Plan: | Elst, Centrum |
---|---|
Status: | vastgesteld |
Plantype: | bestemmingsplan |
IMRO-idn: | NL.IMRO.1734.0016ELSTcentrum-VSG1 |
De gemeente Overbetuwe heeft in 2004 besloten om de verouderde bestemmingsplannen te actualiseren. De reden daarvoor is allereerst dat de actualisatie de mogelijkheid biedt de gebieden beter te kunnen beheren. Daarnaast wordt hiermee tegemoet gekomen aan de wettelijke verplichting ex artikel 3.1 van de Wet ruimtelijke ordening om bestemmingsplannen elke tien jaar te herzien.
Met het actualiseren van alle bestemmingsplannen binnen de gemeente Overbetuwe worden uniforme, gebruiksvriendelijke en eenduidige plannen gecreëerd ten behoeve van de gebruiker (toetsende instanties, burgers en belanghebbenden), mede gelet op de digitale raadpleegbaarheid van bestemmingsplannen. De actualiseringslag voor de kernen in de gemeente Overbetuwe is voor het overgrote deel in procedure gebracht of vastgesteld. Het bestemmingsplan voor het centrum van Elst (Kern Elst) moet opnieuw geactualiseerd worden. In deze actualisatie wordt tevens een drietal postzegelplannen meegenomen.
Deze combinatie van factoren is de achtergrond van de wens om de bestemmingsplannen voor het centrum van Elst eveneens te herzien en te komen tot een reductie van het aantal bestemmingsplannen en tegelijkertijd tot een harmonisatie van de bestemmingsregelingen. Door middel van een actualisatie beschikt de gemeente over eenduidige en moderne plannen, die de bestaande kwaliteiten waarborgen en tevens voldoende ruimte bieden voor eventueel gewenste ontwikkelingen.
Het doel van het nieuwe bestemmingsplan 'Elst, Centrum' is het opstellen van een heldere beheerregeling voor het gebied, waarbinnen gewenste ruimtelijke en functionele ontwikkelingen kunnen plaatsvinden.
Het bestemmingsplan 'Elst, Centrum' heeft betrekking op het centrumgebied van Elst, inclusief enkele aanliggende woonbuurten. Het plangebied wordt begrensd zoals aangegeven in onderstaande afbeelding. De plangrens is tot stand gekomen op basis van het recent geactualiseerde bestemmingsplan "Elst". De witte vlek (Land van Tap) in onderstaande afbeelding valt buiten het bestemmingsplan, hiervoor wordt te zijner tijd een separaat plan opgesteld.
Ligging en globale begrenzing plangebied Elst, Centrum (gearceerd gebied)
Het bestemmingsplan "Elst, Centrum" vervangt onderstaande bestemmingsplannen (voor zover gelegen binnen het plangebied):
Vigerende bestemmingsplannen Elst, Centrum | ||
Naam (moeder)bestemmingsplan | Raadsbesluit | |
Kern Elst | 25 mei 2004 | |
Parkeervoorziening Wagenmakersstraat (Elst) | 25 april 2006 | |
Evenementen, plein gemeentehuis Elst | 29 juni 2010 | |
Elst, Valburgseweg 16 t/m 20 | 25 januari 2011 | |
Elst, Valburgseweg 4 en 4b | 25 januari 2011 |
Het bestemmingsplan bestaat uit meerdere onderdelen: een verbeelding waarop de bestemmingen in het plangebied zijn aangegeven en regels waarin de bepalingen voor de op de verbeelding vermelde bestemmingen zijn opgenomen. Het bestemmingsplan gaat vergezeld van een toelichting waarin de achtergronden van het bestemmingsplan zijn beschreven. De verbeelding vormt samen met de regels het juridische bindende deel van het bestemmingsplan. In de 'toelichting' worden de keuzes die in het bestemmingsplan worden gemaakt nader gemotiveerd en verantwoord. De toelichting kan globaal opgedeeld worden in vier delen.
Inleiding en planbeschrijving
In het eerste deel (hoofdstuk 1) is de aanleiding en het kader voor de planherziening beschreven. Aangegeven is wat het doel is van de planherziening en welke vigerende bestemmingsplannen met onderhavig plan worden herzien. Hoofdstuk 2 geeft een beschrijving van de huidige situatie van het plangebied.
Verantwoording
Hoofdstukken 3 en 4 geven de achtergronden, toelichting en motivatie op de gemaakt keuzen weer die uiteindelijk hebben geleid tot de uitgewerkte planopzet. In dit planonderdeel worden onder meer het (beleids)kader en de milieuaspecten uiteengezet. Wanneer een meer diepgaande indruk van de planopzet verkregen wil worden, is het lezen van de juridische vormgeving in aanvulling op deze hoofdstukken aan te bevelen.
Juridische vormgeving
In hoofdstuk 5 wordt de juridische planopzet in beschreven. Doel is een nadere onderbouwing te geven wat met het plan wordt beoogd en hoe de instrumenten regels en verbeelding hierbij worden gehanteerd.
Uitvoerbaarheid
Het laatste deel (hoofdstukken 6 en 7) gaat in op de financieel-economische en maatschappelijke uitvoerbaarheid en handhaafbaarheid van het plan.
Elst kent een lange ontstaansgeschiedenis, die teruggaat tot in de Romeinse tijd. De huidige dorpskom van Elst is ontstaan als een plaats waar verdichting van bebouwing is opgetreden in een, langs de natuurlijke lijnen van het landschap slingerend, lint van bebouwing, akker- en tuinbouwgronden en weilanden. De oude kern ligt op een min of meer ronde woerd (heuvel) wat een radiale structuur van linten tot gevolg had. Deze structuur is nog steeds herkenbaar aanwezig. Twee kerken vormden het middelpunt, de boerderijen en woningen stonden langs de linten. In de 19e eeuw werd het belangrijkste lint, de Dorpsstraat, opgevuld met bebouwing aan weerszijden. Vervolgens zijn in het dorp na de tweede wereldoorlog op meer planmatige wijze uitbreidingen gerealiseerd.
Kenmerkend voor het plangebied is enerzijds het dynamische winkelgebied met een groot aantal detailhandels- en horecavoorzieningen. Anderzijds zijn er de rustige woonstraten die hier direct aan grenzen. Beiden worden aan elkaar gekoppeld door fijnmazige doorsteekjes voor voetgangers en fietsers. Deze doorsteekjes maken het centrumgebied compact en herkenbaar. Met name in de Dorpsstraat is de historische structuur nog goed herkenbaar. De ontstaanswijze van het lint is zichtbaar door de langgerekte structuur en de waarneembare hoogteverschillen. Daarnaast is er nog steeds sprake van een besloten gevelbeeld die het oude, enigszins kronkelende verloop van de wegen volgt. Enkele plaatsen binnen deze lintstructuur worden gemarkeerd door de aanwezigheid van bijzondere gebouwen, zoals villa’s, kerken en het gemeentehuis. De Sint Maartenskerk springt het meest in het oog, door de omvang, maar met name door de hoge toren die al ver vanuit de omgeving herkenbaar is en daarmee de kern Elst aankondigt.
De historische structuur van de Rijksweg Noord en Zuid is nog herkenbaar door lintbebouwing in een meer open structuur. Bebouwing bestaat hier uit vrijstaande en geschakelde woningen die het verloop van de Rijksweg begeleiden. Deze weg is van oudsher reeds een verbindingsroute, maar de verkeersfunctie is in de loop der jaren gaan domineren. Nu is de Rijksweg vooral een belangrijke ader in het afwikkelen van het doorgaande verkeer. Deze functie zal met de realisatie van de tangentstructuur veranderen.
Op bijzondere plaatsen binnen de historische structuur zijn pleinen aanwezig, bijvoorbeeld het Werenfriedplein. Op dit plein komen drie wegen samen en neemt daarmee in de ruimtelijke structuur een bijzondere positie in. Een ander plein dat direct opvalt binnen de ruimtelijke structuur is het Europaplein. Het plein wordt gekenmerkt door de omvang, de geparkeerde auto’s en de hoge gevelwanden aan de oost- en de westzijde.
Het centrumgebied wordt op een aantal plaatsen duidelijk ruimtelijk afgebakend, terwijl op andere plaatsen de overgang naar omliggende woon- en werkgebieden geleidelijk verloopt. Het kernwinkelgebied, hoofdzakelijk gekoppeld aan de Dorpsstraat en het Europaplein, heeft een heldere entree vanaf de Rijksweg door de concentratie van detailhandel. Oostelijk van de Rijksweg bevindt zich de stationsomgeving, een dynamisch gebied gekoppeld aan het treinstation van Elst. Aan de zuidzijde vormt het Galamapark een grens van het centrumgebied. Aan de westkant is door de realisatie van een supermarkt/discounter ook een heldere entree aan deze zijde van het winkelgebied gecreëerd op de hoek Valburgseweg - Kokkeland. Voor het overige is de begrenzing diffuser van aard, het centrumgebied gaat er soepel over in de omliggende woonbuurten.
Het centrum van Elst word gekenmerkt door een grote verscheidenheid aan functies, met name geconcentreerd in de Dorpsstraat. In deze straat ligt de nadruk op detailhandel, zowel dagelijks als niet-dagelijks. Het grote en gevarieerde aanbod in de niet-dagelijkse detailhandel is kenmerkend voor Elst en zorgt voor een zekere aantrekkingskracht op mensen van buiten Elst. Elst trekt deze mensen door het onderscheidende vermogen ten opzichte van de grote steden Arnhem en Nijmegen, met name door de dorpse en kleinschalige structuur. Aan het Europaplein zijn grootschalige voorzieningen in de vorm van supermarkten en bibliotheek gesitueerd. Door de genoemde realisatie van supermarkt / discounter op de Valburgseweg, is het kernwinkelgebied vanuit de Dorpsstraat tot aan de hoek Valburgseweg - Kokkeland doorgezet.
Horecavoorzieningen zijn verspreid over het centrumgebied gesitueerd en zorgen voor een levendig en gevarieerd straatbeeld. In het oostelijke deel van de Dorpsstraat is een aantal grotere gelegenheden geclusterd. Een ander opvallend gegeven is de concentratie van maatschappelijke voorzieningen aan de noordoostzijde van het plangebied. Dit betreft voornamelijk scholen en verzorgingscentra. Het cluster wordt aangevuld met een brede school. De twee kerken, eveneens met een maatschappelijke functie, dragen bij aan deze concentratie. Ook de woonfunctie is in het centrumgebied vertegenwoordigd. In de Dorpsstraat en bij het Europaplein gaat het vooral om bovenwoningen en appartementen bij de winkels, waaronder het appartementencomplex Dillenburg in de Dorpsstraat. Buiten het winkelgebied zijn hoofdzakelijk grondgebonden woningen gesitueerd in verschillende typen en prijsklassen. Hierbij kan onderscheid gemaakt worden in de woningen in linten en de meer planmatige opgezette woongebieden.
Elst is goed bereikbaar via de snelwegen A325 en A15 en heeft daarmee een gunstige ligging in de regio. Het verkeer dat Elst vanaf deze snelwegen nadert komt grotendeels uit bij de kruising Dorpsstraat-Rijksweg-Eshofsestraat en vormt daarmee een spil in het wegennet. Tegelijkertijd is deze kruising de belangrijkste entree van het centrumgebied. Dit leidt vaak tot drukte en onoverzichtelijke situaties. Een belangrijke verandering voor de afwikkeling van doorgaand verkeer is neergelegd in de nieuwe tangentenstructuur. Wanneer de tangenten volledig gerealiseerd zijn zullen de radialen richting het centrum, onder andere de Rijksweg Noord en Zuid, van doorgaand verkeer ontlast worden.
Aan de oostzijde van Elst ligt de spoorlijn ArnhemNijmegen. Elst heeft een eigen station en is hierdoor met het openbare vervoer goed bereikbaar in de regio. Met de ontwikkelingen rond Elst Centraal, zal het zich nog meer als een knooppunt gaan profileren.
Rond het centrum ligt een aantal wegen met een profiel dat het doorgaande verkeer op een goede manier kan afwikkelen, met name aan de zuid-, oost- en noordzijde. Hieraan zijn tevens de haltes van het openbare busvervoer gekoppeld. De Dorpsstraat doorkruist het centrum volledig van oost naar west. Binnen de verkeersstructuur van Elst heeft de Dorpsstraat een doorgaand karakter wat ook af te leiden is uit het aantal verkeersbewegingen. Dit gaat ten koste van de verblijfskwaliteiten. Ook de wijze van inrichting van de openbare ruimte draagt hieraan bij.
