direct naar inhoud van Ruimtelijke onderbouwing
Plan: Overbetuwe, Zonnepark Overbetuwe (langs A15)
Status: vastgesteld
Plantype: omgevingsvergunning
IMRO-idn: NL.IMRO.1734.0305OVBzonparka15-VSG1

Ruimtelijke onderbouwing

Hoofdstuk 1 Inleiding

1.1 Aanleiding

Initiatiefnemer Sunvest heeft plannen tot de realisatie van een groot zonnepark. Het betreft een park met een oppervlakte van 66 ha op een terrein van circa 80 ha met twaalf verschillende grondeigenaren. Op grond van het vigerende bestemmingsplan is de realisatie van een zonnepark niet mogelijk. Om het initiatief mogelijk te kunnen maken is er een omgevingsvergunning noodzakelijk. De voorliggende rapportage voorziet in de ruimtelijke onderbouwing als onderdeel van de omgevingsvergunning om het plan mogelijk te kunnen maken.

1.2 Ligging plangebied

Het plangebied is grotendeels gelegen in het buitengebied van de gemeente Overbetuwe. Eén perceel aan de oostzijde ligt in de gemeente Lingewaard. Grofweg gelegen ten oosten van Andelst en ten zuiden van Valburg ingeklemd tussen ingeklemd tussen de A15 en De Betuweroute. Aan de zuidkant van de project locatie ligt het bedrijventerrein Park 15.

Onderstaande afbeelding geeft de globale ligging van het plangebied weer. Het is hemelsbreed circa 7,5 km lang en heeft een maximale breedte van circa 300 meter.

afbeelding "i_NL.IMRO.1734.0305OVBzonparka15-VSG1_0001.jpg"

Plangebied op luchtfoto met ingetekende zonnevelden

1.3 Leeswijzer

In voorliggende toelichting wordt na dit inleidende hoofdstuk in hoofdstuk 2 het plan zelf beschreven. In hoofdstuk 3 wordt ingegaan op het beleid van de verschillende overheden dat van toepassing is. Hoofdstuk 4 bevat de milieu- en omgevingsaspecten die van toepassing zijn. Hoofdstuk 5 bevat de onderbouwing van de maatschappelijke haalbaarheid van het plan.

Hoofdstuk 2 Planbeschrijving

2.1 Geldende planologische situatie

De percelen vallen onder het bestemmingsplan 'Buitengebied Overbetuwe'. In het plangebied komen de bestemmingen 'Agrarisch', 'Groen' en 'Water' voor.

Het gehele plangebied kent vier archeologische dubbelbestemmingen: 'Waarde - Archeologie' en 'Waarde - Archeologische verwachting 2, 3 en 4'. Vanwege enkele leidingen die het gebied doorkruisen zijn de dubbelbestemmingen 'Leiding - Gas', 'Leiding - Hoogspanningsverbinding' en 'Leiding - Riool' opgenomen.

Aan de westzijde, rondom knooppunt Valburg is een gebiedsaanduiding 'waardevol landschap' opgenomen.

afbeelding "i_NL.IMRO.1734.0305OVBzonparka15-VSG1_0002.png"

Uitsnede bestemmingsplan Buitengebied Overbetuwe

Voorliggend initiatief voor een zonnepark past niet in het vigerende bestemmingsplan. Middels voorliggende ruimtelijke onderbouwing wordt toegelicht waarom een afwijking met een omgevingsvergunning mogelijk is.

2.2 Huidige situatie

De beoogde locatie ligt ingeklemd tussen de A15 en de Betuweroute. In de huidige situatie worden de percelen hoofdzakelijk gebruikt voor landbouw en deels voor natuurcompensatie en landschappelijke inrichting (waarbij 40% van het oppervlak beplant dient te zijn) door het Geldersch Landschap en Kastelen (GLK). De planlocatie heeft geen optimale uitgangspositie voor agrarisch gebruik door de ingeklemde ligging tussen Betuweroute en A15, in combinatie met de twee hoogspanningsleidingen die door het gebied lopen. Het plangebied is daarentegen erg geschikt voor een grootschalig zonnepark.

afbeelding "i_NL.IMRO.1734.0305OVBzonparka15-VSG1_0003.png"

Foto plangebied met (l) zichtbaar de hoogspanningslijn en (r) de A15.

2.3 Toekomstige situatie

Initiatiefnemer is voornemens een groot zonnepark te realiseren in het plangebied. De totale oppervlakte van het plangebied is ca. 66 ha waarvan zeker 54 ha beschikbaar is voor de invulling van het zonnepark, 12 ha is nog optioneel. Hiervan vallen nog delen van de percelen af vanwege leidingen en schaduw, hierdoor blijft er ca. 60 ha zonnepanelen over. Goed voor een minimaal vermogen van 60 tot 80 MWp.

Het park zal alleen vanaf de zuidkant zichtbaar zijn vanwege het geluidsscherm langs de Betuweroute. Daarnaast is een combinatie met landbouw door het houden van schapen of ander kleinvee onder de zonnepanelen mogelijk, met uitzondering van het deel ten westen van knooppunt Valburg.

2.3.1 Plan landschappelijke inpassing

Om het zonnepark op een goede manier in het landschap en de dynamische omgeving van de A15, Betuweroute en hoogspanningsleidingen in te passen is een plan voor de landschappelijke inpassing opgesteld. Naast de afstandsbepalingen die gelden vanuit de spoorlijn (Prorail), hoogspanningsleidingen (Tennet) en overige kabel- en leidingstroken, heeft de gemeente Overbetuwe een aantal randvoorwaarden meegegeven voor het landschappelijke inpassingsplan. Dit betreft de volgende:

  • In juli 2007 is door Nieuwland Advies een inrichtingsplan opgesteld om de Betuweroute landschappelijk goed in te passen (voor de percelen van het GLK). Het zogenoemde 'Passantenmodel' dat daarvoor is opgesteld kan ook als richtlijn worden aangehouden voor het landschappelijke inpassingsplan van het Zonnepark. Samengevat betekent dit:
      • a. Het inrichtingsplan moet passend binnen het lokale landschap worden uitgewerkt;
      • b. De landschapskarakteristieken in het landschap buiten de bundel van de Betuweroute - A15 moeten worden doorgetrokken tot binnen de bundel, zichtbaar en beleefbaar.

Beleving van de ruimte binnen de bundel vanuit de omgeving:

- A15: parallelle beweging langs de bundel;

- Kruisende beweging: doorsnijding (ongelijkvloers) door/over het gebied;

- Doorsteek beweging: verplaatsing door het gebied zelf (geringe mogelijkheden);

- Een doorgaand landschap binnen de bundel, tussenruimte inrichten door middel van zichtlijnen, massa en transparantie, begeleiding van het landschap en afwisseling tussen hoog/laag, nat/droog en open/gesloten;

- Inrichting op basis van bestaande landschapskarakteristiek: bomenrijen, bos, nat en droog grasland en waterstructuren.

Karakteristiek:

- Identiteit Betuweroute: Betuweroute en A15 zijn leidende elementen;

- Landschap: ontwikkelen van een parallel 'nieuw' landschap binnen de bundel.

  • In het kader van de aanleg van de Betuweroute zijn kleibulten ontstaan aan beide zijden van de Tielsestraat. Deze kleibulten vervullen enerzijds een functie vanuit landschappelijke inpassing van de betuweroute (dat daardoor deels aan het zicht onttrokken wordt). Anderzijds was het wenselijk om de uitkomende grond nabij het spoor een plek te geven (gesloten grondbalans). Onderzocht moet worden of de kleibulten vanuit oogpunt van landschappelijke inpassing gehandhaafd kunnen worden.
  • Ontwerp een robuuste beplanting die duurzaam in stand kan blijven en houdt anderzijds rekening met de oplevering van de gronden in oorspronkelijke staat aan het einde van de termijn.
  • Zoek afstemming met het Gelders landschap en kastelen gezien de ligging van GNN-gebieden in het midden van het plangebied van het zonnepark.
  • Functie en ligging van de Hoge Brugstraat handhaven.

Daarnaast heef afstemming met de brandweer plaatsgevonden. De volgende voorschriften gelden:

  • Bereikbaarheid van het zonnepark (voldoende brede wegen, toeganspoorten met sleutel voor de brandweer).
  • Het kunnen afschakelen van het zonnepark bij calamiteiten.

Op basis van deze randvoorwaarden en de ligging van kabels en leidingen is een randvoorwaardenkaart opgesteld. Deze kaart heeft als onderlegger gediend voor het plan voor de landschappelijke inpassing.

