direct naar inhoud van Bijlage 3 Waterhuishouding
Plan: Elst, Rivierpolder
Status: onherroepelijk
Plantype: bestemmingsplan
IMRO-idn: NL.IMRO.1734.0074ELSTrivierpold-ONHE

Bijlage 3 Waterhuishouding

B3.1. Normstelling en relevant beleid waterbeheer

Rijksbeleid

De hoofddoelstelling binnen de Vierde Nota Waterhuishouding (NW4, 1998) is het hebben en houden van een veilig en bewoonbaar land en het in stand houden en versterken van gezonde en veerkrachtige watersystemen, waarmee een duurzaam gebruik blijft gegarandeerd. Van belang zijn het doen van onderzoek naar de knelpunten in het stedelijk waterbeheer, het ontwikkelen van een gemeenschappelijke visie van gemeenten en waterbeheerders en meer aandacht voor het afkoppelen van verhard oppervlak en infiltratie in de bodem.

Het Rijk heeft met het kabinetsstandpunt Anders omgaan met Water, Waterbeleid in de 21e eeuw, (WB21, 2000) het advies van de Commissie Waterbeheer 21e eeuw omarmt. Men deelt de zorg dat het huidige watersysteem niet in staat is om klimaatverandering, bevolkingsgroei en economische groei goed op te vangen. Het waterbeheer moet veranderen om Nederland in de toekomst, wat water betreft, veilig, leefbaar en aantrekkelijk te houden. Belangrijk in de nieuwe aanpak is het realiseren van veerkrachtige watersystemen die weer de ruimte krijgen, het niet afwentelen van knelpunten in tijd of plaats, de drietrapsstrategie 'vasthouden, bergen, afvoeren', en de ruimte die nodig is voor de wateropgave te reserveren.

De Europese Kaderrichtlijn Water (KRW, 2000) schrijft voor dat in 2015 alle waterlichamen een 'goede ecologische toestand' (GET), en voor sterk veranderde/kunstmatige wateren een 'goed ecologisch potentieel' (GEP) moeten hebben bereikt. De chemische toestand moet voor alle waterlichamen (natuurlijk en kunstmatig) in 2015 goed zijn.

Het Nationaal Bestuursakkoord Water (NBW, 2003) is een overeenkomst tussen het Rijk, de provincies, het InterProvinciaal Overleg (IPO), de Vereniging van Nederlandse Gemeenten en de Unie van Waterschappen. Het beleid van WB21 en KRW zijn belangrijke peilers van het akkoord. Het NBW heeft tot doel om in 2015 het watersysteem op orde te hebben en daarna op orde te houden anticiperend op veranderende omstandigheden zoals onder andere de verwachte klimaatverandering, zeespiegelstijging, bodemdaling en toename van verhard oppervlak. Een en ander is een logisch vervolg en nadere uitwerking van het vigerende beleid uit de Vierde Nota Waterhuishouding (1998).

Provinciaal beleid

In het 3e Waterhuishoudingsplan Gelderland 2005-2009 worden de mogelijkheden geschetst om de kansen van water voor mens en natuur goed te benutten in Gelderland. Naast kansen voor verbetering van de kwaliteit van onze leefomgeving zijn er ook maatregelen noodzakelijk om veiligheid te blijven bieden tegen overstroming met rivierwater en om wateroverlast na hevige regenval te voorkomen.

De noodzaak voor deze maatregelen is groot nu de gevolgen van de klimaatverandering zichtbaar worden, met naar verwachting vaker droge zomers en natte winters. De waterhuishouding kan het beste per stroomgebied worden bepaald, waarbij de knelpunten van een stroomgebied in principe binnen dat stroomgebied worden opgelost. Deze stroomgebiedbenadering is erop gericht waterhuishoudkundige problemen niet af te wentelen op andere stroomgebieden.

