direct naar inhoud van Bijlage 1 Onderzoek flora en fauna
Plan: Elst, Rivierpolder
Status: onherroepelijk
Plantype: bestemmingsplan
IMRO-idn: NL.IMRO.1734.0074ELSTrivierpold-ONHE

Bijlage 1 Onderzoek flora en fauna

In deze paragraaf is de bestaande situatie vanuit ecologisch oogpunt beschreven en is vermeld welke ontwikkelingen mogelijk worden gemaakt. Vervolgens is aangegeven waaraan deze ontwikkelingen - wat ecologie betreft - moeten worden getoetst. Hierbij is een onderscheid gemaakt tussen het toetsingskader dat door wettelijke regelingen wordt bepaald en het toetsingskader dat wordt gevormd door het beleid van Rijk, provincie en gemeente.

Huidige situatie

Het plangebied bestaat uit bebouwing, verharding, beplanting en weiland. Ten noorden van het plangebied ligt een watergang.

Beoogde ontwikkelingen

In het projectgebied worden de bestaande gebouwen intern verbouwd en worden nieuwe woningen gebouwd ter plaatse van de bestaande parkeerplaats. Hiervoor moeten de volgende werkzaamheden worden uitgevoerd:

  • verbouwingswerkzaamheden;
  • verwijderen beplanting en bomen;
  • bouwrijp maken;
  • bouwwerkzaamheden.

Toetsingskader

Beleid

De Nota Ruimte geeft het beleidskader voor de duurzame ontwikkeling en een verantwoord toekomstig grondgebruik in de vorm van onder andere de Ecologische Hoofdstructuur (EHS). De EHS is een samenhangend netwerk van bestaande en te ontwikkelen natuurgebieden. Het netwerk wordt gevormd door kerngebieden, natuurontwikkelingsgebieden en ecologische verbindingszones. De EHS is op provinciaal niveau uitgewerkt in de Provinciale Ecologische Hoofdstructuur (PEHS).

Normstelling

Flora- en faunawet (Ffw)

Voor de soortenbescherming is de Ffw van toepassing. Deze wet is gericht op de bescherming van dier- en plantensoorten in hun natuurlijke leefgebied. De Ffw bevat onder meer verbodsbepalingen met betrekking tot het aantasten, verontrusten of verstoren van beschermde dier- en plantensoorten, hun nesten, holen en andere voortplantings- of vaste rust- en verblijfsplaatsen. De wet maakt hierbij een onderscheid tussen 'licht' en 'zwaar' beschermde soorten. Indien sprake is van bestendig beheer, onderhoud of gebruik, gelden voor sommige, met name genoemde soorten, de verbodsbepalingen van de Ffw níet. Er is dan sprake van vrijstelling op grond van de wet. Voor zover deze vrijstelling niet van toepassing is, bestaat de mogelijkheid om van de verbodsbepalingen ontheffing te verkrijgen van het Ministerie van Landbouw, Natuur en Voedselkwaliteit (LNV). Voor de zwaar beschermde soorten wordt deze ontheffing slechts verleend, indien:

  • er sprake is van een wettelijk geregeld belang (waaronder het belang van land- en bosbouw, bestendig gebruik en dwingende reden van groot openbaar belang);
  • er geen alternatief is;
  • geen afbreuk wordt gedaan aan een gunstige staat van instandhouding van de soort.

Bij ruimtelijke ontwikkelingen dient in het geval van zwaar beschermde soorten of broedende vogels overtreding van de Ffw voorkomen te worden door het treffen van maatregelen, aangezien voor dergelijke situaties geen ontheffing kan worden verleend.

Met betrekking tot vogels hanteert LNV de volgende interpretatie van artikel 11:

De verbodsbepalingen van artikel 11 beperken zich bij vogels tot alleen de plaatsen waar gebroed wordt, inclusief de functionele omgeving om het broeden succesvol te doen zijn, én slechts gedurende de periode dat er gebroed wordt. Er zijn hierop echter verschillende uitzonderingen:

  • nesten van blauwe reiger, spechten, uilen en kraaiachtigen zijn, indien ze nog in functie zijn, jaarrond beschermd;
  • nesten van in bomen broedende roofvogelsoorten zijn jaarrond beschermd. Deze soorten zijn niet in staat een geheel eigen nest te bouwen en maken gebruik van oude kraaiennesten of nesten waar zij eerder gebroed hebben. Hier geldt dat er voldoende nestgelegenheid aanwezig moet blijven en dat niet elk kraaiennest in een territorium gespaard behoeft te worden bij een ingreep;
  • nesten van grotendeels of geheel van menselijke activiteiten afhankelijke soorten (zoals ooievaar, torenvalk, kerkuil, steenuil, zwaluwen) zijn, indien ze nog in functie zijn, jaarrond beschermd. Het vervangen, repareren of in de directe omgeving verplaatsen van een kast voor één van bovengenoemde soorten wordt niet gezien als een overtreding, zolang er maar nestgelegenheid beschikbaar blijft.