Als eerste stap is een landschappelijke analyse van het gebied uitgevoerd. Het landschap van het plangebied en omgeving wordt gekenmerkt door een hoger gelegen oeverwal (ter hoogte van Tielsestraat en Knoop 38) met een overgang naar de laag gelegen komgronden daartussen. Met name ten westen van knooppunt Valburg is het open en natte komgebied goed ervaarbaar.

De bundel van infrastructurele lijnen in de vorm van de Betuweroute (met alles wat daar bij hoort qua portalen, etc) en de A15 in combinatie met de hoogspanningsleidingen (380KV (hoog) en 150 KV (laag) 'snijden' door het landschap en domineren het beeld.

Het landschappelijke inpassingsplan voor de Betuweroute is uitgevoerd en zichtbaar in het plangebied als groene wiggen met jong bos en een bomenweide, die de zichtlijnen vanaf de A15 naar het spoor geleiden (en andersom). Ook de rij Italiaanse populieren die de oorspronkelijke verkavelingsrichting weergeeft (ten westen van de Tielsestraat) is onderdeel van dit plan en een kenmerkend element en herkenningspunt. Deze elementen worden volledig opgenomen in het plan.

Als tweede stap zijn op basis van de analyse van het landschap en randvoorwaarden, bouwstenen ontwikkeld die als dragers dienen voor het landschappelijke inpassingsplan. Deze zijn in de eerste inloopbijeenkomst op 5 september 2018 voorgelegd aan de omwonenden en betrokkenen en besproken met de gemeente:

  • 1. Bomenrij gepland in de berm aan de noordzijde van de Hoge Brugstraat en een deel van de Wolfhoeksestraat (parallelle beweging langs Betuwespoorlijn). Het aanbrengen van deze rij bomen dient meerdere doelen. Allereerst zorgt dit (met name in de zomer) voor een groener aanzicht van de Betuwespoorlijn en een sterkere landschappelijke inpassing. Ten tweede zal de bomenrij het geluid van de A15 enigszins filteren en het fijnstof afvangen (in de zomer). Doordat de rij aan de noordzijde van de weg worden geplaatst, zal deze geen tot weinig schaduwwerking hebben op de zonnepanelen. De bomenrij kan een belangrijke rol gaan vervullen als geleidelijnen voor vleermuizen. Door diverse (inheemse) boomsoorten aan te planten wordt de biodiversiteit bevorderd en zal de kans op ziekten en plagen afnemen. Daarnaast is het voordeel dat deze berm in eigendom is van de gemeente en daardoor duurzaam in stand kan blijven. Dit in tegenstelling tot de zuidelijk gelegen percelen die diverse particuliere eigenaren kennen. De haalbaarheid van de bomenrij is nog in onderzoek.
  • 2. Natuurvriendelijke oever (parallelle beweging langs A15 en versterken nat/droog) langs de sloot tussen het plangebied en de A15. Door het karakter van de natuurvriendelijke oever met moeras- en rietbeplanting zullen de onderste delen van de constructie van het zonneveld aan het zicht onttrokken worden. Het zonneveld blijft deels zichtbaar vanaf de A15 en kruisende wegen, wat de leesbaarheid van het landschap ten goede komt. Ook vormt de oever door de omvang en langgerektheid een belangrijke versterking van de natuurwaarden.
  • 3. Struweelelementen. In een aantal hoeken en op strategische plekken worden struweelelementen aangelegd met inheemse beplantingssoorten (geen meidoorn i.v.m. bacterievuur). Deze elementen zorgen voor een vergroening van het beeld en vergroting van de biodiversiteit.
  • 4. Oorspronkelijke verkavelings- en slotenpatroon. Het oorspronkelijke slotenpatroon wordt herkenbaar gemaakt door het aanbrengen van knotbomen. Langs de sloten worden schouwstroken aangelegd, waardoor zichtlijnen over het slotenpatroon open blijven.
  • 5. Waterpoelen voor amfibiën tussen Tielsestraat en knooppunt Valburg.

afbeelding "i_NL.IMRO.1734.0305OVBzonparka15-VSG1_0004.jpg"

Afbeelding: bouwstenen landschappelijke inpassing

De uitkomsten uit de overleggen en de bouwstenen zijn verwerkt in het concept landschappelijke inpassingsplan, dat tijdens de tweede inloopbijeenkomst op 26 september is voorgelegd aan omwonenden en belanghebbenden. Dat heeft geleidt tot het volgende plan voor de landschappelijke inpassing:

afbeelding "i_NL.IMRO.1734.0305OVBzonparka15-VSG1_0005.png"

Afbeelding: landschappelijke inpassing westzijde zonnepark

afbeelding "i_NL.IMRO.1734.0305OVBzonparka15-VSG1_0006.jpg" Afbeelding: landschappelijke inpassing middenstuk zonnepark

afbeelding "i_NL.IMRO.1734.0305OVBzonparka15-VSG1_0007.png"

Afbeelding: landschappelijke inpassing oostzijde zonnepark

N.B.: De oranje gekleurde percelen met zonnepanelen zijn optioneel. Dat wil zeggen dat de grondeigenaar de grond nog niet definitief heeft vrijgegeven voor het plaatsen van zonnepanelen maar wel om de vergunning hiervoor aan te vragen. Mogelijk worden er op deze percelen uiteindelijk dus geen zonnepanelen geplaatst maar de vergunning laat dat wel toe.

In het definitieve landschappelijke inpassingsplan zijn de voorgenoemde bouwstenen opgenomen. Het huidige slotenpatroon is volledig opgenomen, met uitzondering van een sloot ten westen van het knooppunt Valburg. Deze sloot wordt waarschijnlijk verlegd naar de noordoostzijde, waarbij rekening wordt gehouden met de vereisten aan deze sloot (watervoorziening voor de brandweer). De kleibulten worden deels afgegraven om vlakke delen te creëren voor de zonnepanelen en tegelijkertijd de landschappelijke inpassing van de betuweroute te borgen.

Het gedeelte ten westen van knooppunt Valburg is gelegen in een open komgebied. Hier is het behoud van de openheid en doorzichten van belang. Hiertoe worden de zonnepanelen 'laag' in het landschap geplaatst. De maximale hoogte hiervan bedraagt circa 1 meter. Onderstaande visualisatie geeft daar een beeld van. Het standpunt is genomen vanaf de A15 (waar deze het laagst gelegen is) en laat zien dat de zichtlijnen geborgd zijn:

afbeelding "i_NL.IMRO.1734.0305OVBzonparka15-VSG1_0008.jpg"

Afbeelding: visualisatie zonneveld ten westen van knooppunt Valburg

afbeelding "i_NL.IMRO.1734.0305OVBzonparka15-VSG1_0009.jpg"

Afbeelding: standpunt visualisatie

Uit onderzoek naar de lichtreflectie van het zonneveld is gebleken dat de reflectie van het gedeelte tussen het GNN-gebied (in de bocht) en het oostelijke deel tot net voorbij afslag 38 (iets) te veel hinder opleveren. Er zijn twee opties om dit op te lossen:

  • 1. Maatregelen nemen aan de panelen zelf, bijv. zwarte i.p.v. blauwe panelen of door deze bijvoorbeeld te voorzien van een ondergeschikt anti-reflectie coating, of:
  • 2. Op de insteek van de natuurvriendelijke oever struiken of hagen aanbrengen die de reflectie onderbreken. Dat komt in principe neer op struiken/hagen (van ca 10 meter lang) met daartussen een opening van maximaal 30 meter. Dan blijft de verblindingsduur beperkt tot ca 1,5 sec bij een rijsnelheid van ~ 100 km/uur. Het idee is om dit een zo natuurlijke mogelijk karakter te geven in de vorm struweelstoken van inheems plantmateriaal in afwisselende lengtes. Deze struweelhagen vergroten enerzijds de biodiversiteit van het gebied; anderzijds wordt het zonneveld minder zichtbaar vanaf de A15 en minder 'leesbaar'. Ter hoogte van de sloten blijven openingen (van maximaal 30m breed).