Uit de evaluatie van het vorige Waterhuishoudingsplan is onder meer gebleken dat de gewenste oppervlaktewaterkwaliteit nog niet overal is gerealiseerd, alhoewel de waterkwaliteit wel aanzienlijk is verbeterd. Ook is gebleken dat het gewenste herstel van de verdroogde natuur niet is gerealiseerd. Uit de evaluatie blijkt dat het nieuwe waterbeleid meer moet aansturen op gebiedsgerichte en resultaatgerichte uitvoering en dat het nieuwe waterbeleid samenwerking tussen de verschillende uitvoerende instanties dient te bevorderen. Om de daad bij het woord te voegen zullen in de periode tussen 2005 en 2009 een aantal speerpunten gerealiseerd moeten worden, te weten:

  • Rijk en provincie gaan aan de slag met het uitvoeren van projecten voor meer ruimte voor de rivier;
  • de gemeenten zullen aan de slag gaan met de planologische bescherming van natte natuur en waterbergingsgebieden, en met het saneren van riooloverstorten op de wateren van het hoogste ecologische niveau;
  • de waterschappen gaan aan de slag met het begrenzen en inrichten van de waterbergingsgebieden, het langer vasthouden van water in de actiegebieden en het bestrijden van de verdroging van verdroogde natuurparels in de actiegebieden.

De Stroomgebiedsvisie Rivierenland (2003) is opgesteld door de provincie Gelderland in nauwe samenwerking met Waterschap Rivierenland en de regionale directie van Rijkswaterstaat (DON). De visie heeft geen formele juridische status. Hoofddoelstelling die uit de Stroomgebiedsvisie naar voren komt, is het realiseren van duurzame, veerkrachtige watersystemen en geeft dan ook inzicht in de aard en omvang van de wateropgaven. De wateropgaven zijn geordend naar het voorkomen van wateroverlast, bereiken van natuurdoelen, veiligstellen van de drinkwatervoorziening en het voorkomen van watertekort. De visie geeft verder inzicht in de ambities, prioriteiten, maatregelen en kosten met betrekking tot de waterhuishouding.

Beleid waterbeheerder

Waterschap Rivierenland heeft haar beleid vastgelegd in het Integraal Waterbeheersplan Gelders Rivierengebied (IWGR2). Dit is opgesteld voor de periode tot 1 januari 2006 en beslaat een groot deel van het beheersgebied van waterschap Rivierenland, waaronder de gemeente Buren. Gekozen is om dit waterbeheerplan en de waterbeheersplannen voor de rest van het beheersgebied opgestelde beheersplannen te verlengen tot december 2009. Voor de periode 2006-2009 is aanvullend hierop een strategienota 2006-2009 met 7 gebiedsgerichte uitvoeringsplannen opgesteld. De gebiedgerichte uitvoeringsplannen krijgen de status van partiële herziening van het IWGR2. De strategienota vormt geen wettelijk kader, maar moet worden gezien als aanvulling op de waterbeheerplannen tot 2009.

B3.2. Watertoets en beheer

Sinds 1 november 2003 is voor ruimtelijke plannen de watertoets verplicht. De initiatiefnemer dient in dat kader in een vroeg stadium overleg te voeren met de waterbeheerder over het ruimtelijke planvoornemen. Hiermee wordt voorkomen dat ruimtelijke ontwikkelingen in strijd zijn met duurzaam waterbeheer.

Het plangebied ligt binnen het beheergebied van Waterschap Rivierenland, verantwoordelijk voor het waterkwaliteits- en waterkwantiteitsbeheer. Het onderhoud aan de riolering wordt uitgevoerd door de gemeente Overbetuwe. De provincie Gelderland is verantwoordelijk voor het grondwaterbeheer. In samenwerking met het Waterschap Rivierenland is (in 2002) het Koepelplan Water Westeraam opgesteld, waarin de maatregelen zijn beschreven die zullen worden getroffen in verband met de consequenties van de ontwikkeling van Westeraam voor de waterhuishouding en het waterbeheer. Vervolgens is in 2007 een rapportage 'Waterhuishouding Lanenbuurt A en B' (Arcadis, 11 april 2007) opgesteld, met daarin een nadere uitwerking voor de waterhuishouding en riolering in Lanenbuurt en de hierbij behorende onderzoeken. In relatie tot de watertoets is het Waterschap Rivierenland nauw betrokken geweest bij het vaststellen van de maatregelen ten behoeve van de toekomstige waterhuishouding en waterbeheer. Datzelfde geldt voor de vertaling daarvan in ruimtelijk relevante zaken in dit bestemmingsplan.