Kenmerkend voor het centrumgebied van Elst is de grote verscheidenheid aan parkeergelegenheden, zowel in aantal als in vormgeving. De parkeercapaciteit is gespreid gesitueerd over enkele grotere maar vooral veel kleinschalige gelegenheden. Er is veel parkeergelegenheid aanwezig in en bij de Dorpsstraat en een grote concentratie op het Europaplein, met name gebruikt door bezoekers van de aangrenzende supermarkten. De versnipperde situering, het ontbreken van een heldere parkeerroute en het veelvuldig toepassen van eenrichtingverkeer hebben tot gevolg dat er veel zoekverkeer aanwezig is. De mogelijkheid om dicht bij de winkels te parkeren wordt overigens wel als een kenmerk van het dorpse winkelmilieu ervaren.
Hoofduitgangspunt van het bestemmingsplan 'Elst, Centrum' betreft het beheren van de bestaande situatie. Dit hoeft niet alleen te gaan om de bestaande fysieke situatie, het betreft ook de bestaande planologische situatie; nieuwe ontwikkelingen die al wel een eigen planologisch juridische proecure hebben doorlopen, maar nog niet gereaiseerd. Algemeen uitgangspunt voor het plangebied is dat wordt uitgegaan van een beheersregeling conform de standaardsystematiek van de gemeente. Dit betekent dat de bestaande functies en bebouwing zoveel mogelijk als zodanig bestemd worden. Uitgangspunt voor de regeling zijn enerzijds de bestaande rechten uit de vigerende bestemmingsplannen en anderzijds de feitelijke situatie. De bestaande rechten zijn zoveel mogelijk gerespecteerd en daar waar afwijkingen geconstateerd zijn in de feitelijke situatie, zijn deze als (indien wenselijk) zodanig bestemd.
Uitgangspunt in de bestemmingsregeling is dat het kernwinkel- en aanloopgebied een bredere c.q. flexibelere bestemming krijgen om functiewijzigingen, passend binnen de (gewenste) dynamiek van die gebieden, mogelijk te maken. De dynamiek in de omliggende buurten is relatief laag en de bouwopgave richt zich hier voornamelijk op uitbreidingen van bestaande gebouwen (woningen en niet-woningen) en op ondergeschikte functiewijzigingen (bijvoorbeeld mantelzorg, bedrijf- en/of beroep-aan-huis). Voor deze gebieden is een meer gedetailleerdere bestemming van toepassing.
In dit hoofdstuk is het ruimtelijk ordeningsbeleid beschreven op rijksniveau, provinciaal, regionaal, en gemeentelijk niveau. Naast een beschrijving is aangeduid hoe het beleid is vertaald in onderhavig bestemmingsplan.
De Structuurvisie Infrastructuur en Ruimte (SVIR) is op 13 maart 2012 vastgesteld en in werking getreden. De SVIR vervangt de Nota Ruimte, de Structuurvisie Randstad 2040, de Nota Mobiliteit, de MobiliteitsAanpak en de Structuurvisie voor de Snelwegomgeving en vervangt enkele ruimtelijke doelen en uitspraken uit andere documenten. In deze visie schetst het Rijk de ambities tot 2040 en de doelen, belangen en opgaven tot 2028. Daarmee moet Nederland concurrerend, bereikbaar en veilig worden. Anders dan in de Nota Ruimte gaat de structuurvisie uit van het adagium 'decentraal, tenzij'. Het rijk kiest voor een selectievere inzet van rijksbeleid op slechts 13 nationale belangen. Voor deze belangen is het Rijk verantwoordelijk en wil het resultaten boeken. Buiten deze 13 belangen hebben decentrale overheden beleidsvrijheid. Afspraken over verstedelijking, groene ruimte en landschap laat het Rijk over aan de provincies en gemeenten. Gemeenten krijgen ruimte voor kleinschalige natuurlijke groei en voor het bouwen van huizen die aansluiten bij de woonwensen van mensen.
Ladder voor duurzame verstedelijking
In de Structuurvisie Infrastructuur en Ruimte is de 'ladder voor duurzame verstedelijking' geïntroduceerd en vastgelegd als procesvereiste in het Besluit ruimtelijke ordening (Bro). Het Bro bepaalt dat voor onder meer bestemmingsplannen de treden van de ladder moet worden doorlopen. Het doel van de ladder voor duurzame verstedelijking is een goede ruimtelijke ordening in de vorm van een optimale benutting van de ruimte in stedelijke gebieden. Met de ladder voor duurzame verstedelijking wordt een zorgvuldige afweging en transparante besluitvorming bij alle ruimtelijke en infrastructurele besluiten nagestreefd.
Indien een bestemmingsplan een nieuwe stedelijke ontwikkeling mogelijk maakt, moet de toelichting van het bestemmingsplan een onderbouwing bevatten dat de nieuwe stedelijke ontwikkeling voldoet aan de drie treden van de ladder voor duurzame verstedelijking. Dit betekent dat er 1) sprake moet zijn van een actuele en regionale behoefte aan de nieuwe stedelijke ontwikkeling en 2) de nieuwe stedelijke ontwikkeling moet bij voorkeur in het bestaande stedelijke gebied worden geprojecteerd. Is er geen ruimte binnen het bestaande stedelijke gebied dan mag de stedelijke ontwikkeling daarbuiten worden geprojecteerd. Dan moet het echter wel gaan om een locatie die multimodaal ontsloten is / kan worden.
Voorliggend bestemmingsplan heeft betrekking op het centrum van Elst. In het kader van de Ladder voor duurzame verstedelijking kwalificeert dit als bestaand stedelijk gebied. Het bestemmingsplan maakt geen nieuwe stedelijke ontwikkelingen mogelijk doch slechts functieverandering van bestaande stedelijke voorzieningen. Daarnaast maakte het geldende bestemmingsplan deze functieverandering reeds mogelijk. Uit de jurisprudentie op het gebied van de Ladder van duurzame verstedelijking volgt dat
Zie bijvoorbeeld een uitspraak van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State van 22 april 2015, ECLI:NL:RVS:2015:1224.
Aangezien er geen sprake is van een nieuwe stedelijke ontwikkeling, wordt de ladder voor duurzame verstedelijking (en daarmee de vereiste onderbouwing in de toelichting) niet vereist.
De wetgever heeft in de Wro, ter waarborging van nationale en provinciale belangen, de besluitmogelijkheden van lagere overheden begrensd. Indien nationale of provinciale belangen dat met het oog op een goede ruimtelijke ordening noodzakelijk maken, kunnen bij of krachtens Algemene Maatregel van Bestuur (AMvB) respectievelijk provinciale verordening regels worden gesteld omtrent de inhoud van ruimtelijke plannen.
In het Besluit algemene regels ruimtelijke ordening (Barro), ook wel bekend als de AMvB Ruimte, zijn 13 nationale belangen opgenomen die juridische borging vereisen.
Het Barro is op 30 december 2011 deels in werking getreden en met enkele onderwerpen aangevuld per 1 oktober 2012. Het besluit is gericht op doorwerking van de nationale belangen in ruimtelijke plannen.
In het plangebied zijn geen nationale belangen in het geding.
Op 14 januari 2014 stelde het college van Gedeputeerde Staten de Omgevingsvisie en de bijbehorende Omgevingsverordening vast. In de Omgevingsvisie staan de hoofdlijnen van het beleid en in de Omgevingsverordening de regels. Het Waterplan, het Provinciaal Verkeer en Vervoer Plan, het Streekplan, het Milieuplan en de Reconstructieplannen zijn herzien en samengebracht in de nieuwe Omgevingsvisie. Provinciale Staten hebben de Omgevingsvisie in hun vergadering van 9 juli 2014 vastgesteld. De Omgevingsverordening is op 24 september vastgesteld. De Omgevingsvisie en -verordening zijn beiden op 18 oktober 2014 in werking getreden.
Omgevingsvisie
De provincie kiest er in deze Omgevingsvisie voor om vanuit twee hoofddoelen bij te dragen aan gemeenschappelijke maatschappelijke opgaven. Deze zijn:
Een aantrekkelijke leefomgeving vergt een goede kwaliteit en beleving van natuur, een gezonde en veilige leefomgeving en een robuust bodem- en watersysteem. De provincie zet daarom in op het waarborgen en op het verder ontwikkelen van die kwaliteiten van Gelderland.
De strategie van de provincie om de doelen van 'duurzame economische structuurversterking' en 'een gezonde en veilige leefomgeving' te bereiken wordt gevoed door het besef dat stad en land elkaar nodig hebben. De provincie gaat voor:
De provincie streeft onder andere naar het beter benutten van gebiedskwaliteiten, oftewel het verbinden van kwaliteiten van een gebied met ontwikkelingsmogelijkheden. Daarbij is meer ruimte voor regionale afstemming en lokaal maatwerk.
Omgevingsverordening
In tegenstelling tot de op dit moment geldende RVG zijn in de Omgevingsverordening geen (algemene) regels opgenomen ten aanzien van verstedelijking. In lijn met de Omgevingsvisie is het derhalve mogelijk lokaal maatwerk te leveren. Dit bestemmingsplan maakt geen nieuwe ontwikkelingen mogelijk, maar biedt voor het centrumgebied van Elst een nieuw, actueel bestemmingsplan. Dit bestemmingsplan is daarmee passend in de Omgevingsvisie en -verordening van de provincie.
De Stadsregio Arnhem – Nijmegen heeft in het Regionaal Plan de gemeenschappelijke beleidsambities vastgelegd tot 2020. Gestreefd wordt naar een hoogwaardige regionale ontwikkeling van de Stadsregio als geheel. De Stadsregio wil zich verder ontwikkelen als een aantrekkelijke regio voor huishoudens, bedrijven en bezoekers. Het Regionaal Plan zet hiervoor de hoofdlijnen uit en biedt andere partijen aanknopingspunten om de komende jaren hieraan samen te werken.
Een voor Elst relevante doelstelling uit het Regionaal Plan is de ontwikkeling van de eigenheid en de identiteit van de dorpen. Door binnen deze dorpen mogelijkheden te creëren voor herinrichting van bestaande gebouwen, nieuwe functies toe te staan én kwalitatieve nieuwbouw te genereren, kan de identiteit van deze dorpen worden versterkt, dit vanuit een duurzaam toekomstperspectief. Herstructurering en transformatie is noodzakelijk om in een aantrekkelijk dorpsklimaat te blijven voorzien en te zorgen voor sociaal-economische vitaliteit. Dat kan door te zorgen voor variatie in aanbod van woningen, voorzieningen en woonmilieus, toegesneden op de (woon)wensen van de huidige en toekomstige inwoners.
In 2004 is door de gemeente Overbetuwe de kadernota 'Visie op ruimte' opgesteld. Deze kadernota biedt een landschappelijk en stedenbouwkundig kader, de criteria die de geschiktheid en beperkingen van gebieden voor verschillende vormen van grondgebruik aangeven en een handleiding voor de toepassing van die criteria. De kadernota kent twee uitgangspunten. Allereerst zal binnen de gemeente Overbetuwe, voordat uitbreiding voor woningbouw aan de orde komt, eerst gezocht worden naar mogelijkheden voor inbreiding binnen bestaande kernen. Hierbij wordt niet alleen gedacht aan een (her-) opvulling van onbebouwde plekken, maar moet vooral worden gedacht aan creatieve toepassingsmogelijkheden voor intensief, meervoudig en/of flexibel ruimtegebruik, geënt op de aard en de schaal van de kern.
Het tweede uitgangspunt betreft de toenemende druk op de gemeente Overbetuwe om de stedelijke ontwikkeling van de Stadsregio Arnhem Nijmegen verder vorm te geven in het oostelijk deel van de gemeente. Vanuit de regionale ontwikkelingsbehoefte wordt vooral ruimte gezocht voor woningbouw, bedrijventerreinen, windenergie en dergelijke. Het oostelijk deel van de gemeente, waaronder Elst, valt binnen het te verstedelijken gebied. Hierdoor ontstaat voor de gemeente de mogelijkheid voor het ontwikkelen van zowel een dynamisch, stedelijk gebied met hoog voorzieningenniveau, als een groen en landelijk gebied. Door te kiezen voor het versterken van de identiteit van beide soorten gebieden, ontstaat een grote meerwaarde voor de gemeente als geheel. Om te voorkomen dat de stedelijke ontwikkelingen het landelijke gebied overspoelen, is een grens tussen beide gebieden nodig.
Elst is binnen de gemeente Overbetuwe een bovenlokale kern. De ontwikkelingsmogelijkheden van de kernen in de gemeente verschillen onderling. Deze verschillen zijn afhankelijk van de gewenste verscheidenheid tussen de kernen, de grootte en het voorzieningenniveau. Daarnaast zijn echter ook landschappelijk/ruimtelijke overwegingen belangrijk, vooral de ligging van de kern binnen of buiten de verstedelijkingszone. In de kern Elst is hierdoor ruimte beschikbaar voor ontwikkelingen met een stedelijk karakter op een regionaal niveau.