Optie 1 heeft de voorkeur; mocht dit niet onvoldoende resultaat opleveren, dan wordt optie 2 uitgevoerd. Onderstaand dwarsprofiel geeft hiervan een impressie:


afbeelding "i_NL.IMRO.1734.0305OVBzonparka15-VSG1_0010.png"

Afbeelding: dwarsprofiel zone tussen A15 en zonnepark

afbeelding "i_NL.IMRO.1734.0305OVBzonparka15-VSG1_0011.jpg"

Afbeelding: dwarsprofiel ter hoogte van de Hoge Brugstraat

Naast de landschappelijke inpassing vindt een natuurlijke verrijking van het plangebied plaats in de vorm van de volgende elementen / maatregelen:

  • De kleibult ten westen van de Tielsestraat wordt vergraven tot een wal van circa 4 meter hoog die de Betuweroute deels aan het zicht onttrekt (in het werk hoogte nader te bepalen). Door het aanbrengen van steilranden ontstaan nestelplaatsen voor wilde bijen: een zogenoemde 'bijenbult';
  • Drietal amfibiepoelen (oa nabij rij italiaanse populieren ten westen van de Tielsestraat);
  • Netwerk van kruidenrijke graszones onder hoogspanningsleidingen en mogelijk bijenkasten onder de hoogspanningsmasten;
  • Akkerrand met akkerkruiden aan de parkzijde langs het (noordelijke) hekwerk

Voor beheer van het gebied wordt uitgegaan van begrazing door schapen (met uitzondering van het deel ten westen van knooppunt Valburg). Vanwege het gewenste behoud van zichtlijnen en doorzichten, worden de panelen hier laag gehouden (hoogste deel circa 1 meter hoog ten opzichte van maaiveld).

Voor het beheer van natuur is een Natuurbeheerplan opgesteld. Deze gaat dieper in op de stof en is na te lezen in Bijlage 1.

Om te waarborgen dat de geplande bomenrij ten noorden van de Hoge Brugstraat en Wolfhoeksestraat duurzaam in stand kan blijven is nader onderzoek gedaan naar de groeiplaats. Zie bijlage 4 Groeiplaatsonderzoek. De toekomstige groeiplaats is ter plekke bekeken en beoordeeld op de eerder benoemde eisen van de belanghebbenden. De conclusie van het onderzoek is dat de bomen in principe boven- en ondergronds genoeg ruimte hebben. De ondergrondse ruimte vraagt echter wel om specifieke verbetering. Eerst wordt nader onderzoek gedaan naar o.a. groeiplaats en bodemsamenstelling in een groter gebied en een aantal bomen in deze berm aangeplant als proefopstelling. Aan de hand daarvan wordt definitief bepaald of de bomenrij toekomstperspectief heeft.

Als mogelijke boomsoorten wordt gedacht aan:

  • Pyrus calleryana ‘Chanticleer’
  • Acer campestre ‘Green Column
  • Carpinus betulus ‘A. Beeckman’

Ook andere soorten die voorkomen in het buitengebied van Overbetuwe en voldoen aan de vereisten, zijn denkbaar. Dit wordt meegenomen in het nadere onderzoek.

Hoofdstuk 3 Beleidskaders

3.1 Rijksbeleid

3.1.1 Structuurvisie Infrastructuur en Ruimte

Op 13 maart 2012 is de Structuurvisie Infrastructuur en Ruimte (SVIR) van kracht geworden.
In de SVIR is de visie van de rijksoverheid op de ruimtelijke en mobiliteitsopgaven voor Nederland richting 2040 aangegeven. Dit betreft een integraal kader dat de basis vormt voor bestaand en nieuw rijksbeleid met ruimtelijke consequenties.

In de SVIR is gekozen voor een meer selectieve inzet van het rijksbeleid dan voorheen. Voor de periode tot 2028 zijn de ambities van het Rijk in drie doelen uitgewerkt:

  • vergroten van de concurrentiekracht door versterking van de ruimtelijk-economische structuur van Nederland;
  • verbeteren van de bereikbaarheid;
  • zorgen voor een leefbare en veilige omgeving met unieke natuurlijke en cultuurhistorische waarden.


Met de hiervoor genoemde doelen zijn 13 nationale belangen aan de orde die in de SVIR verder gebiedsgericht zijn uitgewerkt in concrete opgaven voor de diverse onderscheiden regio's. Buiten deze nationale belangen hebben decentrale overheden meer beleidsvrijheid op het terrein van de ruimtelijke ordening gekregen; het kabinet is van mening dat provincies en gemeenten beter op de hoogte zijn van de actuele situatie in de regio en de vraag van bewoners, bedrijven en organisaties en daardoor beter kunnen afwegen welke (ruimtelijke) ingrepen in een gebied nodig zijn.

Duurzame energie

De rol van de Rijksoverheid in het ruimtelijke beleid voor nationale elektriciteitsvoorziening is gelegen in het zorgen voor voldoende ruimte voor een adequate infrastructuur. Energiezekerheid is een belangrijk economisch goed. De verdere integratie van de Europese energiemarkt maakt dat er een steeds groter beroep op internationale verbindingen wordt gedaan en hoogspanningsverbindingen mogelijk om uitbreiding vragen. Het Rijk wijst daarbij de tracés van hoogspanningsverbindingen (vanaf 220 Kilovolt) en locaties voor de opwekking van elektriciteit (vanaf 500 Megawatt) aan en zorgt voor de inpassing hiervan.

Voor de opwekking van duurzame energie (met uitzondering van windenergie) is dit vanaf 50 Megawatt (Elektriciteitswet 1998, art. 9b)


Het Rijk zet in op een transitie naar een duurzame, hernieuwbare energievoorziening en het geschikt maken van de elektriciteitsinfrastructuur op de langere termijn voor meer decentrale opwekking van elektriciteit.

In de Structuurvisie wordt aangegeven dat het aandeel van duurzame energiebronnen als wind, zon, biomassa en bodemenergie in de totale energievoorziening omhoog moet. De ambitie is dat Nederland in 2040 een robuust internationaal energienetwerk kent en dat de energietransitie ver gevorderd is.

Het is primair de taak van provincies en gemeenten om voldoende ruimte te bieden voor duurzame energievoorziening (zoals zonne-energie en biomassa). Het ruimtelijk rijksbeleid voor (duurzame) energie beperkt zich daarom enkel tot grootschalige windenergie op land en op zee, gelet op de grote invloed op de omgeving en de omvang van deze opgave. Voor andere energiefuncties is geen nationaal ruimtelijk beleid nodig, naast het faciliteren van ontwikkelingen door het aanpassen van wet- en regelgeving en het delen en ontwikkelen van kennis.

Het voorliggende project moet ruimte gaan bieden aan de realisatie van een zonnepark van circa 50 tot 75 MW. Daarmee is het een installatie van Rijksbelang. Het Rijk heeft haar bevoegdheid overgedragen aan gemeente. De gemeente Overbetuwe is daarmee bevoegd gezag geworden.

Het project levert een bijdrage aan de doelstelling voor 2040 uit het rijksbeleid.

3.1.2 Structuurvisie Buisleidingen 2012-2030

De Structuurvisie Buisleidingen is een nadere uitwerking van het nationale belang zoals is opgenomen in de Structuurvisie Infrastructuur en Ruimte die de Rijksoverheid heeft uitgebracht in het kader van de actualisatie decentralisatie van het ruimtelijk en mobiliteitsbeleid. Daarin is bepaald dat het netwerk aan buisleidingen essentieel voor de energievoorziening en voor het veilig vervoeren van gevaarlijke stoffen is. Buisleidingtransport blijft de komende decennia een wezenlijke rol vervullen in de Europese gas- en grondstoffenmarkt. De vraag naar buisleidingtransport en daarmee de vraag naar nieuwe leidingen en leidingverbindingen zal nog toenemen. Het Rijk kiest in verband met het vergroten van de concurrentiekracht voor het versterken van de ruimtelijk-economische structuur. Borgen van ruimte voor buisleidingen voor transport van (gevaarlijke) stoffen is daarvoor een belangrijke randvoorwaarde. De nationale belangen die het Rijk in die Structuurvisie vastlegt, worden gerealiseerd via het Besluit algemene regels ruimtelijke ordening (Barro).

Barro & Rarro

Voor de nationale belangen die kaderstellend zijn in het Besluit algemene regels ruimtelijke ordening (Barro) voor besluiten van gemeenten zijn in het besluit regels opgenomen die direct het bestemmingsplan en daarmee gelijk te stellen besluiten betreffen. Zij strekken ertoe dat de nationale ruimtelijke afweging, die door het kabinet in samenspraak met de Tweede en Eerste Kamer der Staten-Generaal is gemaakt, bij besluitvorming over bestemmingsplannen wordt gerespecteerd.

In de Regeling algemene regels ruimtelijke ordening (Rarro) zijn voorkeurtracés voor buisleidingen opgenomen. Gemeenten dienen daardoor bij alle ruimtelijke ontwikkelingen rekening te houden met toekomstige leidingen om te voorkomen dat er nieuwe belemmeringen ontstaan. Op alle locaties waar voldoende ruimte beschikbaar is, geldt een strookbreedte van 70 meter. Deze breedte maakt het in principe mogelijk om overal zes tot acht nieuwe leidingen aan te leggen op een onderlinge afstand van vijf tot zeven meter, hart op hart, rekening houdend met de reeds aanwezige leidingen.