B3.3. Huidige situatie

Het plangebied ligt ten oosten van de bestaande kern Elst en is onderdeel van de Vinex-locatie Westeraam (Overbetuwe). Het plangebied is deels verhard (boerderij en parkeerterrein) en deels onverhard.

Bodem en grondwater

De maaiveldhoogte bedraagt circa NAP +9 m, het plangebied vertoont een lichte helling richting het noorden (richting de Linge). De bodem bestaat uit zware zavel tot lichte klei, in de ondergrond bevinden zich geen slecht doorlatende kleilagen. Geohydrologisch gezien behoort de bovenste laag tot de waterremmende deklaag, (dikte 1 tot 3 m). Hieronder bevindt zich het eerste watervoerend pakket (zand) (dikte 25 tot 30 m). Volgens de Bodemkaart van Nederland is ter plaatse van het plangebied sprake van grondwatertrap VII (droge gronden). Dat wil zeggen dat de gemiddeld hoogste grondwaterstand hier meer dan 0,8 m beneden het maaiveld ligt, terwijl de gemiddeld laagste grondwaterstand meer dan 1,2 m beneden het maaiveld ligt.

Oppervlaktewatersysteem

Het plangebied is gelegen in een binnendijks rivierengebied en bestaat uit één op zich zelfstaand peilgebied. Omdat het een op zich zelfstaand peilgebied betreft wordt er geen water afgevoerd afkomstig van bovenstroomse gebieden. Het peilgebied heeft een streefpeil van NAP +7,6 m. In de winterperiode moet water worden afgevoerd om de afwatering van de laag gelegen gronden te waarborgen. In de zomerperiode is sprake van een watertekort. Vanuit de Linge moet water worden ingelaten. Het gebied watert middels een stelsel van watergangen in noordelijke richting af op het boezemwater de Linge. De Linge heeft een winterpeil van NAP +7,15 m en een zomerpeil van NAP +7,4 m. Aanvoer van water vindt plaats via een oostelijk gelegen A-watergang die buiten het plangebied en parallel aan de A325 is gesitueerd. Deze watergang heeft een peil van NAP +8,1 m.

Ten noorden van het plangebied (langs het Aamsepad) loopt een A-watergang. In deze watergang wordt een streefpeil van +7,6 m gehanteerd. In het plangebied zijn geen watergangen aanwezig.

Veiligheid en waterkeringen

Het plangebied is gelegen in een binnendijks rivierengebied, dat omringd wordt door een dijkring. Het plangebied maakt geen onderdeel uit een kwetsbaar veiligheidszone en er bevinden zich geen primaire waterkeringen in het gebied.

Waterkwaliteit en ecologie

In het plangebied ligt geen KRW-waterlichaam en het plangebied maakt geen deel uit van een Natura 2000-gebied of een Provinciale Ecologische Hoofdstructuur.

Waterkwaliteit en riolering

De boerderij is aangesloten op het gemeentelijk rioolstelsel.

B3.4. Toekomstige situatie

Algemeen

De boerderij wordt gerenoveerd en op het parkeerterrein zijn grondgebonden woningen gepland. Het verhard oppervlak neemt niet toe ten opzichte van de huidige situatie. Het plangebied ligt in Lanenbuurt B en is onderdeel van Vinex-locatie Westeraam. Voor deze woningbouwlocatie, waar het plangebied onderdeel van uitmaakt, streeft de gemeente Overbetuwe naar een duurzaam stedelijk watersysteem. Voorafgaand aan de verdere planuitwerking is daarom een Koepelplan Water Westeraam opgesteld (rapport GLD9375, Grontmij, juni 2002) waarin de relevante wateraspecten nader zijn uitgewerkt. Algemene waterdoelstellingen voor de nieuwe woonwijk zijn:

  • het gebiedseigen water (regenwater) zoveel mogelijk vasthouden, door bijvoorbeeld waterbergingsvijvers op te nemen;
  • de afvoer van schoon hemelwater via de riolering beperken;
  • zoveel mogelijk oevers natuurvriendelijk inrichten, dus zonder beschoeiing, met een flauw talud en helofytenbeplanting.

