direct naar inhoud van Artikel 3 Wonen
Plan: Dorp Valburg 1980, herz. 2009-01, locaties omg. Stationsstraat
Status: onherroepelijk
Plantype: bestemmingsplan
IMRO-idn: NL.IMRO.1734.0026VALBbroekharto-ONHE

Artikel 3 Wonen

3.1 Bestemmingsomschrijving
3.1.1 Algemene bestemmingsomschrijving

De voor 'Wonen' aangewezen gronden zijn bestemd voor wonen.

Eén en ander met de daarbij behorende voorzieningen zoals tuinen en erven en overeenkomstig de in 3.1.2 opgenomen nadere detaillering van de bestemmingsomschrijving.

3.1.2 Nadere detaillering van de bestemmingsomschrijving

Voor deze bestemming gelden de volgende regels:

a Aan huis verbonden beroeps- of bedrijfsactiviteit

Binnen deze bestemming is gebruik van een deel van de woning en/of de bijgebouwen ten behoeve van de uitoefening van een aan huis verbonden beroeps- of bedrijfsactiviteit toegestaan, mits wordt voldaan aan de volgende voorwaarden:

  • a. maximaal 40% van het vloeroppervlak van de woning (begane grond + verdiepingen) met inbegrip van gerealiseerde aan- en uitbouwen en bijgebouwen, met een maximum van 50 m² mag worden gebruikt voor aan huis verbonden beroeps- of bedrijfsactiviteit;
  • b. degene die de activiteiten in de woning of het bijgebouw zal uitvoeren, dient tevens de bewoner van de woning te zijn;
  • c. het gebruik mag niet leiden tot een onevenredige aantasting van de verkeersontsluitings- en parkeersituatie ter plaatse;
  • d. de activiteit dient qua aard, omvang en uitstraling te passen in een woonomgeving;
  • e. activiteiten die vergunningplichtig zijn krachtens de Wet milieubeheer zijn niet toegestaan;
  • f. er mag geen detailhandel plaatsvinden, uitgezonderd een beperkte verkoop als ondergeschikte activiteit en wel in verband met de activiteit.
b Publieksgerichte beroeps- of bedrijfsactiviteit

Het gebruik van een deel van de woning en/of de bijgebouwen ten behoeve van de uitoefening van een publieksgerichte beroeps- of bedrijfsactiviteit aan huis, kan uitsluitend worden toegestaan, indien ontheffing op grond van artikel 3.5.2 wordt verleend.

c Parkeren

Voorzien dient te worden in voldoende parkeergelegenheid op eigen terrein.

3.2 Bouwregels
3.2.1 Algemeen

Op de gronden als bedoeld in 3.1zijn uitsluitend woningen en daarbij behorende andere gebouwen en bouwwerken, geen gebouwen zijnde, toegestaan die ten dienste staan van deze bestemming.

3.2.2 Gebouwen - algemeen

Voor het bouwen van gebouwen gelden de volgende bepalingen:

  • a. Hoofdgebouwen mogen uitsluitend worden gesitueerd binnen het "bouwvlak".
  • b. Ter plaatse van de navolgende aanduidingen zijn woningen toegestaan in de aangegeven bouwwijze:
    • 1. [vrij]: vrijstaand;
    • 2. [tae]: twee-aaneen;
    • 3. [aeg]: aaneengebouwd.
  • c. Het maximum aantal wooneenheden (woningen) mag per bouwvlak niet meer bedragen dan is aangeduid.
  • d. Aan- en uitbouwen mogen zowel binnen als buiten het bouwvlak en binnen de aanduiding "bijgebouwen" worden gesitueerd.
  • e. Bijgebouwen zijn uitsluitend binnen de aanduiding "bijgebouwen" toegestaan.
  • f. Ondergrondse gebouwen (kelders) zijn uitsluitend toegestaan, daar waar bovengronds gebouwen aanwezig zijn, met dien verstande dat in geaccidenteerd terrein de ondergrondse bebouwing de bovengrondse bebouwing met een (horizontale) diepte van 3 m mag overschrijden. Ondergrondse gebouwen zijn uitsluitend toegestaan in één bouwlaag ondergronds.
3.2.3 Woningen - het hoofdgebouw, aan- en uitbouwen, bijgebouwen en carports
  • a. Voor het bouwen van het hoofdgebouw geldt de volgende bepaling:
    • 1. de maximale goot- en bouwhoogte mag niet meer bedragen dan aangeduid;
    • 2. de dakhelling bedraagt maximaal 60 º.
  • b. Voor het bouwen van aan- en uitbouwen en bijgebouwen binnen de aanduiding "bijgebouwen" gelden de volgende bepalingen:
    • 1. de maximale goot- en bouwhoogte mag niet meer bedragen dan respectievelijk 3 m en 4,5 m;
    • 2. de gezamenlijke bebouwde oppervlakte per bouwperceel mag maximaal 60 m2bedragen voor zover de aanduiding "bijgebouwen" minder bedraagt dan 200 m2, maximaal 90 m2 voor zover de aanduiding "bijgebouwen" meer bedraagt dan 200 m2 en minder dan 500 m2 en 120 m2 voor zover de aanduiding bijgebouwen meer bedraagt dan 500 m2;
    • 3. het bebouwingspercentage mag per bouwperceel nooit meer bedragen dan 50 % van de oppervlakte van de aanduiding "bijgebouwen".
  • c. Voor het bouwen van aan- en uitbouwen buiten het bouwvlak en buiten de aanduiding "bijgebouwen" gelden de volgende bepalingen:
    • 1. de maximale goot- en bouwhoogte mogen niet meer bedragen dan 4 m;
    • 2. de maximale breedte van de aanbouw, uitbouw of bijgebouw mag niet meer bedragen dan 60% van de breedte van de voorgevel;
    • 3. de oppervlakte bedraagt maximaal 6 m2;
    • 4. de diepte bedraagt maximaal 1,5 m uit de voorgevel van het hoofdgebouw.
  • d. Voor het bouwen van carports gelden de volgende bepalingen:
    • 1. de maximale goot- en bouwhoogte mogen niet meer bedragen dan 4 m;
    • 2. de oppervlakte bedraagt maximaal 30 m2;
    • 3. de carport wordt gesitueerd op een afstand van tenminste 3 m achter de voorgevel.
3.2.4 Bouwwerken, geen gebouwen zijnde

