direct naar inhoud van 4.6 Waterhuishouding
Plan: Heteren-Centrum
Status: onherroepelijk
Plantype: bestemmingsplan
IMRO-idn: NL.IMRO.1734.0043HTRNhtrncentru-ONHE

4.6 Waterhuishouding

4.6.1 Beleid

In toenemende mate wordt bij de voorbereiding van bestemmingsplannen gestreefd naar een duurzame en integrale benadering van de totale waterhuishouding binnen een plangebied en een milieutechnisch verantwoorde keuze van de inrichting van het watersysteem, volgens het concept 'Duurzaam Stedelijk Waterbeheer'. Deze visie wordt onder andere verwoord in de 4e Nota Waterhuishouding, het provinciale waterhuishoudingsplan en is nader uitgewerkt in het beleid "stedelijk water" van het Waterschap Rivierenland. Het landelijke waterbeleid kent de waterkwantiteits- en waterkwaliteitstrits, respectievelijk 'vasthouden - bergen - afvoeren' en 'schoonhouden - scheiden - zuiveren'. Waterschap Rivierenland heeft deze tritsen uitgewerkt tot algemene uitgangpunten voor stedelijke nieuwbouw. Uitgangspunt is dat realisering van dit beleid dient plaats te vinden tegen de laagst maatschappelijke kosten.

Een nieuw in te richten situatie dient derhalve direct op de voor het watersysteem duurzame wijze te worden ingericht. De meest duurzame waterhuishoudkundige situatie in het stedelijk watersysteem is een situatie waarbij:

  • Het oppervlaktewater door het stedelijke gebied kwalitatief noch kwantitatief wordt beïnvloed;
  • Het grondwater door het stedelijke gebied kwalitatief noch kwantitatief wordt beïnvloed;
  • Het benodigde ruimtebeslag voor een goed functionerende oppervlaktewatersysteem wordt gerespecteerd.

Uitgangspunt bij deze zoveel mogelijk gesloten waterkringlopen is, dat een groot deel van de neerslag niet meer onmiddellijk via het rioolstelsel of via watergangen uit het gebied wordt afgevoerd maar wordt gebufferd in oppervlaktewater, wordt geïnfiltreerd in de bodem of voor andere doeleinden wordt gebruikt.
Binnen dit concept wordt gebruik gemaakt van nieuwe 'innovatieve' oplossingsrichtingen en hierin te onderscheiden technieken en methoden. Niet aankoppelen (van verhard oppervlak), hergebruik van regenwater, infiltreren (van regenwater) en geïntegreerde rioolstelsels zijn hierbij de nieuwe oplossingsrichtingen.

Het waterschap hanteert bij het afkoppelen van oppervlakken de "Beslisboom voor hemelwater", vastgesteld door het BOR-G (Bestuurlijk Overleg Riolering - Gelderland) en de WRW-beslisboom 2003. Samengevat betekent deze beslisboom het volgende:
De voorkeursvolgorde voor de omgang met regenwater:

  • hergebruik van schoon neerslagwater (ten behoeve van toiletspoeling en tuinbesproeiing);
  • infiltratie van schoon neerslagwater;
  • bufferen en vertraagd afvoeren naar het oppervlaktewater;
  • toepassing van het verbeterd gescheiden stelsel.

En ten aanzien van de waterkwaliteit:

  • Daken mogen rechtstreeks afvoeren naar de watergang, indien geen uitloogbare materialen worden toegepast;
  • Overige verharde oppervlakken dienen via een filtervoorziening te lozen op oppervlaktewater (bv horizontale berm min. 2 m breed, wadi, lamellenfilter o.i.d.).

Toetsing berging:

  • Bij een bui met een gemiddelde herhalingstijd van 10 jaar + 10% in het zomerhalfjaar, dient een drooglegging van minimaal 0,7 m ten opzichte van straatpeil gegarandeerd te kunnen worden;
  • Bij een bui met een gemiddelde herhalingstijd van 100 jaar + 10% mag de peilstijging tot aan maaiveld komen;
  • Bij de berekeningen van de peilstijging mag in principe worden uitgegaan van een afvoer van maximaal 1,5 I/s/ha vanuit het oppervlak van het plangebied naar het omliggende gebied;
  • Aan de toegestane peilstijgingen bij een T=10 + 10% zomerbui is een maximum verbonden in verband met het functioneren van natuurvriendelijke oevers. Bij een gangbare inrichting is de maximale peilstijging dan 0,4 m.

4.6.2 Watertoets

De toename van verharding is minder dan 500 m2. Compenserende maatregelen zijn daarom niet nodig.