Op 8 september 2009 heeft de raad van de gemeente Overbetuwe de Toekomstvisie+ 2020, Overbetuwe verbindt...vastgesteld. De Toekomstvisie+ van Overbetuwe is het kader voor de ontwikkeling van de gemeente Overbetuwe tot 2020. De visie geeft een richting voor de ruimtelijke, maatschappelijke en economische ontwikkeling. De geschetste identiteit kan bijdragen aan het behouden en aantrekken van inwoners en bedrijven.
De Toekomstvisie+ omvat het gehele gemeentelijke beleidsterrein. Voor wat betreft de ruimtelijke onderdelen is de Toekomstvisie+ te zien als structuurvisie in de zin van artikel 2.1 van de Wet ruimtelijke ordening (Wro) voor het grondgebied van de gemeente Overbetuwe. In de toekomstvisie zijn de aspecten leefomgeving, vergrijzing, economische gesteldheid (werk en werkgelegenheid) en duurzaamheid opgenomen om een gewenste identiteit uiteen te zetten. De opgave die is vastgelegd in de toekomstvisie is gebaseerd op een lagenbenadering. Aan de hand van deze methodiek is aandacht voor onder andere de volgende doelstellingen:
Bij eventuele groei van kernen gaat de gemeente uit van de bestaande contouren voor woningbouw en zoekzones. Inbreiding moet leiden tot een kwaliteitsverhoging met aandacht voor leefbaarheid en gekoppeld aan herstructurering van de gebouwde omgeving. Hier liggen kansen voor meervoudig ruimtegebruik waarbij meer gedaan wordt met dezelfde ruimte (zowel ruimte met een openbaar als privé karakter).
De gemeente Overbetuwe heeft voor het centrum van Elst een visie opgesteld. Deze ‘Nota van Uitgangspunten Centrum Elst’ is op 31 maart 2009 vastgesteld. Dit is een integrale visie voor het centrum om te komen tot een sterk en samenhangend centrumgebied dat toegerust is voor de ontwikkelingen van de komende 10 tot 15 jaar. De ambitie van de visie is als volgt geformuleerd:
“Het centrum van Elst dient mee te gaan met de dynamiek die voortkomt uit de verstedelijkingsopgave rond het knooppunt Arnhem-Nijmegen, maar daarbij is het van belang dat het eigen kleinschalige karakter niet verloren gaat, maar juist onderscheidend is. Dorps, informeel, afwisselend, herkenbaar, toegankelijk en hoogwaardig zijn kenmerken van dit na te streven karakter.”
De gemeente heeft zich, in het verlengde van de ambitie, tot doel gesteld het centrum van Elst sterk te profileren voor het winkelende publiek. Een opwaardering dient plaats te vinden van Elst als plaats om boodschappen te doen naar een plaats om te winkelen, van het gericht bezoeken van een bepaalde zaak naar het maken van een ‘winkelrondje’. De vormgeving van dit concept houdt een versterking van het winkelklimaat in, maar vraagt ook bijdragen in de verbetering van bereikbaarheid, woonfunctie en openbare ruimte. Integraal zal dit leiden tot een sterkere regionale positie van een aantrekkelijk centrumgebied. Verschillende functies dienen elkaar af te wisselen en te versterken, waarbij naast detailhandel, werkgelegenheid en horeca ook zeker de woonfunctie een belangrijke plaats inneemt. Wat betreft bereikbaarheid moet het centrum goed bereikbaar en leesbaar zijn met voldoende parkeerplaatsen.
Een belangrijke ambitie is het streven om van de bewinkeling, de verkeerssituatie, de bebouwing en de inrichting van de buitenruimte tezamen een vanzelfsprekend en samenhangend beeld te maken dat herkend wordt als het eigene, de identiteit van Elst. Dit is een absoluut vereiste om zich blijvend te onderscheiden in de regio. Juist de aanwezigheid van strategisch gesitueerde ontwikkelingslocaties biedt direct aangrijpingspunten om het geformuleerde beleid voor een deel reeds op korte termijn uit te voeren en een kwaliteitsslag te garanderen.
Bij de situering van detailhandel- en horecavoorzieningen is momenteel sprake van een grote mate aan spreiding. Dit heeft een langgerekt winkelgebied tot gevolg. Het voorgestelde beleid in de visie is gericht op het behoud van de aanwezige afwisseling van centrumfuncties en biedt ruimte voor het vestigen van detailhandel in de Dorpsstraat tot aan de Kokkeland. Op deze manier vindt uitbreiding van het winkelgebied plaats en worden de Valburgseweg en de Willemsstraat meer bij het winkelgebied betrokken. Uitgangspunt is om de volgende straten als kernwinkelgebied te definiëren:
Doel van dit kernwinkelgebied is om vestigingsmogelijkheden voor detailhandel en horeca te intensiveren. Om voldoende uitbreidingsmogelijkheden te bieden voor detailhandel en horeca zijn de volgende straten als aanloopgebied gedefinieerd:
In deze straten zijn vestigingsmogelijkheden aanwezig, maar eerst moet gezocht worden naar intensiveringsmogelijkheden van het kernwinkelgebied.
Supermarkten dienen gevestigd te zijn op het Europaplein, waar reeds een aantal grotere voorzieningen gesitueerd is en de Valburgseweg. Aan de Valburgseweg vormt toevoeging van detailhandel een opwaardering van het winkelgebied en een herkenbare entree vanuit westelijke richting.
Horecavoorzieningen zijn over het algemeen vrij gespreid in de Dorpsstraat aanwezig. Doel is om deze spreiding te handhaven en ruimte te bieden voor intensivering. Het is een karakteristiek van het dorpse karakter en de afwisseling met detailhandel zorgt voor een levendige sfeer in de geheel Dorpsstraat en stimuleert mensen om het rondje Dorpsstraat te maken.
Er zijn weinig culturele voorzieningen in het centrumgebied aanwezig. Om meer bezoekers naar Elst te trekken is een primair zoekgebied voor cultuur aangegeven rond het plein voor het gemeentehuis. Binnen deze zone is het wenselijk om een grotere aantrekkende culturele/maatschappelijke functie te situeren. Wat betreft de maatschappelijke voorzieningen zijn deze reeds geconcentreerd achter de beide kerken. De aanwezigheid van een aantal ontwikkelingslocaties biedt mogelijkheden de gehele zone als maatschappelijk cluster op de kaart te zetten door intensivering.
De woonfuncties zorgen mede voor levendigheid en afwisseling in het centrumgebied. Bij herontwikkelingslocaties dient een gevarieerd en gedifferentieerd woningaanbod gerealiseerd te worden. Ook is het belangrijk om bij ontwikkelingen aan andere, bijvoorbeeld bijzondere grondgebonden, woningtypes te denken.
Het is belangrijk om duidelijk onderscheid te maken in de doorgaande wegen en het verblijfsgebied, zodat automobilisten zich goed kunnen oriënteren. Het doorgaande verkeer moet op een heldere manier afgewikkeld worden en het winkelgebied (in het bijzonder de Dorpsstraat) moet verblijfskwaliteit uitstralen door een passende inrichting en het verminderen en remmen van het autoverkeer. Tenslotte moeten structurele oplossingen aangedragen worden om nu en in de toekomst de toenemende verkeers- en parkeerdruk te kunnen opvangen. Daarom moet ook een keuze gemaakt worden voor een heldere parkeersystematiek en parkeerroute. Bijzondere aandacht is nodig voor de veiligheid van fietsers en voetgangers binnen het verkeer, zeker met het oog op de winkelfunctie van het centrum.
Het bestemmingsplan is de planologisch-juridische doorvertaling van deze visie. Het kernwinkelgebied en aanloopgebied zijn respectievelijk bestemd als 'Centrum-1' en 'Centrum-2'. Onderscheid hiertussen wordt gemaakt in de toegestane bestemmingen en functiewijzigingen. Daarbij heeft ten opzichte van de visie een kleine aanpassing van het kernwinkelgebied opgenomen. Met de realisatie van de supermarkt en discounter op de hoek Valburgseweg-Kokkeland, is de Valburgsweg zich meer gaan profileren als onderdeel van het kernwinkelgebied. De noordzijde van de Valburgseweg heeft derhalve ook de bestemming 'Centrum-1' gekregen. De Willemsstraat heeft zich vooralsnog niet verder ontwikkeld tot kernwinkelgebied. Het is, mede gezien de huidige economische omstandigheden, ook niet de verwachting dat dit gaat plaatsvinden (binnen de planperiode). Vandaar dat deze straat, passend binnen de huidige karakteristiek en geldend bestemmingsplan, is bestemd als 'Centrum-2'.
In de woonvisie verwoordt de gemeente Overbetuwe haar doelen en ambities op het gebied van wonen. Als basis voor de woonvisie is een woningmarktverkenning opgesteld. Deze verkenning geeft zicht op huidige en toekomstige kansen en knelpunten en is het startpunt voor de uitwerking van de woonvisie. De woonvisie bevat geen detaillistisch uitvoeringsprogramma, maar de koers waarbinnen de komende jaren plannen voor kernen en locaties kunnen worden uitgewerkt. De ontwikkelingen die de komende jaren afkomen op de gemeente (vergrijzing, gezinsverdunning) vragen om meer variatie in het woonaanbod. Over het algemeen zijn inwoners tevreden over hun woonsituatie. Niet voor iedereen is het echter even makkelijk om een woning naar wens te vinden. De gemeente wil over voldoende woningen met de juiste kwaliteit beschikken om huishoudens de gewenste stappen in hun wooncarrière te laten maken. Dat wil zeggen voor iedere stap in de levensloop een geschikt woonalternatief. Accentpunten zijn:
De gemeente legt het accent op het bestaande bebouwde gebied: kwaliteitsverbetering van de bestaande woningvoorraad en mogelijkheden voor inbreiding en intensivering, bijvoorbeeld door functieverandering. Naast verbetering van de bestaande voorraad blijft nieuwbouw nodig om in te spelen op de ambities. Doel van de nieuwbouw is, naast het in de pas lopen met de groei van het aantal huishoudens, meer variatie in het woonaanbod te realiseren.
Mantelzorgers zijn mensen die voor een lange periode voor een familielid of goede bekende zorgen zonder dat ze daarvoor betaald krijgen. Zonder mantelzorg zouden veel chronisch zieken, gehandicapten en ouderen niet in hun woning kunnen blijven wonen. Het bestemmingsplan maakt het mogelijk een afwijking van de regels te verlenen en een bijgebouw bij een woning te gebruiken als afhankelijke woonruimte, indien dit in het kader van mantelzorg noodzakelijk is.
Bij de aanvraag om afwijking moet informatie worden verstrekt op basis waarvan burgemeester en wethouders op objectieve wijze kunnen vaststellen, dat sprake is van ondersteuning in het kader van mantelzorg. In de praktijk kan de gemeente Overbetuwe aangeven of de zorgbehoefte aanwezig is. De afwijkingsregels geven aan onder welke overige voorwaarden de afwijking kan worden verleend. Bij beëindiging van de mantelzorg mag het bijgebouw dan niet meer geschikt zijn voor bewoning (dus ook niet voor niet-zelfstandige bewoning, dan wel recreatieve bewoning).
Dit bestemmingsplan legt de bestaande situatie in het centrum van Elst en omliggende woonbuurten vast. Voor nieuwbouw van woningen en een eventuele herstructurering van de bestaande woningbouw dient een afzonderlijk juridisch planologische procedure te worden gevolgd. Ten aanzien van de huisvesting ten behoeve van mantelzorg is in het bestemmingsplan een afwijkingsmogelijkheid opgenomen.
In 2009 heeft de gemeente Overbetuwe, samen met ondernemers, netwerken, onderwijs en raadsleden, het Sociaal Ecomisch Beleidsplan (SEB) Overbetuwe geactualiseerd. Het SEB 2010-2015 schetst vier beleidslijnen waar de sectie Economische Zaken de komende vijf jaar op inzet. De vier beleidslijnen zijn:
De gemeente Overbetuwe zet zich in voor een passend niveau van voorzieningen, (kleinschalige) bedrijvigheid en winkels in haar gemeente. Kern van het beleid is om de economische en sociale component van sterke, vitale dorpskernen met elkaar te verbinden. Voorzieningen als een brede school, cultuurhuis en/of andere ontmoetingsplek worden gemeentebreed opgepakt en gestimuleerd. De taak van de gemeente is de juiste randvoorwaarden creëren zodat passende economische functies zich in de dorpskernen kunnen vestigen en ontwikkelen, zoals kleinschalige, ambachtelijke en dienstverlenende bedrijven – al dan niet aan huis – en toerisme. Evenals de diversiteit in het winkel- en voorzieningenaanbod stimuleren en versterken, onder andere door een versterking van het segment toerisme en recreatie.
