direct naar inhoud van 2.3 Provinciaal beleid
Plan: Elst, bedrijventerrein De Aam
Status: vastgesteld
Plantype: bestemmingsplan
IMRO-idn: NL.IMRO.1734.0022ELSTbedrijfter-VSG2

2.3 Provinciaal beleid

2.3.1 Streekplan Gelderland 2005

Het ruimtelijk beleid van de provincie Gelderland tot 2015 is vastgelegd in het Streekplan Gelderland 2005. Met de inwerkingtreding van de Wet ruimtelijke ordening per 1 juli 2008 heeft het streekplan Gelderland 2005 de status van structuurvisie gekregen. Dat betekent dat de inhoud van het streekplan voor de provincie de basis blijft voor haar eigen optreden in de ruimtelijke ordening.

Het beleid voor bedrijventerreinen is gericht op de zorg voor voldoende aanbod van kwalitatief hoogwaardige, op de vraag van het bedrijfsleven afgestemde, bedrijventerreinen. In verband met zorgvuldig ruimtegebruik is het hanteren van minimale maten (onder andere bouwhoogte en bebouwingspercentage) een instrument om met een beperkt ruimtebeslag veel functies te combineren (inpandig of gezamenlijk parkeren, inpandige opslag en ondergronds bouwen). Voorliggend bestemmingsplan verhoudt zich vanwege het beheersmatig karakter met het beleid uit het streekplan.

2.3.2 Ruimtelijke Verordening Gelderland

Het streekplan Gelderland 2005 heeft op grond van het overgangsrecht de status gekregen van structuurvisie ingevolge artikel 2.2 lid 1 van de Wet ruimtelijke ordening. Daarnaast kunnen, indien provinciale of nationale belangen dat met het oog op een goede ruimtelijke ordening noodzakelijk maken, bij of krachtens provinciale verordening respectievelijk bij of krachtens algemene maatregel van bestuur regels worden gesteld omtrent de inhoud en toelichting van bestemmingsplannen. De Ruimtelijke Verordening Gelderland voorziet hierin.

De verordening richt zich net zo breed als het streekplan op de fysieke leefomgeving in de provincie. De vigerende ruimtelijke structuurvisie hanteert als uitgangspunt dat nieuwe verstedelijking voor wonen en werken hoofdzakelijk plaatsvindt binnen het bestaand bebouwd gebied. De verordening legt dit beleid van bundeling en intensivering vast door hiervoor voorschriften op te nemen. Voorschriften ten aanzien van werken, zoals bedrijventerreinen of kantoorlocaties, zijn nog niet in deze verordening opgenomen, aangezien nieuw beleid terzake in voorbereiding was op het moment van vaststelling van de ontwerp-verordening. Dit beleid (zoals opgenomen in de Structuurvisie bedrijventerreinen en werklocaties) is in de eerste herziening van de Ruimtelijke Verordening Gelderland, zoals deze op 27 juni 2012 door Gedeputeerde Staten is vastgesteld, overgenomen. Bij de afzonderlijke voorschriften uit de verordening is in de artikelsgewijze toelichting een korte duiding en verantwoording van het provinciaal belang opgenomen. De voor het plan van belang zijnde voorschriften zijn navolgend kort behandeld.

In voorliggend plan is de bestemming “Bedrijven” van toepassing. In de Ruimtelijke Verordening Gelderland is het beleid uit de Structuurvisie Bedrijventerreinen en werklocaties, zie onderstaand, overgenomen. Het bestemmingsplan past binnen de Ruimtelijke verordening Gelderland.

2.3.3 Provinciaal Herstructurerings Programma

De provincie zet in haar structuurvisie in op het herstructureren van bedrijventerreinen. De filosofie hierbij dat de overheid investeert in maatregelen die de intrinsieke waarde van het terrein vergroten. In het PHP staat de Aam niet opgenomen als te herstructureren terrein. Voor twee delen van dit terrein is dit echter wel het geval. Het gaat hierbij om Elst Centraal en het Nestle-terrein (dit plan is echter reeds uitgevoerd). Als zodanig heeft het terrein formeel niet meer de aandacht vanuit provinciale optiek. Dit behoeft geen belemmering te zijn: het PHP kent een flexibele uitvoeringsagenda.

2.3.4 Gelders Actieplan Recessie

In het Gelders Actieplan Recessie zijn provinciale maatregelen beschreven die een impuls leveren aan de Gelderse economie en werkgelegenheid. Het actieplan is voor een groot deel gebaseerd op het naar voren halen van investering. Een voorbeeld van een dergelijke investering betreft een investering in herstructurering dan wel revitalisering van bedrijventerreinen, m.n. in de Stadsregio.

De provincie heeft hiervoor "Recessiemiddelen 2010" beschikbaar gesteld; via vaststelling van het voorstel MIG Impuls revitalisering bedrijventerreinen RSP op 31 maart 2010. Om aanspraak te kunnen maken op deze middelen is een Masterplan voor Elst Zuidoost opgesteld.

