Plan: | Elst, Vierslag-Midden |
---|---|
Status: | vastgesteld |
Plantype: | wijzigingsplan |
IMRO-idn: | NL.IMRO.1734.0223ELSTvierslagmi-VSG1 |
het wijzigingsplan Elst, Vierslag-Midden met identificatienummer NL.IMRO.1734.0223ELSTvierslagmi-VSG1 van de gemeente Overbetuwe.
de geometrisch bepaalde planobjecten met de bijbehorende regels en de daarbij behorende bijlagen.
een aan een hoofdgebouw aangebouwd gebouw dat in bouwkundig opzicht ondergeschikt is aan en te onderscheiden is van het hoofdgebouw.
een geometrisch bepaald vlak of een figuur, waarmee gronden zijn aangeduid, waarvoor ingevolge dit bestemmingsplan regels worden gesteld ten aanzien van het gebruik en/of het bebouwen van deze gronden.
het uitoefenen van een beroep of het beroepsmatig verlenen van diensten, door de gebruik(st)er(s) van de woning, op het terrein van juridische, therapeutische, administratieve, kunstzinnige, ontwerptechnische en medische dienstverlening of hiermee gelijk te stellen dienstverlening, dat door zijn beperkte omvang in een woning en daarbij behorende gebouwen, met overwegend behoud van de woonfunctie kan worden uitgeoefend.
de gronden die behoren bij het hoofdgebouw en gelegen zijn achter de achtergevellijn van het hoofdgebouw of achter de denkbeeldige lijn van het verlengde daarvan.
die voorzieningen, die direct of indirect samenhangen met de bestemming.
een of meer gebouwen en/of bouwwerken, geen gebouwen zijnde.
de diepte van een gebouw, buitenwerks gemeten tussen voorgevel en achtergevel.
een op de verbeelding of in de voorschriften aangegeven percentage, dat de grootte aangeeft van het deel van het bouwperceel, dat maximaal mag worden bebouwd.
een op de verbeelding aangegeven lijn, die de grens aanduidt van een bestemmingsvlak.
een op de verbeelding door bestemmingsgrenzen omsloten vlak, waarmee gronden zijn aangegeven met eenzelfde bestemming.
bevoegd gezag zoals bedoeld in de Wet algemene bepalingen omgevingsrecht.
het plaatsen, het geheel of gedeeltelijk oprichten, vernieuwen of veranderen en het vergroten van een bouwwerk.
een gedeelte van een gebouw, dat door op gelijke of nagenoeg gelijke hoogte liggende vloeren of balklagen is begrensd, zulks met uitsluiting van onderbouw en zolder.
een aaneengesloten stuk grond, waarop krachtens het plan een zelfstandige, bij elkaar behorende bebouwing is toegelaten.
een op de verbeelding aangegeven vlak, waarmee de gronden zijn aangeduid waarop gebouwen zijn toegelaten.
elke constructie van enige omvang van hout, steen, metaal of ander materiaal, welke hetzij direct of indirect met de grond verbonden is, hetzij direct of indirect steun vindt in of op de grond.
een vrijstaand gebouw, dat in functioneel en bouwkundig opzicht ondergeschikt is aan een op hetzelfde bouwperceel gelegen hoofdgebouw.
het bedrijfsmatig te koop aanbieden, waaronder begrepen de uitstalling ten verkoop, het verkopen en/of leveren van goederen aan personen die goederen kopen voor gebruik, verbruik of aanwending anders dan in de uitoefening van een beroeps- of bedrijfsactiviteit.
het beroepsmatig verlenen van diensten, waarbij een onderscheid kan worden gemaakt tussen:
een grondgebonden uitbouw bestaande uit één bouwlaag, zonder opbouwen, waarbij een gedeelte van de breedte en hoogte van de voorgevel of zijgevel van een woning uitspringt.
elk bouwwerk, dat een voor mensen toegankelijke, overdekte, geheel of gedeeltelijk met wanden omsloten ruimte vormt.
woningen waarvan de hoofdgebouwen door middel van bijgebouwen met elkaar verbonden worden en waarbij één zijgevel van het hoofdgebouw in de zijdelingse perceelgrens mag worden gebouwd.
