Nationaal Waterplan 2016-2021
Op 10 december 2015 hebben de minister van Infrastructuur en Milieu en de staatssecretaris van
Economische Zaken het Nationaal Waterplan 2016 – 2021 vastgesteld. Het Nationaal Waterplan 2016-
2021 geeft de hoofdlijnen, principes en inrichting van het nationale waterbeleid in de planperiode 2016-
2021 met een vooruitblik tot 2050.
Het Rijk speelt proactief in op klimaatverandering. Doel is het robuust en toekomstgericht inrichten van
ons watersysteem, gericht op bescherming tegen overstromingen, het voorkomen van wateroverlast en
droogte en het bereiken van een goede waterkwaliteit en gezond ecosysteem als basis voor welzijn en
welvaart. Het beleid is integraal van opzet door natuur, scheepvaart, landbouw, energie, wonen,
recreatie, cultureel erfgoed en economie zo veel mogelijk in samenhang met de wateropgaven te
ontwikkelen. Het Rijk initieert zelf en werkt samen met andere partijen, stimuleert en informeert om de
beleidsdoelen te bereiken.
Naast overheid zijn bedrijven en burgers zich in 2021 meer bewust van de kansen en bedreigingen van
water in hun omgeving. Het Waterplan is aan te merken als een Structuurvisie. Dit beleidsplan gaat uit
van een stroomgebiedbenadering. In Nederland is sprake van de 4 stroomgebieden:
- de Rijn
- de Maas
- de Schelde
- de Eems
Per stroomgebied is het beleid verschillend. Voorts zijn er strategieën gericht op deelgebieden zoals de
Zeeuwse Delta, het Rivierengebied, het IJsselmeer, de Noordzee, de Kust en het Waddengebied. Het
plangebied is gelegen in het stroomgebied van de Rijn. De doelen en maatregelen die betrekking
hebben op het stroomgebied van de Rijn zijn doorvertaald naar het waterschapsbeleid en komen nader
aan bod.
Duurzaam waterbeheer 21e eeuw (2000)
De kern van het Waterbeleid 21e eeuw is dat water de ruimte moet krijgen, voordat het die ruimte zelf
neemt. Dit betekent dat in het landschap en in de stad ruimte gemaakt wordt om water op te slaan.
Bijvoorbeeld dat toegelaten wordt dat rivieren bij hoge waterstanden gecontroleerd buiten hun oevers
treden, op plekken waar daar ruimte voor is gemaakt. Daarmee worden problemen in andere, lager
gelegen gebieden voorkomen.
Vasthouden, bergen, afvoeren
De waterbeheerder heeft gekozen voor een strategie, die uitgaat van het principe dat een overvloed
aan water wordt opgevangen waar deze ontstaat. Dat betekent dat het water niet meer zo snel mogelijk
afgevoerd wordt, maar dat het water zolang mogelijk wordt vastgehouden onder andere in de bodem.
Is vasthouden niet meer mogelijk, dan bergen de waterbeheerders het in gebieden die daarvoor zijn
uitgekozen. Zo wordt tevens verdroging voorkomen. Pas als het niet anders kan, wordt het water
afgevoerd.
Schoon houden – scheiden – schoon maken
Om verontreiniging van bodem, grond- en/of oppervlaktewater te voorkomen, is het belangrijk dat
hemelwater niet vervuild raakt. Dit kan door eisen te stellen aan materialen.
Waterbeheerplan 2016-2021 Waterschap Rivierenland
Dit plan, vastgesteld op 27 november 2015, gaat over het waterbeheer in het hele rivierengebied en het
omvat alle watertaken van het waterschap: waterkwantiteit, waterkwaliteit, waterkering en waterketen.
In het Waterbeheerplan staat wat Waterschap Rivierenland de komende periode gaat doen om inwoners
van het rivierengebied veiligheid en voldoende schoon en mooi water in sloten en plassen te kunnen
blijven bieden. Het plan is in samenwerking met onder meer de gemeente Overbetuwe opgesteld.
Keur Waterschap Rivierenland 2014
Voor waterhuishoudkundige ingrepen is de 'Keur Waterschap Rivierenland 2014' van toepassing. De
Keur is een waterschapsverordening die gebods- en verbodsbepalingen bevat met betrekking tot
ingrepen, die consequenties hebben voor de waterhuishouding en het waterbeheer. Zo is het onder
andere verboden om handelingen te verrichten waardoor het onderhoud, aanvoer, afvoer en/of berging
van water kan worden belemmerd, zonder een ontheffing van het Waterschap. De wateren en
waterkeringen waarop de keur van toepassing is zijn vastgelegd in de legger wateren.
Realisatie van nieuwe bebouwing en/of verhard oppervlak moet hydrologisch neutraal worden
uitgevoerd. Bij het toevoegen van bebouwing of verharding geldt een compensatieplicht. Er geldt een
eenmalige vrijstelling van de compensatieplicht wanneer minder verharding dan 500 m² in stedelijk
gebied of minder dan 1.500 m² in landelijk gebied wordt toegevoegd.