De Ffw is voor dit bestemmingsplan van belang, omdat bij de voorbereiding van het plan moet worden onderzocht of deze wet de uitvoering van het plan niet in de weg staat.

Onderzoek

Gebiedsbescherming

Het projectgebied vormt geen onderdeel van een natuur- of groengebied met een beschermde status, zoals Natura 2000. De planlocatie maakt ook geen deel uit van de Provinciale PEHS. Deze natuurgebieden liggen op grote afstand van het projectgebied en worden niet beïnvloed door de relatief kleinschalige ingreep. Gebiedsbescherming komt derhalve in deze paragraaf niet meer aan de orde.

Soortenbescherming

De huidige ecologische waarden zijn vastgesteld aan de hand van foto's van het projectgebied, algemene ecologische kennis en verspreidingsatlassen/gegevens (Broekhuizen, 1992; Limpens, 1997, www.ravon.nl, FLORON, 2002 en www.waarneming.nl) waarin de waarnemingen zijn aangegeven. Daarnaast is gebruikgemaakt van de gegevens uit het aanvullende veldonderzoek verricht naar amfibieën, vissen en vleermuizen binnen de Lanenbuurt B (Mertens, 2007).

Vaatplanten

Het Natuurloket geeft aan dat vaatplanten goed onderzocht zijn binnen de betreffende kilometerhokken. Er zijn twee licht beschermde soorten waargenomen. Gezien de voorkomende biotopen op de planlocatie zijn beschermde en/of bijzondere wilde inheemse plantensoorten echter niet te verwachten.

Vogels

Volgens het Natuurloket zijn vogels goed onderzocht binnen de betreffende kilometerhokken. Het opgaande groen vormt het leefgebied voor verschillende soorten struweelvogels zoals merel, zanglijster, houtduif, roodborst, koolmees, pimpelmees, heggenmus, fitis en tjiftjaf. De bomen bieden mogelijk nestgelegenheid aan de kraai. De gebouwen kunnen broedgelegenheid bieden aan soorten als huismus, gierzwaluw en zwarte roodstaart. De oevers van watergangen vormen het broedgebied voor fuut, meerkoet, wilde eend en waterhoen.

Zoogdieren

Het Natuurloket geeft aan dat geen gegevens beschikbaar zijn van zoogdieren binnen de betreffende kilometerhokken. Vanwege de mogelijke aanwezigheid van zwaar beschermde vleermuizen is in het voorjaar en de zomer van 2007 aanvullend veldonderzoek verricht. In totaal bleken vier exemplaren van de gewone dwergvleermuizen en een laatvlieger het gebied van Lanenbuurt B te gebruiken als foerageergebied. Er zijn geen vaste vliegroutes, kolonies, paar- of baltsplaatsen vastgesteld. Het gebied biedt, gezien de voorkomende biotopen, verder geschikte leefruimte aan zoogdieren als mol, egel, bosspitsmuis, dwergspitsmuis, huisspitsmuis, aardmuis, veldmuis, bosmuis, dwergmuis, rosse woelmuis, woelrat, wezel, hermelijn, haas en konijn.

Amfibieën

Volgens het Natuurloket zijn beperkt gegevens beschikbaar van amfibieën binnen de betreffende kilometerhokken. Vanwege de mogelijke aanwezigheid van zwaar beschermde amfibieën, is in het voorjaar en de zomer van 2007 aanvullend veldonderzoek verricht naar deze soortengroep. Bij dit veldonderzoek is eenmaal een roepende rugstreeppad gehoord. De weersomstandigheden maakten dat er verder geen rugstreeppadden meer zijn gehoord. Onduidelijk is daarom of het een enkel zwervend exemplaar betreft of dat er sprake is van een kleine populatie van deze zwaar beschermde soort. Deze typische pioniersoort is vaak aanwezig op braakliggende terreinen zoals bouwlocaties. Het gebied is daarom geschikt als voortplantingsgebied. Naast de rugstreeppad is ook de groene kikker aangetroffen. Ook de bruine kikker en gewone pad kunnen voorkomen.

Overige soorten

Het projectgebied is ongeschikt als biotoop voor beschermde vissen, reptielen en insecten (vlinders, sprinkhanen en libellen). Genoemde beschermde soortengroepen stellen hoge eisen aan hun leefgebied; het projectgebied voldoet hier niet aan.

In tabel B1.1 staat aangegeven welke beschermde soorten er binnen het projectgebied (naar verwachting) voorkomen en onder welk beschermingsregime deze vallen.