Voor het bouwen van bouwwerken, geen gebouwen zijnde, gelden de volgende bepalingen:

  • a. de bouwhoogte van bouwwerken, geen gebouwen zijnde mag binnen het gebied, gelegen buiten het "bouwvlak" en buiten de aanduiding "bijgebouwen" niet meer bedragen dan 1 m, met dien verstande dat pergola's zijn toegestaan met een bouwhoogte van maximaal 3 m;
  • b. de bouwhoogte van erf- of terreinafscheidingen mag binnen het "bouwvlak" en binnen de aanduiding "bijgebouwen" niet meer bedragen dan 2 m;
  • c. de bouwhoogte van overige bouwwerken, geen gebouwen zijnde mag binnen het "bouwvlak" en binnen de aanduiding "bijgebouwen" niet meer bedragen dan 3 m;
  • d. een zwembad mag uitsluitend worden gesitueerd binnen de aanduding "bijgebouwen" en op een afstand tot de zijdelingse perceelsgrens en tot de achtergrens van minimaal 1 m;
  • e. het bebouwingspercentage voor het zwembad tezamen met wat rechtens is toegestaan op grond van 3.2.3 onder b mag niet meer bedragen dan 50% van de oppervlakte van de aanduiding "bijgebouwen" , waarbij de bebouwde oppervlakte van het zwembad nooit meer mag bedragen dan 60 m2.
3.2.5 Bouwvlakoverschrijding ondergeschikte bouwdelen

Overschrijding van het bouwvlak is toegestaan voor overhangende bouwdelen, zoals een overstek, overkapping en balkons, mits het bouwdeel ondergeschikt is en een diepte heeft van maximaal 1,5 m.

3.3 Ontheffing van de bouwregels
3.3.1 Ontheffing uitbreiding hoofdgebouw

Burgemeester en wethouders kunnen ontheffing verlenen van het bepaalde in 3.2.2 onder a, teneinde een uitbreiding van het hoofdgebouw toe te staan, mits wordt voldaan aan de volgende voorwaarden:

  • a. de uitbreiding vindt plaats binnen de aanduiding "bijgebouwen";
  • b. de goot- en bouwhoogte dienen te voldoen aan het bepaalde in 3.2.3 onder a ;
  • c. het bepaalde in 3.2.3 onder b ten aanzien van aan- en uitbouwen, bijgebouwen,is van overeenkomstige toepassing;
  • d. het woon- en leefmilieu van de omgeving wordt niet onevenredig aangetast; dit betekent in ieder geval dat de gebruiksmogelijkheden van de aangrenzende percelen niet onevenredig mogen worden beperkt;
  • e. de ontheffing leidt niet tot een onevenredige aantasting van de stedenbouwkundige kwaliteit van de omgeving.
3.3.2 Ontheffing ondergrondse gebouwen

Burgemeester en wethouders kunnen ontheffing verlenen van het bepaalde in 3.2.2 onder f, teneinde ondergrondse gebouwen toe te staan daar waar bovengronds geen gebouwen zijn toegestaan, mits wordt voldaan aan de volgende voorwaarden:

  • a. het betreft geen bebouwing in geaccidenteerd terrein;
  • b. de bebouwde oppervlakte van de ondergrondse gebouwen bedraagt niet meer dan 25 m2, met dien verstande dat het bepaalde in 3.2.3 ten aanzien van aan- en uitbouwen, bijgebouwen en carports voor wat betreft de toegestane bebouwde oppervlakte en bebouwingspercentage met het meerekenen van de bebouwde oppervlakte van de ondergrondse gebouwen niet wordt overschreden. Als bebouwde oppervlakte van ondergrondse gebouwen wordt, in afwijking van het bepaalde in 2.6 de oppervlakte van de vloer gemeten, inclusief muren;
  • c. het woon- en leefmilieu van de omgeving wordt niet onevenredig aangetast; dit betekent in ieder geval dat de gebruiksmogelijkheden van de aangrenzende percelen niet onevenredig mogen worden beperkt;
  • d. de ontheffing leidt niet tot een onevenredige aantasting van de stedenbouwkundige kwaliteit van de omgeving.
3.3.3 Ontheffing bebouwde oppervlakte