de lijn waarin de gevel van het hoofdgebouw wordt gebouwd en het verlengde hiervan.
een woning waarvan het hoofdgebouw aan het hoofdgebouw van één andere woning is gebouwd.
een gebouw, dat op een bouwperceel door zijn constructie of afmetingen als het belangrijkste bouwwerk valt aan te merken.
een gedeelte van een gebouw, dat wordt afgedekt door een vloer waarvan de bovenkant minder dan 1,2 m boven peil is gelegen.
bouwdelen van beperkte afmetingen, die buiten het gebouw uitsteken, zoals schoorstenen, windvanen, dakoverstekken, balkons en liftschachten.
bouwwerken, geen gebouwen zijnde, voorzien van een gesloten dak.
de gevel van het hoofdgebouw die door zijn aard, functie, constructie dan wel gelet op de uitstraling ervan als belangrijkste gevel kan worden aangemerkt.
een woning die niet aan een andere is gebouwd.
de gronden die behoren bij het hoofdgebouw en gelegen zijn aan de zijkant(en) van dat hoofdgebouw tussen de denkbeeldige lijnen van het verlengde van de voor- en achtergevel.
een gedeelte van een gebouw, waarvan de vrije hoogte tussen de bovenkant van de vloer en de onderkant van de dakschilden op het laagste punt nergens meer dan 1,2 m bedraagt; in afwijking hiervan wordt niet als zolder aangemerkt een ruimte, waarin aan minimaal één zijde, over een breedte van minimaal 75% van de gevelbreedte, door middel van één of meer dakkapellen, de vrije hoogte op minimaal 2 m is gebracht.
Bij de toepassing van deze regels wordt als volgt gemeten:
de afstand tussen bouwwerken onderling en de afstand van bouwwerken tot perceelsgrenzen worden daar gemeten waar deze afstanden het kleinst zijn.
vanaf het peil tot aan het hoogste punt van een gebouw of van een bouwwerk, geen gebouw zijnde, met uitzondering van ondergeschikte bouwonderdelen, zoals schoorstenen, antennes en naar de aard daarmee gelijk te stellen bouwonderdelen.
tussen (de lijnen getrokken door) de buitenzijde van de gevels en het hart van de scheidingsmuren.
langs het dakvlak ten opzichte van het horizontale vlak.
vanaf het peil tot aan de bovenkant van de goot, c.q. de druiplijn, het boeibord, of een daarmee gelijk te stellen constructiedeel. Bij toepassing van het meten van de goothoogte van een bouwwerk worden dakkapellen buiten beschouwing gelaten, behoudens dakkapellen waarvan de gezamenlijke breedte meer bedraagt dan 50% van de breedte van het betreffende dakvlak. De goothoogte wordt dan gemeten vanaf het peil tot aan de goot van de dakkapel;
tussen de onderzijde van de begane grondvloer, de buitenzijde van de gevels (en/of het hart van de scheidingsmuren) en de buitenzijde van daken en dakkapellen.
tussen de buitenwerkse gevelvlakken en/of het hart van de scheidingsmuren, neerwaarts geprojecteerd op het gemiddelde niveau van het afgewerkte bouwterrein ter plaatse van het bouwwerk.
de gebruiksoppervlakte volgens NEN2580.
De voor "Groen" aangewezen gronden zijn bestemd voor:
3.2.1. Op deze gronden mogen ten behoeve van de bestemming gebouwen en bouwwerken, geen gebouwen zijnde, worden gebouwd.
3.2.2. De toegelaten bouwhoogte van gebouwen en bouwwerken, geen gebouwen zijnde, bedraagt ten hoogste:
3.2.3. Het grondoppervlak van een gebouw mag ten hoogste 30 m² bedragen.
De voor "Tuin" aangewezen gronden zijn bestemd voor tuinen behorende bij de op de aangrenzende gronden gelegen hoofdgebouwen.
