens is op de verbeelding het maximum aantal wooneenheden aangegeven. Na afwijking is onder voorwaarden een groter aantal wooneenheden toegestaan. Het bestreft een globale bestemming waarin ook de functies 'verkeer' en 'groen' zijn toegestaan.

Op de verbeelding zijn de aanduidingen 'vrijstaand', 'twee-aaneen' en 'aaneengebouwd' opgenomen. Ter plaatse van de aanduiding 'vrijstaand' zijn uitsluitend vrijstaande woningen toegestaan en ter plaatse van de aanduiding 'twee-aaneen' zijn twee-aaneen gebouwde woningen toegestaan alsmede vrijstaande woningen. Ten slotte zijn ter plaatse van de aanduiding 'aaneengebouwd' zowel vrijstaande, twee-aaneen gebouwde als aaneengebouwde woningen toegestaan. Overigens mogen binnen de laatste categorie maximaal 4 aaneengebouwde woningen worden gerealiseerd.

De maximum goot- en bouwhoogte is op de verbeelding aangegeven. In enkele gevallen is een vaste goothoogte voorgeschreven. Hiertoe is de aanduiding 'goothoogte' gebruikt.

Ter voldoening aan het bepaalde in het beeldkwaliteitplan is een minimale dakhelling van 40 graden voorgeschreven, met dien verstande dat architectonisch ndergeschikte delen (hiermee worden niet de ondergeschikte bouwdelen uit artikel 2 van de regels bedoeld, maar bijvoorbeeld een aan- of uitbouw bij een woning) wel mogen worden voorzien van een platte afdekking.

Voor bijgebouwen geldt dat zij zowel binnen als buiten het aangegeven bouwvlak mogen worden gebouwd. De gezamenlijke oppervlakte buiten het bouwvlak bedraagt met hoofdgebouw maximaal 75 m2, mits het bebouwingspercentage van het bouwperceel maximaal 50% is. De goot- en bouwhoogte van bijgebouwen bedraagt respectievelijk maximaal 3 m en 6 m.

Vanwege een goede ruimtelijke ordening mogen gebouwen in deze bestemming niet eerder ten behoeve van de woonfunctie in gebruik worden genomen dan nadat is voldaan aan de voorwaarden als gesteld in artikel 8.4.2 (voorwaardelijke verplichting).

Woongebied - Uit te werken

Het zuidelijk deel, alsmede een perceel aan de noordoostzijde van het plangebied is voorzien van de bestemming 'Woongebied - Uit te werken'. Deze bestemming zal door burgemeester en wethouders worden uitgewerkt met behulp van een uitwerkingsplan ten behoeve van de functies wonen, verkeers- en verblijfsdoeleinden, groenvoorzieningen, openbare nutsvoorzieningen, speelvoorzieningen, water, afvoer van water, tijdelijke berging en infiltratie van hemelwater. In de bestemming zijn verschillende uitwerkingsregels opgenomen waaraan bij uitwerking moet worden voldaan. Hierbij is zoveel mogelijk aansluiting gezocht bij het stedenbouwkundig plan en het beeldkwaliteitplan.

6.2.2 Algemene regels

Naast de bestemmingen bevat het plan een aantal algemene regels over bijvoorbeeld begrippen, de wijze van meten, algemene afwijkingen en overgangsrecht. Deze min of meer standaardregels in bestemmingsplannen worden hier verder niet toegelicht.

Hoofdstuk 7 Economische en maatschappelijke uitvoerbaarheid

7.1 Economische uitvoerbaarheid

Op 1 juli 2008 is als onderdeel van de Wet ruimtelijke ordening (Wro) de Grondexploitatiewet (Grexwet) in werking getreden. In de Grexwet is bepaald dat de gemeente verplicht is om bij het vaststellen van een ontwikkelingsgericht bestemmingsplan, maatregelen te hebben genomen die verzekeren dat alle kosten die gepaard gaan met de ontwikkeling van de locatie worden verhaald op de initiatiefnemer van het plan. Dit betekent dat er voor de gemeente een verplichting bestaat om haar kosten, die gepaard gaan met een bouwplan, te verhalen op de exploitant. De toepassing van de Grexwet richt zich voor het afdwingbare kostenverhaal, op bouwplannen. De definitie van wat onder een bouwplan wordt verstaan is opgenomen in het Bro:

  • de bouw van een of meerdere woningen;
  • de bouw van een of meerdere hoofdgebouwen;
  • de uitbreiding van een hoofdgebouw met ten minste 1000 m2;
  • de verbouwing van een of meer aangesloten gebouwen die voor andere doeleinden in gebruik of ingericht waren, mits ten minste 10 woningen worden gerealiseerd;
  • de verbouwing van een of meer aaneengesloten gebouwen die voor andere doeleinden in gebruik of ingericht waren, mits de cumulatieve oppervlakte van de nieuwe functies ten minste 1000 m2 bedraagt;
  • de bouw van kassen met een oppervlakte van ten minste 1000 m2.

Het grootste deel van het plangebied is in eigendom van de gemeente en wordt door de gemeente ontwikkeld. De gemeente heeft een exploitatieopzet gemaakt en voldoende middelen gereserveerd om tot uitvoering over te gaan. Op basis van een voorlopige exploitatieopzet voor dit plan kan worden geconcludeerd dat het plan economisch uitvoerbaar is. De exploitatieopzet van het plan De Marke III is separaat als bijlage toegevoegd. De definitieve exploitatieopzet zal na het onherroepelijk worden van het bestemmingsplan op basis van een voorlopig ontwerp aan de gemeenteraad worden voorgelegd.

De economische uitvoerbaarheid is hiermee gewaarborgd.

7.2 Maatschappelijke uitvoerbaarheid

7.2.1 Vooroverleg

Volgens artikel 3.1.1. Besluit ruimtelijke ordening moet het ontwerpbestemmingsplan worden voorgelegd aan het waterschap en aan die diensten van de provincie en het rijk die betrokken zijn bij de zorg voor de ruimtelijke ordening of belast zijn met de behartiging van belangen die in het plan in het geding zijn.

In het kader van artikel 3.1.1 Besluit ruimtelijke ordening is het bestemmingsplan voorgelegd aan de Provincie Overijssel en het Waterschap Vechtstromen. De provincie heeft te kennen gegeven akkoord te zijn met het plan. Het plan past binnen de prestatieafspraken 2010-2014. In het kader van grondruil is overleg gevoerd met het Waterschap Vechtstromen. Ook zij hebben te kennen gegeven akkoord te zijn met het plan.

7.2.2 Zienswijzen

Het ontwerpbestemmingsplan "De Marke III, Hengevelde" en het beeldkwaliteitplan "De Marke III - Hengevelde" heeft met ingang van 16 januari 2014 gedurende 6 weken voor eenieder ter inzage gelegen overeenkomstige artikel 3.8 van de Wet ruimtelijke ordening. Ten aanzien van het ontwerpbestemmingsplan en het ontwerpbeeldkwaliteitplan zijn binnen de daarvoor gestelde termijn geen zienswijzen naar voren gebracht.

7.2.3 Ambtshalve wijzigingen

In het bestemmingsplan zijn na de tervisielegging van het ontwerpbestemmingsplan meerdere ambtshalve wijzigingen doorgevoerd. Voor een volledige weergave van de ambtshalve wijzigingen wordt verwezen naar de zienswijzennota in de bijlage.