Om dit te bereiken zal de gemeente:
De gemeente Overbetuwe heeft in 2002 de beleidsnota Prostitutiebeleid 2002 vastgesteld, teneinde de vestiging en exploitatie van seksinrichtingen in de gemeente te reguleren. Dit is het gevolg van het verdwijnen van het bordeelverbod uit het Wetboek van Strafrecht. In de beleidsnota heeft de gemeente zoekrichtingen en afwegingscriteria benoemd voor eventuele medewerking aan de vestiging van dergelijke inrichtingen. Voor de vestiging van een dergelijke functie is maatwerk noodzakelijk. In onderhavig bestemmingsplan wordt derhalve geen regeling opgenomen voor de vestiging van bordelen en dergelijke. Eventuele vestiging komt tot stand via een separate procedure.
Het gemeentelijk beleid geeft aan dat binnen de woonfunctie onder voorwaarden nevenactiviteiten worden toegelaten, die qua functie ondergeschikt zijn aan de woonfunctie. In dit plan is ervoor gekozen om de mate van publieksaantrekkende werking van de activiteiten als relevant onderscheid te hanteren tussen activiteiten die wel gewenst zijn in een woonomgeving en activiteiten die onder omstandigheden gewenst kunnen zijn in een woonomgeving. Een niet-publiekgericht 'aan huis verbonden beroeps- en bedrijfsactiviteit' is (onder voorwaarden) rechtstreeks mogelijk. Hierbij is ervan uitgegaan dat een niet-publieksaantrekkende activiteit (geen verkeersaantrekkende werking/ geen parkeerdruk) doorgaans zonder problemen in een woning zal kunnen plaatsvinden. Het betreffen activiteiten met een introvert karakter, die inherent zijn aan de woonfunctie, zoals
functies en ateliers. Uitgangspunt blijft dat geen milieuvergunningplichtige bedrijven worden toegestaan. Dit is van belang om te voorkomen dat activiteiten kunnen plaatsvinden, die weliswaar niet een publieksaantrekkend karakter hebben, maar die in verband met milieuaspecten niet bij de woonfunctie passen. De publieksaantrekkende beroeps- of bedrijfsactiviteiten aan huis kunnen wel verkeersaantrekkend zijn en zijn derhalve pas na afwijking van het bestemmingsplan mogelijk. Zij dienen daarbij kleinschalig en in de woonomgeving in te passen te zijn. Voorbeelden zijn persoonlijke dienstverlening (kapper/pedicure), medische/therapeutische dienstverlening en/of ambachtelijke bedrijvigheid.
Bij een centrumgebied hoort dynamiek. Dit is in onderhavig bestemmingsplan mogelijk gemaakt door bredere bestemmingen toe te passen voor het kernwinkel- en aanloopgebied. Passend binnen de gewenste specifieke dynamiek van die gebieden zijn functieveranderingen toegestaan met als doel het verder versterken van het winkelgebied. Nieuwe grootschalige ontwikkelingen, voor zover nog niet planologisch geregeld, zijn niet in dit bestemmingsplan opgenomen. Hiervoor worden separate plannen opgesteld en in procedure gebracht. Verder geldt voor dit bestemmingsplan dat de vestiging en exploitatie van seksinrichtingen niet wordt toegestaan. In de regels voor het plangebied worden de vestiging van seksinrichtingen derhalve verboden. De 'aan huis verbonden beroeps- en bedrijfsactiviteit' is rechtstreeks mogelijk, mits wordt voldaan aan een aantal voorwaarden. De 'publieksaantrekkende beroeps- en bedrijfsactiviteit aan huis' is via een afwijking mogelijk.
Voor nutsvoorzieningen is voor de systematiek gekozen om nutsvoorzieningen tot 25 m2 onder de direct aangrenzende bestemming te laten vallen. Boven de 25 m2 is de bestemming 'Bedrijf' van toepassing.
In 2004 heeft de gemeenteraad het Gemeentelijk Mobiliteitsplan vastgesteld. Het Gemeentelijk Mobiliteitsplan is gericht op de verbetering van de bereikbaarheid, verkeersveiligheid en leefbaarheid in Overbetuwe. De (externe) bereikbaarheid van de gemeente Overbetuwe is voor de meeste kernen voldoende, er zijn alleen knelpunten gesignaleerd in het centrum van de kern Elst. Om de externe bereikbaarheid van de kern Elst te verbeteren, wordt een tangentstructuur gerealiseerd. Op deze tangenten wordt de prioriteit gegeven aan de doorstroming van het autoverkeer.
Voor zover deze nog niet zijn uitgevoerd, dienen de maatregelen uit het programma Duurzaam Veilig fase 2 te worden uitgevoerd,. Alle 30 km/u gebieden dienen als zodanig ingericht te worden. De aansluitingen op de 30 km/u gebieden op de gebiedsontsluitingswegen worden vormgegeven door middel van uitritten (uitritconstructies of voorrangskruispunten met haaientanden). De (her)inrichting van erftoegangswegen en verblijfsgebieden binnen de kom gebeurt conform CROW-normen.
Op 30 augustus 2011 heeft de gemeenteraad de Nota parkeerbeleid gemeente Overbetuwe 2011 vastgesteld. Deze nota bevat een uitwerking van het Gemeentelijk Mobiliteitsplan Overbetuwe op het onderdeel parkeernormen. Deze nota is daarmee operationeel beleid op dat betreffende thema. Eerder werd gebruik gemaakt van CROW publicatie 182 van het CROW 'Parkeerkerncijfers – Basis voor parkeernormering'. Hierin is per ontwikkeling een minimum en maximum kengetal opgenomen. Verder is voor het bepalen van het aantal parkeerplaatsen de mate van stedelijkheid en de stedelijke zone van belang. In de Nota parkeernormen zijn de kerncijfers vertaald naar parkeernormen die specifiek toegesneden zijn op de situatie in Overbetuwe.
Primair wordt de Nota parkeernormen gebruikt bij het verlenen van omgevingsvergunningen, waarmee de koppeling met de gemeentelijke bouwverordening is gemaakt (art. 2.5.30). Secundairwordt de Nota parkeernormen gebruikt als onderlegger voor herziening van een bestaand dan wel vaststelling van een nieuw bestemmingsplan, waarmee een nieuwe ontwikkeling planologisch mogelijk wordt gemaakt.
Nota Parkeernormen 2014
Bij de totstandkoming van de Nota Parkeernormen 2011 zijn de toenmalige parkeerkencijfers van het CROW als vertrekpunt gebruikt. In 2012 heeft het CROW nieuwe, meer gedifferentieerde parkeerkencijfers gepubliceerd in CROW-publicatie 317. Vandaar dat de gemeente een nieuwe Nota Parkeernormen 2014 opstelt. In deze nota zijn de parkeernormen geactualiseerd op basis van de nieuwe CROW parkeerkencijfers. Daarbij is een overgangsregeling opgenomen voor lopende initiatieven.
De parkeernormen voor de auto zijn vanuit de landelijke parkeerkencijfers specifiek vertaald naar de situatie in Overbetuwe. In deze Nota Parkeernormen 2014 is hiervoor dezelfde redenatie gehanteerd als in de Nota parkeernormen 2011. Deze vertaling is gebaseerd op:
Op basis hiervan zijn de volgende keuzen gemaakt die relevant zijn voor de parkeernormen.
Stedelijkheidsgraad
Het CROW hanteert voor het bepalen van de stedelijkheidsgraad het aantal adressen per vierkante kilometer. Op basis hiervan zou voor de gehele gemeente Overbetuwe de stedelijkheidsgraad ‘weinig stedelijk’ gelden. Voor de Nota parkeernormen gemeente Overbetuwe 2011 is daarnaast aansluiting gezocht bij de Toekomstvisie+. Hierin is vastgesteld dat de kern Elst een regionale verzorgingsfunctie en Zetten een subregionale verzorgingsfunctie heeft. Hierbij past de verstedelijkingsgraad ‘matig stedelijk’. De overige kernen worden gezien als ‘weinig stedelijk’ en het buitengebied als ‘niet stedelijk’.
Stedelijke zone
Voor het bepalen van de parkeernorm is ook de stedelijke zone (locatie van de ontwikkeling) van belang. Het CROW maakt hiervoor onderscheid in ‘centrum’, ‘schil/overloopgebied’, ‘rest bebouwde kom’ en ‘buitengebied’. Gezien de functie van de kernen Elst en Zetten is alleen hier sprake van een ‘centrum’. In alle andere kernen is de omvang en functie van het centrum te gering om te spreken van een centrumgebied. Het hele bestaand bebouwd gebied van alle kernen, uitgezonderd de 2 genoemde centra, wordt dan ook aangewezen als ‘rest bebouwde kom’. Vanwege de relatief beperkte omvang van alle kernen is er geen sprake van een ‘schil/ overloopgebied’.
Hoogte parkeernorm
Het CROW geeft een minimum en een maximum parkeerkencijfer aan waarbinnen een keuze kan worden gemaakt voor de vast te stellen parkeernormen binnen een gemeente. Op basis van het relatief hoge autobezit van de inwoners van Overbetuwe (bron CBS) worden de maximale parkeerkencijfers van het CROW binnen Overbetuwe gehanteerd als parkeernormen.
Afwijking van de parkeernorm
In de nota worden alternatieven genoemd als door een parkeerbalans aangetoond wordt dat niet aan de parkeernorm op eigen terrein voldaan kan worden. Deze zijn:
In de nota is een afwijkingsbevoegdheid voor het college van burgemeester en wethouders opgenomen voor de stedelijke zone ‘centrum’ en een overgangsregeling voor initiatieven die al lopen op het moment van inwerkingtreding van de Nota. Met andere woorden de afwijkingsbevoegdheid geeft de mogelijkheid om minder parkeerplaatsen dan noodzakelijk te accepteren (geen verhoging).
Fietsparkeernormen
Voor het bepalen van de parkeernorm voor de fiets is aansluiting gezocht bij de kencijfers uit de CROW-publicatie 317. Uit een onderzoek van het Fietsberaad blijkt dat 21% van het totaal aantal verplaatsingen in Overbetuwe per fiets plaatsvindt. De gemeente scoort hiermee gemiddeld. De CROW-publicatie geeft aan dat in dat geval van het gemiddeld kencijfer als parkeernorm kan worden uitgegaan.
De bestaande infrastructuur wordt in dit plan conform het huidige gebruik van de gronden bestemd. Wegen met een doorstroomfunctie, zoals de Rijksweg Zuid, krijgen een bestemming 'Verkeer'. Bij de overige wegen buiten het kernwinkelgebied is de bestemming 'Verkeer- en verblijf' toegepast. Daar waar aanpassingen aan de inrichting moeten plaatsvinden, vindt dit veelal plaats binnen de bestaande wegprofielen en passen derhalve binnen voorliggend bestemmingsplan. Voor ingrijpendere maatregelen dient een afzonderlijke procedure te worden gevolgd, aangezien dit bestemmingsplan uitsluitend de huidige situatie vastlegt. Aangezien de openbare ruimte binnen het kernwinkelgebied niet alleen een verkeersfunctie heeft, maar ook zeker ten dienste staan van de centrumfuncties, heeft het hier ook de bestemming 'Centrum-1' gekregen. Dit maakt de uitwisseling van functies en gebruik beter mogelijk.
In artikel 17.2 is de verbinding gemaakt tussen de juridische regeling van voorliggend bestemmingsplan en de parkeernormen zoals deze zijn opgenomen in de Nota Parkeernormen 2014. In de regeling van het bestemmingsplan is opgenomen dat voorzien moet zijn in voldoende parkeergelegenheid. Wat onder voldoende parkeergelegenheid moet worden verstaan staat in de Nota Parkeernormen 2014 die is opgenomen in Nota Parkeernormen bij deze regels. Aanvullend hierop is een wijzigingsbevoegdheid opgenomen die burgemeester en wethouders in de gelegenheid stelt om door middel van een wijzigingsplan een actualisering van de Nota Parkeernormen 2014 aan het bestemmingsplan te koppelen.
Op 30 mei 2006 is de welstandsnota vastgesteld door de gemeente Overbetuwe. De welstandsnota gaat over het duurzaam bevorderen van de kwaliteit van bebouwing en omgeving in de gemeente Overbetuwe. De welstandstoets is daarbij een belangrijk hulpmiddel. Door middel van welstandscriteria wordt zo concreet mogelijk aangegeven aan welke uitgangspunten de ontwerper van een bouwplan zich moet houden. Deze uitgangspunten zijn deels gelijk voor de hele gemeente en deels verschillend per deelgebied omdat ieder gebied zijn eigen kenmerken heeft. Per gebied zijn vervolgens de welstandscriteria beschreven.
In principe moet worden voldaan aan de criteria in het hele gebied. Uitzonderingen blijven echter mogelijk. Voorwaarde is wel dat er een gegronde reden moet zijn om van de criteria af te wijken. Of een reden gegrond is of niet, is uiteindelijk ter beoordeling aan burgemeester en wethouders.
Voor veel gebieden geldt dat nieuwe en eigentijdse ontwikkelingen mogelijk zijn. Een belangrijke voorwaarde is meestal dat ze niet mogen conflicteren met de directe omgeving. Met andere woorden er zal altijd rekening moeten worden gehouden met en respect moeten worden getoond voor de omgeving en de daarin te verwachten ontwikkelingen.