Burgemeester en wethouders kunnen ontheffing verlenen van het bepaalde in 3.2.3, teneinde een grotere bebouwde oppervlakte voor aan- en uitbouwen en bijgebouwen toe te staan, mits wordt voldaan aan de volgende voorwaarden:

  • a. de bebouwde oppervlakte mag niet meer bedragen dan 100 m2;
  • b. het maximale bebouwingspercentage mag niet worden overschreden;
  • c. het woon- en leefmilieu van de omgeving wordt niet onevenredig aangetast; dit betekent in ieder geval dat de gebruiksmogelijkheden van de aangrenzende percelen niet onevenredig mogen worden beperkt;
  • d. de ontheffing leidt niet tot een onevenredige aantasting van de stedenbouwkundige kwaliteit van de omgeving.
3.3.4 Ontheffing hogere bouwwerken, geen gebouwen zijnde

Burgemeester en wethouders kunnen ontheffing verlenen van het bepaalde in 3.2.4, teneinde hogere bouwwerken, geen gebouwen zijnde toe te staan, mits wordt voldaan aan de volgende voorwaarden:

  • a. het woon- en leefmilieu van de omgeving wordt niet onevenredig aangetast; dit betekent in ieder geval dat de gebruiksmogelijkheden van de aangrenzende percelen niet onevenredig mogen worden beperkt;
  • b. de ontheffing niet leidt tot een onevenredige aantasting van de stedenbouwkundige kwaliteit van de omgeving.
3.4 Specifieke gebruiksregels
3.4.1 Strijdig gebruik

Onder strijdig gebruik in de zin van artikel 7.10 Wro wordt in ieder geval begrepen het gebruik van de gronden en/of opstallen binnen deze bestemming ten behoeve van:

  • a. zelfstandige bewoning en afhankelijke woonruimte, voor zover het betreft bijgebouwen;
  • b. het gebruik van ruimten binnen een woning en/of bijgebouwen voor de uitoefening van een publieksgerichte beroeps- of bedrijfsactiviteit aan huis;
  • c. standplaats voor onderkomens, uitgezonderd caravans, kampeerauto's en tenten indien gelijktijdig niet meer dan één caravan of kampeerauto en/of één tent per bouwperceel wordt c.q. worden geplaatst en deze niet wordt/worden gebruikt voor permanente bewoning.
3.5 Ontheffing van de gebruiksregels
3.5.1 Ontheffing t.b.v. mantelzorg

Burgemeester en wethouders kunnen ontheffing verlenen van het bepaalde in 3.4.1 onder a en toestaan dat een bijgebouw bij een woning wordt gebruikt als afhankelijke woonruimte, met inachtneming van de volgende bepalingen:

  • a. een dergelijke bewoning is noodzakelijk vanuit een oogpunt van mantelzorg;
  • b. er vindt geen onevenredige aantasting plaats van de in het geding zijnde belangen waaronder die van omwonenden en (agrarische) bedrijven;
  • c. de oppervlakte van de afhankelijke woonruimte mag niet meer dan 75 m2 bedragen, passend binnen het bepaalde in 3.2.3 ten aanzien van aan- en uitbouwen, bijgebouwen;
  • d. er ontstaat geen zelfstandige woning.
3.5.2 Ontheffing publieksgerichte beroeps- of bedrijfsactiviteit aan huis

Burgemeester en wethouders kunnen ontheffing verlenen van het bepaalde in 3.4.1 onder b, teneinde binnen een woning en/of bijgebouwen de uitoefening van een publieksaantrekkende beroeps- of bedrijfsactiviteit aan huis toe te staan. Hiervoor dient aan de volgende criteria te worden voldaan:

  • a. maximaal 40% van het vloeroppervlak van de woning (begane grond + verdieping) met inbegrip van gerealiseerde aan- en uitbouwen en bijgebouwen, met een maximum van 50 m² mag worden gebruikt voor publieksaantrekkende beroeps- of bedrijfsactiviteiten aan huis;
  • b. degene die de activiteiten in de woning of het bijgebouw zal uitvoeren, dient tevens de bewoner van de woning te zijn;
  • c. het gebruik mag niet leiden tot een onevenredige aantasting van de verkeersontsluitings- en parkeersituatie ter plaatse;
  • d. de activiteit dient qua aard, omvang en uitstraling te passen in een woonomgeving;
  • e. er mag geen detailhandel plaatsvinden, uitgezonderd een beperkte verkoop als ondergeschikte activiteit en wel in verband met de activiteit.