direct naar inhoud van Regels
Plan: Diepenheim 2015
Status: vastgesteld
Plantype: bestemmingsplan
IMRO-idn: NL.IMRO.1735.Diepenheim2015-VS10

Regels

Hoofdstuk 1 Inleidende regels

Artikel 1 Begrippen

In deze regels wordt verstaan onder:

1.1 plan:

het bestemmingsplan Diepenheim 2015 met identificatienummer NL.IMRO.1735.Diepenheim2015-VS10 van de gemeente Hof van Twente;

1.2 bestemmingsplan:

de geometrisch bepaalde planobjecten met de bijbehorende regels (en de daarbij behorende bijlagen);

1.3 aanduiding:

een geometrisch bepaald vlak of figuur, waarmee gronden zijn aangeduid, waar ingevolge de regels, regels worden gesteld ten aanzien van het gebruik en/of het bebouwen van deze gronden;

1.4 aanduidingsgrens:

de grens van een aanduiding indien het een vlak betreft;

1.5 aan huis verbonden beroep:

een (para)medisch, juridisch, administratief, therapeutisch, ontwerptechnisch, adviesgevend of daarmee gelijk te stellen dienstverlenend beroep, alsmede nevenactiviteiten in de vorm van kappers, autorijscholen, assurantiekantoren, verzekeringskantoren, schoonheidsspecialistes, hondentrimsalons, kinderopvang, pedicures en naar de aard daarmee qua uitstraling op het woonmilieu vergelijkbare activiteiten en met uitzondering van detailhandel en webwinkels, maar inclusief internetverkoop, dat in (bijgebouwen bij) de eigen woning wordt uitgeoefend, waarbij ten hoogste 25% van de oppervlakte van de woning inclusief (bij)gebouwen wordt gebruikt met een maximum van 50 m² en de woning in overwegende mate haar woonfunctie behoudt en dat een ruimtelijke uitwerking of uitstraling heeft, die met de woonfunctie in overeenstemming is;

1.6 achtererf:

het deel van het bouwperceel dat is gelegen achter de bouwstrook;

1.7 bebouwing:

één of meer gebouwen en/of bouwwerken, geen gebouwen zijnde;

1.8 bebouwingspercentage:

een in het plan aangeduid percentage, dat de grootte van het in de regels aangegeven bouwvlak of erf aangeeft dat ten hoogste mag worden bebouwd;

1.9 bed and breakfast:

een kleinschalige overnachtingaccommodatie bestaande uit maximaal vier bedden, gericht op het bieden van de mogelijkheid tot een toeristisch en kortdurend verblijf in de bestaande en legale woning in combinatie met het serveren van ontbijt, waarbij de gezamenlijke oppervlakte ten behoeve van bed & breakfast maximaal 50 m² mag zijn;

1.10 bedrijf:

een inrichting of instelling gericht op het bedrijfsmatig voortbrengen, vervaardigen, bewerken, opslaan, installeren en/of herstellen van goederen dan wel het bedrijfsmatig verlenen van diensten, aan huis verbonden beroepen daaronder niet begrepen;

1.11 bedrijfswoning:

een woning, kennelijk slechts bedoeld voor (het huishouden van) een persoon, van wie de huisvesting daar, gelet op de bestemming van het gebouw of het terrein, noodzakelijk is;

1.12 beperkt kwetsbaar object:

een object waarvoor ingevolge het Besluit externe veiligheid inrichtingen een richtwaarde voor het risico c.q. een risicoafstand is bepaald, waarmee rekening moet worden gehouden;

1.13 bestaand en legaal:

bij bouwwerken: een bouwwerk dat op het moment van inwerkingtreding van het plan bestaat of wordt gebouwd, dan wel nadien kan worden gebouwd krachtens een omgevingsvergunning voor het bouwen, waarvoor de aanvraag voor het tijdstip van inwerkingtreding is ingediend, tenzij in de regels anders is bepaald;

bij gebruik: het gebruik dat op het moment van de inwerkingtreding van het bestemmingsplan bestaat en in overeenstemming is met het voorheen geldende planologische regime, waarbij geldt dat voor zover het gebruik betrekking heeft op nevenactiviteiten, deze nevenactiviteiten mogen worden uitgeoefend in de vorm en omvang zoals toegestaan op grond van het voorheen geldend planologisch regime;

1.14 bestemmingsgrens:

de grens van een bestemmingsvlak;

1.15 bestemmingsvlak:

een geometrisch bepaald vlak met eenzelfde bestemming;

1.16 bijbehorend bouwwerk:

uitbreiding van een hoofdgebouw dan wel functioneel met een zich op hetzelfde perceel bevindend hoofdgebouw verbonden, daar al dan niet tegen aangebouwd en met de aarde verbonden bouwwerk met een dak;

1.17 bouwen:

het plaatsen, het geheel of gedeeltelijk oprichten, vernieuwen of veranderen en het vergroten van een bouwwerk;

1.18 bouwgrens:

de grens van een bouwvlak;

1.19 bouwlaag:

het geheel van op gelijke of nagenoeg gelijke vloerhoogte gelegen ruimten in een gebouw, uitgezonderd kelders;

1.20 bouwperceel:

een aaneengesloten stuk grond, waarop ingevolge de regels een zelfstandige, bij elkaar behorende bebouwing is toegelaten;

1.21 bouwperceelgrens:

de grens van een bouwperceel;

1.22 bouwstrook:

het maatvoeringsvlak op het bouwperceel dat grenst aan de voorgevelbouwgrens;

1.23 bouwvlak:

een geometrisch bepaald vlak, waarmee gronden zijn aangeduid, waar ingevolge de regels bepaalde gebouwen en bouwwerken, geen gebouwen zijnde, zijn toegelaten;

1.24 bouwwerk:

elke constructie van enige omvang van hout, steen, metaal of ander materiaal, die hetzij direct of indirect met de grond is verbonden, hetzij direct of indirect steun vindt in of op de grond;

1.25 café:

een horecabedrijf, niet zijnde een discotheek of bar/dancing dat tot hoofddoel heeft het verstrekken van dranken voor consumptie ter plaatse, met als nevenactiviteit het verstrekken van kleine etenswaren, al dan niet ter plaatse bereid;

1.26 dagrecreatief medegebruik:

een dagrecreatief gebruik van gronden dat ondergeschikt is aan de functie van de bestemming waarbinnen dit dagrecreatief gebruik is toegestaan;

1.27 detailhandel:

het bedrijfsmatig te koop aanbieden, waaronder begrepen de uitstalling ter verkoop, het verkopen en/of leveren van goederen aan personen die die goederen kopen voor gebruik, verbruik of aanwending anders dan in de uitoefening van een beroeps- of bedrijfsactiviteit, met inbegrip van uitsluitend afhaalmaaltijden en de bereiding daarvan;

1.28 detailhandel in volumineuze goederen (perifere detailhandel):

detailhandel die vanwege de omvang van de gevoerde artikelen een groot oppervlak nodig heeft voor de uitstalling, in de vorm van detailhandel in auto's, boten, caravans, tuininrichtingsartikelen, grove bouwmaterialen, keukens en sanitair en naar de aard daarmee gelijk te stellen artikelen;

1.29 dienstverlening:

het bedrijfsmatig verrichten van activiteiten welke bestaan uit het verlenen van diensten aan derden, met of zonder rechtstreeks contact met het publiek en ondergeschikte detailhandel;

1.30 erf:

de door kadastrale grenzen dan wel door herkenbare andere perceelsbegrenzing afgebakende gronden, die direct zijn gelegen bij een gebouw met een zelfde bestemming;

1.31 erker:

een ondergeschikte uitbouw aan een gebouw met een beperkte omvang waardoor het aanzicht niet wezenlijk wordt beïnvloed;

1.32 gebouw:

elk bouwwerk, dat een voor mensen toegankelijke, overdekte, geheel of gedeeltelijk met wanden omsloten ruimte vormt;

1.33 gebruik:

het gebruiken, doen gebruiken en/of laten gebruiken;

1.34 hoofdgebouw:

een of meer panden, of een gedeelte daarvan, dat noodzakelijk is voor de verwezenlijking van de geldende of toekomstige bestemming van een perceel en, indien meer panden of bouwwerken op het perceel aanwezig zijn, gelet op die bestemming het belangrijkst is;

1.35 horecabedrijf:

een bedrijf waar hoofdzakelijk dranken en/of etenswaren voor gebruik ter plaatse worden verstrekt en/of waarin logies wordt (en) verstrekt, zoals bijvoorbeeld een café, restaurant, hotel, pension, en naar de aard en openingstijden daarmee gelijk te stellen bedrijven, een en ander al dan niet in combinatie met een vermaaksfunctie met uitzondering van een erotisch getinte vermaaksfunctie. Het uitsluitend verstrekken van afhaalmaaltijden valt niet onder horeca;

1.36 horeca, categorie 1:

een horecabedrijf, waar in hoofdzaak maaltijden worden verstrekt, zoals restaurants, hotels en pensions en een horecabedrijf dat vooral is gericht op het overdag en 's avonds verstrekken van in hoofdzaak alcoholvrije dranken en eenvoudige etenswaren, zoals ijssalons, croissanterieën, lunchrooms en naar de aard en openingstijden daarmee gelijk te stellen horecabedrijven;

1.37 horeca, categorie 2:

een horecabedrijf, waar meestal in hoofdzaak alcoholische dranken worden verstrekt en waarvan de exploitatie doorgaans overlast voor het leefklimaat kan veroorzaken en een grote druk op de openbare orde met zich meebrengt, zoals cafés, bars, snackbars en cafetaria's, inclusief het geven van feesten en partijen;

1.38 horeca, categorie 3:

een horecabedrijf dat tot hoofddoel heeft het verstrekken van dranken voor gebruik ter plaatse, waarbij het luisteren van overwegend mechanische muziek en het dansen, wezenlijke onderdelen vormen en waarvan de exploitatie doorgaans overlast voor het leefklimaat kan veroorzaken, zoals discotheken, dancings en nachtclubs;

1.39 internetverkoop:

het verkopen van goederen via internet, waarbij de goederen elders worden bezorgd en er geen sprake is van voor publiek toegankelijke winkelruimte of showroom;

1.40 karakteristiek:

bebouwing met een cultuurhistorisch en/of architectonisch oogpunt eigen identiteit die vaak afwijkend is van de rest van de omgeving en vanwege deze kenmerken het behouden waard is;

1.41 kampeermiddel:

een tent, een tentwagen, een kampeerauto of een caravan, dan wel enig ander onderkomen of enig ander voertuig of gewezen voertuig of gedeelte daarvan, voorzover geen bouwwerk zijnde; een en ander voorzover deze onderkomens of voertuigen geheel of ten dele blijvend zijn bestemd of opgericht, dan wel worden of kunnen worden gebruikt voor recreatief nachtverblijf;

1.42 kinderopvang:

voorzieningen voor kinderopvang zoals kindercrèche, peuteropvang, kinderdagverblijf en buitenschoolse opvang, al dan niet commercieel;

1.43 kwetsbaar object:

een object waarvoor ingevolge het Besluit externe veiligheid inrichtingen en het Vuurwerkbesluit een grenswaarde voor het risico dan wel een risicoafstand is bepaald, die in acht moet worden genomen;

1.44 landschappelijke waarden:

de aan een gebied uit het oogpunt van landschapsschoon toegeschreven waarden;

1.45 maatschappelijke voorzieningen:

educatieve, sociaal-medische, sociaal-culturele, levensbeschouwelijke voorzieningen, voorzieningen ten behoeve van openbare dienstverlening, en ondergeschikte detailhandel en horeca categorie 1 ten dienste van deze voorzieningen;

1.46 nevenactiviteit:

een activiteit die wordt verricht naast de hoofdactiviteit;

1.47 openbare ruimte:

rijwegen, voet- en fietspaden, groenvoorzieningen en speelvoorzieningen;

1.48 overig bouwwerk:

een bouwkundige constructie van enige omvang, geen pand zijnde, die direct en duurzaam met de aarde is verbonden;

1.49 overkapping:

een bouwwerk van één bouwlaag dat dient ter overdekking en niet of slechts gedeeltelijk met wanden is omgeven (hieronder mede begrepen carports). Een overkapping is geen overig bouwwerk;

1.50 pand:

de kleinste bij de totstandkoming functioneel en bouwkundig-constructief zelfstandige eenheid die direct en duurzaam met de aarde is verbonden en betreedbaar en afsluitbaar is;

1.51 perifere detailhandel:

detailhandel volgens een formule die vanwege de aard en/of omvang van de gevoerde artikelen een groot oppervlak nodig heeft voor de uitstalling, zoals de verkoop van auto's, boten, caravans, tuininrichtingsartikelen, bouwmaterialen, keukens en sanitair, alsmede woninginrichtingartikelen, waaronder meubelen;

1.52 permanente bewoning:

bewoning van een ruimte als hoofdverblijf;

1.53 primaire woonfunctie:

functies ten behoeve van het wonen zoals een woonkamer, keuken of slaapkamer. Het gebruik ten behoeve van een bijkeuken, garage of atelier wordt hier niet onder verstaan;

1.54 recreatiewoning:

een complex van ruimten, dat dient voor recreatief verblijf, waarvan de gebruikers hun hoofdverblijf elders hebben;

1.55 risicovolle inrichting:
  • 1. een inrichting, waarvoor op grond van het Besluit externe veiligheid inrichtingen, een grenswaarde, richtwaarde voor het risico c.q. een veiligheidsafstand moet worden aangehouden bij het in het bestemmingsplan toelaten van kwetsbare of beperkt kwetsbare objecten;
  • 2. een AMvB-inrichting waarvoor krachtens artikel 8.40 van de Wet milieubeheer afstanden gelden met het oog op de externe veiligheid;
1.56 seksinrichting:

een voor het publiek toegankelijke, besloten ruimte, waarin bedrijfsmatig, of in een omvang alsof zij bedrijfsmatig was seksuele handelingen worden verricht of vertoningen van erotisch pornografische aard plaatsvinden. Onder een seksinrichting worden in elk geval verstaan: een seksbioscoop, een sekstheater, een parenclub of een prostitutiebedrijf, waaronder tevens begrepen een erotische massagesalon, al dan niet in combinatie met elkaar;

1.57 semi-agrarische doeleinden:

vormen van extensief, niet-bedrijfsmatig agrarisch grondgebruik, al dan niet met een recreatief karakter;

1.58 spel:

activiteit ter beweging en/of ontspanning van de beoefenaar met elementen als verbeelding, competitie, behendigheid, inzicht en kans, al dan niet met gebruikmaking van specifieke voorzieningen, die zich doorgaans uitsluitend richten op de beoefenaar, en ondergeschikte horeca categorie 2 ten dienste van deze voorzieningen;

1.59 sport:

lichamelijke bewegingsactiviteit, al dan niet met spel- of wedstrijdelement, waarbij conditie en vaardigheid een rol spelen, en waarvoor specifieke voorzieningen nodig kunnen zijn in verband met de activiteit en met de aanwezigheid van toeschouwers, en ondergeschikte horeca categorie 2 ten dienste van deze voorzieningen.