Een belangrijk deel van het plangebied van onderhavig bestemmingsplan valt in de welstandsnota binnen het deelgebied 'Elst centrum'. Hierbij is voor de Dorpsstraat als een hoge welstandscategorie aangeduid. Voor het lichtbruine deelgebieden geldt de gebiedsgerichte criteria ‘Historische invalswegen’.
Uitsnede gebiedsindelingskaart welstandsnota
Tot slot wordt gewezen op de ‘bijzondere beoordeling’ dat in de directe omgeving van monumenten rekening moet worden gehouden met de invloed van het bouwplan op het monument, het bouwplan moet harmoniëren met het monument. Concreet betekent dit dat het bouwplan geen groot contrast mag vormen met het monument en zo mogelijk kenmerken van het monument overneemt. Daarbij moet het bouwplan architectonische kwaliteit hebben en dus voldoen aan de criteria voor architectonische kwaliteit.
Voor sommige gebieden wordt verwezen naar een beeldkwaliteitplan (BKP). Als dit specifiek is vermeld komt het beeldkwaliteitplan in de plaats van de welstandsnota. Een beeldkwaliteitplan heeft deels een vergelijkbare functie als de welstandsnota, namelijk:
Voor de gebieden waarvoor een beeldkwaliteitplan is vastgesteld, waaronbder het centrum van Elst, geldt dan ook het beeldkwaliteitplan in plaats van de welstandsnota. De beeldkwaliteitplannen vormen een integraal onderdeel van deze welstandsnota.
In Nota van Uitgangspunten Centrum Elst wordt een ruimtelijk en functioneel kader geschetst waarbinnen diverse ontwikkelingen kunnen plaatsvinden. Op deze wijze kunnen knelpunten weggenomen worden en kan de samenhang in het centrum worden versterkt. Naast verkeerskundig, functioneel en ruimtelijk beleid is ook een visie gegeven op beeldkwaliteit: de uitstraling van bebouwing en openbare ruimte. Er is een ambitieniveau geschetst, waarbij de Elster identiteit centraal staat en deze in het straatbeeld herkenbaar moet blijven. Ook is een globale gebiedsindeling gemaakt omdat niet op elke plaats dezelfde sfeer nagestreefd dient te worden. De beeldkwaliteitparagraaf uit de Nota van Uitgangspunten vormt als ambitie een goede basis voor het beeldkwaliteitbeleid, maar een uitwerking is benodigd om als toetsingskader te dienen. Doel van het beeldkwaliteitplan is het bieden van richtlijnen voor zowel bebouwing als openbare ruimte, zodat de samenhang, ambitie en uitgangspunten uit de Nota van Uitgangspunten verder uitgewerkt kunnen worden. Het beeldkwaliteitplan kan gezien worden als een nadere detaillering van de welstandsnota.
In de uitvoeringspraktijk van de gemeente bij evenementen is er duidelijk behoefte aan een eenduidig kader en goede afstemming, zodat er meer onderlinge samenhang ontstaat in de onderwerpen die met (het organiseren van) evenementen te maken hebben. In de afgelopen periode is gebleken dat afspraken over evenementen namelijk niet altijd even duidelijk en ook niet altijd voor iedere organisator van een evenement hetzelfde zijn. Om aan deze situatie een einde te maken, is door de gemeente op 12 november 2013 het Uitvoeringsbeleid Evenementen 2014 vastgesteld. Dit evenementen-uitvoeringsbeleid bevat derhalve de regels op hoofdlijnen voor het organiseren van evenementen. Regels zoals de gemeente die hanteert. Deze regels hebben als uiteindelijk doel om (de organisatie van) evenementen goed te laten verlopen en om de hinder die het evenement voor omwonenden met zich kan brengen, zo veel mogelijk te beperken.
In het beleid zijn drie pijlers opgenomen: rol van de gemeente, faciliteiten en financieel. Bij de verschillende onderwerpen die met het organiseren van een evenement te maken hebben, speelt de gemeente als verantwoordelijk en bevoegd gezag een bepaalde rol. Deze rol beperkt zich niet tot één onderwerp. De gemeente speelt een rol bij de volgende onderwerpen:
Evenementen kunnen (geluids)overlast en (geluids)hinder voor de omgeving veroorzaken. Bij geluidsproductie wordt 's avonds meer overlast ervaren dan overdag. Daarom zijn in het uitvoeringsbeleid eindtijden voor evenementen, geluid en het verstrekken van (alchoholische) drank opgenomen, die dan ook door het bevoegde bestuursorgaan als voorschriften en beperkingen worden opgenomen in de betreffende vergunning c.q. ontheffing. Daarnaast zijn maximale geluidsnormen opgenomen, die in acht genomen moeten worden om "onleefbare situaties" te voorkomen.
Naast bovengenoemd evenementen beleid moet de mogelijkheid van het organiseren van evenementen in een bestemmingsplan worden geclausuleerd. Het houden van een evenement heeft namelijk consequenties voor het woon- en leefklimaat in een gebied. Voor onderhavig plangebied staat voorop dat het om een centrumgebied gaat. Dergelijke gebieden zijn bij uitstek geschikt voor het houden van evenementen. Daarnaast is het van belang dat het om een gebied met functiemenging gaat en dat een zekere mate van 'overlast' inherent is aan dergelijke gebieden.
Als het om het organiseren van evenementen gaat is het van belang om een aantal zaken te reguleren. Het gaat hierbij om de hoeveelheid evenementen, de aard van de evenementen (is er sprake van versterkt geluid), de hoeveelheid bezoekers en de duur van de evenementen (inclusief op- en afbouw van het evenement).
In voorliggend bestemmingsplan worden evenementen toegestaan binnen de bestemmingen Centrum-1 en Centrum-2. De hiervoor genoemde aspecten zijn allen vastgelegd in artikel 17.3 van de regeling. Naast deze aspecten zijn ook geluidnormen vastgesteld (gelijkluidend aan de normen uit het evenementenbeleid). Indien aan de regeling (inclusief geluidnormen) wordt voldaan, is sprake van een aanvaardbaar woon- en leefklimaat.
In de diverse beleidsnota's op verschillende schaalniveaus worden ambities en doelstellingen aangedragen. Het bestemmingsplan 'Elst, Centrum' heeft een beheersfunctie. Nieuwe planologische mogelijkheden worden niet mogelijk gemaakt. Dit betekent dat de bestaande situatie in onderhavig plan is vastgelegd. Daarnaast zijn diverse gemeentelijke beleidsvoorwaarden planologisch-juridisch geborgd in het bestemmingsplan. Het plan is hiermee niet in strijd met het beleid van de verschillende overheden.
Op grond van artikel 8 vierde lid van de Woningwet en artikel 2.15 Bouwverordening dient voor elke individuele bouwlocatie aangetoond te worden dat de bodem geschikt is voor de beoogde bebouwing, alvorens een bouwvergunning verleend kan worden. De bodemkwaliteit vormt een belangrijk aspect bij bouwontwikkelingen. In het kader van het bestemmingsplan speelt de bodemkwaliteit bij ontwikkeling van ruimtelijke functies een belangrijke afweging.
Op grond van de bodemkwaliteitskaart en diverse verrichte onderzoeken bestaat het plangebied veelal uit schone en licht verontreinigde locaties (periode 1989 –2009). Voor zover noodzakelijk voor de planvorming hebben voor die locaties saneringen plaatsgevonden, bijvoorbeeld in het kader van de ontwikkeling van de locatie Valburgseweg 16 t/m 20.
In het plangebied zijn twee grotere bodemsaneringslokaties aanwezig:
Op dit perceel zit een forse grond- en grondwaterverontreiniging (VOCl > I). Bij besluit van 19 juni 2012 (12ink10349) heeft de Provincie ingestemd met het saneringsplan. De sanering, bestaande enerzijds uit het afgraven en het toevoegen van substraat t.b.v. biologische afbraak (fase 1) en anderzijds uit een monitoring (fase 2) zal circa 6 jaar in beslag nemen en derhalve duren tot het jaar 2018. Daarna wordt er een evaluatierapport opgesteld om te kunnen beoordelen of er een zogeheten 'stabiele eindsituatie' is ontstaan.
In 2011 (BOOT, 11ink21334) is deze locatie onderzocht. Daarbij zijn een aantal sterke verontreinigingen (PAK >I) aangetroffen. Deze zijn op 3 december 2013 gemeld bij de Provincie. De Provincie moet hierover binnenkort nog een besluit 'ernst en spoedeisendheid' nemen. Voorlopig zal er hier overigens niet worden gesaneerd aangezien er geen conrete plannen zijn.
Op basis van de bodemkwaliteitskaart en diverse bodemonderzoeken bestaat het plangebied veelal uit schone grond. Onderliggend bestemmingsplan heeft een beheersfunctie. Een bodemonderzoek wordt dan niet noodzakelijk geacht, aangezien er geen (bouw)ontwikkelingen plaatsvinden. Voor eventuele verontreinigde locaties geldt dat sanering noodzakelijk is alvorens een project wordt gerealiseerd.
Op grond van de Wet geluidhinder moet bij de voorbereiding van een bestemmingsplan een akoestisch onderzoek gepaard gaan. De Wet geluidhinder maakt evenwel een onderscheid in nieuwe en bestaande situaties voor wat betreft de normering en de te volgen procedure. In het kader van dit bestemmingsplan is sprake van het vastleggen van de bestaande situatie.
De gemeente Overbetuwe heeft voor haar grondgebied gemeentelijk geluidsbeleid opgesteld. De doelstelling van het beleid is het behouden van de goede kwaliteit van de leefomgeving en het benutten van kansen om, daar waar het noodzakelijk is, de kwaliteit van de leefomgeving te verbeteren. Een belangrijke subdoelstelling is het realiseren van een passende geluidskwaliteit in elk gebied. Voor verschillende gebieden binnen de gemeente is de geambieerde geluidskwaliteit vastgesteld. Hiervoor is de gemeente ingedeeld in gebieden. Voor de verschillende deelgebieden is de geluidsambitie en een minimale kwaliteit vastgesteld. Het plangebied valt op te delen in de deelgebieden 'Centrum Stedelijk' (centrumgebied), 'Centrum Dorps' (Rijksweg Zuid) en 'Buiten centrum (de woongebieden)'. Per deelgebied zijn in de nota gebiedsgerichte ambities opgesteld. Daarnaast wordt inzicht gegeven in de bestaande knelpunten in de gemeente en de aanpak hiervan.
Wegverkeerslawaai
Door de realisatie van de rondweg, is de verkeersintensiteit op de wegen met alleen een verkeersfunctie (Rijksweg-Noord en -Zuid) de afgelopen planperiode niet toegenomen (Zuid) of zelfs afgenomen (Noord). Daarnaast ligt op het gedeelte van de Rijksweg-Noord (tussen Mozartstraat en het cafe (nr.19)) geluidsreducerend asfalt, reductue 4 dB. Op de Rijksweg-Zuid ligt tussen Dorpsstraat en Randweg asfalt met een reductie van 2 dB.
Omdat het bestemmingsplan een beheersfunctie heeft, is de invloed van het wegverkeer voor de al aanwezige geluidgevoelige functies niet van belang. Voor deze functies is de situatie namelijk niet gewijzigd. In het bestemmingsplan wordt alleen de bestaande situatie vastgelegd.
Industrielawaai
Het plangebied is niet gelegen binnen de geluidszone afkomstig van nabij gelegen bedrijvigheid, zoals het nog in ontwikkeling zijnde bedrijvenpark gelegen ten noorden van Oosterhout.
Railverkeerslawaai
Het plangebied is niet gelegen binnen de zones van spoorlijnen Arnhem-Nijmegen en de Betuwelijn, bovendien heeft het bestemmingsplan een beheersfunctie. Nader akoestisch onderzoek naar de geluidbelasting vanwege spoorweglawaai is derhalve niet noodzakelijk.
Het bestemmingsplan heeft een beheersfunctie. Een akoestisch onderzoek is dan niet noodzakelijk en in onderhavig geval niet uitgevoerd, aangezien er geen nieuwe woningen of andere geluidgevoelige functies worden gerealiseerd.
Om te voorkomen dat bedrijven milieubelastend zijn ten opzichte van gevoelige functies en daarmee de leefbaarheid en woonkwaliteit verslechteren, wordt gebruik gemaakt van een milieuzonering. Door het hanteren van afstandsmaten wordt de overlast ten gevolge van de bedrijfsactiviteiten zo laag mogelijk gehouden. De afstandsmaten volgen onder andere uit de publicatie 'Bedrijven en milieuzonering' van de VNG (editie 2009). Hierbij wordt onderscheid gemaakt in type bedrijvigheid en soort overlast (geluid, geur, stof en gevaar). De hierin weergegeven maten zijn richtinggevend. Een afwijking is in beginsel mogelijk met dien verstande dat de afwijking dient te worden gemotiveerd. Indien gevoelige objecten binnen de contouren gelegen zijn, betekent dit dat overlast kan ontstaan vanuit de bestaande bedrijvigheid op die gevoelige functie of dat het betreffende bedrijf kan worden beperkt in de bedrijfsvoering door die gevoelige functie. Daarbij kan onderscheid worden gemaakt tussen een rustige woonomgeving, een gemengd gebied en een gebied met functiemenging.