In het Barro is aangegeven dat aan weerszijden van de voorkeurstracés een zoekgebied geldt van 250 meter. Daarbinnen kan de gemeente de exacte ligging van het buisleidingen tracé bepalen. Mits het tracé aansluit op het voorkeurstracé bij de naastliggende gemeenten en het tracé dezelfde breedte heeft als de breedte van het grootste deel van het tracé.

Het plangebied wordt aan de westzijde doorkruist door een voorkeurstracé met een strookbreedte van 70 meter en percelen aan zowel west- en oostzijde van het zonnepark hebben een overlap met het zoekgebied van 250 m rondom het voorkeurstracé. Aangeduid in onderstaande afbeelding.

afbeelding "i_NL.IMRO.1734.0305OVBzonparka15-VSG1_0012.png"

Afbeelding: plangebied (rood kader) met het zoekgebied (geel gearceerd) van 250 m aan weerszijden van het voorkeurstracé (70 m).

Ter plaatse van het voorkeurstracé is in het ontwerp (paragraaf 2.3.1) een strook van 70 m vrijgewaard van zonnepanelen en landschappelijke ingrepen.

Voor het zoekgebied geldt dat het in dit geval voor de hand ligt dat het zoekgebied vooral ten noorden van de Betuweroute zal liggen. Het zoekgebied levert daardoor geen belemmering op voor de voorgenomen ontwikkeling van het zonneveld.

Daarmee is het plan in overeenstemming met Barro en de Structuurvisie buisleidingen.

3.1.3 Ladder voor duurzame verstedelijking

Met het doel de ruimte zorgvuldig en duurzaam te gebruiken, is de Ladder voor Duurzame Verstedelijking opgesteld. Deze is verankerd in artikel 3.1.6 van het Besluit ruimtelijke ordening (versie 1 juli 2017). Bij nieuwe stedelijke ontwikkelingen moet worden aangetoond dat deze voorzien in een behoefte, en moet - in geval de ontwikkeling buiten bestaand stedelijk gebied plaatsvindt - een motivering worden opgenomen waarom niet binnen het bestaand stedelijk gebied in die behoefte kan worden voorzien.


Zonneparken worden op basis van jurisprudentie niet als stedelijke ontwikkeling gezien. Een nadere toetsing aan de ladder voor duurzame verstedelijking is derhalve niet nodig.

3.1.4 Energieakkoord

In het Energieakkoord is de basis gelegd voor een breed gedragen, robuust en toekomstbestendig energie- en klimaat beleid. Het Energieakkoord biedt een perspectief met afspraken voor het korte en middellange termijn. Hiervoor zijn de volgende hoofddoelen geformuleerd.

  • Een besparing van het finale energieverbruik met een gemiddeld 1,5 procent per jaar.
  • 100 petajoule aan energiebesparing in het finale energieverbruik van Nederland per 2020.
  • Een toename van het aandeel van hernieuwbare energieopwekking naar 14 procent in 2020.
  • Een verdere stijging van dit aandeel naar 16 procent in 2023.
  • Ten minste 15.000 voltijdsbanen, voor een belangrijk deel in de eerstkomende jaren creëren


Deze doelen zijn uitgewerkt in verschillende pijlers. Voor de ontwikkeling van het zonnepark zijn vooral pijler 2 'Opschalen hernieuwbare energieopwekking' en pijler 3 'Stimuleren van decentrale duurzame energie (DDE)' van belang. In het Energieakkoord wordt uitgegaan van een opwekking van 186 PJ energie uit hernieuwbare energiebronnen. Om te komen tot deze energieopwekking zijn verschillende vormen van energieopwekking nodig: wind, biomassa en zon. Momenteel bedraagt het aandeel zonne-energie minder dan 1% van de totale energievraag. Het toekomstige zonnepark levert daarom een belangrijke bijdrage aan de doelstelling van het Rijk om te komen tot een aandeel van 16% van duurzaam opgewekte energie in het totale Nederlandse energieverbruik in 2023.

3.2 Provinciaal beleid

3.2.1 Omgevingsvisie Gelderland

Het beleid van de provincie Gelderland is verwoord in de Omgevingsvisie Gelderland. Deze Omgevingsvisie Gelderland is door Gedeputeerde Staten vastgesteld op 9 juli 2014 (daarna meerdere keren aangepast en geactualiseerd). De provincie Gelderland wil samen met andere overheden, organisaties en particulieren werken aan een toekomstbestendig Gelderland. Gezamenlijk zijn deze partijen gekomen tot een aantal maatschappelijke opgaven. In de omgevingsvisie worden het speelveld en de spelregels beschreven.

Vanuit twee hoofddoelen wil de provincie Gelderland bijdragen aan de geschetste maatschappelijke opgaven:

  • een duurzame economische structuur;
  • het borgen van de kwaliteit en veiligheid van onze leefomgeving.

De provincie en haar partners streven naar een betrouwbare, betaalbare en hernieuwbare energievoorziening en naar energieneutraliteit in 2050. De gewenste omslag is:

  • van gebruik van fossiele energie naar gebruik van hernieuwbare energie.
  • met een zuinig gebruik van energie en grondstoffen.
  • vastleggen van gebieden voor gebieden en grote zonneparken.

afbeelding "i_NL.IMRO.1734.0305OVBzonparka15-VSG1_0013.png"

Uitsnede kaart omgevingsvisie Gelderland t.p.v. het plangebied.

Het plangebied is grotendeels gelegen in de zone 'Grote zonneparken mogelijk', te zien op bovenstaande afbeelding. Dit zijn gebieden waar de gebiedskwaliteiten geen obstakel vormen voor de ontwikkeling van grote zonneparken. De gemeente heeft de uiteindelijke bevoegdheid om hier een groot zonnepark toe te staan. De rol van de provincie bij de ontwikkeling van de zonneparken is inspirerend en verbindend.

De percelen waar grote zonneparken niet mogelijk zijn (met rood aangeduid) zijn geen onderdeel van het beoogde zonnepark.

Conclusie

Onderhavig plan voorziet 15.000 huishoudens van duurzame energie. Het plan sluit daarmee aan bij de ambitieuze energie doelstellingen van de omgevingsvisie. De locatie van het park is geschikt volgens de omgevingsvisie. Daarmee past het initiatief in de omgevingsvisie.

3.2.2 Omgevingverordening Gelderland

Op 24 september 2014 heeft Provinciale Staten de Omgevingsverordening Gelderland vastgesteld (daarna meerdere keren aangepast en geactualiseerd). De Omgevingsverordening stelt regels aan de inhoud van ruimtelijke plannen voor die aspecten waar provinciale of nationale belangen met het oog op een goede ruimtelijke ordening noodzakelijk maken.


Binnen het plangebied bevindt zich een perceel dat binnen de GNN valt. Bij een bestemmingsplan dat betrekking heeft op gronden binnen het GNN worden geen nieuwe functies mogelijk gemaakt. Er bevinden zich binnen het projectgebied geen andere waardevolle gebiedskwaliteiten.

Conclusie

In de voorliggende ruimtelijke onderbouwing wordt de gemeentelijke visie verder toegelicht in paragraaf 3.3. De landschappelijke inpassing wordt onderbouwd in paragraaf 2.3.

3.3 Gemeentelijk beleid

3.3.1 Toekomstvisie+ Overbetuwe

De Toekomstvisie+ is opgesteld om Overbetuwe verder te ontwikkelen als een onderscheidende, krachtige gemeente die voortbouwt op de aanwezige omegvingskwaliteiten en kwaliteiten in de samenleving rekening houdend met de interne en externe ontwikkelingen in de toekomst. Er zijn vier kernopgaven opgesteld, deze zijn te zien als hoofdprogramma's.

De kernopgaven voor 2020 zijn; Overbetuwe verbindt: 'kwaliteit in de samenleving', 'het sociale netwerk', 'ruimte, identiteit en beleving' en 'beleidsvelden'. In 'ruimte, identiteit en beleving' wordt het verband gemaakt met duurzaamheid.

In de opgave met betrekking tot duurzaamheid (nummer 17) wordt gesteld dat duurzame energie vorm kan krijgen door windturbines langs de A15, het toepassen van zonne-energie, het realiseren van biomassaopwekking en het benutten van aardwarmte of restwarmte.

Conclusie

Voorliggend planvoornemen sluit aan bij de doelstelling en (potentiële) locaties voor realisatie van zonne-energie.