1.60 supermarkt:

een gebouw of een ruimte in een gebouw, dat door zijn inrichting kennelijk bedoeld is voor detailhandel in een grote verscheidenheid aan levensmiddelen door middel van zelfbediening;

1.61 terugliggende bouwlaag:

de bouwlaag, terugliggend ten opzichte van één of meer gevels van de woning;

1.62 voorgevel:

de gevel van een gebouw die in architectonisch opzicht, dan wel gelet op de bestemming, als voorkant van dat gebouw kan worden aangemerkt;

1.63 voorgevelbouwgrens:

het naar de weg gekeerde deel van de bouwgrens, voorzover niet in de verbeelding aangegeven als gevellijn;

1.64 voorgevelrooilijn:

de denkbeeldige lijn die de voorgevels van gebouwen en indien (nog) geen gebouwen aanwezig zijn, de voorgevelbouwgrenzen verbindt;

1.65 webwinkel:

het verkopen van goederen via internet, waarbij de goederen elders worden bezorgd en er tevens sprake is van voor publiek toegankelijke winkelruimte of showroom;

1.66 woning:

een complex van ruimten, als een zelfstandig gedeelte van een gebouw, uitsluitend bedoeld voor de huisvesting van één afzonderlijk huishouden, al dan niet in combinatie met een aan huis verbonden beroep of bedrijf;

1.67 woonoppervlak:

zowel de oppervlakte van de woning zelf als de bij de woning begrepen (bij)gebouwen;

1.68 zijerf:

het deel of de delen van de bouwstrook dat is of die zijn gelegen tussen de bouwgrens en de zijdelingse bouwperceelgrens.

Artikel 2 Wijze van meten

2.1 Meten

Bij toepassing van deze regels wordt als volgt gemeten:

2.1 de dakhelling;

langs het dakvlak ten opzichte van het horizontale vlak;

2.2 de bouwhoogte van een bouwwerk:

vanaf het peil tot aan het hoogste punt van een gebouw of van een overig bouwwerk met uitzondering van ondergeschikte bouwonderdelen, zoals schoorstenen, antennes, en naar de aard daarmee gelijk te stellen bouwonderdelen;

2.3 de goothoogte van een bouwwerk:

vanaf het peil tot aan de bovenkant van de goot c.q. de druiplijn, het boeiboord of een daarmee gelijk te stellen constructiedeel;

2.4 de inhoud van een bouwwerk:

tussen de onderzijde van de begane grondvloer, de buitenzijde van de gevels (en/of het hart van de scheidsmuren) en de buitenzijde van daken van dakkapellen;

2.5 de oppervlakte van een bouwwerk:

tussen de buitenwerkse gevelvlakken en/of het hart van de scheidingsmuren, neerwaarts geprojecteerd op het gemiddelde niveau van het afgewerkte bouwterrein ter plaatse van het bouwwerk;

2.6 de afstand tot de zijdelingse bouwperceelgrens:

vanaf de zijdelingse grens van een bouwperceel tot enig punt van een gebouw;

2.7 peil:
  • 1. Voor een bouwwerk in een bouwvlak, waar het peil ter plaatse is aangeduid: het niveau van 15 cm tot 35 cm boven de hoogte van de bij deze aanduiding gelegen aansluitende bestaande openbare ruimte;
  • 2. Indien ter plaatse geen aanduiding in een bouwvlak is aangegeven: het niveau van 15 cm tot 35 cm boven de hoogte van de aansluitende bestaande openbare ruimte, dan wel de bestaande afwijking tot de mate waarin een bouwwerk van het in de aanhef genoemde niveau afwijkt.

2.2 Ondergeschikte bouwdelen

Bij de toepassing van het bepaalde over het bouwen binnen bouwvlakken of bestemmingsvlakken worden ondergeschikte bouwdelen als plinten, pilasters, kozijnen, gevelversieringen, ventilatiekanalen, schoorstenen, gevel- en kroonlijsten, luifels, balkons en overstekende daken buiten beschouwing gelaten, mits de bouw- dan wel bestemmingsgrens met maximaal 1 m wordt overschreden.

Hoofdstuk 2 Bestemmingsregels

Artikel 3 Agrarisch met waarden - Landschap

3.1 Bestemmingsomschrijving

De voor 'Agrarisch met waarden - Landschap' aangegeven gronden zijn bestemd voor:

  • a. de uitoefening van het agrarisch bedrijf;
  • b. het behoud en het herstel van de op deze gronden voorkomende landschappelijke waarden.
3.2 Bouwregels

Het bouwen op de gronden met de bestemming 'Agrarisch met waarden - Landschap' is aan een aantal regels gebonden.

3.2.1 Gebouwen en overkappingen
  • a. de gebouwen en overkappingen worden gebouwd binnen het bouwvlak;
  • b. de goothoogte bedraagt maximaal de ter plaatse van de aanduiding 'maximum goothoogte (m)' aangegeven goothoogte, of de bestaande goothoogte als deze hoger is;
  • c. de bouwhoogte bedraagt maximaal de ter plaatse van de aanduiding 'maximum bouwhoogte (m)' aangegeven bouwhoogte, of de bestaande bouwhoogte als deze hoger is;

3.2.2 Overige bouwwerken
  • a. uitsluitend bouwwerken, geen gebouwen zijnde, ten dienste van het agrarisch bedrijf, zoals melk- en voederplaatsen en afrasteringen mogen worden opgericht;
  • b. de bouwhoogte van de afrasteringen mag maximaal 2 m bedragen;
  • c. de hoogte van andere overige bouwwerken mag maximaal 6 m bedragen.
3.3 Afwijken van de bouwregels

Het bevoegd gezag kan bij een omgevingsvergunning afwijken van het bepaalde in lid 3.2.1 onder a voor het oprichten van melkstallen en schuilgelegenheden voor vee, indien deze ter plaatse uit het oogpunt van een doelmatige bedrijfsvoering in het kader van een agrarisch bedrijf nodig zijn, mits:

  • a. de oppervlakte van het bij het bedrijf behorende bouwperceel ten minste 1 ha bedraagt;
  • b. de bebouwde oppervlakte maximaal 150 m² bedraagt;
  • c. de bouwhoogte maximaal 6 m bedraagt.
3.4 Specifieke gebruiksregels

Onder strijdig gebruik wordt in elk geval verstaan het gebruik:

  • a. als opslagplaats voor nieuwe of gebruikte motorvoertuigen, aanhangwagens, machines of (onder)delen daarvan;
  • b. als opslag-, stort- of bergplaats van andere voorwerpen, stoffen of producten, behoudens in het kader van het op de bestemming gerichte gebruik van de grond;
  • c. voor detailhandel;
  • d. voor het beproeven van, racen of crossen met motorvoertuigen;
  • e. reclamedoeleinden.
3.5 Omgevingsvergunning voor het uitvoeren van werken, geen bouwwerk zijnde, of van werkzaamheden
  • a. Het is verboden zonder of in afwijking van een omgevingsvergunning van het bevoegd gezag op de gronden bedoeld in dit artikel de navolgende werken, geen bouwwerken zijnde, of werkzaamheden, uit te voeren:
    • 1. afgraven, ophogen of egaliseren van gronden;
    • 2. aanleggen van verhardingen, opslagplaatsen en stortplaatsen;
    • 3. aanbrengen van ondergrondse of bovengrondse leidingen en de daarmee verband houdende werkzaamheden;
    • 4. het graven van sloten met een grotere diepte dan 50 cm, het verleggen of dempen van sloten en het wijzigen van een slootprofiel;
    • 5. het aanleggen van drainage;
    • 6. het vellen en rooien van houtgewas.
  • b. De sub a vervatte verboden gelden niet voor werken of werkzaamheden:
    • 1. betreffende het normale onderhoud en beheer van de gronden;
    • 2. binnen het kader van de normale agrarische bedrijfsexploitatie;
    • 3. waarop de Boswet of krachtens die wet vastgestelde voorschriften van toepassing zijn;
    • 4. welke ten tijde van het van kracht worden van het bestemmingsplan in uitvoering waren.
  • c. De in lid 3.5, sub a genoemde werken en werkzaamheden zijn slechts toelaatbaar indien door werken of werkzaamheden en de gevolgen daarvan geen onevenredige schade wordt toegebracht aan de doeleinden en waarden als omschreven in lid 3.1.

Artikel 4 Bedrijf

4.1 Bestemmingsomschrijving

De voor 'Bedrijf' aangewezen gronden zijn bestemd voor:

  • a. bedrijven en instellingen zoals vermeld in:
    • 1. categorie 1 van de bij deze regels behorende Bijlage 1 Staat van bedrijven, ter plaatse van de aanduiding 'bedrijf tot en met categorie 1';
    • 2. categorieën 1 en 2 van de bij deze regels behorende Bijlage 1 Staat van bedrijven, ter plaatse van de aanduiding 'bedrijf tot en met categorie 2';
    • 3. categorieën 1, 2 en 3.1 van de bij deze regels behorende Bijlage 1 Staat van bedrijven, ter plaatse van de aanduiding 'bedrijf tot en met categorie 3.1', alsmede voor:
    • 4. aannemersbedrijf, uitsluitend ter plaatse van de aanduiding 'specifieke vorm van bedrijf – aannemersbedrijf’;
    • 5. bedrijven, die op het moment van het van kracht worden van dit plan al ter plaatse aanwezig waren en die zijn vermeld in de bij deze regels behorende bijlage 2 Lijst van bedrijven Diepenheim;
  • b. groenvoorzieningen, met dien verstande dat het gebied ter plaatse van de aanduiding ‘groen’ uitsluitend is bestemd voor een afschermende groenvoorziening;
  • c. water, afvoer van water, tijdelijke berging en infiltratie van hemelwater;
  • d. openbare nutsvoorzieningen;
  • e. bestaande bedrijfswoningen, waaronder ook het uitoefenen van een aan huis verbonden beroep valt.
4.2 Bouwregels

Het bouwen op de gronden met de bestemming 'Bedrijf' is aan een aantal regels gebonden.

4.2.1 Gebouwen en overkappingen
  • a. de gebouwen en overkappingen worden gebouwd binnen het bouwvlak;
  • b. ter plaatse van de aanduiding 'bedrijfswoning' bedraagt het aantal nieuw te bouwen bedrijfswoningen maximaal 1;
  • c. de goothoogte bedraagt maximaal de ter plaatse van de aanduiding 'maximum goothoogte (m)' aangegeven googthoogte, of de bestaande goothoogte als deze hoger is;
  • d. de bouwhoogte bedraagt maximaal de ter plaatse van de aanduiding 'maximum bouwhoogte (m)' aangegeven bouwhoogte, of de bestaande bouwhoogte als deze hoger is;
  • e. het bebouwingspercentage van het bouwvlak bedraagt maximaal het ter plaatse van de aanduiding 'maximum bebouwingspercentage (%)' aangegeven percentage;
  • f. de afstand van de gebouwen en overkappingen tot de zijdelingse bouwperceelgrens bedraagt minimaal 4 m.
4.2.2 Overige bouwwerken
  • a. per erf of terrein mag maximaal één vlaggenmast worden geplaatst met een bouwhoogte van maximaal 6 m;
  • b. de bouwhoogte van andere overige bouwwerken bedraagt maximaal 3 m.
4.3 Afwijken van de bouwregels
4.3.1 Afwijken

Met een omgevingsvergunning kan worden afgeweken van:

  • a. lid 4.2.1, sub f voor het toestaan van het bouwen op de zijdelingse bouwperceelgrens;
  • b. lid 4.2.2 sub a voor het plaatsen van meer dan 1 vlaggenmast per erf;
  • c. lid 4.2.2, sub b voor het toestaan van een bouwhoogte van maximaal 6 m.
4.3.2 Toetsingscriteria

De omgevingsvergunning kan alleen worden verleend als hierdoor geen onevenredige afbreuk wordt gedaan aan:

  • a. de gebruiksmogelijkheden van aangrenzende gronden;
  • b. het bebouwingsbeeld;
  • c. de verkeersveiligheid.
4.4 Specifieke gebruiksregels

Het gebruik van de gronden en bouwwerken, met de bestemming 'Bedrijf' is aan een aantal beperkingen gebonden.