In bepaalde gebieden kan, vanwege het karakter van die gebieden, volstaan worden met een minder grote richtafstand ten opzichte van een rustige woonomgeving. Dit betreft de zogenaamde 'gemengde gebieden'. Direct naast woningen komen andere functies voor zoals winkels, horeca en kleine bedrijven. In deze gebieden kan de (algemene) richtafstand volgens bijlage 1 van de brochure met één afstandsstap worden verkleind.
Naast bovengenoemde typen gebieden waarbij in het kader van een goede ruimtelijke ordening wordt uitgegaan van functiescheiding, kan het voor bepaalde gebieden in het kader van een goede ruimtelijke ordening juist wenselijk zijn om uit te gaan van functiemenging i.p.v. functiescheiding. 'Gebieden met functiemenging' zijn (volgens de brochure pag. 25) geïntroduceerd om in bepaalde situaties te voorkomen dat een vergaande scheiding van functies leidt tot een inefficiënt ruimtegebruik en een verlies aan ruimtelijke kwaliteit.
Gebied met functiemenging: dit begrip wordt gebruikt om aan te geven welke functies binnen een gebied met functiemenging onder welke voorwaarden acceptabel zijn.
-> het begrip 'gebied met functiemenging' heeft geen betrekking op de typering van een gebied maar op de toelaatbaarheid van hinderveroorzakende functies.
-> voor functiemenging wordt niet gewerkt met de richtafstandenlijst (bijlage 1 van de brochure) maar met een toelaatbaarheidslijst (bijlage 4 van de brochure). Deze toelaatbaarheidslijst gaat uit van de volgende categorieën:
Bij functiemengingsgebieden kan volgens de brochure gedacht worden aan stadscentra, dorpskernen, winkelcentra, horecaconcentratiegebieden, zones met functiemenging langs stedelijke toegangswegen en (delen van) woongebieden met kleinschalige dan wel ambachtelijke bedrijvigheid.
De gemeenteraad merkt met dit bestemmingsplan het Centrumgebied (bestaande uit de bestemmingen Centrum-1 en Centrum-2) aan als gebied met functiemenging. In plaats van uit te gaan van richtafstanden wordt in dit gebied gekeken naar de mate waarin functies naast elkaar of boven elkaar kunnen plaatsvinden. Hiertoe is in de bestemming Centrum-2 een staat van bedrijfsactiviteiten functiemenging opgenomen. Ook bij nieuwe ontwikkelingen in het centrumgebied, die niet binnen de kaders van voorliggend bestemmingsplan vallen, za het primaat bij functiemenging i.p.v. functiescheiding liggen.
Naast bovengenoemde zijn de milieunormen (onder andere geluid) volgens het Activiteitenbesluit van toepassing.
Het merendeel van de bedrijvigheid in het plangebied bestaat uit detailhandel, horeca en dienstverlening. Daarnaast is sprake van de volgende bedrijven:
Bovengenoemde bedrijvigheid valt binnen de lagere categorieën (categorie 1 en 2). Categorie 3 bedrijven en hoger komen niet voor in en om het plangebied. De bestaande veehandel is specifiek aangeduid binnen de bestemming 'Bedrijf'.
De bestaande bedrijvigheid is in dit plan conform het huidige gebruik bestemd. Vestiging van nieuwe bedrijven in het plangebied zal slechts mogelijk zijn indien de beoogde bedrijfsactiviteiten daar milieuhygiënisch acceptabel zijn. Hiertoe is in de bestemming 'Centrum-2' een staat van bedrijfsactiviteiten functiemenging en in de bestemming 'Bedrijf' een staat van bedrijfsactiviteiten opgenomen.
Op 1 januari 2007 is de Wet geurhinder en veehouderij (Wgv) in werking getreden. Deze wet vormt het toetsingskader voor vergunningen op grond van de Wet milieubeheer, waar het gaat om stank veroorzaakt door het houden van dieren. Daarnaast is de wet van belang in verband met de zogenoemde 'omgekeerde werking' in het kader van de ruimtelijke ordening. De Wgv kent een aantal standaardnormen. Daarnaast hebben gemeenten de mogelijkheid gekregen om binnen een wettelijk bepaalde bandbreedte van deze standaardnormen af te wijken. Op deze wijze kan de gemeente een geurhinderbeleid vaststellen, dat is afgestemd op de plaatselijke situatie. Voor het plangebied en omgeving is geen gemeentelijke verordening vastgesteld.
In de directe nabijheid van het plangebied zijn geen agrarische bedrijven gevestigd die hinder veroorzaken. Uit het oogpunt van geurhinder zijn er geen belemmeringen voor de vaststelling van onderhavig bestemmingsplan.
De hoofdlijnen voor regelgeving rondom luchtkwaliteitseisen staan beschreven in de Wet milieubeheer (hoofdstuk 5 Wm). Bij de start van nieuwe bouwprojecten moet onderzocht worden of het effect van een nieuw initiatief relevant is voor de luchtkwaliteit. Er is geen relevantie als aannemelijk kan worden gemaakt, dat de luchtkwaliteit "niet in betekenende mate" aangetast wordt. Daartoe is een algemene maatregel van bestuur 'Niet in betekenende mate' (Besluit NIBM) en een ministeriële regeling NIBM (Regeling NIBM) vastgesteld waarin de uitvoeringsregels vastgelegd zijn die betrekking hebben op het begrip NIBM.
In de Regeling NIBM is een lijst met categorieën van gevallen (inrichtingen, kantoren woningbouwlocaties) opgenomen die niet in betekende mate bijdragen aan de luchtverontreiniging. Deze gevallen kunnen zonder toetsing aan de grenswaarden voor het aspect luchtkwaliteit uitgevoerd worden. Ook als het bevoegd gezag op een andere wijze, bijvoorbeeld door berekeningen, aannemelijk kan maken dat het geplande project NIBM bijdraagt, kan toetsing van de luchtkwaliteit achterwege blijven.
Onderhavig bestemmingsplan heeft een beheersfunctie. Nieuwe planologische ontwikkelingen worden niet mogelijk gemaakt. Dat betekent, dat een luchtkwaliteitonderzoek niet noodzakelijk is.
Externe veiligheid gaat over het beheersen van de risico's die ontstaan voor de omgeving bij het gebruik, de opslag en het vervoer van gevaarlijke stoffen als vuurwerk, lpg en munitie over weg, water en spoor en door buisleidingen. Het beleid rondom externe veiligheid is vastgelegd in circulaires, regelingen, AMvB's en wetten.
In Nederland worden twee maten gehanteerd voor externe veiligheidsrisico's, namelijk het plaatsgebonden risico en het groepsrisico. Bij het plaatsgebonden risico (PR) gaat het om de kans per jaar dat een denkbeeldig persoon overlijdt als rechtstreeks gevolg van een ongeval met gevaarlijke stoffen als deze persoon zich onafgebroken en onbeschermd in de nabijheid van een risicovolle inrichting of transportas bevindt. Het plaatsgebonden risico wordt weergegeven als een contour rondom de risicovolle inrichting of de transportas.
Het groepsrisico (GR) is de cumulatieve kans dat een (werkelijk) aanwezige groep van 10, 100 of 1.000 personen overlijdt als rechtstreeks gevolg van een ongeval met gevaarlijke stoffen. Het groepsrisico moet verantwoord worden voor het gebied waarbinnen zich de gevolgen van een incident met gevaarlijke stoffen voordoen. Dit is de zogenaamde 1 %-letaliteitsgrens; de afstand vanaf een risicobedrijf waarop nog slechts 1 % van de blootgestelde mensen in de omgeving overlijdt bij een ongeval op het risicobedrijf.(invloedsgebied).
Voor de beoordeling van risico's van transport van gevaarlijke stoffen is de circulaire 'Risiconormering vervoer gevaarlijke stoffen' (RNVGS) van 4 augustus 2004 richtinggevend. In deze circulaire wordt zoveel mogelijk aangesloten bij het beleid zoals verwoord in het Besluit externe veiligheid inrichtingen.
Het Besluit externe veiligheid inrichtingen (Bevi) legt veiligheidsnormen op aan bedrijven die een risico vormen voor personen buiten het bedrijfsterrein, bijvoorbeeld rondom chemische fabrieken, LPG-tankstations en spoorwegemplacementen waar goederentreinen met gevaarlijke stoffen rangeren. Deze bedrijven verrichten soms risicovolle activiteiten dichtbij woningen, kantoren, ziekenhuizen, scholen of winkels. Het besluit verplicht gemeenten en provincies wettelijk vanaf de inwerkingtreding van het besluit bij het verlenen van milieuvergunningen en het maken van ruimtelijke plannen met externe veiligheid rekening te houden. Het gaat daarbij niet alleen om het oprichten van of veranderen van inrichtingen of projecteren van nieuwe bestemmingen. Ook bij het vaststellen of herzien van een bestemmingsplan dient de externe veiligheid te worden beoordeeld. Het besluit is op 27 oktober 2004 in werking getreden.
Voor het plangebied heeft de Omgevingsdienst Regio Arnhem (ODRA2014EV002) een analyse uitgevoerd naar de risicobronnen in en rond het plangebied Elst, Centrum. De analyse levert de volgende inzichten op:
Door het overwegend beheersmatig karakter van het bestemmingsplan en de afstand tot de spoorlijn (buiten het 100% letaalgebied) is toename van het groepsrisico van de spoorlijn door vaststelling van het bestemmingsplan uitgesloten.
Het wettelijk toetsingskader voor transport van gevaarlijke stoffen over het spoor wordt gevormd door de Circulaire Risiconormering Vervoer Gevaarlijke Stoffen. De circulaire verplicht het bevoegd gezag om het groepsrisico te motiveren als er sprake is van toename van het groepsrisico danwel van een groepsrisico boven de oriëntatiewaarde. In dit advies is reeds geconcludeerd dat van toename van het groepsrisico geen sprake kan zijn. Uit de rapportage Basisnet Spoor kan worden afgeleid dat het groepsrisico op de spoorweg Elst - Arnhem lager is dan de oriëntatiewaarde groepsrisico.
Voorliggend plan heeft een beheersgericht karakter en maakt geen nieuwe bouwtitels nabij genoemde stationaire en mobiele bronnen mogelijk. Daarnaast worden ook geen nieuwe bronnen toegestaan. Het plangebied is gelegen in het invloedsgebied van het vervoer van gevaarlijke stoffen over de spoorlijn Elst - Arnhem. Door het beheersmatige karakter van het plan is een toename van het groepsrisico door vaststelling van het plan uitgesloten. Bovendien blijkt de hoogte van het bestaande groepsrisico lager dan de daarvoor geldende oriëntatiewaarde. In overeenstemming met de Circulaire Risiconormering Vervoer Gevaarlijke Stoffen is verantwoording van het groepsrisico om die reden niet noodzakelijk. De vaststelling van het bestemmingsplan ondervindt geen belemmering van het aspect externe veiligheid.
Het verrichten van werkzaamheden in de nabijheid van hoogspanningsmasten, hoogspanningslijnen, hoogspanningskabels, warmwaterleidingen e.d. kan gevaar met zich meebrengen. Om dit gevaar zoveel mogelijk te beperken dient de leidingbeheerder aan te geven onder welke voorwaarden de werkzaamheden veilig plaats kunnen vinden. In het plangebied zijn geen relevante kabels en/of leidingen gelegen.
Het plangebied ligt in het beheersgebied van het Waterschap Rivierenland. Voor het plangebied is het volgende waterhuishoudkundige beleid van toepassing:
In al deze beleidskaders is vastgesteld dat duurzaam waterbeheer in ruimtelijke plannen moet worden afgewogen volgens onderstaande trits:
In 2008 is het Waterplan Overbetuwe door het Waterschap en de gemeente vastgesteld inclusief een uitvoeringsprogramma. Dit plan beschrijft de huidige situatie, kansen en knelpunten, vervolgens streefbeelden en oplossingsrichtingen en sluit af met de noodzakelijke maatregelen. Met het opstellen van een waterplan wil gemeente de volgende doelstellingen realiseren:
De gemeente heeft de zorgplicht voor het transport van het stedelijke afvalwater tot aan het overnamepunt van het Waterschap. Het 'stedelijk afvalwater' omvat naast huishoudelijk en bedrijfsafvalwater ook afvloeiend hemelwater en grondwater. De zorgplicht van de gemeente bestaat uit:
De gemeente Overbetuwe heeft een ambitieus afkoppelprogramma. In de periode tot 2015 wordt een aantal hectare verhard oppervlak afgekoppeld van de riolering. Het afgekoppelde hemelwater wordt door een apart hemelwaterriool afgevoerd naar het bestaande watersysteem van Overbetuwe. In het waterplan is een RO-attentiekaart per kern op genomen. Op de attentiekaart valt af te lezen dat de omgeving van Elst geschikt tot zeer geschikt is voor bebouwing. De geschiktheid voor het plangebied is onbekend.