2.3.5 Structuurvisie Bedrijventerreinen en Werklocaties

Op 30 juni 2010 hebben Provinciale Staten de structuurvisie vastgesteld. De structuurvisie Bedrijventerreinen en Werklocaties is een aanpassing van het structuurvisiebeleid als gevolg van nieuwe ontwikkelingen. Maatschappelijk is er weerstand tegen de verrommeling van het landschap en de ervaring dat langs alle wegen een zelfde soort bedrijventerrein ontstaan. Er is daarnaast maatschappelijk grote onrust over de klimaatverandering. Dit vertaalt zich in een vraag naar meer regie van de provincie op het ontwikkelen van bedrijventerreinen die milieutechnisch en ruimtelijk goed zijn ingepast, goed bereikbaar zijn en zoveel mogelijk klimaatneutraal opereren. Samen met de samenwerkende gemeenten zal de provincie moeten bezien hoe de omvang van de nieuwe uitleg, de locatiekeuze, het ontwerp en het beheer van bedrijventerreinen beter kan worden geregeld. Deze regierol past in de sturingsfilosofie van de Nota Ruimte: “decentraal wat kan, centraal wat moet”.

Deze structuurvisie is opgesteld tegen de achtergrond van economische en demografische lange termijnontwikkelingen. Daarbij is het van belang een trendmatig ontwikkelingspad in beeld te brengen. Verwacht mag worden dat de feitelijke vraag tijdelijk beïnvloed wordt door de kredietcrisis, maar dat dit weer hersteld na de crisis. Provincie Gelderland gaat bij ramingen uit van werkgelegenheidsgroei volgens het toekomstscenario Transatlantic Market dat voor Gelderland is uitgewerkt in de studie 'Gelderland in vier bedrijven' (2006). Daarbij wordt opgemerkt dat de daarin vastgestelde ruimtevraag op basis van (macro)economische ontwikkelingen niet de enige bron is die ruimtevraag genereert. Ook beleid, zoals in de vorm van transformatie, intensiever ruimtegebruik of groeiambities, heeft gevolgen voor de behoefte.

De opgave ligt in het realiseren van voldoende ruimte voor bedrijfsontwikkeling, van goede kwaliteit en in het voorkomen van overschotten en leegstand. Belangrijk uitgangspunt daarbij is dat allereerst wordt ingezet op benutting van bestaande bedrijventerreinen, vervolgens op revitalisering en pas daarna op uitbreiding en aanleg van nieuwe terreinen bestemd voor bedrijven en kantoren (de SER-ladder).

Met deze afwegingsprocedure wil de provincie de verrommeling tegengaan en zorgvuldig ruimtegebruik stimuleren. Ook wordt inbreiding boven uitbreiding gesteld, zodat onnodige verstedelijking wordt voorkomen.

Bij onderhavig plangebied is, als bestaand bedrijventerrein, met name van belang dat wordt ingezet op herstructurering. Hierbij wordt optimaal gebruik gemaakt van het bestaande bedrijventerrein door middel van een goede ruimtelijke inpassing, een zorgvuldige vormgeving, een zo laag mogelijke milieubelasting en een intensivering van het grondgebruik. Om te komen tot een versnelde aanpak van de herstructurering heeft de provincie met de in de regio samenwerkende gemeenten een provinciaal herstructureringsprogramma bedrijventerreinen (PHP) opgesteld. De provincie ziet perifere en grootschalige detailhandel als een specifieke bedrijfssector die een bijzondere ontwikkeling doormaakt en een passende plek nodig heeft. Ze wil er voor zorgen dat ook deze sectoren zo goed mogelijk kunnen worden geaccommodeerd.

Daarnaast is de provincie voor de realisatie van de doelstellingen mede afhankelijk van de samenwerkende gemeenten. Het is daarbij van groot belang dat er voor elke regio in Gelderland een economisch programmerings- en ontwikkelingsdocument (EPO) voor bedrijvigheid werd opgesteld. Daarom geeft de Stadsregio Arnhem Nijmegen in 2009 op grond van de provinciale structuurvisie het EPO opgesteld. De afspraken per regio over de (her)ontwikkeling van bedrijventerreinen en andere werklocaties is inmiddels uitgewerkt in het RPB. De provincie ziet perifere en grootschalige detailhandel als een specifieke bedrijfssector die een bijzondere ontwikkeling doormaakt en een passende plek nodig heeft. Ze wil er voor zorgen dat ook deze sectoren zo goed mogelijk kunnen worden geaccommodeerd.