De gronden en bouwwerken mogen niet worden gebruikt voor:

4.5 Afwijken van de gebruiksregels

Met een omgevingsvergunning kan worden afgeweken van:

  • a. het bepaalde in lid 4.4 sub b in die zin dat ter plaatse van de aanduiding 'bedrijf tot en met categorie 1' tevens bedrijven zijn toegestaan die naar de aard en invloed op de omgeving gelijk te stellen zijn met bedrijven die zijn genoemd in bijlage 1 Staat van bedrijven onder categorie 1, mits:
    • 1. het gaat om bedrijven die niet zijn genoemd in bijlage 1 Staat van bedrijven maar die qua milieubelasting, aard en invloed op de omgeving gelijkwaardig zijn aan de bedrijven die wel worden genoemd in bijlage 1 Staat van bedrijven onder een hogere categorie dan 1, maar in een individueel geval een lagere milieubelasting hebben;
    • 2. het geen inrichtingen als bedoeld in artikel 40 juncto artikel 1 van de Wet geluidhinder en/of risicovolle inrichtingen betreffen;
  • b. het bepaalde in lid 4.4 sub b in die zin dat ter plaatse van de aanduiding 'bedrijf tot en met categorie 2' tevens bedrijven zijn toegestaan die naar de aard en invloed op de omgeving gelijk te stellen zijn met bedrijven die zijn genoemd in bijlage 1 Staat van bedrijven onder de categorieën 1 en 2, mits:
    • 1. het gaat om bedrijven die niet zijn genoemd in bijlage 1 Staat van bedrijven maar die qua milieubelasting, aard en invloed op de omgeving gelijkwaardig zijn aan de bedrijven die wel worden genoemd in bijlage 1 Staat van bedrijven onder een hogere categorie dan 2, maar in een individueel geval een lagere milieubelasting hebben;
    • 2. het geen inrichtingen als bedoeld in artikel 40 juncto artikel 1 van de Wet geluidhinder en/of risicovolle inrichtingen betreffen;
  • c. het bepaalde in lid 4.4 sub b in die zin dat ter plaatse van de aanduiding 'bedrijf tot en met categorie 3.1' tevens bedrijven zijn toegestaan die naar de aard en invloed op de omgeving gelijk te stellen zijn met bedrijven die zijn genoemd in bijlage 1 Staat van bedrijven onder categorieën 1, 2 en 3.1, mits:
    • 1. het gaat om bedrijven die niet zijn genoemd in bijlage 1 Staat van bedrijven maar die qua milieubelasting, aard en invloed op de omgeving gelijkwaardig zijn aan de bedrijven die wel worden genoemd in bijlage 1 Staat van bedrijven onder een hogere categorie dan 3.1, maar in een individueel geval een lagere milieubelasting hebben;
    • 2. het geen inrichtingen als bedoeld in artikel 40 juncto artikel 1 van de Wet geluidhinder en/of risicovolle inrichtingen betreffen.

Artikel 5 Bedrijf - Openbaar nut

5.1 Bestemmingsomschrijving

De voor 'Bedrijf - Openbaar nut' aangewezen gronden zijn bestemd voor:

  • a. utilitaire voorzieningen, zoals transformatorstations, gemalen en gasdrukregel- en meetstations;

met de daarbij behorende:

  • b. terreinen;
  • c. bouwwerken.
5.2 Bouwregels

Het bouwen op de gronden met de bestemming 'Bedrijf - Openbaar nut' is aan een aantal regels gebonden.

5.2.1 Gebouwen en overkappingen
  • a. de gebouwen en overkappingen worden gebouwd binnen het bouwvlak;
  • b. de goothoogte van gebouwen en overkappingen bedraagt maximaal 3,5 m;
  • c. de bouwhoogte van gebouwen en overkappingen bedraagt maximaal 5 m.

5.2.2 Overige bouwwerken

De bouwhoogte van overige bouwwerken bedraagt maximaal 8 m.

Artikel 6 Centrum

6.1 Bestemmingsomschrijving

De voor 'Centrum' aangewezen gronden zijn bestemd voor:

  • a. detailhandel;
  • b. dienstverlenende bedrijven;
  • c. kantoren;
  • d. uitsluitend bestaand wonen op de eerste en volgende verdiepingen van gebouwen, waaronder ook het uitoefenen van een aan huis verbonden beroep valt;
  • e. bestaand wonen op de begane grond en lager;
  • f. bestaande detailhandel, dienstverlening, kantoren en horeca op de eerste en volgende verdiepingen van gebouwen;
  • g. horeca, categorie 1;
  • h. horeca, categorie 1 en 2, uitsluitend ter plaatse van de aanduiding 'horeca tot en met categorie 2';
  • i. maatschappelijke voorzieningen;
  • j. openbare nutsvoorzieningen;
  • k. groenvoorzieningen en water;
  • l. verkeers- en verblijfsdoeleinden;
  • m. manifestaties, kermissen en evenementen;
  • n. water, afvoer van water, tijdelijke berging en infiltratie van hemelwater;
  • o. het behoud van de uitwendige hoofdvorm, uitsluitend ter plaatse van de aanduiding 'karakteristiek'.
6.2 Bouwregels

Het bouwen op de gronden met de bestemming 'Centrum' is aan een aantal regels gebonden.

6.2.1 Gebouwen en overkappingen
  • a. de gebouwen en overkappingen worden gebouwd binnen het bouwvlak;
  • b. het bedrijfsvloeroppervlak van winkels bedraagt niet meer dan 200 m² per detailhandelsvestiging;
  • c. het aantal woningen bedraagt niet meer dan het bestaande aantal;
  • d. de goothoogte bedraagt maximaal de ter plaatse van de aanduiding 'maximum goothoogte (m)' aangegeven goothoogte, of de bestaande goothoogte als deze hoger is;
  • e. de bouwhoogte bedraagt maximaal de ter plaatse van de aanduiding 'maximum bouwhoogte (m)' aangegeven bouwhoogtes, of de bestaande bouwhoogte als deze hoger is;
  • f. het bebouwingspercentage van het erf bedraagt maximaal het ter plaatse van de aanduiding 'maximum bebouwingspercentage (%)' aangegeven percentage, waarbij de oppervlakte aan bebouwing in de bouwstrook buiten beschouwing blijft, waarvan de bebouwde oppervlakte van het achtererf maximaal 150 m² bedraagt;
  • g. de afstand van de gebouwen en overkappingen tot de zijdelingse bouwperceelgrens bedraagt minimaal 4 m tenzij de bestaande afstand kleiner is, in welk geval de bestaande afstand geldt;
  • h. het behoud van de uitwendige hoofdvorm van de bebouwing, uitsluitend ter plaatse van de aanduiding 'karakteristiek'.

6.2.2 Overige bouwwerken
  • a. per erf of terrein mag maximaal één vlaggenmast worden geplaatst met een bouwhoogte van maximaal 6 m;
  • b. de bouwhoogte van overige bouwwerken bedraagt maximaal 6 m, waarbij de bouwhoogte van terreinafscheidingen maximaal 3 m bedraagt.
6.3 Nadere eisen

Burgemeester en wethouders kunnen met het oog op het voorkomen van een onevenredige aantasting van de verschijningsvorm van karakteristieke en/of cultuurhistorische panden nadere eisen stellen aan de plaats en afmetingen van gebouwen en andere bouwwerken ten behoeve van het behoud van de karakteristieke en/of cultuurhistorische verschijningsvorm van gebouwen in de omgeving.

6.4 Afwijken van de bouwregels
6.4.1 Afwijken

Met een omgevingsvergunning kan worden afgeweken van:

  • a. lid 6.2.1, sub b voor een bedrijfsvloeroppervlak van maximaal 400 m² per detailhandelsvestiging, op percelen die een grotere oppervlakte hebben dan 500 m²;
  • b. lid 6.2.1, sub g voor het toestaan van het bouwen op de zijdelingse bouwperceelgrens;
  • c. lid 6.2.2, sub a voor het plaatsen van meer dan 1 vlaggenmast per erf;
  • d. lid 6.2.2, sub b voor het toestaan van een bouwhoogte van maximaal 10 m.

6.4.2 Toetsingscriteria

De omgevingsvergunning kan alleen worden verleend als hierdoor geen onevenredige afbreuk wordt gedaan aan:

  • a. de gebruiksmogelijkheden van aangrenzende gronden;
  • b. het bebouwingsbeeld;
  • c. de verkeersveiligheid.
6.5 Specifieke gebruiksregels

Het gebruik van de gronden en bouwwerken, met de bestemming 'Centrum' is aan een aantal beperkingen gebonden.

De gronden en bouwwerken mogen niet worden gebruikt voor detailhandel, dienstverlening, kantoren of horeca op de eerste en eventueel hogere verdiepingen van gebouwen.

6.6 Afwijken van de gebruiksregels

Met een omgevingsvergunning kan worden afgeweken van het bepaalde in lid 6.5 in die zin dat de eerste en eventueel hogere verdiepingen van gebouwen worden gebruikt voor detailhandel, dienstverlening, kantoren of horeca onder voorwaarde dat de functie een binding heeft met de functie op de begane grond en er geen onevenredige hinder zal worden ondervonden door woonfuncties boven of naast de nieuw te vestigen functie.

Artikel 7 Detailhandel

7.1 Bestemmingsomschrijving

De voor 'Detailhandel' aangewezen gronden zijn bestemd voor:

  • a. detailhandel, met uitzondering van perifere detailhandel en supermarkten;
  • b. een verkooppunt voor motorbrandstoffen met lpg, uitsluitend ter plaatse van de aanduiding 'verkooppunt motorbrandstoffen met lpg';
  • c. wonen op de eerste en volgende verdiepingen van gebouwen, waaronder ook het uitoefenen van een aan huis verbonden beroep valt;
  • d. verkeers- en verblijfsdoeleinden.
7.2 Bouwregels

Het bouwen op de gronden met de bestemming 'Detailhandel' is aan een aantal regels gebonden.

7.2.1 Gebouwen en overkappingen
  • a. de gebouwen en overkappingen worden gebouwd binnen het bouwvlak,
  • b. het aantal woningen, bedraagt maximaal het bestaande aantal;
  • c. de goothoogte bedraagt maximaal de ter plaatse van de aanduiding 'maximum goothoogte (m)' aangegeven goothoogte, of de bestaande goothoogte als deze hoger is;
  • d. de bouwhoogte bedraagt maximaal de ter plaatse van de aanduiding 'maximum bouwhoogte (m)' aangegeven bouwhoogte, of de bestaande bouwhoogte als deze hoger is;
  • e. het bebouwingspercentage van het bouwvlak bedraagt maximaal het ter plaatse van de aanduiding 'maximum bebouwingspercentage (%)' aangegeven percentage.

7.2.2 Overige bouwwerken
  • a. per erf of terrein mag maximaal één vlaggenmast worden geplaatst met een bouwhoogte van maximaal 6 m;
  • b. de bouwhoogte van overige bouwwerken bedraagt maximaal 6 m, waarbij de bouwhoogte van terreinafscheidingen maximaal 3 m bedraagt.
7.3 Afwijken van de bouwregels
7.3.1 Afwijken

Met een omgevingsvergunning kan worden afgeweken van:

  • a. lid 7.2.2, sub a voor het plaatsen van meer dan 1 vlaggenmast per erf;
  • b. lid 7.2.2, sub b voor het toestaan van een bouwhoogte van maximaal 10 m.
7.3.2 Toetsingscriteria

De omgevingsvergunning kan alleen worden verleend als hierdoor geen onevenredige afbreuk wordt gedaan aan:

  • a. de gebruiksmogelijkheden van aangrenzende gronden;
  • b. het bebouwingsbeeld;
  • c. de verkeersveiligheid.

Artikel 8 Groen

8.1 Bestemmingsomschrijving

De voor 'Groen' aangewezen gronden zijn bestemd voor:

  • a. groenvoorzieningen;
  • b. voet- en fietspaden;
  • c. toegangspaden en inritten naar omliggende bestemmingen;
  • d. speelvoorzieningen;
  • e. water, afvoer van water, tijdelijke berging en infiltratie van hemelwater;
  • f. openbare nutsvoorzieningen;
  • g. een toeristisch overstappunt, ter plaatse van de aanduiding 'specifieke vorm van recreatie - toeristisch overstapplaats';
  • h. verblijfsdoeleinden, met dien verstande dat parkeervoorzieningen uitsluitend zijn toegestaan ter plaatse van de aanduiding 'parkeerterrein';
  • i. dagrecreatief medegebruik.
8.2 Bouwregels

Het bouwen op de gronden met de bestemming 'Groen' is aan een aantal regels gebonden.