3.3.2 Routekaart duurzaam Overbetuwe

De Routekaart Duurzaam Overbetuwe presenteert de weg die de gemeente wil gaan om te komen tot een duurzame samenleving. Een weg waarbij inwoners, maatschappelijke organisaties, bedrijven en gemeenten nauw samenwerken. De gemeentelijke organisatie wil daarbij het goede voorbeeld geven, maar het echte succes word gemaakt in Overbetuwe.

De routekaart legt de nadruk op energiebesparing en duurzame energie en biedt daarnaast ruimte voor verduurzaming in de breedte. Zo wordt invulling gegeven aan de duurzaamheidsdoelstellingen van de gemeente. De ambitie is om per jaar 1,5 procent energie te besparen. Eind 2020 moet 14 procent van de energie hernieuwbaar zijn opgewekt, de gemeente wil in 2050 energieneutraal zijn. Op het korte termijn, eind 2020, verwacht de gemeente dat er meerdere initiatieven zullen plaatsvinden en dat er ook meerdere zonneparken zijn gerealiseerd in 2020.

Voorliggend planvoornemen heeft betrekking op een 'grootschalig duurzame energie initiatief'.

In het algemeen geldt dat de gemeente Overbetuwe openstaat voor grootschalige duurzame energie initiatieven. Geen enkele optie wordt op voorhand uitgesloten. Wel gelden randvoorwaarden zoals:

  • De mogelijkheid om te participeren als burger;
  • Het project moet voordelen bieden voor inwoners die in de buurt wonen;
  • Zorgvuldige communicatie gericht op in kaart brengen zorgen en creëren draagvlak;
  • Zo duurzaam mogelijk uitvoeren van het project, doe waar mogelijk meer dan wet vereist;
  • Initiatief moet ruimtelijk inpasbaar en vergunbaar zijn;
  • Overlast tijdens de bouw en exploitatie moet geminimaliseerd worden.

Voorliggende ruimtelijke onderbouwing zorgt voor de vergunbaarheid van de situatie. De landschappelijke inpassing en ecologische meerwaarde worden verder onderbouwd in paragraaf 2.3.

Gedurende het proces van voorbereiding zijn door middel van meerdere inloopavonden mogelijkheden geboden aan omwonenden en belangstellenden om mee te praten over het initiatief. Zo worden keuzes en overwegingen gecommuniceerd. Tevens bestaat de mogelijkheid om financieel te participeren bij de exploitatie van het project, en om lokaal geproduceerde groene stroom af te nemen. Het gehele proces is daarmee ingericht om ook draagvlak te creëren.

Conclusie

Voorliggend planvoornemen sluit aan bij de doelstellingen en randvoorwaarden uit de Routekaart Duurzaam Overbetuwe.

 

3.3.3 Landschapsontwikkelingsplan

In september 2010 heeft de gemeente Overbetuwe een Landschapsontwikkelingsplan (LOP) opgesteld. Hierin staat hoe de gemeente de komende jaren aandacht besteedt aan natuur en landschap. Daarbij wordt aangegeven welke inzet nodig is om plannen samen met initiatiefnemers te realiseren. Het dient ervoor om alle ontwikkelingen in het buitengebied te (be)geleiden die te maken hebben met landschap.

Omdat het planvoornemen niet binnen het geldende bestemmingsplan past, moet het initiatief getoetst worden aan het toetsingskader in het LOP.

Overbetuwe is onderverdeeld in 16 deelgebieden; waarvoor de specifieke problematiek, visie en aanbevelingen en acties zijn opgesteld. Het plangebied van het zonnepark valt binnen deelgebied 2b en 10 (zie onderstaande afbeelding).

afbeelding "i_NL.IMRO.1734.0305OVBzonparka15-VSG1_0014.png"

Afbeelding: uitsnede LOP van deelgebiedenkaart t.h.v. het plangebied.

Het LOP biedt zes thema's waaraan initiatieven getoetst kunnen worden. Zonneparken zijn echter niet binnen een van van deze thema's te passen. De kenmerken uit hoofdstuk 2 van het LOP gebruikt en, waar mogelijk, gebiedsspecifieke opgaven van toegepast. Waaronder natuurontwikkeling middels oeverzones, de aanleg van poelen en het uitbreiden van landschappelijke inpassing A15 en Betuweroute.

Gezien de bijzondere locatie, gelegen tussen de Betuweroute en A15, is in overleg met de gemeente een maatwerkplan opgesteld voor de landschappelijke inpassing. In paragraaf 2.3.1 wordt het maatwerk van de landschappelijke inpassing verder toegelicht.

Hoofdstuk 4 Milieuaspecten

4.1 Archeologie en cultuurhistorie

De Monumentenwet 1988 is per 1 juli 2016 vervallen. Een deel van de wet is op deze datum overgegaan naar de Erfgoedwet. Het deel dat betrekking heeft op de besluitvorming in de fysieke leefomgeving gaat over naar de Omgevingswet, wanneer deze naar verwachting in 2021 in werking treedt. Vooruitlopend op de datum van ingang van de Omgevingswet zijn deze artikelen te vinden in het Overgangsrecht in de Erfgoedwet, waar ze ongewijzigd van toepassing blijven zolang de Omgevingswet nog niet van kracht is.


De Erfgoedwet bundelt en wijzigt een aantal wetten op het terrein van cultureel erfgoed. De kern van deze wet is dat wanneer de bodem wordt verstoord, de archeologische resten intact moeten blijven (in situ). Wanneer dit niet mogelijk is, worden archeologische resten opgegraven en elders bewaard (ex situ). Daarnaast dient ieder ruimtelijk plan een analyse van de overige cultuurhistorische waarden van het plangebied te bevatten. Voor zover in een plangebied sprake is van erfgoed, dient op grond van het voorgaande dan ook aangegeven te worden op welke wijze met deze cultuurhistorische waarden en in de grond aanwezige of te verwachten archeologie rekening wordt gehouden.

4.1.1 Archeologie

In oktober 2018 is een archeologisch vooronderzoek in de vorm van een bureauonderzoek uitgevoerd voor het plangebied Zonnepark Overbetuwe, A15 tracé Ewijk-Ressen in de gemeente Overbetuwe. Het rapport is in volledigheid na te lezen in Bijlage 2.

Onderzoek

Het plangebied ligt binnen de stroomgordel van Ressen en/of Baal. In en in de directe omgeving van het plangebied zijn diverse archeologische vindplaatsen en AMK-terreinen aanwezig. Een groot deel van het plangebied heeft een (middel -)hoge archeologische verwachting voor vindplaatsen vanaf de (midden) bronstijd t/m nieuwe tijd. Alleen in het westen en centraal-oostelijk deel van het plangebied zouden nog resten uit de steentijd kunnen voorkomen. De archeologische resten komen naar verwachting voor vanaf maaiveld/direct onder de bouw voor en/of op meerdere diepere niveaus.


Toekomstige werkzaamheden kunnen daarom voor een verstoring van het archeologisch bodemarchief zorgen. De geplande ingrepen voor de landschappelijke inpassing van het zonnepark zijn deels beperkt.

Voor specifieke ingrepen is (mogelijk) vervolgonderzoek geadviseerd. Dit betreft:

  • de aanleg van natuurvriendelijke oever langs de zuizijde van het plangebied;
  • de plantgaten t.b.v. de knotbomen en bomenrijen en het struweel;
  • de aanleg van de poelen en plas-dras-zone;
  • de locatie van het inkoopstation.

Alle aanbevelingen en adviezen zijn nader uitgewerkt en toegelicht in Bijlage 2.

Conclusie

De vervolgonderzoeken zullen in het kader van de realisatie nog moeten worden uitgevoerd en kunnen als voorwaarde worden opgenomen bij vergunningverlening. Het aspect archeologie vormt geen onoverkomelijke belemmering voor het planvoornemen.

4.1.2 Cultuurhistorie

In de Toekomstvisie+ is de lagenbenadering toegepast. In de analyse worden de cultuurhistorisch waardevolle gebieden, landgoederen, openheid en doorzichten benoemd. In het plangebied zijn geen cultuurhistorisch waardevolle elementen aanwezig (zie de onderstaande afbeelding).

afbeelding "i_NL.IMRO.1734.0305OVBzonparka15-VSG1_0015.png"

Uitsnede cultuurhistorische waardenkaart Toekomstvisie+, het plangebied globaal aangeduid met rood kader.

Conclusie

Het aspect cultuurhistorie vormt geen belemmering voor het planvoornemen.

4.2 Bodem

Onderzocht moet worden of de bodem verontreinigd is en wat voor gevolgen een eventuele bodemverontreiniging heeft voor de uitvoerbaarheid van het project. Een nieuwe bestemming mag pas worden opgenomen, als is aangetoond dat de bodem geschikt (of geschikt te maken) is voor de nieuwe of aangepaste bestemming.