2.3.6 Regionale afspraken

Het in juni 2009 opgestelde EPO is in regionaal verband nader uitgewerkt in een Regionaal Programma Bedrijventerreinen (RPB). In het RPB beogen de regiogemeenten in de Stadsregio Arnhem Nijmegen overaanbod en leegstand op bedrijventerreinen te voorkomen. De stadsregiogemeenten hebben daarin afgesproken om plannen per subregio (A12 zone, A15 zone waarvan Overbetuwe deel uit maakt, en de A73 zone) tot 2025 te faseren en een aantal plannen “on hold”: te zetten voor wat betreft de planvorming en verwervingen. Daarnaast moet er voldoende ruimte zijn voor voor kwalitatieve (her)ontwikkeling van bedrijventerreinen. Voor de plannen die door kunnen gaan, hebben de regiogemeenten afgesproken hiervoor de SER-ladder te gebruiken; in de plantoelichting moet de gemeente aantonen dat aan de criteria van de SER-ladder kan worden voldaan. Het idee achter de ladder is dat alle mogelijkheden op bestaande bedrijventerreinen moeten worden benut voordat er nieuw terrein mag worden aangelegd. De ladder heeft drie treden:

  • 1. Is de behoefte kwantitatief en kwalitatief voldoende aangetoond?
  • 2. Zijn alle inbreidingsmogelijkheden in de afweging meegenomen?
  • 3. Voldoet het plan aan de eisen van intensief ruimtegebruik?

Voor de plannen die “on hold”gezet zijn wordt elke twee jaar getoetst of die status blijft gehandhaafd of dat de plannen de status van doorgaan krijgen.

Het RPB werd op 15 december 2011 door de Stadsregioraad vastgesteld. Bij vaststelling is expliciet uitgesproken dat de inbreidingsmogelijkheden binnen het bestaande bedrijventerrein De Aam passen binnen het kader van het RPB. De vastgestelde RPB is verwerkt in de bestuurlijke overeenkomsten (BOV's) tussen Stadsregio en gemeenten. Het bedrijventerreinenbeleid staat immers niet op zich maar heeft veel raakvlakken met de verstedelijkingsvisie en mobiliteitsaanpak. Onderdeel van de BOV's is ook het protocol van de SER-ladder.

De A15-zone

Overbetuwe maakt onderdeel uit van de A15 zone. Voor de zone is er tot 2025 een vraag naar bedrijventerreinen van netto 96 ha. De uitgeefbare terreinen betreffen voor Overbetuwe: Merm, Poort van Midden Gelderland-Zuid en Park 15.

Het RPB voorziet tevens in de diverse inbreidingslocaties op De Aam; dit betreft De Aam 4B, het voormalige spooremplacement en de (1e fase van de) Eisenhowerplas. Tenslotte is voor de uitleglocatie Merm-Oost (De Aam 5) een separaat bestemmingsplan in werking: conform RPB (waar Merm-Oost de status 'doorgaan' heeft) is de uitgifte daarvan gestart in het voorjaar van 2012.

De ontwikkeling van de 2e fase van de Eisenhowerplas (ontwikkeling oost-oever) is het plan on hold gezet.

Monitoring

In de voortgang op een goede manier bij te houden is monitoring van de uitgiften essentieel. Dit gebeurt via het IBIS, het provinciale monitoringssysteem. Gemeenten hebben met elkaar afgesproken deze gegevens up to date te houden.

2.3.7 Waterplan Gelderland 2010-2015

Het provinciaal beleid is verwoord in Waterplan Gelderland 2010-2015. Hierin staat hoe de provincie wil zorgen voor voldoende schoon water én droge voeten. Het Waterplan Gelderland 2010-2015 is op 11 november 2009 door Provinciale Staten vastgesteld en op 22 december 2009 in werking getreden.

Het Waterplan is de opvolger van het huidige derde Waterhuishoudingsplan (WHP3). Het beleid uit WHP3 wordt grotendeels voortgezet. Het Waterplan is tegelijk opgesteld met de ontwerp water(beheer)plannen van het Rijk en de waterschappen. In het plan staan de doelen voor het waterbeheer, de maatregelen die daarvoor nodig zijn en van wie ze gaat uitvoeren.

Voor oppervlaktewaterkwaliteit, hoogwaterbescherming, regionale wateroverlast, watertekort en waterbodems gelden provincie brede doelen. Voor een aantal functies, zoals landbouw, natte natuur, waterbergingsgebieden en grondwaterbeschermingsgebieden, zijn specifieke doelen geformuleerd.

Voor de realisatie van bepaalde waterdoelen zijn ruimtelijke maatregelen nodig. Hiervoor krijgt het Waterplan op basis van de nieuwe Waterwet de status van structuurvisie en is beschreven welke instrumenten uit de Wet ruimtelijke ordening de provincie daarvoor wil inzetten.

Op bijgaande uitsnede van de structuurvisiekaart valt op te maken dat vanuit water voor de planontwikkeling geen belemmeringen zijn.

afbeelding "i_NL.IMRO.1734.0022ELSTbedrijfter-VSG2_0002.jpg"

Structuurvisiekaart waterplan