8.2.1 Gebouwen en overkappingen

Op deze gronden mogen geen gebouwen en overkappingen worden gebouwd.

8.2.2 Overige bouwwerken

De bouwhoogte van overige bouwwerken bedraagt maximaal 3 m, met dien verstande dat ter plaatse van de aanduiding 'specifieke vorm van recreatie - toeristisch overstapplaats', een bouwwerk ten behoeve van een toeristisch overstappunt gebouwd mag worden met een bouwhoogte van maximaal 5 m.

8.3 Afwijken van de bouwregels
8.3.1 Afwijken

Met een omgevingsvergunning kan worden afgeweken van lid 8.2.2 voor het toestaan van een bouwhoogte van maximaal 6 m.

8.3.2 Toetsingscriteria

Een omgevingsvergunning kan alleen worden verleend indien hierdoor geen onevenredige afbreuk wordt gedaan aan:

  • a. de gebruiksmogelijkheden van aangrenzende gronden;
  • b. het bebouwingsbeeld;
  • c. de verkeersveiligheid;
  • d. ruimtelijke kwaliteit.

Artikel 9 Groen - Groene ruimte

9.1 Bestemmingsomschrijving

De voor 'Groen - Groene ruimte' aangewezen gronden zijn bestemd voor:

  • a. semi-agrarische doeleinden in de vorm van weide en grasland;
  • b. bed & breakfast en/of theehuis, ter plaatse van de aanduiding 'bed & breakfast';
  • c. aardbeienkwekerij, ter plaatse van de aanduiding 'specifieke vorm van agrarisch - kwekerij';
  • d. opslag ten behoeve van een bed & breakfast, theehuis en/of kwekerij ter plaatse van de aanduiding 'opslag';
  • e. parkeervoorzieningen, ter plaatse van de aanduiding 'parkeerterrein';
  • f. bescherming van landschapswaarden, ter plaatse van de aanduiding 'landschapswaarden';
  • g. dagrecreatief medegebruik;
  • h. groenvoorzieningen;
  • i. toegangspaden en inritten naar omliggende bestemmingen;
  • j. voet- en fietspaden;
  • k. verblijfsdoeleinden;
  • l. speelvoorzieningen;
  • m. water, afvoer van water, tijdelijke berging en infiltratie van hemelwater, met dien verstande dat de gebieden ter plaatse van de aanduiding 'waterberging' specifiek zijn bedoeld als groot overloopgebied;
  • n. openbare nutsvoorzieningen.
9.2 Bouwregels

Het bouwen op de gronden met de bestemming 'Groen - Groene ruimte' is aan een aantal regels gebonden.

9.2.1 Gebouwen en overkappingen
  • a. de gebouwen en overkappingen worden gebouwd binnen het bouwvlak,
  • b. de bouwhoogte bedraagt maximaal de ter plaatse van de aanduiding 'maximum bouwhoogte (m)' aangegeven bouwhoogte, of de bestaande bouwhoogte als deze hoger is.

9.2.2 Overige bouwwerken

De bouwhoogte van andere overige bouwwerken bedraagt maximaal 3 m.

Artikel 10 Horeca

10.1 Bestemmingsomschrijving

De voor 'Horeca' aangewezen gronden zijn bestemd voor:

  • a. horeca, categorie 1;
  • b. horeca, categorieën 1 en 2, ter plaatse van de aanduiding 'horeca tot en met categorie 2';
  • c. terrassen;
  • d. groenvoorzieningen;
  • e. water, afvoer van water, tijdelijke berging en infiltratie van hemelwater;
  • f. verkeers- en verblijfsdoeleinden;
  • g. parkeervoorzieningen;
  • h. openbare nutsvoorzieningen.
10.2 Bouwregels

Het bouwen op de gronden met de bestemming 'Horeca' is aan een aantal regels gebonden.

10.2.1 Gebouwen en overkappingen
  • a. de gebouwen en overkappingen worden gebouwd binnen het bouwvlak,
  • b. de goothoogte bedraagt maximaal de ter plaatse van de aanduiding 'maximum goothoogte (m)' aangegeven goothoogte, of de bestaande goothoogte als deze hoger is;
  • c. de bouwhoogte bedraagt maximaal de ter plaatse van de aanduiding 'maximum bouwhoogte (m)' aangegeven bouwhoogte, of de bestaande bouwhoogte als deze hoger is.

10.2.2 Overige bouwwerken
  • a. de bouwhoogte van terreinafscheidingen bedraagt voor de voorgevelrooilijn maximaal 1 m en daarachter maximaal 2,2 m;
  • b. de bouwhoogte op zijerven die grenzen aan een openbare weg (niet zijnde een brandgang tussen twee gebouwen) of openbaar groengebied op een afstand van 1 m of minder uit de perceelgrens bedraagt maximaal 1 m;
  • c. de bouwhoogte van bouwwerken ten behoeve van verkeers- en verblijfsdoeleinden en openbare nutsvoorzieningen bedraagt maximaal 6 m;
  • d. per erf of terrein mag maximaal één vlaggenmast worden geplaatst met een bouwhoogte van maximaal 6 m;
  • e. de bouwhoogte van andere overige bouwwerken bedraagt maximaal 3 m.
10.3 Afwijken van de bouwregels
10.3.1 Afwijken

Met een omgevingsvergunning kan worden afgeweken van:

  • a. lid 10.2.2 sub d voor het plaatsen van meer dan 1 vlaggenmast per erf;
  • b. lid 10.2.2 sub e voor het toestaan van een bouwhoogte van maximaal 10 m.

10.3.2 Toetsingscriteria

De omgevingsvergunning kan alleen worden verleend indien hierdoor geen onevenredige afbreuk wordt gedaan aan:

  • a. de gebruiksmogelijkheden van aangrenzende gronden;
  • b. het bebouwingsbeeld;
  • c. de verkeersveiligheid.

Artikel 11 Maatschappelijk

11.1 Bestemmingsomschrijving

De voor 'Maatschappelijk' aangewezen gronden zijn bestemd voor:

  • a. maatschappelijke voorzieningen;
  • b. wonen, al dan niet in samenhang met centrale voorzieningen ten behoeve van verzorging en verpleging, indien ter plaatse aangeduid als 'wonen';
  • c. muziek- en theatervoorstellingen, ter plaatse van de aanduiding 'horeca';
  • d. kleinschalige kunsthandel;
  • e. groenvoorzieningen;
  • f. water, afvoer van water, tijdelijke berging en infiltratie van hemelwater;
  • g. verkeers- en verblijfsdoeleinden;
  • h. parkeervoorzieningen;
  • i. openbare nutsvoorzieningen;
  • j. bedrijfswoningen, ter plaatse van de aanduiding 'bedrijfswoning' waaronder ook het uitoefenen van een aan huis verbonden beroep valt;
  • k. het behoud van de uitwendige hoofdvorm, uitsluitend ter plaatse van de aanduiding 'karakteristiek'.
11.2 Bouwregels

Het bouwen op de gronden met de bestemming 'Maatschappelijk' is aan een aantal regels gebonden.

11.2.1 Gebouwen en overkappingen
  • a. de gebouwen worden gebouwd binnen het bouwvlak;
  • b. het aantal (bedrijfs)woningen bedraagt niet meer dan ter plaatse van de aanduiding ‘maximum aantal wooneenheden’ is aangegeven;
  • c. de goothoogte bedraagt maximaal de ter plaatse van de aanduiding 'maximum goothoogte (m)' aangegeven goothoogte, of de bestaande goothoogte als deze hoger is;
  • d. de bouwhoogte bedraagt maximaal de ter plaatse van de aanduiding 'maximum bouwhoogte (m)' aangegeven bouwhoogte, of de bestaande bouwhoogte als deze hoger is;
  • e. het bebouwingspercentage van het bouwvlak bedraagt maximaal het ter plaatse van de aanduiding 'maximum bebouwingspercentage (%)' aangegeven percentage;
  • f. het behoud van de uitwendige hoofdvorm van de bebouwing, uitsluitend ter plaatse van de aanduiding 'karakteristiek'.

11.2.2 Overige bouwwerken
  • a. de bouwhoogte van terreinafscheidingen bedraagt voor de voorgevelrooilijn maximaal 1 m en daarachter maximaal 2,2 m;
  • b. de bouwhoogte op zijerven die grenzen aan een openbare weg (niet zijnde een brandgang tussen twee gebouwen) of openbaar groengebied op een afstand van 1 m of minder uit de perceelgrens bedraagt maximaal 1 m;
  • c. de bouwhoogte van bouwwerken ten behoeve van verkeers- en verblijfsdoeleinden en openbare nutsvoorzieningen bedraagt maximaal 6 m;
  • d. per erf of terrein mag maximaal één vlaggenmast worden geplaatst met een bouwhoogte van maximaal 6 m;
  • e. de bouwhoogte van andere overige bouwwerken, geen gebouwen zijnde, bedraagt maximaal 3 m.
11.3 Afwijken van de bouwregels
11.3.1 Afwijken

Met een omgevingsvergunning kan worden afgeweken van:

  • a. lid 11.2.2 sub d voor het plaatsen van meer dan 1 vlaggenmast per erf;
  • b. lid 11.2.2 sub e voor het toestaan van een bouwhoogte van maximaal 10 m.

11.3.2 Toetsingscriteria

De omgevingsvergunning kan alleen worden verleend indien hierdoor geen onevenredige afbreuk wordt gedaan aan:

  • a. de gebruiksmogelijkheden van aangrenzende gronden;
  • b. het bebouwingsbeeld;
  • c. de verkeersveiligheid.

Artikel 12 Sport

12.1 Bestemmingsomschrijving

De voor 'Sport' aangewezen gronden zijn bestemd voor terreinen voor:

  • a. sport- en spel (ontspanning);
  • b. maatschappelijke voorzieningen, ondergeschikt aan de sport- en speldoeleinden;
  • c. horeca 1, ondergeschikt aan en ten dienste van de sport- en speldoeleinden;
  • d. groenvoorzieningen;
  • e. water, afvoer van water, tijdelijke berging en infiltratie van hemelwater;
  • f. verkeers- en verblijfsdoeleinden;
  • g. openbare nutsvoorzieningen;
  • h. ontsluitingswegen, fiets- en voetpaden.
12.2 Bouwregels

Het bouwen op de gronden met de bestemming 'Sport' is aan een aantal regels gebonden.

12.2.1 Gebouwen en overkappingen
  • a. de gebouwen en overkappingen worden gebouwd binnen het bouwvlak;
  • b. de goot- en bouwhoogte bedragen maximaal de bestaande goot- en bouwhoogte.

12.2.2 Overige bouwwerken
  • a. de bouwhoogte van terreinafscheidingen bedraagt maximaal 2,2 m;
  • b. de bouwhoogte van bouwwerken ten behoeve van verkeers- en verblijfsdoeleinden en openbare nutsvoorzieningen bedraagt maximaal 6 m;
  • c. per erf of terrein mag maximaal één vlaggenmast worden geplaatst met een bouwhoogte van maximaal 6 m;
  • d. de bouwhoogte van andere overige bouwwerken bedraagt maximaal 15 m.
12.3 Afwijken van de bouwregels
12.3.1 Afwijken

Met een omgevingsvergunning kan worden afgeweken van het bepaalde in:

  • a. lid 12.2.1 sub a voor het toestaan van het bouwen van gebouwen voor opslag van materialen en schuilgelegenheden, mits:
    • 1. de bouwhoogte maximaal 4 m bedraagt;
    • 2. de gezamenlijke oppervlakte van de gebouwen maximaal 50 m² bedraagt;
  • b. lid 12.2.2 sub c voor het plaatsen van meer dan 1 vlaggenmast per erf.

12.3.2 Toetsingscriteria

De omgevingsvergunning kan alleen worden verleend indien hierdoor geen onevenredige afbreuk wordt gedaan aan:

  • a. de gebruiksmogelijkheden van aangrenzende gronden;
  • b. het bebouwingsbeeld;
  • c. de verkeersveiligheid.
12.4 Specifieke gebruiksregels

Het gebruik van de gronden en bouwwerken, met de bestemming 'Sport' is aan een aantal beperkingen gebonden.

De gronden en bouwwerken mogen niet worden gebruikt voor:

  • a. maatschappelijke voorzieningen van commerciële aard;
  • b. maatschappelijke voorzieningen die niet ondergeschikt zijn aan de sport- en speldoeleinden.
12.5 Afwijken van de gebruiksregels

Met een omgevingsvergunning kan worden afgeweken van:

  • a. het bepaalde in lid 12.4 sub a ten behoeve van maatschappelijke activiteiten van commerciële aard, mits:
    • 1. ten behoeve van het parkeren of stallen van auto's in voldoende mate ruimte is aangebracht, conform bijlage 3 Parkeernormen gemeente Hof van Twente, op eigen terrein;
    • 2. geen afbreuk wordt gedaan aan het woon- en leefklimaat en de belangen van gebruikers en eigenaren van omliggende percelen worden geschaad
    • 3. dit een ruimtelijke uitwerking of uitstraling heeft die vergelijkbaar is met sport
  • b. het bepaalde in 12.4 sub b voor maatschappelijke voorzieningen die niet ondergeschikt zijn aan sport- en speldoeleinden.