Elst is gelegen in het rivierengebied en de Betuwe. De Betuwe bestaat uit een afwisseling van oude stroomgeulen, de stroomruggen aan weerszijden daarvan en de komgronden verder van de rivier vandaan. De oude kern van Elst ligt op een min of meer ronde Woerd (heuvel). Woerden zijn kunstmatige hoogten in het rivierenlandschap. Ze werden opgeworpen om droge voeten te behouden in bange tijden waarin de dijken het nogal eens begaven en het rivierwater landinwaarts stroomde. Nog steeds is het hoogteverschil in het centrum herkenbaar.
In het Rivierengebied is kwel een veelvoorkomend fenomeen. De omvang van de kwel wordt in het Rivierengebied met name bepaald door de waterstanden op de rivier. Bij hoge waterstanden op de rivieren is de kwelstroming het grootst. De kern Elst ligt in een zone waar hoofdzakelijk sprake is van infiltratie.
In het plangebied zijn geen grote oppervlaktewateren aanwezig. Het plangebied is gelegen in 3 peilvakken: ten zuiden van de Dorpsstraat geldt een streefpeil van 6,9 m +NAP, tussen de Dorpsstraat en de Grote Molenstraat een streefpeil van 7,3 m +NAP en ten oosten van de Grote Molenstraat een streefpeil van 7,4 m +NAP. De grondwatertrappen zijn in het plangebied niet bekend.
Het plangebied is voorzien van een gemengd rioleringsstelsel. Dat wil zeggen dat huishoudelijk afvalwater en afvloeiend hemelwater via hetzelfde stelsel wordt afgevoerd naar de rioolwaterzuivering. In het plangebied zijn geen overstorten aanwezig. Met name het centrumgebied bestaat over een belangrijk deel uit verhard oppervlak. Na een flinke regenbui heeft het centrum van Elst steeds vaker te maken met wateroverlast. Daarom legt de gemeente een nieuw gescheiden rioolstelsel aan. Zo kan het regenwater eerder en beter worden afgevoerd. De Valburgseweg en Dorpsstraat worden daarom opengebroken en opnieuw bestraat.
Dit bestemmingsplan legt de huidige situatie planologisch-juridisch vast. Er worden geen planologische ontwikkelingen direct mogelijk gemaakt. De huidige waterhuishoudkundige situatie komt derhalve niet in het geding. Daarnaast is geen sprake van waterhuishoudkundige belangen die specifiek beschermd moeten worden.
Bij ruimtelijke ingrepen zoals nieuwbouw dient rekening te worden gehouden met de natuurwaarden ter plaatse. Daarbij wordt onderscheid gemaakt tussen soortenbescherming en gebiedsbescherming. De gebiedsbescherming komt voort uit de Vogel- en Habitatrichtlijn. De doelstelling van de Vogelrichtlijn (in combinatie met de Habitatrichtlijn) is het beschermen en het bieden van ontwikkelingsmogelijkheden voor zeldzame en bedreigde dier- en plantensoorten. Alle, thans feitelijk ecologisch belangrijke gebieden die behoren tot de nog aanwezige en in de toekomst verder uit te bouwen en te verstevigen Europese ecologische hoofdstructuur (Natura 2000) moeten onder de bescherming van de richtlijn worden gebracht. Soortenbescherming is altijd aan de orde. Hiervoor is de Flora- en faunawet bepalend. De Flora- en faunawet is gericht op het duurzaam instandhouden van soorten in hun natuurlijk leefgebied. Deze wet heeft de beschermingsregels, zoals die ook in de Vogelrichtlijn en Habitatrichtlijn zijn opgenomen, overgenomen en voor de Nederlandse situatie toegepast.
Wanneer een plan rechtstreeks kan leiden tot verstoring of vernietiging van bepaalde beschermde soorten of hun leefgebied, kan het project in strijd zijn met de Flora- en faunawet. Bij mogelijke strijdigheid met de wet zal een ontheffing conform artikel 75 van de Flora- en faunawet moeten worden aangevraagd bij het ministerie van Landbouw, Natuur en Voedselkwaliteit.
Vanaf 23 februari 2005 is het 'Besluit wijziging AMvB's in verband met wijziging artikel 75 van de Flora- en faunawet' (AMvB artikel 75) van kracht. In deze AMvB is het aanvragen van ontheffing (artikel 8 tot en met 12 Flora- en faunawet) geregeld.
Gebiedsbescherming
Het plangebied is niet gelegen in of in de directe nabijheid van Natura 2000-gebieden en/of de Ecologische Hoofdstructuur (EHS). Bovendien maakt het bestemmingsplan geen nieuwe planologische ontwikkelingen rechtstreeks mogelijk. Het plan is derhalve niet in strijd met de Natuurbeschermingswet.
Soortenbescherming
Wat betreft soortbescherming is de Flora- en faunawet van toepassing. Hierin wordt onder andere de bescherming van dier- en plantensoorten geregeld. Bij ruimtelijke ontwikkelingen dient te worden getoetst of er sprake is van negatieve effecten op de aanwezige natuurwaarden. Als hiervan sprake is, moet ontheffing worden aangevraagd. Aangezien binnen het plangebied geen nieuwe ontwikkelingen worden mogelijk gemaakt zijn er geen negatieve effecten op de aanwezige natuurwaarde te verwachten. Het aspect soortenbescherming vormt geen belemmering voor de uitvoerbaarheid van voorliggend bestemmingsplan.
Omdat in voorliggend plan geen nieuwe ontwikkelingen mogelijk worden gemaakt, is er geen sprake van negatieve effecten op eventueel voorkomende soorten. Noodzaak tot een nader ecologisch onderzoek is hier dan ook niet aan de orde. Ook zijn er beredeneerd vanuit flora en fauna geen beperkingen voor de uitvoering van het bestemmingsplan. Wel dient ingeval van individuele bouw-, sloop- en kapwerkzaamheden rekening te worden gehouden met de lokale natuurwaarden (o.a. zorgplicht).
Sinds de invoering van de Wet op de archeologische monumentenzorg (Wamz) op 1 september 2007 is de verantwoordelijkheid ten aanzien van het bodemarchief gedecentraliseerd naar de gemeente. De provincie Gelderland blijft hierbij bestemmingsplannen (en afwijkingen hierop) toetsen op archeologie en cultuurhistorie, maar gaat er daarbij wel vanuit dat de gemeente zijn eigen taak naar behoren zelfstandig zal uitvoeren. De gemeente Overbetuwe heeft voor haar gemeentelijk grondgebied in 2004 een erfgoedplan en een archeologische beleidsadvieskaart vervaardigd. Het erfgoedplan beoogt versterking van de plaats en betekenis van cultuurhistorie als factor in het ruimtelijk beleidsproces. De Archeologische beleidsadvieskaart (inclusief themakaart) vormt daarbij een van de pijlers van het Erfgoedplan.
Het erfgoedplan beoogt versterking van de plaats en betekenis van cultuurhistorie als factor in het ruimtelijk beleidsproces. De gemeente Overbetuwe beschikt over tal van cultuurhistorische waarden van hoge kwaliteit. Het huidige beleid is gericht op behoud van die waarden. Cultuurhistorie is één van de afwegingsfactoren in het gemeentelijk ruimtelijk beleidsproces, naast factoren als ruimtelijke ordening, stedenbouw, milieu, water, welstand en financiën. De cultuurhistorische waarden omvatten de ruimtelijke kwaliteit van het rivierenlandschap met zijn oeverwallen en komgronden; de fraaie monumenten als boerderijen, kerken en huizen, het rijke bodemarchief en het archeologisch erfgoed.
Uit het Erfgoedplan van de gemeente Overbetuwe komt naar voren dat Elst bekend staat om de hoge archeologische waarden van het gebied, en dan met name uit de Romeinse tijd. Elst ligt op een brede, noordzuid-gerichte oeverwal. Aan de noordwest- en oostzijde van deze oeverwal liggen komgebieden. De in de vroege middeleeuwen ontstane dorpskern van Elst ligt op een oude, min of meer ronde woerd op de oeverwal, waardoor de radiale, nog altijd herkenbare structuur van het dorp is ontstaan. Binnen Elst zijn enkele opvallende zichtlijnen aanwezig, die op de Grote kerk zijn gericht. Tijdens de tweede wereldoorlog heeft Elst danig geleden onder de oorlogshandelingen. Tijdens de wederopbouw werden onder de Grote Kerk (of Sint Maartenskerk) de resten van twee elkaar opvolgende Gallo-Romeinse omgangstempels ontdekt en een kleine Karolingische kerk uit de 8e eeuw. Vanaf het begin van de jaartelling lag Elst (en gemeente Overbetuwe) in het kerngebied van de Bataven. Na de Romeinse periode lijkt het even rustig te zijn in en om Elst. Vanaf de vroege Middeleeuwen tot vandaag de dag wordt Elst echter weer continu bewoond.
De gemeente Overbetuwe heeft in 2004 een archeologische beleidsadvieskaart opgesteld. De Archeologische beleidsadvieskaart maakt deel uit van het in het voorjaar van 2004 gestarte gemeentelijk erfgoedplan. Dit plan heeft tot doel een integraal kader met beleidsvoornemens op te stellen om de cultuurhistorie (archeologie, historische geografie en historische bouwkunde) beter te verankeren in de ruimtelijke planning, de cultuurhistorie beter zichtbaar te maken en de educatieve en recreatieve waarde ervan te verhogen.
Vervolgens is in 2009 een actualisatie doorgevoerd van de archeologische beleidsadvieskaart van de gemeente Overbetuwe. De actualisatie betreft het bijwerken van de archeologische beleidsadvieskaart uit 2004, alsmede de achterliggende databestanden met nieuwe/aanvullende archeologische en landschappelijke (geomorfologische) gegevens en inzichten. Daarnaast is de bestaande kaart opgeschaald naar kaartschaal 1:10.000 om op perceelsniveau verantwoorde uitspraken te kunnen doen over eventueel aanwezige bekende archeologische waarden en/of de archeologische verwachting en de daaruit volgende verplichtingen of adviezen. De navolgende afbeelding bevat een uitsnede van de actualisatiekaart.
Uitsnede archeologische beleidsadvieskaart
Uit het kaartbeeld blijkt dat het gebied rondom de kerk is aangewezen als een Archeologisch Waardevol Gebied, categorie 2. Dit betreft een terrein van (hoge) archeologische waarde, waarbij op de kaart een attentiezone van 50 meter is opgenomen. In het gebied wordt gestreefd naar behoud in de huidige staat; bij bodemingrepen dieper dan 30 cm -Mv is, ongeacht de oppervlakte van de ingreep, archeologisch onderzoek verplicht.
Voor een belangrijk deel (rood) geldt verder een zeer hoge archeologische verwachting. Het betreft het gebied van de historische dorpskern. In dit gebied wordt gestreefd naar behoud in de huidige staat. Een inventariserend archeologisch onderzoek is verplicht als het bruto oppervlak van de ingreep groter is dan 50 m2 en de diepte van de ingreep dieper reikt dan 30 cm -Mv. Voor het overig deel van het plangebied (lichtbruin) geldt een hoge archeologische verwachtingswaarde. In dit gebied wordt ook gestreefd naar behoud in de huidige staat. Een inventariserend archeologisch onderzoek is verplicht als het bruto oppervlak van de ingreep groter is dan 100 m2 en de diepte van de ingreep dieper reikt dan 30 cm -Mv.
Naast het archeologische monument rond de Grote Kerk zijn verspreid over het centrum diverse archeologische vondsten gedaan.