Waterplan gemeente Overbetuwe
In 2008 heeft de gemeente Overbetuwe in samenwerking met het Waterschap Rivierenland het
Waterplan Overbetuwe vastgesteld. Het waterbeheerplan van het waterschap is recent geactualiseerd,
eveneens in samenwerking met onder meer de gemeente Overbetuwe. Beide plannen gelden naast
elkaar.
In het Waterplan Overbetuwe wordt het beleidskader geschetst en worden concrete maatregelen voor
het watersysteem uitgewerkt. Naast het waterplan wordt parallel een Gemeentelijk Rioleringsplan
(GRP) opgesteld waarin de maatregelen voor de riolering (waterketen) worden uitgewerkt. Met het
opstellen van een waterplan wordt inzicht gegeven in de relevante wateropgaven voor de gemeente
Overbetuwe, zoals:
- wateroverlast, het zoeken van oplossingen om wateroverlast tegen te gaan;
- waterkwaliteit, het onderzoeken van mogelijkheden voor het verbeteren van de waterkwaliteit; grondwater, het inventariseren van grondwateroverlast;
- beleving van water, burgers betrekken bij water;
- afspraken en taken van waterschap en gemeente.
In het waterplan is een RO-attentiekaart per kern op genomen.
Doorvertaling bestemmingsplan
Bebouwing
In de huidige situatie bestaat de bebouwing in het plangebied uit de boerderij ‘Rijzenburg’ en de
voormalige schuur aan de zuidkant. De te realiseren woningen worden gesitueerd in de voormalige
boerderij, in de nabijheid van de voormalige schuur en in een nieuw te realiseren gebouw aan de
noordkant van het plangebied. Per saldo betekent dit dat de toename in bebouwing enkel bestaat uit de
nieuwe woonbebouwing aan de noordkant van het plangebied. Deze bebouwing heeft een oppervlakte
van 410 m2. De bijgebouwen bij de woonbebouwing in het plangebied hebben een oppervlakte van 72
m2. In totaal worden erg 11 bijgebouwen beoogd wat leidt tot een toename aan bebouwing van 792 m2.
Tijdens de ontwikkeling van het plan wordt geen gebruikgemaakt van uitlogende materialen
Verharding
Het uitgangspunt van het plan is om het plangebied in te richten met zo min mogelijke verharding. In
het plan zijn om die reden de parkeerplaatsen en paden voorzien van waterdoorlatende halfverharding.
- Noordelijk inrit
In de huidige situatie is de noordelijke inrit verhard. De noordelijke inrit wordt deels vervangen door
waterdoorlatende betonstenen en deels vervangen door halfverharding. De wijzigingen aan de
noordelijke inrit leiden ten opzichte van de huidige situatie tot een verbetering van de hydrologische
situatie.
- Zuidelijke inrit
De huidige verharde inrit wordt versmald waarbij de te verwijderen delen worden ingericht als bloemrijk
grasland. Het versmalde pad wordt ten in de nieuwe situatie voorzien van halverharding. De wijzigingen
aan de zuidelijke inrit leiden ten opzichte van de huidige situatie tot een verbetering van de
hydrologische situatie.
- Parkeerplaatsen en overige paden
De parkeerplaatsen worden voorzien van halverharding en gras. De overige paden worden ingericht
met waterdoorlatende betonstenen.
- Verharding rondom boerderij Rijzenburg
Rondom de boerderij wordt ten opzichte van de huidige situatie circa 170m2 aan nieuwe verharding
toegevoegd bestaande uit betontegels.
In bijlage 9 is het ontwerp van het plan weergegeven. De toename in verharding door de realisatie van
de bebouwing en door de aanleg van paden en parkeerplaatsen bedraagt in totaal circa 2.700 m2.
Berekening compensatie
Op basis van de vereisten van het Waterschap Rivierenland geldt voor de initiatienemer dat de toename
van het aantal vierkante meter aan verharding gecompenseerd moet worden. Voor onderhavige situatie
geldt de vuistregel dat 663 m3 waterberging per hectare verharding dient te worden gerealiseerd. De
compensatieberekening ziet er in dit geval als volgt uit: 2.700 * 0,0663 m3 = 180 m3 benodigde
waterberging.
Waterberging plangebied
Met de ontwikkeling van het plan wordt voorzien in een retentievlak van circa 720 m² waarvan de bodem
uitgevlakt wordt met circa 0,25 cm ten opzichte van omliggend peil. Hiermee wordt voldaan aan de
benodigde berging (720 m² * 0,25 = 180 m³). Het retentievlak heeft een overloop naar de westelijk
gelegen Grift. In bijlage 10 is het ontwerp van de waterretentie binnen het plangebied weergeven.
Conclusie
De toename van het verhard oppervlak in het plangebied wordt gecompenseerd door het uitbreiden van
het oppervlaktewater. Het aspect waterhuishouding vormt na realisatie van de noodzakelijke berging
geen belemmering voor de uitvoering van dit bestemmingsplan.