Artikel 13 Verkeer

13.1 Bestemmingsomschrijving

De voor 'Verkeer' aangewezen gronden zijn bestemd voor:

  • a. wegen met een functie voor zowel het verkeer met een doorgaand karakter als de ontsluiting van aanliggende gronden;
  • b. een verkooppunt voor motorbrandstoffen met lpg, uitsluitend ter plaatse van de aanduiding 'verkooppunt motorbrandstoffen met lpg';
  • c. parkeren;
  • d. fiets- en voetpaden;
  • e. verkeers- en verblijfsdoeleinden;
  • f. groenvoorzieningen;
  • g. water, afvoer van water, tijdelijke berging en infiltratie van hemelwater;
  • h. openbare nutsvoorzieningen.
13.2 Bouwregels

Het bouwen op de gronden met de bestemming 'Verkeer' is aan een aantal regels gebonden.

13.2.1 Gebouwen en overkappingen

Op deze gronden mogen geen gebouwen en overkappingen, niet zijnde gebouwen en overkappingen voor verkeers- en verblijfsdoeleinden of voor openbare nutsdoeleinden, worden gebouwd.

13.2.2 Gebouwen en overkappingen voor verkeers- of verblijfsdoeleinden of voor openbare nutsdoeleinden
  • a. de inhoud bedraagt per gebouw maximaal 50 m³;
  • b. de bouwhoogte bedraagt maximaal 3 m.

13.2.3 Overige bouwwerken

De bouwhoogte van andere overige bouwwerken bedraagt maximaal 12 m;

13.3 Specifieke gebruiksregels

Het gebruik van de gronden en bouwwerken, met de bestemming 'Verkeer' is aan een aantal beperkingen gebonden.

De gronden en bouwwerken mogen niet worden gebruikt voor:

  • a. meer rijbanen dan het bestaande aantal;
  • b. een ander profiel dan het bestaande profiel;
  • c. reclamedoeleinden.

Artikel 14 Water

14.1 Bestemmingsomschrijving

De voor 'Water' aangewezen gronden zijn bestemd voor:

  • a. waterlopen en -partijen;
  • b. waterhuishouding;
  • c. water, afvoer van water, tijdelijke berging en infiltratie van hemelwater;
  • d. verkeer in en over het water;
  • e. groenvoorzieningen;
  • f. verkeers- en verblijfsdoeleinden;
  • g. openbare nutsvoorzieningen.
14.2 Bouwregels

Het bouwen op de gronden met de bestemming 'Water' is aan een aantal regels gebonden.

14.2.1 Gebouwen en overkappingen

Op deze gronden mogen geen gebouwen en overkappingen worden gebouwd.

14.2.2 Overige bouwwerken
  • a. de bouwhoogte van bruggen bedraagt maximaal 2,5 m ten opzichte van de hoogte van het aangrenzende maaiveld;
  • b. de bouwhoogte van andere overige bouwwerken bedraagt maximaal 6 m.

Artikel 15 Woongebied

15.1 Bestemmingsomschrijving

De voor 'Woongebied' aangewezen gronden zijn bestemd voor:

  • a. wonen, waaronder ook het uitoefenen van een aan huis verbonden beroep valt en een bed & breakfastvoorziening;
  • b. groenvoorzieningen;
  • c. speelvoorzieningen;
  • d. water, afvoer van water, tijdelijke berging en infiltratie van hemelwater;
  • e. verkeers- en verblijfsdoeleinden;
  • f. parkeervoorzieningen;
  • g. openbare nutsvoorzieningen;
  • h. atelier, ter plaatse van de aanduiding 'atelier';
  • i. horeca, categorie 1, ter plaatse van de aanduiding 'horeca van categorie 1';
  • j. kantoor, ter plaatse van de aanduiding 'kantoor';
  • k. bergingen en garageboxen, ter plaatse van de aanduiding 'garagebox';
  • l. het behoud van de uitwendige hoofdvorm, uitsluitend ter plaatse van de aanduiding 'karakteristiek'.
15.2 Bouwregels

Het bouwen op de gronden met de bestemming 'Woongebied' is aan een aantal regels gebonden.

15.2.1 Gebouwen ten behoeve van het wonen
  • a. de gebouwen en overkappingen worden gebouwd binnen het bouwvlak, waarbij voor de voorgevelbouwgrens van een op de begane grond gelegen woning:
    • 1. een erker is toegestaan, mits:
      • de bouwdiepte maximaal 25% van de breedte van de erker bedraagt;
      • de goothoogte maximaal 3 m bedraagt;
      • de oppervlakte maximaal 6 m² bedraagt;
      • de breedte maximaal 60% bedraagt van de voorgevelbreedte van het gebouw waartoe hij behoort;
      • de afstand tot aan de weg gelegen bouwperceelgrens minimaal 3,5 m bedraagt;
    • 2. ter plaatse van de aanduiding 'specifieke bouwaanduiding - berging/carport' bestaande bergingen, carports en naar de aard daarmee gelijk te stellen gebouwen zijn toegestaan;
  • b. de voorgevel van de woning wordt gebouwd in de bouwstrook;
  • c. het aantal woningen bedraagt per bouwvlak maximaal het bestaande aantal;
  • d. de goothoogte bedraagt maximaal de ter plaatse van de aanduiding 'maximum goothoogte (m)' aangegeven goothoogte, of de bestaande goothoogte als deze hoger is;
  • e. de bouwhoogte bedraagt maximaal de ter plaatse van de aanduiding 'maximum bouwhoogte (m)' aangegeven bouwhoogte, of de bestaande bouwhoogte als deze hoger is;
  • f. het bebouwingspercentage van het erf bedraagt maximaal het ter plaatse van de aanduiding 'maximum bebouwingspercentage (%)' aangegeven percentage, waarbij de oppervlakte aan bebouwing in de bouwstrook buiten beschouwing blijft, waarvan de bebouwde oppervlakte van het achtererf maximaal 150 m² bedraagt;
  • g. de afstand van een gebouw tot de zijdelingse perceelgrens bedraagt minimaal 3 m;
  • h. in afwijking van het gestelde onder g geldt dat op een afstand van minder dan 3 m van de zijdelingse perceelgrens het bouwen van gebouwen is toegestaan, mits:
    • 1. de goot- en bouwhoogte maximaal de toegestane goot- en bouwhoogte van het bijbehorende achtererf bedragen, of de bestaande goot- en bouwhoogte van het achtererf als deze meer bedragen;
    • 2. de afstand tot de voorgevelbouwgrens minimaal 2,5 m bedraagt, of de bestaande afstand als deze minder is;
  • i. het bepaalde onder g geldt niet voor de aangebouwde zijden van aaneen gebouwde gebouwen.
  • j. het behoud van de uitwendige hoofdvorm van de bebouwing, uitsluitend ter plaatse van de aanduiding 'karakteristiek'.
15.2.2 Overkappingen ten behoeve van het wonen
  • a. overkappingen worden gebouwd binnen het bouwvlak;
  • b. overkappingen worden op minimaal 1 m achter de voorgevelbouwgrens gebouwd;
  • c. de bouwhoogte van overkappingen bedraagt maximaal 3 m.

15.2.3 Bergingen en garageboxen
  • a. bergingen en garageboxen worden uitsluitend gebouwd, ter plaatse van de aanduiding 'garagebox';
  • b. de bouwhoogte van een berging of garagebox met een platte afdekking bedraagt maximaal 3 m;
  • c. de goot- en bouwhoogte van een berging of garagebox met een hellend dakvlak bedraagt respectievelijk 3 en 4 m.

15.2.4 Overige bouwwerken
  • a. de bouwhoogte van terreinafscheidingen bedraagt voor de voorgevelrooilijn maximaal 1 m en daarachter maximaal 2,2 m;
  • b. de bouwhoogte van bouwwerken ten behoeve van verkeers- en verblijfsdoeleinden en openbare nutsvoorzieningen bedraagt maximaal 6 m;
  • c. per erf of terrein mag maximaal één vlaggenmast worden geplaatst met een bouwhoogte van maximaal 6 m;
  • d. de bouwhoogte van andere overige bouwwerken bedraagt maximaal 3 m.
15.3 Afwijken van de bouwregels
15.3.1 Afwijken

Met omgevingsvergunning kan worden afgeweken van:

  • a. het bepaalde in lid 15.2.1, sub a voor het toestaan van gebouwen buiten het bouwvlak op hoeksituaties, mits er geen reële bebouwingsmogelijkheden binnen het bouwvlak zijn en het straatbeeld niet ingrijpend wordt verstoord.
    Daarbij gelden de volgende regels:
    • 1. de voorgevelrooilijn niet wordt overschreden;
    • 2. na toepassing van deze afwijkingsbevoegdheid het bebouwingspercentage van het achtererfgebied, met inbegrip van de gronden buiten het bouwvlak waarvoor deze afwijkingsbevoegdheid wordt toegepast, maximaal het ter plaatse van de aanduiding 'maximum bebouwingspercentage (%)' bedraagt, met een maximum van 150 m2;
    • 3. de goothoogte niet meer bedraagt dan 2,5 m;
    • 4. de maximale bouwhoogte wordt begrenst door de formule: maximale bouwhoogte [m] = (afstand daknok tot de perceelsgrens [m] x 0,47) + 2,5;
  • b. het bepaalde in lid 15.2.1, sub e voor het toestaan van een bouwhoogte van maximaal 6 m;
  • c. het bepaalde in lid 15.2.1, sub g voor het toestaan voor de bouw van de woning op ten minste 1 m van de zijdelingse perceelgrens indien de breedte van het bouwperceel ter hoogte van de voorgevelrooilijn kleiner is dan 15 m.

15.3.2 Toetsingscriteria

De omgevingsvergunning kan alleen worden verleend indien hierdoor geen onevenredige afbreuk wordt gedaan aan:

  • a. de gebruiksmogelijkheden van aangrenzende gronden;
  • b. het bebouwingsbeeld;
  • c. de verkeersveiligheid;
  • d. stedenbouwkundige karakteristieke gebouwen;
  • e. woonsituatie.
15.4 Specifieke gebruiksregels

Het gebruik van de gronden en bouwwerken, met de bestemming 'Woongebied' is aan een aantal beperkingen gebonden.

15.4.1 Bed & breakfastvoorziening

Het gebruik van de hoofdgebouwen voor een bed & breakfastvoorziening is toegestaan, indien wordt voldaan aan de volgende voorwaarden;

  • a. er mogen maximaal vier bedden gebruikt worden voor bed & breakfast;
  • b. de vestiging van een bed & breakfast wordt gerealiseerd binnen het bestaande hoofdgebouw;
  • c. een bed & breakfast mag geen tekenen van een wooneenheid vertonen, zoals een keuken;
  • d. de woonfunctie moet in ruimtelijke en visuele zin primair blijven;
  • e. maximaal 30% van de bestaande vloeroppervlakte van de gebouwen mag worden gebruikt voor de bed & breakfastvoorziening, met een maximum van 50 m2;
  • f. degene die de gebruiker is van de woning, moet ook degene zijn die de bed & breakfast uitoefent;
  • g. de ruimtelijke uitstraling van de activiteiten moet qua aard, omvang en intensiteit verenigbaar zijn met de omringende woonomgeving;
  • h. het gebruik mag geen nadelige invloed hebben op de verkeersafwikkeling en de parkeersituatie ter plaatse; ten aanzien van het laatste geldt als uitgangspunt dat er dient te worden geparkeerd op eigen terrein.

Artikel 16 Woongebied - 1

16.1 Bestemmingsomschrijving

De voor 'Woongebied - 1' aangewezen gronden zijn bestemd voor:

  • a. wonen, waaronder ook het uitoefenen van een aan huis verbonden beroep valt en een bed & breakfastvoorziening;
  • b. een bed & breakfastvooeziening is niet toegestaan, ter plaatse van de aanduiding 'bed & breakfast uitgesloten';
  • c. maatschappelijke voorzieningen, ter plaatse van de aanduiding 'maatschappelijk';
  • d. groenvoorzieningen;
  • e. speelvoorzieningen;
  • f. water, afvoer van water, tijdelijke berging en infiltratie van hemelwater;
  • g. verkeers- en verblijfsdoeleinden;
  • h. parkeervoorzieningen;
  • i. openbare nutsvoorzieningen.
16.2 Bouwregels

Het bouwen op de gronden met de bestemming 'Woongebied - 1' is aan een aantal regels gebonden.