Hierbij wordt het water ook gezien als drager voor het bereiken van goede leefomgeving, met recreatief medegebruik, en als kans om doelstellingen uit de regionale ecologische structuur te realiseren.

Van belang voor de watertoets is dat de ruimtelijke ontwikkeling geen negatieve gevolgen mag hebben voor de waterhuishouding. Enkele thema's, welke vanuit het perspectief van integraal waterbeheer relevant zijn en terug te voeren zijn naar de zorgtaken van de waterbeheerders, zijn hieronder, in relatie tot het planvoornemen, kort beschreven. Een en ander is hierbij gebaseerd op genoemd Koepelplan Water Westeraam. Benadrukt wordt dat onderhavig plangebied onderdeel is van een grotere waterhuishoudkundige eenheid: het peilgebied. Maatregelen ten behoeve van een duurzaam waterbeheer zijn bedoeld voor dit peilgebied en de ontwikkeling van de van de gehele Vinex-locatie Westeraam. Om de waterhuishouding van het plangebied te kunnen beoordelen, is het noodzakelijk het gehele peilvak in beschouwing te nemen.

Waterkwantiteit, oppervlaktewatersysteem en ontwatering

Oppervlaktewatersysteem

Om wateroverlast door stijgende waterpeilen in de watergangen te voorkomen, is in het plan Westeraam ruimte gereserveerd voor waterberging. Dit wordt/is gerealiseerd buiten het plangebied.

Het peilgebied krijgt in de toekomst een flexibel peil waarbij de klimatologische omstandigheden de actuele waterstand bepaald, binnen bepaalde bandbreedte. Het streefpeil wordt NAP +7,7 m, maar mag fluctueren tussen NAP +7,5 m (zomer) en NAP +7,8 m (winter).

Ontwatering

Om grondwateroverlast te voorkomen, wordt het plangebied dusdanig ingericht dat de ontwateringsdiepte, het verschil tussen maaiveldhoogte en het grondwaterpeil, minimaal 0,7 m bedraagt.

Waterkwaliteit en riolering

Arcadis heeft op 11 april 2007 een waterhuishouding- en rioleringsplan voor Lanenbuurt A en B (inclusief het terrein en de hoofdgebouwen van de voormalige Thermen) opgesteld. Hierin is een drie leidingensysteem opgenomen, dat volledig gescheiden functioneert: (a) DWA (richting Aamsestraat), (b) HWA schoon voor dakwater, (c) HWA vuil voor water vanaf wegen en parkeerplaatsen. HWA schoon gaat rechtstreeks, dan wel via een bodempassage, naar de sloot langs het Aamsepad.

Verder zal zoveel mogelijk gebruik worden gemaakt van duurzame en milieuvriendelijke bouwstoffen. Er worden niet-uitlogende en milieuvriendelijke beschoeiing toegepast. Middels bepalingen in de verkoopovereenkomst mogen in ieder geval niet onbehandeld koper, zink, lood en gewolmaniseerd houten erfafscheidingen worden toegepast. Hiermee wordt verontreiniging van bodem en water voorkomen.

Beheer en onderhoudsvoorzieningen

Er bevinden zich geen watergangen in het plangebied. Derhalve hebben deze ontwikkelingen geen consequenties voor het beheer en onderhoud van het watersysteem in de omgeving.

Conclusie

Met inachtneming van het voorgaande, kan geconcludeerd worden dat het bestemmingsplan aansluit op de ambities van het Koepelplan en het daarop gebaseerde Waterhuishoudingsplan Lanenbuurt A en B en dat er derhalve geen negatieve gevolgen voor de waterhuishouding zijn te verwachten. Hiermee voldoen de ontwikkelingen aan de doelstellingen van duurzaam waterbeheer.