Voor de ontwikkeling van het zonnepark wordt een middenspanningsleiding toegevoegd aan het plangebied en zullen enkele transformatorstations gerealiseerd worden. Dit zorgt voor een kleine roering van de bodem.

De ontwikkeling van een zonnepark is niet aan te merken als een gevoelige functie, omdat er geen verblijf van personen plaatsvindt en omdat een zonnepark ook geen bodembelastende functie is. Voor het afgraven van kleibulten zal enige grond vrijkomen. Deze grond zal binnen het plangebied of in nabije omgeving hergebruikt worden. De grond bij overige werkzaamheden zal niet uit het plangebied worden afgevoerd.

Een onderzoek naar de bodemkwaliteit is niet noodzakelijk.

Conclusie

Het aspect bodem vormt daarmee geen belemmering voor het planvoornemen.

4.3 Reflectie

Er is onderzoek uitgevoerd naar de reflectie van de zonnepanelen en de hinder daarvan voor het verkeer op de A15. In volledigheid na te lezen in Bijlage 3.

Het onderzoek naar reflectie heeft als uitkomst dat het zonnepark Overbetuwe wel (maskerende) verblinding voor automobilisten en vrachtwagenchauffeurs tot gevolg kan hebben bij PV-array 1 (zie onderstaande afbeelding). Gezien de lengte waarlangs reflectie op kan treden (langer dan 1.5 seconden) en dat het binnen de kijkhoek van 20 graden valt, zouden hiervoor maatregelen genomen moeten worden die dit tegen gaan.

afbeelding "i_NL.IMRO.1734.0305OVBzonparka15-VSG1_0016.png"

Afbeelding: uitsnede meetpunten reflectieonderzoek met genummerde clusters zonnepanelen (PV array).

Maatregelen uit het onderzoeksrapport worden toegepast in het ontwerp om reflectie te verminderen. Dit is nader toegelicht in paragraaf 2.3.1.

Conclusie

Het aspect reflectie vormt geen belemmering voor het planvoornemen, mits de maatregelen uit het onderzoeksrapport worden toegepast.

4.4 Geluid

In het kader van de Wet geluidhinder (Wgh) bevinden zich langs alle wegen zones. In geval van het realiseren van geluidgevoelige bebouwing binnen deze zones dient een akoestisch onderzoek plaats te vinden. Een zonnepark is geen geluidgevoelig object. Akoestisch onderzoek is in dit kader dan ook niet noodzakelijk.

Door de ligging van het zonnepark tussen de A15 en de Betuwelijn bestaat echter wel een mogelijkheid tot weerkaatsing van het weg- en railverkeerslawaai. Dit resulteert mogelijk in een toename van de geluidbelasting voor omwonenden. In dit kader is onderzoek uitgevoerd, in volledigheid na te lezen in Bijlage 5. Het onderzoek is uitgevoerd als een worst case benadering: om de mate van invloed te bepalen is een berekening gemaakt, waarbij het zonnepark als volledig reflecterende bodem is gemodelleerd. Deze situatie is vergeleken met een bodem die praktisch geheel absorbeert. De werkelijkheid is veel genuanceerder. Bij realisatie van het zonnepark is er slechts gedeeltelijk sprake van een reflecterende bodem.

De conclusie uit het onderzoek is als volgt: Het reflecterend effect van de zonnepanelen in de worst case situatie is voor enkele woningen hooguit 0,4 à 0,7 dB voor wegverkeerslawaai en hooguit 0,6 à 1,1 dB voor railverkeerslawaai. Dit is een geringe toename die bijna verwaarloosbaar is. Voor het menselijke gehoor ligt dit op de grens van mogelijke waarneming. De toename is, zelfs bij worstcase beschouwing, niet significant. Naar verwachting is het effect lager dan berekend. En het plaatsen van een rij bomen levert (in de zomer) een geluidsreducerend effect op.

Conclusie

Het aspect geluid vormt geen belemmering voor het planvoornemen.

4.5 Ecologie

Op 1 januari 2017 is de nieuwe Wet natuurbescherming in werking getreden. Hierin zijn de Natuurbeschermingswet 1998, de Boswet en de Flora- en faunawet samengevoegd.

Met de inwerkingtreding van deze wet is het decentralisatieproces van het natuurbeleid formeel afgerond. Daarmee hebben de provincies de regie over het natuurbeleid in de regio, waarbij ook bevoegdheden van het Rijk naar de provincies zijn overgedragen.

Op 16 augustus 2018 is een ecologische inventarisatie in het plangebied en omgeving uitgevoerd, na te lezen in Bijlage 6.

Gebiedsbescherming

Als gevolg van het voornemen treden geen significant negatieve effecten op instandhoudingsdoelstellingen van in het kader van de Wnb beschermde Natura 2000-gebieden op. De activiteit is op het punt van gebiedsbescherming niet in strijd met de Wet natuurbescherming.

De gronden binnen het plangebied die zijn aangewezen als GNN worden in zijn geheel in stand gehouden, hier vindt geen aanleg van zonnepanelen plaats.

Effecten van de ontwikkeling van zonnevelden op natuurwaarden in naastliggende delen van GNN zijn zeer gering, of na aanleg mogelijk zelfs positief. Voor de aanleg van de zonnevelden is aanvoer van materialen nodig en lichte machines. De verstoring hierdoor is verwaarloosbaar ten opzicht van geluid van snelweg en spoorlijn rond deze terreinen. Als de zonnevelden zijn ingericht is er sprake van extensief beheer, zonder bemesting en zonder gebruik van gewasbeschermingsmiddelen. Tevens worden, langs aanwezige dwarssloten en langs de sloot langs de A15 over de hele lengte van het zonnepark, natuurvriendelijke oevers gerealiseerd. Dit biedt betere leefomstandigheden voor kruiden, insecten en amfibieën dan het huidige gebruik, en dit kan ook de natuurwaarde in het Gelders Natuur Netwerk versterken.

Soortenbescherming

Op basis van de uitgevoerde ecologische inventarisatie is gezien de aangetroffen terreinomstandigheden en de aard van het plan een voldoende beeld van de natuurwaarden ontstaan.

Uit het onderzoek komt naar voren dat in en om het plangebied beschermde soorten voorkomen, of kunnen voorkomen. In het plan wordt rekening gehouden met de mogelijkheid dat poelkikker, grote modderkruiper, wezel en bunzing voorkomen. De werkzaamheden worden zodanig uitgevoerd dat geen negatieve effecten ten aanzien van deze soorten optreden.

Negatief effect op grote modderkruiper (en veel ander waterleven) bij het realiseren van verbrede, natuurvriendelijke oevers wordt voorkomen door bij het afgraven eerst een smalle strook grond tussen oever en water in stand te houden, en deze pas op het laatst te verwijderen. Negatief effect door het dempen van een watergang wordt voorkomen door de ene sloot waarvoor dit het voornemen is, alleen te dempen als is vastgesteld dat hier geen grote modderkruiper en poelkikker voorkomen. Negatief effect op landbiotoop van poelkikker tijdens de periode van winterrust wordt voorkomen door buiten deze periode te werken, en eventueel op beperkte oppervlakte een werklocatie af te schermen zodat overwintering aldaar wordt voorkomen. Negatief effect op foerageergebied van wezel en bunzing wordt voorkomen door voorafgaand aan de werkzaamheden de begroeiing kort te maaien.


De uitgevoerde ecologische inventarisatie levert voldoende informatie over beschermde soorten op en een ontheffing is niet nodig. Wel moeten het broedseizoen van vogels in acht worden genomen, en de zorgplicht op basis van de Wnb voor soorten zoogdieren en amfibieën die vallen onder de vrijstellingsregeling bij ruimtelijke ontwikkelingen van de provincie Gelderland.

Conclusie

De conclusie is dat realisatie van het zonnepark geen negatief effect heeft op GNN of GO of op Natura2000-gebieden. Tevens leidt het plan niet tot negatieve effecten ten aanzien van beschermde soorten indien de voorgestelde werkwijze in acht worden genomen.

Er kan dan op voorhand in redelijkheid worden gesteld dat de natuurwet en -regelgeving de uitvoerbaarheid van het plan niet in de weg staat.

Het aspect ecologie vormt geen belemmering voor het planvoornemen.