16.2.1 Gebouwen ten behoeve van het wonen
  • a. de gebouwen en overkappingen worden gebouwd binnen het bouwvlak, waarbij voor de voorgevelbouwgrens van een op de begane grond gelegen woning een erker is toegestaan, mits:
    • 1. de bouwdiepte maximaal 25% van de breedte van de erker bedraagt;
    • 2. de goothoogte maximaal 3 m bedraagt;
    • 3. de oppervlakte maximaal 6 m² bedraagt;
    • 4. de breedte maximaal 60% bedraagt van de voorgevelbreedte van het gebouw waartoe hij behoort;
    • 5. de afstand tot aan de weg gelegen bouwperceelgrens minimaal 3,5 m bedraagt;
  • b. ter plaatse van de aanduiding 'gevellijn' wordt de voorgevel van de woningen in of maximaal 2 m achter de aangeduide 'gevellijn' gebouwd;
  • c. het aantal woningen bedraagt per bouwvlak maximaal, ter plaatse van de aanduiding 'maximum aantal wooneenheden' aangegeven aantal;
  • d. de woningen worden vrijstaand en/of aaneen gebouwd, met dien verstande dat:
    • 1. ter plaatse van de aanduiding 'vrijstaand', de woningen vrijstaand worden gebouwd;
    • 2. ter plaatse van de aanduiding 'vrijstaand' en/of 'twee aaneen', de woningen vrijstaand en/of tot twee aaneen worden gebouwd;
    • 3. ter plaatse van de aanduiding 'twee-aaneen' de woningen twee-aaneen worden gebouwd;
    • 4. ter plaatse van de aanduiding 'aaneengebouwd', de woningen aaneengesloten wordt gebouwd;
    • 5. ter plaatse van de aanduiding 'gestapeld' appartementen mogen worden gebouwd;
  • e. de goothoogte bedraagt maximaal de ter plaatse van de aanduiding 'maximum goothoogte (m)' aangegeven goothoogte, of de bestaande goothoogte als deze hoger is;
  • f. de bouwhoogte bedraagt maximaal de ter plaatse van de aanduiding 'maximum bouwhoogte (m)' aangegeven bouwhoogte, of de bestaande bouwhoogte als deze hoger is;
  • g. de dakhelling bedraagt minimaal de ter plaatse van de aanduiding 'minimum dakhelling (graden)' aangegeven dakhelling, of de bestaande dakhelling indien deze lager is;
  • h. in afwijking van het gestelde onder g geldt dat de minimale dakhelling niet geldt voor aanbouwen en gebouwen die niet behoren tot de woning, mits:
    • 1. de aanbouwen en gebouwen tenminste 2,5 m achter de voorgevel van de woning liggen;
    • 2. de bouwhoogte maximaal de toegestane goothoogte van het bijhbehorende achter erf bedragen;
  • i. het bebouwingspercentage van het erf bedraagt maximaal het ter plaatse van de aanduiding 'maximum bebouwingspercentage (%)' aangegeven percentage, waarbij de oppervlakte aan bebouwing in de bouwstrook buiten beschouwing blijft, waarvan de bebouwde oppervlakte van het achtererf maximaal 150 m² bedraagt;
  • j. de afstand van een gebouw tot de zijdelingse perceelgrens bedraagt minimaal 3 m;
  • k. in afwijking van het gestelde onder j geldt dat op een afstand van minder dan 3 m van de zijdelingse perceelgrens het bouwen van gebouwen is toegestaan, mits:
    • 1. de goot- en bouwhoogte maximaal de toegestane goot- en bouwhoogte van het bijbehorende achtererf bedragen, of de bestaande goot- en bouwhoogte van het achtererf als deze meer bedragen;
    • 2. de afstand tot de voorgevelbouwgrens minimaal 2,5 m bedraagt, of de bestaande afstand als deze minder is;
  • l. het bepaalde onder k geldt niet voor de aangebouwde zijden van aaneen gebouwde en/of gestapelde gebouwen.
16.2.2 Overkappingen ten behoeve van het wonen
  • a. overkappingen worden gebouwd binnen het bouwvlak;
  • b. overkappingen worden op minimaal 1 m achter de voorgevelbouwgrens gebouwd;
  • c. de bouwhoogte van overkappingen bedraagt maximaal 3 m.
16.2.3 Overige bouwwerken
  • a. de bouwhoogte van terreinafscheidingen bedraagt voor de voorgevelrooilijn maximaal 1 m en daarachter maximaal 2,2 m;
  • b. de bouwhoogte van bouwwerken ten behoeve van verkeers- en verblijfsdoeleinden, openbare nutsvoorzieningen bedraagt maximaal 6 m;
  • c. per erf of terrein mag maximaal één vlaggenmast worden geplaatst met een bouwhoogte van maximaal 6 m;
  • d. de bouwhoogte van andere overige bouwwerken bedraagt maximaal 3 m.
16.3 Afwijken van de bouwregels
16.3.1 Afwijken

Met een omgevingsvergunning kan worden afgeweken van:

  • a. het bepaalde in lid 16.2.1, sub f voor het toestaan van een bouwhoogte van maximaal 6 m;
  • b. het bepaalde in lid 16.2.1, sub g en h voor het toestaan van een gehele of gedeeltelijke platte afdekking, dan wel een andere dakhelling.

16.3.2 Toetsingscriteria

De omgevingsvergunning kan alleen worden verleend indien hierdoor geen onevenredige afbreuk wordt gedaan aan:

  • a. de gebruiksmogelijkheden van aangrenzende gronden;
  • b. het bebouwingsbeeld;
  • c. de verkeersveiligheid;
  • d. stedenbouwkundige karakteristieke gebouwen;
  • e. woonsituatie.

16.4 Specifieke gebruiksregels

Het gebruik van de gronden en bouwwerken, met de bestemming 'Woongebied -' is aan een aantal beperkingen gebonden.

16.4.1 Bed & breakfastvoorziening

Het gebruik van de hoofdgebouwen voor een bed & breakfastvoorziening is toegestaan, indien wordt voldaan aan de volgende voorwaarden;

  • a. er mogen maximaal vier bedden gebruikt worden voor bed & breakfast;
  • b. de vestiging van een bed & breakfast wordt gerealiseerd binnen het bestaande hoofdgebouw;
  • c. een bed & breakfast mag geen tekenen van een wooneenheid vertonen, zoals een keuken;
  • d. de woonfunctie moet in ruimtelijke en visuele zin primair blijven;
  • e. maximaal 30% van de bestaande vloeroppervlakte van de gebouwen mag worden gebruikt voor de bed & breakfastvoorziening, met een maximum van 50 m2;
  • f. degene die de gebruiker is van de woning, moet ook degene zijn die de bed & breakfast uitoefent;
  • g. de ruimtelijke uitstraling van de activiteiten moet qua aard, omvang en intensiteit verenigbaar zijn met de omringende woonomgeving;
  • h. het gebruik mag geen nadelige invloed hebben op de verkeersafwikkeling en de parkeersituatie ter plaatse; ten aanzien van het laatste geldt dat er dient te worden geparkeerd op eigen terrein.
16.5 Wijzigingsbevoegdheid

Burgemeester en wethouders kunnen het plan wijzigen in die zin dat:

  • a. ter plaatse van de aanduiding 'wetgevingzone - wijzigingsgebied 1' en 'wetgevingzone - wijzigingsgebied 2' binnen de bestemming 'Woongebied - 1' het aantal woningen wordt gewijzigd, mits:
    • 1. ter plaatse van de aanduiding 'wetgevingzone - wijzigingsgebied 1' maximaal twee extra woningen worden gebouwd.
    • 2. ter plaatse van de aanduiding 'wetgevingzone - wijzigingsgebied 2' maximaal vijf extra woningen worden gebouwd.

16.5.1 Toetsingscriteria

De wijzigingsbevoegdheid kan alleen worden toegepast als hierdoor geen onevenredige afbreuk wordt gedaan aan:

  • a. de gebruiksmogelijkheden van aangrenzende gronden;
  • b. de milieusituatie;
  • c. het bebouwingsbeeld;
  • d. de verkeersveiligheid.

Artikel 17 Woongebied - Uit te werken

17.1 Bestemmingsomschrijving

De voor 'Woongebied - Uit te werken' aangewezen gronden zijn bestemd voor:

  • a. wonen, waaronder ook het uitoefenen van een aan huis verbonden beroep valt en een bed & breakfastvoorziening;
  • b. groenvoorzieningen;
  • c. speelvoorzieningen;
  • d. water, afvoer van water, tijdelijke berging en infiltratie van hemelwater;
  • e. verkeers- en verblijfsdoeleinden;
  • f. parkeervoorzieningen;
  • g. openbare nutsvoorzieningen.
17.2 Uitwerkingsregels
  • a. De bestemming zal overeenkomstig artikel 3.6 van de Wet ruimtelijke ordening door burgemeester en wethouders worden uitgewerkt, met inachtneming van de volgende regels:
    • 1. het aantal woningen bedraagt niet meer dan het ter plaatse van de aanduiding ‘maximum aantal wooneenheden’ aangegeven aantal wooneenheden;
    • 2. de hoofdgebouwen worden gebouwd in maximaal twee bouwlagen;
    • 3. de maximale bouwhoogte van gebouwen bedraagt 10 m.
  • b. Zolang en voorzover de onder a bedoelde uitwerking niet onherroepelijk is, mag slechts worden gebouwd indien:
    • 1. sprake is van verbouw of gedeeltelijke vernieuwing, waarbij wordt aangesloten bij de goot- en/of bouwhoogte van het bestaande gebouw;
    • 2. het bouwplan in overeenstemming is met het ontwerpuitwerkingsplan.

Artikel 18 Waarde - Archeologie

18.1 Bestemmingsomschrijving

De voor 'Waarde - Archeologie' aangewezen gronden zijn, behalve voor de andere daar voorkomende bestemmingen, mede bestemd voor het herstel en behoud van archeologische waarden.

18.2 Bouwregels

Op de gronden bedoeld in lid 18.1 mogen geen bouwwerken worden gebouwd waarbij de bodem dieper dan 40 cm wordt geroerd, met uitzondering van:

  • a. bouwwerken ter vervanging van bestaande bouwwerken waarbij de bouwwerken niet worden uitgebreid en waarbij de bestaande fundering wordt benut;
  • b. bouwwerken met een oppervlakte kleiner dan 50 m2 ten behoeve van andere voor deze gronden geldende bestemmingen.
18.3 Afwijken van de bouwregels
  • a. Met een omgevingsvergunning kan worden afgeweken van het bepaalde in lid 18.2 indien de archeologische waarden door de bouwactiviteiten niet onevenredig worden geschaad.
  • b. Alvorens over de aanvraag wordt beslist, dient de aanvrager een rapport te overleggen waarin de archeologische waarde van het terrein dat blijkens de aanvraag zal worden verstoord naar het oordeel van burgemeester en wethouders in voldoende mate is vastgesteld.
  • c. Een rapport is alleen dan niet noodzakelijk indien naar het oordeel van burgemeester en wethouders de archeologische waarde van het terrein in andere beschikbare informatie afdoende is vastgesteld. Deze informatie wordt dan als een rapport beschouwd.
18.4 Omgevingsvergunning voor het uitvoeren van werken, geen bouwwerk zijnde, of van werkzaamheden
  • a. Voor de volgende werken en werkzaamheden over een oppervlakte groter dan 50 m² en dieper dan 40 cm is een omgevingsvergunning vereist:
    • 1. het graven (inclusief het leggen van funderingen), ontgronden, afgraven, egaliseren, mengen, diepploegen, ontginnen en ophogen;
    • 2. het graven of dempen van waterpartijen en watergangen;
    • 3. het aanbrengen van ondergrondse transport-, energie- of telecommunicatieleidingen en drainage en daarmee verband houdende constructies, installaties of apparatuur;
    • 4. het verlagen van het waterpeil in gebieden;
    • 5. het aanbrengen of rooien van bomen en/of houtgewas, waarbij stobben worden verwijderd.
  • b. Een omgevingsvergunning als bedoeld onder 18.4, sub a wordt slechts verleend indien de archeologische waarden door de werken, geen bouwwerken zijnde, en werkzaamheden niet onevenredig worden geschaad. Alvorens het bevoegd gezag de omgevingsvergunning verleend, winnen zij advies in bij een daarvoor deskundige en onafhankelijke instantie.
  • c. De onder 18.4, sub a bedoelde omgevingsvergunning is niet vereist voor werken, geen bouwwerken zijnde, en werkzaamheden die:
    • 1. plaatsvinden in of op gronden waarvan op basis van archeologisch onderzoek is aangetoond dat zich ter plekke geen archeologische waarden te verwachten zijn;
    • 2. al in uitvoering zijn op het moment van het van kracht worden van het plan;
    • 3. het normale onderhoud betreffen;
    • 4. mogen worden uitgevoerd krachtens een al verleende omgevingsvergunning;
    • 5. op archeologisch onderzoek zijn gericht;
    • 6. plaatsvinden in of op een begraafplaats ten behoeve van het delven van graven.
18.5 Wijzigingsbevoegdheid

Burgemeester en wethouders kunnen het plan wijzigen in die zin dat aan de gronden met de bestemming 'Waarde - Archeologie', deze bestemming wordt ontnomen indien op basis van archeologisch onderzoek is aangetoond dat ter plaatse geen archeologische waarden (meer) aanwezig zijn.

Artikel 19 Waarde - Archeologische verwachting 1

19.1 Bestemmingsomschrijving

De voor 'Waarde - Archeologische verwachting 1' aangewezen gronden zijn, behalve voor de andere daar voorkomende bestemmingen, mede bestemd voor het herstel en behoud van archeologische waarden.