Tabel B1.1 Beschermde soorten binnen het projectgebied en het beschermingsregime

vrijstellingsregeling   ontheffingsregeling Ffw      
tabel 1   tabel 2   tabel 3   vogels  
    bijlage 1 AMvB   bijlage IV HR   cat. 1 t/m 4   cat. 5  
mol, egel, konijn, bosspitsmuis, dwergspitsmuis, huisspitsmuis, aardmuis, veldmuis, bosmuis, dwergmuis, rosse woelmuis, woelrat, wezel, hermelijn en haas

bruine kikker, groene kikker en gewone pad  
geen   geen   vleermuizen (foerageergebied)

rugstreeppad  
gierzwaluw   zwarte roodstaart, zwarte kraai, koolmees, pimpelmees, etc.  

Toetsing

Het bestemmingsplan is het besluit dat ingrepen mogelijk maakt en een aantasting van beschermde dier- of plantensoorten kan betekenen. Uiterlijk bij het nemen van een besluit dat ruimtelijke veranderingen mogelijk maakt, zal daarom zekerheid moeten zijn verkregen dat overtredingen van de Ffw niet optreden.

Het bestemmingsplan voorziet in de interne verbouwing van de bestaande gebouwen en de bouw van woningen. De benodigde werkzaamheden ten behoeve van deze ontwikkeling kunnen leiden tot aantasting van te beschermen natuurwaarden.

Er zal geen ontheffing nodig zijn voor de tabel 1-soorten van de Ffw waarvoor een vrijstelling van de verbodsbepalingen van de Ffw geldt. De aantasting en verstoring van vogels dient te worden voorkomen door werkzaamheden buiten het broedseizoen (globaal van 15 maart tot en met 15 juli) te laten starten.

Mogelijk zijn vogels met een vaste nestplaats (categorie 5) binnen het projectgebied in de beplanting of bebouwing aanwezig. Indien vaste nesten van deze vogels aanwezig blijken (hetgeen aan de hand van veldonderzoek moet worden vastgesteld) en aangetast worden door toekomstige ruimtelijke ontwikkelingen, dan dient overtreding van de Ffw voorkomen te worden door het treffen van mitigerende en compenserende maatregelen. Indien de vereiste maatregelen worden genomen zal de Ffw de uitvoering van het bestemmingsplan niet in de weg staan. Indien de vereiste maatregelen niet mogelijk zijn, dient in nader overleg met de Dienst Regelingen van het Ministerie van LNV bepaald te worden of het plan in zijn huidige vorm uitvoerbaar is.

Voor verstoring van de rugstreeppad is ontheffing aangevraagd (oktober 2007). Deze pioniersoort heeft zich recent gevestigd op de tijdelijk braakliggende terreinen en langs de zandige oevers van de watergangen. De in het projectplan beschreven maatregelen, om schade aan de rugstreeppad te voorkomen, zijn voldoende (zie het ontheffingsformulier, FF/75C/2007/0438). De gunstige staat van instandhouding van de rugstreeppad komt niet in gevaar, mits gewerkt wordt conform de in het projectplan beschreven maatregelen en volgens de overige in de ontheffing (FF/75C/2007/0438) opgelegde voorwaarden.

Voor de aanwezige vleermuizen behoeft geen ontheffing te worden aangevraagd aangezien het hier slechts gaat om foeragerende dieren die door werkzaamheden overdag niet gestoord zullen worden. Vaste rust-, verblijfs- en voortplantingsplaatsen van vleermuizen zijn bij recent veldonderzoek in het projectgebied niet aangetroffen.

Conclusies

  • De Natuurbeschermingswet staat de uitvoering van het uitwerkingsplan niet in de weg.
  • Het projectgebied is van geringe ecologische betekenis en herbergt slechts algemene soorten, waaronder een aantal wettelijk beschermde soorten.
  • Voor de meeste aanwezige beschermde soorten behoeft geen ontheffing te worden aangevraagd op grond van het Besluit vrijstelling beschermde plant- en diersoorten (soorten uit categorie 1).
  • Door buiten het vogelbroedseizoen te starten met de werkzaamheden en de werkzaamheden op elkaar te laten aansluiten, is er qua vogels geen strijdigheid met de Ffw. Met uitzondering van vogels met een vast nest. Het projectgebied dient hierop nader onderzocht te worden. Indien vaste nesten worden aangetroffen dient overtreding van de Ffw voorkomen te worden door het treffen van mitigerende en compenserende maatregelen.
  • De gunstige staat van instandhouding van de rugstreeppad komt niet in gevaar, mits gewerkt wordt conform de in het projectplan uitgewerkte maatregelen en volgens in de ontheffing (FF/75C/2007/0438) opgelegde (aanvullende) voorwaarden.
  • Voor vleermuizen behoeft geen ontheffing te worden aangevraagd aangezien het hier slechts gaat om foeragerende dieren die door werkzaamheden overdag niet gestoord zullen worden. Vaste rust-, verblijfs- en voortplantingsplaatsen van vleermuizen zijn in 2007 tijdens het veldonderzoek voor Lanenbuurt B niet aangetroffen.
  • Uit het bovenstaande kan geconcludeerd worden dat indien de vereiste maatregelen worden genomen de Ffw de uitvoering van het bestemmingsplan niet in de weg zal staan.