4.6 Milieuzonering

In het kader van de Wet milieubeheer dient in nieuwe situaties rekening te worden gehouden met (wenselijke) afstanden tussen bepaalde milieubelastende functies en milieugevoelige functies. In de uitgave Bedrijven en Milieuzonering (2009) is een richtafstandenlijst opgenomen. In de lijst is voor allerlei soorten 'milieubelastende activiteiten' aangegeven welke richtafstanden vanwege geur, stof, geluid en gevaar bij voorkeur aangehouden moeten worden ten opzichte van 'milieugevoelige activiteiten'. De grootste van deze vier richtafstanden is bepalend voor de indeling van een activiteit in een milieucategorie.

Een zonnepark is geen milieugevoelige functie. Door de realisatie van voorliggend plan wordt geen beperkingen gecreëerd op omliggende milieubelastende functies.

Zonneparken zijn niet opgenomen in de VNG-brochure, daarmee is geen richtafstand voor zonneparken voor handen. Zonnepanelen zelf hebben ook geen milieubelastende effecten. Echter zijn de elektrische omvormers en transformatorgebouwen die gebruikt worden om de energie te winnen wel milieubelastende functies. Hierbij is geluid het bepalende aspect voor de richtafstanden.

De grootste hinder wordt veroorzaakt door zgn. inkoopstations, de grootste richtafstand is op basis van geluid. Op basis van vermogen worden deze in de VNG-brochure ingedeeld.

In dit geval wordt het benodigde vermogen niet hoger ingeschat dan 200 MVA. Daarmee is richtafstand gesteld op 100 m. Er zijn twee potentiële locaties in het gebied voor inkoopstations. Deze zijn in onderstaande afbeelding in beeld gebracht met een richtafstand van 100 m. De exacte locatie wordt nader bepaald.

afbeelding "i_NL.IMRO.1734.0305OVBzonparka15-VSG1_0017.png" Afbeelding: bovenste uitsneden geven de westelijke (links) en oostelijke (rechts) locaties weer van de inkoopstations met een gele cirkel van 100 m. Onderste afbeelding geeft met rode driehoeken de globale locaties weer van de inkoopstation in relatie tot het gehele zonnepark.

Omvormers kunnen op zonnige dagen een licht zoemend geluid maken. Bij het plaatsen van de omvomers wordt rekening gehouden met omliggende woningen (minimaal 30 m afstand).

Mede door de ligging van het zonnepark tussen de A15 en de Betuwelijn zijn er geen geen milieugevoelige functies binnen de gestelde richtafstanden.

Conclusie

Het aspect milieuzonering vormt geen belemmering voor het planvoornemen.

4.7 Luchtkwaliteit

Nederland heeft de Europese regels ten aanzien van luchtkwaliteit geïmplementeerd in de Wet milieubeheer (Wm). De in deze wet gehanteerde normen gelden overal, met uitzondering van een arbeidsplaats (hierop is de Arbeidsomstandighedenwet van toepassing).

Op 15 november 2007 is het onderdeel luchtkwaliteit van de Wm in werking getreden. Kern van de wet is het Nationaal Samenwerkingsprogramma Luchtkwaliteit (NSL). Hierin staat wanneer en hoe overschrijdingen van de luchtkwaliteit moeten worden aangepakt. Het programma houdt rekening met nieuwe ontwikkelingen zoals bouwprojecten of de aanleg van infrastructuur. Projecten die passen in dit programma, hoeven niet meer te worden getoetst aan de normen (grenswaarden) voor luchtkwaliteit. De ministerraad heeft op voorstel van de minister van VROM ingestemd met het NSL. Het NSL is op 1 augustus 2009 in werking getreden.

Ook projecten die 'niet in betekenende mate' (nibm) van invloed zijn op de luchtkwaliteit, hoeven niet meer te worden getoetst aan de grenswaarden voor luchtkwaliteit. De criteria om te kunnen beoordelen of er voor een project sprake is van nibm, zijn vastgelegd in de AMvB-nibm. In de AMvB-nibm is vastgelegd dat na vaststelling van het NSL of een regionaal programma een grens van 3% verslechtering van de luchtkwaliteit (een toename van maximaal 1,2 Ng/m3 NO2 of PM10) als ‘niet in betekenende mate’ wordt beschouwd.

Het voorliggende plan biedt de mogelijkheid tot het realiseren van een zonnepark. Een dergelijke functie heeft, met uitzondering van verkeer in verband met onderhoudswerkzaamheden, geen verkeersaantrekkende werking. De verkeersgeneratie van de nieuwe functie is dan ook nihil. Het project moet derhalve worden beschouwd als een nibm-project. Nader onderzoek naar de luchtkwaliteit kan derhalve achterwege blijven.

Conclusie

Het aspect luchtkwaliteit vormt geen belemmering voor het planvoornemen.

4.8 Water

Sinds 1 november 2003 is voor alle ruimtelijke plannen de watertoets verplicht. Het doel van de watertoets is waterbelangen evenwichtig mee te nemen in het planvormingsproces van het Rijk, provincies en gemeenten. Hiermee wordt een veilig, gezond en duurzaam watersysteem nagestreefd. De toets omvat het gehele proces van vroegtijdig informeren, adviseren, afwegen en uiteindelijk beoordelen van de in ruimtelijke plannen voorkomende waterhuishoudkundige aspecten.

Ten behoeve van het planvoornemen heeft in september 2018 overleg plaatsgevonden tussen de initaitiefnemer en Waterschap Rivierenland. Tijdens dit overleg zijn enkele algemene afspraken gemaakt over de breedte van onderhoudsstroken bij A-watergangen (4 meter aan weerszijden) en B-watergangen (1 meter) binnen het plangebied. Alsmede enkele afspraken voor specifieke locaties, waar middels een andere procedure een vergunning voor moet worden aangevraagd.

Waterschap Rivierenland geeft aan dat er geen extra waterberging gerealiseerd hoeft te worden. Het waterschap heeft geen bezwaren tegen de voorgenomen ontwikkeling, mits er tijdig een watervergunning wordt aangevraagd.

Conclusie

Het aspect water vormt geen belemmering voor het planvoornemen.

4.9 Kabels en leidingen

Het plangebied beslaat een groot gebied waar verschillende kabels en leidingen kruisen. Voor deze ruimtelijke onderbouwing is daarom onderscheid gemaakt tussen de bovengrondse- en ondergrondse netwerken. In deze inventarisatie zijn enkel bestaande kabels en leidingen meegenomen, op basis van KLIC-meldingen.

Bovengronds

Het plangebied wordt bovengronds doorkruist door hoogspanningslijnen en -masten. In onderstaande afbeeldingen zijn deze voor de oost- en westzijde van het plangebied in beeld gebracht.

afbeelding "i_NL.IMRO.1734.0305OVBzonparka15-VSG1_0018.png"

afbeelding "i_NL.IMRO.1734.0305OVBzonparka15-VSG1_0019.png"

Afbeeldingen: de west- (boven) en oostzijde (onder) van het zonnepark Overbetuwe. Doorlopend in het gebied, in oost-westelijke richting, zijn de hoogspanningskabels en masten te zien (zwart).

In het ontwerp is, afhankelijk van het type kabels en leidingen, rekening gehouden met de indeling van de velden. Er worden geen zonnepanelen of andere bouwwerken (zoals transformatorstations) gerealiseerd binnen de gestelde buffer vanaf de leidingen en masten in het plangebied.

De vereisten van Tennet voor plaatsing van zonnepanelen in de zakelijk rechtstrook van de hoogspanningslijnen zijn:

  • 380 kV lijnen: 2 x 4 meter vrije strook onder de kabelbundels.
  • 150 kV lijnen: geen zonnepanelen onder de lijnen.
  • Hoogspanningsmasten: 25 meter rondom de voet vrijhouden.

Zo wordt gewaarborgd dat de realisatie van het zonnepark geen negatieve gevolgen heeft voor de bestaande bovengrondse infrastructuur. Tennet heeft op basis van het plan reeds een voorlopige toestemming verleend.

Ondergronds

In het plangebied is op verschillende locaties ondergrondse infrastructuur aanwezig. Op onderstaande afbeeldingen zijn de locaties van de ondergrondse infrastructuur globaal aangegeven voor de west- en oostzijde van het plangebied. Middels KLIC-meldingen is in kaart gebracht waar deze kabels en leidingen liggen. In het ontwerp is, afhankelijk van het type kabels en leidingen, rekening gehouden met de indeling van de velden.

afbeelding "i_NL.IMRO.1734.0305OVBzonparka15-VSG1_0020.png"

Afbeelding: uitsnede westzijde van zonnepark Overbetuwe, met in de gele kaders de locatie van bestaande ondergrondse infrastructuur.

afbeelding "i_NL.IMRO.1734.0305OVBzonparka15-VSG1_0021.jpg"

Afbeelding: uitsnede oostzijde van zonnepark Overbetuwe, met in de gele kaders de locatie van bestaande ondergrondse infrastructuur.