19.2 Bouwregels

Op de gronden bedoeld in lid 19.1 mogen geen bouwwerken worden gebouwd waarbij de bodem dieper dan 40 cm wordt geroerd, met uitzondering van:

  • a. bouwwerken ter vervanging van bestaande bouwwerken waarbij de bouwwerken niet worden uitgebreid en waarbij de bestaande fundering wordt benut;
  • b. bouwwerken met een oppervlakte kleiner dan 2.500 m2 ten behoeve van andere voor deze gronden geldende bestemmingen.
19.3 Afwijken van de bouwregels
  • a. Met een omgevingsvergunning kan worden afgeweken van het bepaalde in lid 19.2 indien de archeologische waarden door de bouwactiviteiten niet onevenredig worden geschaad.
  • b. Alvorens over de aanvraag wordt beslist, dient de aanvrager een rapport te overleggen waarin de archeologische waarde van het terrein dat blijkens de aanvraag zal worden verstoord naar het oordeel van burgemeester en wethouders in voldoende mate is vastgesteld.
  • c. Een rapport is alleen dan niet noodzakelijk indien naar het oordeel van burgemeester en wethouders de archeologische waarde van het terrein in andere beschikbare informatie afdoende is vastgesteld. Deze informatie wordt dan als een rapport beschouwd.
19.4 Omgevingsvergunning voor het uitvoeren van werken, geen bouwwerk zijnde, of van werkzaamheden
  • a. Voor de volgende werken en werkzaamheden over een oppervlakte groter dan 2.500 m² en dieper dan 40 cm is een omgevingsvergunning vereist:
    • 1. het graven (inclusief het leggen van funderingen), ontgronden, afgraven, egaliseren, mengen, diepploegen, ontginnen en ophogen;
    • 2. het graven of dempen van waterpartijen en watergangen;
    • 3. het aanbrengen van ondergrondse transport-, energie- of telecommunicatieleidingen en drainage en daarmee verband houdende constructies, installaties of apparatuur;
    • 4. het verlagen van het waterpeil in gebieden;
    • 5. het aanbrengen of rooien van bomen en/of houtgewas, waarbij stobben worden verwijderd.
  • a. Een omgevingsvergunning als bedoeld onder 19.4, sub a wordt slechts verleend indien de archeologische waarden door de werken, geen bouwwerken zijnde, en werkzaamheden niet onevenredig worden geschaad. Alvorens het bevoegd gezag de omgevingsvergunning verleend, winnen zij advies in bij een daarvoor deskundige en onafhankelijke instantie.
  • b. De onder 19.4, sub a bedoelde omgevingsvergunning is niet vereist voor werken, geen bouwwerken zijnde, en werkzaamheden die:
    • 1. plaatsvinden in of op gronden waarvan op basis van archeologisch onderzoek is aangetoond dat zich ter plekke geen archeologische waarden te verwachten zijn;
    • 2. al in uitvoering zijn op het moment van het van kracht worden van het plan;
    • 3. het normale onderhoud betreffen;
    • 4. mogen worden uitgevoerd krachtens een al verleende omgevingsvergunning;
    • 5. op archeologisch onderzoek zijn gericht;
    • 6. plaatsvinden in of op een begraafplaats ten behoeve van het delven van graven.
19.5 Wijzigingsbevoegdheid

Burgemeester en wethouders kunnen het plan wijzigen in die zin dat aan de gronden met de bestemming 'Waarde - Archeologische verwachting 1', deze bestemming wordt ontnomen indien op basis van archeologisch onderzoek is aangetoond dat ter plaatse geen archeologische waarden (meer) aanwezig zijn.

Artikel 20 Waarde - Archeologische verwachting 2

20.1 Bestemmingsomschrijving

De voor 'Waarde - Archeologische verwachting 2' aangewezen gronden zijn, behalve voor de andere daar voorkomende bestemmingen, mede bestemd voor het herstel en behoud van archeologische waarden.

20.2 Bouwregels

Op de gronden bedoeld in lid 20.1 mogen geen bouwwerken worden gebouwd waarbij de bodem dieper dan 40 cm wordt geroerd, met uitzondering van:

  • a. bouwwerken ter vervanging van bestaande bouwwerken waarbij de bouwwerken niet worden uitgebreid en waarbij de bestaande fundering wordt benut;
  • b. bouwwerken met een oppervlakte kleiner dan 5.000 m2 ten behoeve van andere voor deze gronden geldende bestemmingen.
20.3 Afwijken van de bouwregels
  • a. Met een omgevingsvergunning kan worden afgeweken van het bepaalde in lid 20.2 indien de archeologische waarden door de bouwactiviteiten niet onevenredig worden geschaad.
  • b. Alvorens over de aanvraag wordt beslist, dient de aanvrager een rapport te overleggen waarin de archeologische waarde van het terrein dat blijkens de aanvraag zal worden verstoord naar het oordeel van burgemeester en wethouders in voldoende mate is vastgesteld.
  • c. Een rapport is alleen dan niet noodzakelijk indien naar het oordeel van burgemeester en wethouders de archeologische waarde van het terrein in andere beschikbare informatie afdoende is vastgesteld. Deze informatie wordt dan als een rapport beschouwd.
20.4 Omgevingsvergunning voor het uitvoeren van werken, geen bouwwerk zijnde, of van werkzaamheden
  • a. Voor de volgende werken en werkzaamheden over een oppervlakte groter dan 5.000 m² en dieper dan 40 cm is een omgevingsvergunning vereist:
    • 1. het graven (inclusief het leggen van funderingen), ontgronden, afgraven, egaliseren, mengen, diepploegen, ontginnen en ophogen;
    • 2. het graven of dempen van waterpartijen en watergangen;
    • 3. het aanbrengen van ondergrondse transport-, energie- of telecommunicatieleidingen en drainage en daarmee verband houdende constructies, installaties of apparatuur;
    • 4. het verlagen van het waterpeil in gebieden;
    • 5. het aanbrengen of rooien van bomen en/of houtgewas, waarbij stobben worden verwijderd.
  • b. Een omgevingsvergunning als bedoeld onder 20.4, sub a wordt slechts verleend indien de archeologische waarden door de werken, geen bouwwerken zijnde, en werkzaamheden niet onevenredig worden geschaad. Alvorens het bevoegd gezag de vergunning verleend, winnen zij advies in bij een daarvoor deskundige en onafhankelijke instantie.
  • c. De onder 20.4,sub a bedoelde omgevingsvergunning is niet vereist voor werken, geen bouwwerken zijnde, en werkzaamheden die:
    • 1. plaatsvinden in of op gronden waarvan op basis van archeologisch onderzoek is aangetoond dat zich ter plekke geen archeologische waarden te verwachten zijn;
    • 2. al in uitvoering zijn op het moment van het van kracht worden van het plan;
    • 3. het normale onderhoud betreffen;
    • 4. mogen worden uitgevoerd krachtens een al verleende omgevingsvergunning;
    • 5. op archeologisch onderzoek zijn gericht;
    • 6. plaatsvinden in of op een begraafplaats ten behoeve van het delven van graven.
20.5 Wijzigingsbevoegdheid

Burgemeester en wethouders kunnen het plan wijzigen in die zin dat aan de gronden met de bestemming 'Waarde - Archeologische verwachting 2', deze bestemming wordt ontnomen indien op basis van archeologisch onderzoek is aangetoond dat ter plaatse geen archeologische waarden (meer) aanwezig zijn.

Artikel 21 Waarde - Beschermd gemeentelijk stadsgezicht

21.1 Bestemmingsomschrijving

De voor 'Waarde - Beschermd gemeentelijk stadsgezicht' aangewezen gronden zijn, behalve voor behalve voor de andere daar voorkomende bestemming(en), mede bestemd voor behoud, herstel en bescherming van de ruimtelijke en cultuurhistorische waarden van het gebied en de bebouwing zoals weergegeven in bijlage 1 van de toelichting en dat met name is gericht op:

  • behoud en en herstel van de rooilijnen van gebouwen en gebouwenensembles;
  • behoud van de massawerking van gebouwen;
  • behoud van de maatvoering (goot- en nokhoogte, alsmede kapvorm) van beeldbepalende en structuurbepalende panden;
  • behoud van de gevelindeling van beeldbepalende panden;
  • behoud van bouwhistorie;
  • behoud van de bestaande perceelsbreedte.
21.2 Bouwregels

In afwijking van het bepaalde bij de andere voor die gronden aangewezen bestemmingen geldt dat:

  • a. de voorgevel van een gebouw ter plaatse van de aanduiding 'gevellijn' in de voorgevelbouwgrens wordt gebouwd;
  • b. de bestaande goot- en bouwhoogtes, alsmede de kapvorm van gebouwen die ter plaatse zijn aangeduid met 'specifieke bouwaanduiding - beeldbepalend' dienen te worden gehandhaafd;
  • c. de bestaande goot- en bouwhoogtes, ter plaatse van de 'specifieke bouwaanduiding - structuurbepalend' dienen te worden gehandhaafd;
  • d. de bestaande gevelindeling ter plaatste van de aanduiding 'specifieke bouwaanduiding - beeldbepalend' dient te worden gehandhaafd;
  • e. de gevelbreedte van de voorgevel van gebouwen ter plaatse van de aanduiding 'gevellijn' maximaal 15 m bedraagt;
  • f. voor bouwwerken met een bouwhistorische waarde, die voorzien zijn van een blauwe kleur in bijlage 4, kan het bevoegd gezag alvorens een omgevingsvergunning voor het bouwen wordt verleend, bepalen dat door de aanvrager een rapport worden overgelegd waaruit blijkt dat:
    • 1. de bouwhistorische waarde van het bouwwerk niet op onaanvaardbare wijze wordt verstoord; dan wel
    • 2. indien de bouwhistorische waarde wordt verstoord, aan de omgevingsvergunning voorschriften worden verbonden die verplichten tot het treffen van maatregelen waardoor bouwhistorische elementen in het gebouw kunnen worden behouden en de bouwhistorische waarde niet op onaanvaardbare wijze wordt verstoord.
21.3 Afwijken van de bouwregels
21.3.1 Afwijken

Met een omgevingsvergunning kan worden afgeweken van:

  • a. het bepaalde in lid 21.2 sub a in die zin dat wordt afgeweken van de plaatsing van gebouwen ter plaatse van de aanduiding 'gevellijn'.
  • b. het bepaalde in lid 21.2 sub b, c, d en/of e in die zin dat de goot- of bouwhoogte, kapvorm, gevelindeling en/of gevelbreedte wordt gewijzigd.
21.3.2 Toetsingscriteria

De omgevingsvergunning kan alleen worden verleend indien hierdoor geen onevenredige afbreuk wordt gedaan aan:

De omgevingsvergunning kan alleen worden verleend indien:

  • a. bij lid 21.3.1 sub a: wordt afgeweken van de plaatsing van gebouwen in de ter plaatse aangeduide 'gevellijn' om het bouwen in een oorspronkelijke gevellijn mogelijk te maken;
  • b. bij lid 21.3.1 sub b: instandhouding van de bestaande goot- of bouwhoogte, kapvorm, gevelindeling of gevelbreedte redelijkerwijs niet mogelijk is vanwege zwaarwegende economische of gebruikstechnische redenen.

Het bevoegd gezag betrekt een advies van de erfgoedcommissie in het besluit tot afwijking.

21.4 Omgevingsvergunning voor het uitvoeren van een werk, geen bouwwerk zijnde, of van werkzaamheden
21.4.1 Vergunningplichtige werken en werkzaamheden

Het is verboden zonder of in afwijking van een omgevingsvergunning voor het uitvoeren van een werk, geen bouwwerk zijnde, of van werkzaamheden, de volgende werken, geen bouwwerken zijnde, en werkzaamheden uit te voeren ongeacht het bepaalde in de regels bij de andere op deze gronden van toepassing zijnde bestemmingen:

  • a. het aanleggen, verbreden, verleggen of verharden van wegen, paden en het aanbrengen van andere oppervlakteverhardingen;
  • b. het ophogen en/of afgraven van gronden;
21.4.2 Uitzonderingen

Het bepaalde in lid 21.4.1 is niet van toepassing op werken, geen bouwwerken zijnde, of werkzaamheden die:

  • a. het normale onderhoud betreffen;
  • b. reeds in uitvoering zijn op het tijdstip van het vgean kracht worden van dit plan.
21.4.3 Toetsingscriteria

De in lid 21.4.1 genoemde vergunning kan slechts worden verleend, indien hierdoor geen onevenredige afbreuk wordt gedaan aan de cultuurhistorische en ruimtelijke waarden van het gebied.

Het bevoegd gezag betrekt een advies van de erfgoedcommissie in het besluit tot vergunningverlening.

21.5 Omgevingsvergunning voor het slopen van een bouwwerk
21.5.1 Vergunningplichtige werkzaamheden

Voor het (gedeeltelijk) slopen van gebouwen is ter plaatse van de aanduiding 'specifieke bouwaanduiding - beeldbepalend' en 'specifieke bouwaanduiding - structuurbepalend' een omgevingsvergunning vereist.