4.2.1 Op deze gronden mogen ten behoeve van de bestemming uitsluitend worden gebouwd:
4.2.2. Voor het bouwen van de erkers, portieken, Franse balkons, luifels en bouwwerken, geen gebouwen zijnde, gelden de volgende regels:
De voor "Verkeer - Verblijfsgebied" aangewezen gronden zijn bestemd voor:
5.2.1. Op deze gronden mogen ten behoeve van de bestemming gebouwen en bouwwerken, geen gebouwen zijnde, worden gebouwd.
5.2.2. Op deze gronden mogen ten behoeve van de bestemming "Wonen-1" ondergeschikte bouwdelen met een diepte van ten hoogste 1,5 m worden gebouwd.
5.2.3. De bouwhoogte van gebouwen en bouwwerken, geen gebouwen zijnde, bedraagt ten hoogste:
5.2.4. Het oppervlak van een gebouw bedraagt ten hoogste 30 m².
Verkooppunten van motorbrandstoffen zijn niet toegestaan.
De voor "Wonen-1" aangewezen gronden zijn bestemd voor:
Op deze gronden mogen ten behoeve van de bestemming uitsluitend worden gebouwd:
Voor het bouwen van hoofdgebouwen gelden de volgende regels:
Voor het bouwen van aanbouwen, uitbouwen en bijgebouwen gelden de volgende regels:
Voor het bouwen van overige gebouwen en bouwwerken, geen gebouw zijnde, gelden de volgende maximumbouwhoogten:
Binnen deze bestemming is gebruik van een deel van de woning en/of de bijgebouwen ten behoeve van de uitoefening van een aan-huis-gebonden beroeps- of bedrijfsactiviteit toegestaan, mits wordt voldaan aan de volgende voorwaarden:
Het gebruik van bijgebouwen voor woonruimte is niet toegestaan.
Het bevoegd gezag kan ontheffing verlenen van het bepaalde in lid 6.3.1 tot een maximaal vloeroppervlak van 75 m², indien en voor zover:
Het bevoegd gezag kan bij een omgevingsvergunning afwijken van het bepaalde in lid 6.3.2, en toestaan dat een bijgebouw gebruikt wordt als afhankelijke woonruimte, met dien verstande dat:
Het bevoegd gezag kan de omgevingsvergunning, zoals bedoeld in lid 6.3.2 intrekken, indien de bij het verlenen van de omgevingsvergunning bestaande noodzaak vanuit een oogpunt van mantelzorg niet meer aanwezig is.
Grond die eenmaal in aanmerking is genomen bij het toestaan van een bouwplan waaraan uitvoering is gegeven of alsnog kan worden gegeven, blijft bij de beoordeling van latere bouwplannen buiten beschouwing.
De bouwgrenzen, niet zijnde bestemmingsgrenzen, mogen in afwijking van aanduidingen, aanduidingsgrenzen en regels worden overschreden door:
Het gebruik van bedrijfswoningen, woningen en/of wooneenheden anders dan voor één huishouden is niet toegestaan.
Het bevoegd gezag kan - tenzij op grond van hoofdstuk 2 reeds afwijking mogelijk is - bij een omgevingsvergunning afwijken van dit plan voor:
Burgemeester en wethouders kunnen de in het plan opgenomen bestemmingen wijzigen ten behoeve van overschrijding van bestemmingsgrenzen, voor zover zulks van belang is voor een technisch betere realisering van bestemmingen of bouwwerken dan wel voor zover zulks noodzakelijk is in verband met de werkelijke toestand van het terrein. De overschrijdingen mogen echter ten hoogste 3 m bedragen en het bestemmingsvlak mag met ten hoogste 10% worden vergroot.
Burgemeester en wethouders zijn bevoegd ingevolge artikel 3.6 onder a van de Wet ruimtelijke ordening, het plan te wijzigen teneinde andere type woningen of een andere positionering van de woningen toe te staan, mits wordt voldaan aan de volgende voorwaarden:
De wettelijke regelingen waarnaar in de regels wordt verwezen, gelden zoals deze luiden op het moment van vaststelling van het plan.
Voor bouwwerken luidt het overgangsrecht als volgt:
Voor gebruik luidt het overgangsrecht als volgt:
Deze regels worden aangehaald als: Regels van het wijzigingsplan Elst, Vierslag-Midden.