De gestelde buffer geldt aan weerszijden van de kabels en leidingen en zijn als volgt opgesteld:

  • Gasleidingen: 6 meter buffer.
  • Middenspanningsleidingen: 3 meter buffer.
  • Waterleiding: 3 meter buffer.
  • Data: 3 meter buffer.

Ten behoeve van het zonnepark wordt een middenspanningsleiding toegevoegd, op bovenstaande afbeeldingen te zien als rode lijn parallel aan het spoor. De definitieve ligging van de kabel is nog onder voorbehoud van detail engineering. Voor de kruisingen van de middenspanningsleiding met de bestaande ondergrondse infrastructuur zal bij de eigenaren om toestemming worden gevraagd.

Er worden geen zonnepanelen of andere bouwwerken (zoals transformatorstations) gerealiseerd binnen de gestelde buffer vanaf de hartlijn van de, uit de KLIC-melding naar voren gekomen, kabels en leidingen in het plangebied.

Zo wordt gewaarborgd dat de realisatie van het zonnepark geen negatieve gevolgen heeft voor de bestaande ondergrondse infrastructuur.

Conclusie

Het aspect kabels en leidingen vormt geen belemmering voor het planvoornemen.

4.10 Externe veiligheid

Externe veiligheid houdt zich bezig met de risico's als gevolg van ongevallen met gevaarlijke stoffen. In dat kader zijn vier onderwerpen van belang:

  • bedrijven die vallen onder het Besluit externe veiligheid inrichtingen (Bevi);
  • bedrijven die op grond van overige milieuwetgeving afstandsnormen voor veiligheid bezitten, zoals het Vuurwerkbesluit of het Activiteiten-besluit (bv. propaantanks);
  • het vervoer van gevaarlijke stoffen over weg, spoor en water;
  • het vervoer van gevaarlijke stoffen door buisleidingen.


Het Interprovinciaal Overleg heeft een digitale risicoatlas gepubliceerd. Kaartmateriaal is te zien op de onderstaande afbeelding. Bij de bouw van kwetsbare objecten dient hiermee rekening te worden gehouden.

afbeelding "i_NL.IMRO.1734.0305OVBzonparka15-VSG1_0022.png"

Uitsnede risicokaart.nl (d.d. 15-10-2018).

Voor het voorkeurstracé, benoemd in paragraaf 3.1.2, dienen risico's in het kader van externe veiligheid verantwoord te worden voor ruimtelijke plannen langs buisleidingenstroken. Hier zijn geen vaste afstanden voor opgesteld. Uitgangspunt is het groepsrisico.

Het plan voorziet alleen in de realisatie van zonnepanelen en een aantal transformatorhuisjes. Het betreft dus geen object/gebouw waar langdurig personen verblijven. Hierdoor is de ontwikkeling zowel geen kwetsbaar en beperkt kwetsbaar object. Doordat er geen (beperkt) kwetsbaar object mogelijk wordt gemaakt hoeft de ruimtelijke procedure niet getoetst te worden aan externe veiligheid (zie 'Besluit externe veiligheid inrichtingen' artikel 5 en 'Besluit externe veiligheid transportroutes', paragraaf 2.1).

Voor de volledigheid: ook het zonnepanelenpark is geen risicobron, het plan hoeft dan ook niet verder getoetst te worden aan externe veiligheid.

Onderzoek explosieven

Het plangebied is verdacht op de aanwezigheid van conventionele explosieven (hierna te noemen CE) afkomstig uit de Tweede Wereldoorlog. Er ontstaat bij het spontaan aantreffen van CE uit de Tweede Wereldoorlog mogelijk een verhoogd veiligheidsrisico. Onbedoelde detonaties kunnen bij de uitvoering van werkzaamheden in het ergste geval leiden tot dodelijk letsel en zware schade aan materieel en omgeving. Spontane vondsten van CE kunnen daarnaast resulteren in kosten bij de uitvoeringswerkzaamheden waardoor het plan mogelijk financieel niet uitvoerbaar is. Om de risico's op het spontaan aantreffen te beheersen dient er nader onderzoek te worden verricht naar CE. Dit onderzoek bestaat uit de volgende onderdelen:

1. Historisch vooronderzoek;

2. Detectie;

3. Eventueel benaderen van verdachte objecten

4. Vrijgave van plangebied


Het onderzoek, inclusief de eventuele benadering van verdachte objecten, zal worden uitgevoerd voorafgaand aan bodemroerende werkzaamheden of archeologisch veldonderzoek. De bodemroerende werkzaamheden t.b.v. dit project zullen pas van start gaan op het moment dat het gebied is vrijgegeven van explosieven (fase 4). Wanneer nodig wordt onderdeel 3 (benaderen van verdachte objecten) in combinatie met archeologisch onderzoek uitgevoerd. Hiermee wordt voorkomen dat archeologische waarden worden beschadigd door uitvoering van het onderzoek naar explosieven.

Geconcludeerd kan derhalve worden dat het aspect externe veiligheid geen belemmering vormt voor de planontwikkeling.

4.11 Vormvrije m.e.r.-beoordeling

Bij een besluit (zoals een omgevingsvergunning) waarbij activiteiten worden mogelijk gemaakt die zijn benoemd in het Besluit milieueffectrapportage (Besluit m.e.r.) moet worden beoordeeld of er sprake is van belangrijke nadelige gevolgen voor het milieu. Hiertoe is een zogenaamde aanmeldnotitie vomvrije m.e.r.-beoordeling opgesteld. Deze is als Bijlage 7 bij deze ruimtelijke onderbouwing opgenomen.

De conclusie van de aanmeldnotitie is dat het gezien de aard van het project en de zorgvuldigheid waarmee dit ingepast en gerealiseerd wordt, is uitgesloten dat het project belangrijke nadelige gevolgen met zich meebrengt voor het milieu. De milieugevolgen zijn in de ruimtelijke onderbouwing voldoende in beeld gebracht. Aan de hand van deze uitkomst is er geen aanleiding de uitgebreide m.e.r.-procedure te doorlopen.

Hoofdstuk 5 Uitvoerbaarheid

Bij de uitvoering van een plan kan in zijn algemeenheid onderscheid worden gemaakt tussen de economische en de maatschappelijke uitvoerbaarheid. Bij de eerste gaat het om de kosten en andere economische aspecten die met de verwezenlijking van het plan samenhangen.

Bij het tweede gaat het er om hoe de verwezenlijking door de maatschappij (overheid en burgers samen) wordt gedragen.

5.1 Financiële uitvoerbaarheid

De kosten die gepaard gaan met de bijbehorende uitvoeringskosten zijn voor rekening van de initiatiefnemer. De kosten voor het opstellen van deze ruimtelijke onderbouwing zijn eveneens voor rekening van de initiatiefnemer. De kosten van de ruimtelijk-juridische procedure zullen door middel van leges worden verrekend met de initiatiefnemer.

Voor de initiatiefnemer is het plan financieel haalbaar omdat voor de exploitatie van het zonnepark door de Nederlandse overheid SDE-beschikkingen worden afgegeven. Dit is een exploitatie subsidie die de onrendabele top van zonneparken wegneemt.

5.2 Maatschappelijke uitvoerbaarheid

Overleg

Op grond van de artikelen 6.18 Bor en 3.1.1. Bro wordt over een projectoverleg gepleegd met de besturen van betrokken gemeenten en waterschappen en met die diensten van de provincie en het Rijk die betrokken zijn bij de zorg voor de ruimtelijke ordening of belast zijn met de behartiging van belangen welke in het plan in het geding zijn.

De ruimtelijke onderbouwing is voorgelegd aan de provincie, het Waterschap en Rijkswaterstaat.

Betrokkenheid buurtbewoners

De initiatiefnemer heeft omwonenden en betrokkenen actief betrokken bij het initiatief. Als onderdeel van het communicatieproces zijn er bijeenkomsten georganiseerd waar het concept planvoorstel is toegelicht. Tijdens die bijeenkomsten zijn betrokkenen en omwonenden in de gelegenheid gesteld commentaar te geven op het planvoorstel, om zo in samenspraak met de omgeving tot een definitief ontwerp te komen.

Later bij de financiering en exploitatie van het zonnepark, krijgen omwonenden ook de gelegenheid om financieel te participeren, en om groene stroom af te nemen van het zonnepark.

Terinzagelegging

Het Wabo projectbesluit heeft voor eenieder voor een periode van 6 weken ter inzage gelegen, zoals dit is voorgeschreven in de Wet algemene bepalingen omgevingsrecht en de Algemene wet bestuursrecht.