21.5.2 Uitzonderingen

Het bepaalde in lid 21.5.1 is niet van toepassing op werken, geen bouwwerken zijnde, of werkzaamheden, die:

  • a. het normale onderhoud betreffen;
  • b. reeds in uitvoering zijn op het tijdstip van het van kracht worden van het plan.
21.5.3 Toetsingscriteria

De in lid 21.5.1 genoemde vergunning kan slechts worden verleend, mits:

  • a. geen onevenredige afbreuk wordt gedaan aan de beeldbepalende of structuurbepalende hoofdvorm van de bebouwing;
  • b. de beeldbepalende of structuurbepalende hoofdvorm niet langer aanwezig is en niet zonder ingrijpende wijzigingen aan het gebouw kan worden hersteld;
  • c. de beeldbepalende of structuurbepalende hoofdvorm in redelijkheid niet te handhaven is;
  • d. het delen van een gebouw of bijgebouwen betreft, die op zichzelf niet als beeldbepalend of structuurbepalend vallen aan te merken, en door sloop daarvan geen onevenredige aantasting van de beeldbepalende of structuurbepalende hoofdvorm plaatsvindt.

Het bevoegd gezag betrekt een advies van de erfgoedcommissie in het besluit tot vergunningverlening.

Artikel 22 Waarde - Boom

22.1 Bestemmingsomschrijving

De voor 'Waarde - Boom' aangewezen gronden zijn, behalve voor de andere daar voorkomende bestemmingen, mede bestemd voor het behoud, het herstel en/of de ontwikkeling van de levensvatbaarheid en ruimtelijke, monumentale en ecologische betekenis van bomen met dien verstande dat bij de beoordeling van het behoud van de bomen ook rekening wordt gehouden met de gemeentelijke Bomenverordening.

Bestaande gebouwen en bouwwerken zijn binnen de bestemming toegestaan.

22.2 Bouwregels
  • a. Op deze gronden mogen geen gebouwen worden gebouwd, daarop uitgezonderd de de herbouw van bestaande gebouwen en bouwwerken.
  • b. Op deze gronden mogen geen bouwwerken, geen gebouwen zijnde, worden gebouwd.
22.3 Omgevingsvergunning voor het uitvoeren van werken, geen bouwwerk zijnde, of van werkzaamheden
  • a. Voor de volgende werken en werkzaamheden is een omgevingsvergunning vereist:
    • 1. het aanbrengen van boven- en ondergrondse transport-, energie- of communicatieleidingen en daarmee verband houdende constructies, installaties en apparatuur;
    • 2. het leggen van drainagebuizen;
    • 3. het aanleggen en verharden van wegen, paden en het aanbrengen van andere oppervlakteverhardingen;
    • 4. het verlagen, afgraven, ophogen of egaliseren van de bodem en/of gronden;
    • 5. het wijzigen van de grondwaterstand door bevloeiing, (bron)bemaling, drainage of op andere wijze;
    • 6. het uitvoeren van heiwerkzaamheden of het op andere wijze indrijven van voorwerpen in de grond.
  • b. Het onder 22.3, sub a vervatte verbod gelden niet voor werken of werkzaamheden:
    • 1. betreffende het normale onderhoud en beheer van de gronden;
    • 2. welke op het moment van het van kracht worden van het bestemmingsplan in uitvoering waren;
      mits het uitvoeren van deze werken en/of werkzaamheden niet de dood of ernstige beschadiging of ontsiering van de boom tot gevolg (kunnen) hebben.
  • c. De onder 22.3, sub a genoemde werken en werkzaamheden zijn slechts toelaatbaar indien wordt aangetoond dat het uitvoeren van de werken en/of werkzaamheden de conditie, levensverwachting, groeiplaats en (beeld)kwaliteit van de boom niet worden aangetast.
  • d. Ten behoeve van het verlenen van de onder a genoemde omgevingsvergunning dient een bomeneffectanalyse te worden uitgevoerd. De vergunning kan alleen worden afgegeven respectievelijk uitgevoerd indien uit de bomeneffectanalyse blijkt dat de bomen, eventueel na het treffen van maatregelen, duurzaam kunnen worden gehandhaafd. Het bevoegd gezag is tevens bevoegd bij het verlenen van de omgevingsvergunning nadere eisen te stellen ten aanzien van de situering, afmetingen en aard van de verhardingen.
22.4 Wijzigingsbevoegdheid

Burgemeester en wethouders kunnen het plan wijzigen in die zin dat de bestemming 'Waarde - Boom' wordt verwijderd, indien:

  • a. de bescherming van de betreffende boom niet langer noodzakelijk is, omdat de boom is verplaatst dan wel niet meer aanwezig is; of
  • b. de levensverwachting van de betreffende monumentale boom door ziekte of door ouderdom minder dan 10 jaar bedraagt; of
  • c. zwaarwegende maatschappelijke belangen dit vergen.

Artikel 23 Waterstaat - Bebouwingsvrij

23.1 Bestemmingsomschrijving

De voor 'Waterstaat - Bebouwingsvrij' aangewezen gronden zijn, behalve voor de andere daar voorkomende bestemmingen, mede bestemd voor de bescherming van waterschapsbelangen met de daarbij behorende bouwwerken, geen gebouwen zijnde.

23.2 Bouwregels
  • a. In afwijking van het bepaalde bij de andere daar voorkomende bestemmingen mag niet worden gebouwd, anders dan ten behoeve van deze bestemming.
  • b. Op deze gronden mogen geen gebouwen worden gebouwd.
  • c. De bouwhoogte van bouwwerken, geen gebouwen zijnde, bedraagt maximaal 2 m.
23.3 Afwijken van de bouwregels

Met een omgevingsvergunning kan worden afgeweken van het bepaalde in lid 23.2 in die zin dat gebouwen en bouwwerken, geen gebouwen zijnde, die zijn toegestaan op grond van de andere bestemming worden gebouwd, mits vooraf advies wordt ingewonnen bij de beheerder van de watergang.

(Op de gronden met de dubbelbestemming 'Waterstaat - Bebouwingsvrij' is tevens de Keur voor waterkeringen en wateren van het waterschap van toepassing)

Hoofdstuk 3 Algemene regels

Artikel 24 Anti-dubbeltelregel

Grond die eenmaal in aanmerking is genomen bij het toestaan van een bouwplan waaraan uitvoering is gegeven of alsnog kan worden gegeven, blijft bij de beoordeling van latere bouwplannen buiten beschouwing.

Artikel 25 Algemene gebruiksregels

Het gebruik van de gronden en bouwwerken van de bestemmingen van het bestemmingsplan Diepenheim 2015 is aan een aantal beperkingen gebonden.

25.1 Strijdig gebruik

De gronden en bouwwerken mogen niet worden gebruikt voor:

  • a. het (zelfstandig) bewonen van vrijstaande gebouwen, niet zijnde woningen;
  • b. seksinrichtingen;
  • c. handelsdoeleinden en reparatiedoeleinden in garageboxen.
25.2 Uitzondering op het strijdig gebruik

Tot een uitzondering van het gebruik, strijdig met de bestemmingen, wordt in ieder geval gerekend:

  • het gebruik van de gronden of bouwwerken ten behoeve van evenementen met een maximum van drie per jaar en een duur van ten hoogste vijftien dagen per evenement, het opbouwen en afbreken van voorzieningen ten behoeve van het evenement, inbegrepen.

Artikel 26 Algemene afwijkingsregels

26.1 Afwijken

Met een omgevingsvergunning kan worden afgeweken van:

  • a. het bepaalde in het plan in die zin dat het beloop of profiel van wegen of de aansluiting van wegen onderling in geringe mate wordt aangepast, indien de verkeersveiligheid en/of -intensiteit daartoe aanleiding geven;
  • b. het bepaalde in het plan in die zin dat bestemmings- of bouwgrenzen worden overschreden indien een meetverschil daartoe aanleiding geeft;
  • c. de bestemmingsregels in die zin dat de bouwhoogte van bouwwerken, geen gebouwen zijnde, ten behoeve van zend- en/of sirenemasten wordt vergroot tot maximaal 45,00 m;
  • d. de bestemmingsregels in die zin dat de bouwhoogte van bouwwerken, geen gebouwen zijnde wordt vergroot tot maximaal 15,00 m;
  • e. de bestemmingsregels in die zin dat de bouwhoogte van de gebouwen ten behoeve van plaatselijke verhogingen, zoals schoorstenen, luchtkokers, liftkokers en lichtkappen, wordt vergroot, mits:
    • 1. deze vergroting maximaal 10 m² per plaatselijke verhoging zal bedragen;
    • 2. de gezamenlijke oppervlakte van de verhogingen ten hoogste 50% van het dakvlak zal bedragen;
    • 3. de vergroting leidt tot een bouwhoogte van maximaal 1,25 maal de maximale bouwhoogte van het betreffende gebouw.
26.2 Toetsingscriteria

De omgevingsvergunning kan alleen worden verleend indien hierdoor geen onevenredige afbreuk wordt gedaan aan:

  • a. de gebruiksmogelijkheden van aangrenzende gronden;
  • b. de brandveiligheid;
  • c. het bebouwingsbeeld;
  • d. de verkeersveiligheid;
  • e. de milieusituatie;
  • f. de woonsituatie;
  • g. stedenbouwkundige karakteristieke gebouwen;
  • h. waterhuishouding.

Artikel 27 Overige regels

  • a. Indien de (wijziging van de) omvang, het bouwen van en/of de bestemming van een gebouw danwel het terrein daartoe aanleiding geeft, moet ten behoeve van het parkeren of stallen van auto's in voldoende mate ruimte zijn aangebracht, conform bijlage 3 Parkeernormen gemeente Hof van Twente parkeernormering, op eigen terrein in, op of onder het gebouw, dan wel op of onder het onbebouwde terrein dat bij dat gebouw danwel die functie behoort.
  • b. De onder a bedoelde ruimte voor het parkeren van auto's moet afmetingen hebben die zijn afgestemd op gangbare personenauto's. Aan deze eis wordt geacht te zijn voldaan:
    • 1. indien de afmetingen van bedoelde parkeerruimten minimaal 1,80 m bij 5 m en maximaal 3,25 m bij 6 m bedragen;
    • 2. indien de afmetingen van een gereserveerde parkeerruimte voor een gehandicapte - voorzover die ruimte niet in de lengterichting aan een trottoir grenst - minimaal 3,50 m bij 5 m bedragen.
  • c. Indien de bestemming van een gebouw aanleiding geeft tot een te verwachten behoefte aan ruimte voor het laden of lossen van goederen, moet in deze behoefte in voldoende mate zijn voorzien aan, in of onder dat gebouw, dan wel op of onder het onbebouwde terrein dat bij dat gebouw behoort.
  • d. Met een omgevingsvergunning kan worden afgeweken van het bepaalde onder a en c:
    • 1. indien het voldoen aan die bepalingen op overwegende bezwaren stuit; of
    • 2. voor zover op andere redelijke wijze in de nodige parkeer- of stallingsruimtem, dan wel laad- of losruimte wordt voorzien.

Hoofdstuk 4 Overgangs- en slotregels

Artikel 28 Overgangsrecht

28.1 Overgangsrecht bouwwerken
  • a. Een bouwwerk dat op het tijdstip van inwerkingtreding van het bestemmingsplan aanwezig of in uitvoering is, dan wel kan worden gebouwd krachtens een omgevingsvergunning voor het bouwen, en afwijkt van het plan, mag, mits deze afwijking naar aard en omvang niet wordt vergroot:
    • 1. gedeeltelijk worden vernieuwd of veranderd;
    • 2. na het tenietgaan ten gevolge van een calamiteit geheel worden vernieuwd of veranderd, mits de aanvraag van de omgevingsvergunning wordt gedaan binnen twee jaar na de dag waarop het bouwwerk is tenietgegaan.
  • b. Het bevoegd gezag kan eenmalig in afwijking van het eerste lid een omgevingsvergunning verlenen voor het vergroten van de inhoud van een bouwwerk als bedoeld in het eerste lid met maximaal 10%.
  • c. Het eerste lid is niet van toepassing op bouwwerken die weliswaar bestaan op het tijdstip van inwerkingtreding van het plan, maar zijn gebouwd zonder vergunning en in strijd met het daarvoor geldende plan, daaronder begrepen de overgangsbepaling van dat plan.
28.2 Overgangsrecht gebruik
  • a. Het gebruik van grond en bouwwerken dat bestond op het tijdstip van inwerkingtreding van het bestemmingsplan en hiermee in strijd is, mag worden voortgezet.
  • b. Het is verboden het met het bestemmingsplan strijdige gebruik, bedoeld in het eerste lid, te veranderen of te laten veranderen in een ander met dat plan strijdig gebruik, tenzij door deze verandering de afwijking naar aard en omvang wordt verkleind.
  • c. Indien het gebruik, bedoeld in het eerste lid, na het tijdstip van inwerkingtreding van het plan voor een periode langer dan een jaar wordt onderbroken, is het verboden dit gebruik daarna te hervatten of te laten hervatten.
  • d. Het eerste lid is niet van toepassing op het gebruik dat reeds in strijd was met het voorheen geldende bestemmingsplan, daaronder begrepen de overgangsbepalingen van dat plan.

Artikel 29 Slotregel

Deze regels worden aangehaald als

'Regels van het bestemmingsplan  Diepenheim 2015'.