De kern Elst en dan met name het centrumgebied, kent een lange historie. Deze is, zoals ook verwoord in hoofdstuk 2.2 nog goed herkenbaar in de stedenbouwkundige structuur. Daarnaast zijn in het plangebied zijn enkele rijksmonumenten aanwezig:
Rijksmonumenten | |
Adres | Type |
Grote Molenstraat 2 | toren Protestantse kerk |
Grote Molenstraat 2 | Protestantse kerk |
Tevens is sprake van meerdere gemeentelijke monumenten:
Gemeentelijke monumenten | |
Adres | Type |
Dorpsstraat 1 | helft dubbel woonhuis |
Dorpsstraat 3 | helft dubbel woonhuis |
Dorpsstraat 16-18-20 | woonhuis kantoor v.m. bierhandel |
Dorpsstraat 38 | v.m. pastorie R.K. kerk |
Dorpsstraat 51 | woonhuis op terp anno 1892 |
Dorpsstraat 61 | dwarshuis v.m. café 't Centrum' |
Dorpsstraat 67 | gemeentehuis Elst |
Dorpsstraat 69-71-73 | woonhuis/winkel 'Burger Gasthuis' |
Valburgseweg 11 | dwarshuis met achterhuis v.m. smederij |
Wagenmakerstraat 25 | woonhuis |
Dorpsstraat nabij 48 | gedenkmonument |
Binnen het plangebied zijn zeven gebouwen aanwezig met een architectuurhistorische waarde of architectuurhistorische waarde en ensemblewaarde/historische waarde, die zijn aangewezen als beeldbepalende panden. Volgens de Monumentennota 2003 van de gemeente Overbetuwe zijn het bevorderen van het behoud van de aanwezige cultuurhistorische waarden en het stimuleren van het beheer van deze waarden belangrijke doelstellingen binnen de gemeentelijke beleidsvisie. De beeldbepalende panden zijn geïnventariseerd in het Monumenten Inventarisatie Project (MIP).
Voorliggend bestemmingsplan heeft een beheersmatig karakter en voorziet niet in ontwikkelingen en daarmee samenhangende bodemingrepen. Het uitvoeren van een archeologisch onderzoek is dan ook niet noodzakelijk. Middels de regels van dit plan (dubbelbestemming 'Waarde - Archeologie') worden deze archeologische en monumentale waarden beschermd. Aanvullend is ter plaatse van het archeologische monument ter plaatse van de Grote Kerk de aanduiding 'archeologie' opgenomen.
Om het historische opbouw van het centrumgebied zichtbaar te laten zijn, zijn in het bestemmingsplan de bestaande hoogten, dakhellingen en dakvormen vastgelegd. Onder voorwaarden is het mogelijk om hiervan af te wijken.
Hiermee vormen archeologie en cultuurhistorie geen belemmeringen voor de uitvoering van dit bestemmingsplan.
Het bestemmingsplan 'Elst, centrum' bestaat uit een verbeelding en regels en is voorzien van een toelichting. De regels en verbeelding vormen het juridisch bindende deel, terwijl de toelichting geen juridische binding heeft, maar moet worden beschouwd als handvat voor de uitleg en de onderbouwing van de opgenomen bestemmingen. De regels bevatten het juridische instrumentarium voor het regelen van het gebruik van de gronden, bepalingen omtrent de toegelaten bebouwing, regelingen betreffende het gebruik van aanwezige en/of op te richten bouwwerken. De verbeelding heeft een rol voor toepassing van de regels, alsmede de functie van visualisering van de bestemmingen.
In deze paragraaf wordt de systematiek van de regels en de wijze waarop de regels gehanteerd dienen te worden, uiteengezet. De regels van het plan bestaan uit vier hoofdstukken, waarin achtereenvolgens de inleidende regels, de bestemmingsregels, de algemene regels en de overgangs- en slotregels aan de orde komen. Voor de systematiek is aangesloten op de SVBP2012 en op de Wabo, het gemeentelijk handboek en andere bestemmingsplannen van de gemeente Overbetuwe. Voor het bouwen is verder het Besluitomgevingsrecht (Bor) van belang. In de Bor zijn onder andere regels voor bouwvergunningvrije bouwwerken opgenomen.
Hieronder wordt de opbouw en dergelijke kort toegelicht.
Begrippen
In deze bepaling zijn omschrijvingen gegeven van de in het bestemmingsplan gebruikte begrippen. Deze worden opgenomen om interpretatieverschillen te voorkomen. Begripsbepalingen zijn alleen nodig voor begrippen die gebruikt worden in de regels en die tot verwarring kunnen leiden of voor meerdere uitleg vatbaar zijn.
Wijze van meten
Om op een eenduidige manier afstanden, oppervlakten en inhoud van gebouwen en/of bouwwerken, geen gebouwen zijnde, te bepalen wordt in de wijze van meten uitleg gegeven wat onder de diverse begrippen wordt verstaan. Ten aanzien van de wijze van meten op de verbeelding geldt steeds dat het hart van een lijn moet worden aangehouden.
Bestemmingsregels
In het tweede hoofdstuk komen de bestemmingen aan de orde. Het onderhavige bestemmingsplan bevat 14 bestemmingen en 6 dubbelbestemmingen.
Bestemmingsomschrijving
Bevat de omschrijving van de doeleinden die met de bestemming aan de grond worden toegekend. Hierbij gaat het in beginsel om een beschrijving van de aan de grond toegekende functies zoals bedrijven, wonen, centrum etc. De aard van de toegelaten inrichtingen van gronden (bouwwerken en werken, geen bouwwerken zijnde) vloeit dan voort uit de toegelaten functies.
Bouwregels
In de bouwregels worden voor alle hoofdgebouwen, bijgebouwen en bouwwerken, geen gebouwen zijnde, de van toepassing zijnde bouwregels gesteld. Waar en met welke maatvoering mag worden gebouwd, wordt hier vastgelegd. Indien mogelijk wordt verwezen naar bouwvlakken en aanduidingen op de verbeelding.
Afwijken van de bouwregels
In deze bepaling wordt een opsomming gegeven van de bouwregels waarvan het bevoegd gezag kan afwijken. Een omgevingsvergunning om af te wijken van het bestemmingsplan wordt alleen toegestaan als dit noodzakelijk wordt geacht in verband met het gewenst ruimtelijk beleid. Dat wil zeggen dat als de gemeente vanuit beleidsmatige overwegingen een zekere flexibiliteit in het plan wil houden. De bevoegdheid tot het verlenen van de omgevingsvergunning wordt objectief begrensd en bevat duidelijke criteria.
Specifieke gebruiksregels
In dit onderdeel kan worden aangegeven welke vormen van gebruik men in ieder geval strijdig acht met de bestemming. Het is niet de bedoeling alle mogelijke strijdig gebruiksvormen te noemen, maar alleen die, waarvan het niet op voorhand duidelijk is dat deze in strijd zijn met de bestemming. Het gaat hierbij in feite om een aanvulling op de doeleindenomschrijving.
Afwijken van de gebruiksregels
Een omgevingsvergunning om af te wijken van een gebruiksregel mag niet leiden tot een feitelijke wijziging van de bestemming. Dat wil zeggen, dat afwijken wel kan worden toegestaan ten behoeve van functies, die inherent zijn aan de in de bestemmingsomschrijving opgenomen functies. Via de omgevingsvergunning kunnen geen 'nieuwe' functies worden toegestaan. Met andere woorden: de regeling kan worden opgenomen voor kleinere, planologisch minder ingrijpende, onderwerpen. Functiewijzigingen en grotere, ingrijpende ruimtelijke ingrepen dienen geregeld te worden via een wijzigingsbevoegdheid.
Omgevingsvergunning voor het uitvoeren van werken, geen bouwwerk zijnde en van werkzaamheden. Bij een aantal artikelen is een regeling voor de omgevingsvergunning opgenomen: hierin worden bepaalde werken en/of werkzaamheden omgevingsvergunningsplichtig gesteld. Bij de beoordeling van de vraag of en in welke mate bepaalde werken en/of werkzaamheden toelaatbaar worden geacht gelden de volgende maatstaven. Werken en werkzaamheden die geen verband houden met de beoogde doeleinden, of die onevenredig afbreuk doen aan de beoogde waarden en kwaliteiten zijn ontoelaatbaar. De aanvaardbaarheid van werken of werkzaamheden, die wel verband houden met (één van) de beoogde doeleinden, is afhankelijk van de mate waarin deze werken en/of werkzaamheden afbreuk doen aan de overige doeleinden binnen de desbetreffende bestemming.
Wijzigingsbevoegdheid
Burgemeester en wethouders hebben in sommige gevallen de bevoegdheid de bestemming te wijzigen.
Anti-dubbeltelbepaling
Deze bepaling is opgenomen om te voorkomen dat, wanneer volgens een bestemmingsplan bepaalde gebouwen en bouwwerken niet meer dan een bepaald deel van een bouwperceel mogen beslaan, het opengebleven terrein nog eens meetelt bij het toestaan van een ander gebouw of bouwwerk, waaraan een soortgelijke eis wordt gesteld.
Algemene bouwregels
Deze bepaling bevat algemene regels omtrent ondergronds bouwen en ondergeschikte bouwdelen.
Algemene gebruiksregels
Deze bepaling bevat de vormen van gebruik, die in ieder geval strijdig zijn met de regels van het bestemmingsplan.
Algemene afwijkingsregels
In dit artikel wordt een opsomming gegeven van de regels waarvan door middel van een omgevingsvergunning afgeweken kan worden van het bestemmingsplan. Het gaat hierbij om de bevoegdheid om door middel van een omgevingsvergunning af te kunnen wijken van de regels die gelden voor alle bestemmingen in het plan. De criteria, die bij toepassing van de afwijkingsbevoegdheid in acht moeten worden genomen, zijn aangegeven.
Algemene wijzigingsregels
In deze bepaling is aan burgemeester en wethouders de bevoegdheid gegeven het plan te wijzigen. Het gaat hier om wijzigingsbevoegdheden met een algemene strekking. De criteria, die bij toepassing van de wijzigingsbevoegdheid in acht moeten worden genomen, zijn aangegeven.
Algemene procedureregels
In deze bepaling staat aangegeven welke procedure dient te worden gevolgd bij de voorbereiding van een afwijkingsbevoegdheid en/of een wijzigingsbevoegdheid en het verlenen van een omgevingsvergunning voor het uitvoeren van werken, geen bouwwerk zijnde en van werkzaamheden.
Overgangsrecht
Bouwwerken welke op het moment van inwerkingtreding van het bestemmingsplan bestaan (of waarvoor een bouwvergunning is aangevraagd) mogen blijven bestaan, ook al is er strijd met de bebouwingsregels. De overgangsbepaling houdt niet in dat het bestaand, illegaal opgerichte, bouwwerk legaal wordt, noch brengt het met zich mee dat voor een dergelijk bouwwerk alsnog een omgevingsvergunning voor de activiteit bouwen kan worden verleend. Burgemeester en wethouders kunnen in beginsel dus nog gewoon gebruik maken van hun handhavingbevoegdheid. Het gebruik van de grond en opstallen, dat afwijkt van de regels op het moment van inwerkingtreding van het plan mag eveneens worden voortgezet.
Slotregel
Dit artikel geeft aan op welke manier de regels kunnen worden aangehaald.
Het bestemmingsplan kent 11 bestemmingen en 1 dubbelbestemming.
Hieronder volgt in het kort een beschrijving van de bestemmingen.
Bedrijf
Het bestaande bedrijf in het plangebied heeft de bestemming bedrijf gekregen. Vanwege het specifieke karakter van het bedrijf (veehandel) is de aanduiding 'specifieke vorm van bedrijf - veehandel' opgenomen. In de regeling is een bevoegdheid voor burgemeester en wethouders opgenomen om de bestemming van de gronden te wijzigen in de bestemming Wonen.
Centrum - 1
Deze bestemming ziet op het kernwinkelgebied van Elst en betreft één van de hoofdbestemmingen binnen het plangebied. De regeling is flexibel vormgegeven, in die zin dat een groot aantal functies direct zijn toegestaan (zie de bestemmingsomschrijving in artikel 4.1).
Het verschil met de bestemming Centrum - 2 zit in het gegeven dat detailhandel binnen de hele bestemming Centrum - 1 is toegestaan en binnen de bestemming Centrum - 2 alleen daar waar het is aangeduid (de bestaande detailhandel). Daarnaast is horeca van de categorieën 1 en 2 direct toegestaan terwijl deze vormen van horeca binnen de bestemming Centrum - 2 alleen zijn toegestaan daar waar dit is aangeduid (de bestaande horeca).
Gelet op de huidige situatie rond leegstand van winkels, is het noodzakelijk om in dit bestemmingsplan een onderscheid te maken in het kernwinkelgebied met de bestemming Centrum-1 en het aanloopgebied met de bestemming Centrum-2. Omdat de bestemming Centrum-2 raakt aan gebieden of percelen met uitsluitend een woonfunctie, is het vanuit het oogpunt van een goede ruimtelijke ordening, ook noodzakelijk om de functie horeca verder te reguleren dan bij de bestemming Centrum-1 het geval is.
Voor evenementen is een specifieke regeling opgenomen die beschreven staat in paragraaf 3.4.8.
Uitgangspunt voor de bouwregeling is de bestaande bebouwing. De bouwvlakken op de verbeelding (plankaart) zijn hierop afgestemd). De hoofdgebouwen mogen aan de achterzijde 3 meter worden uitgebreid (buiten het bouwvlak). Verder is op de verbeelding een aanduiding 'bijgebouwen' opgenomen. Binnen deze aanduiding zijn vrijstaande bijgebouwen toegestaan die ten dienste staan van de centrumfuncties (inclusief woonfunctie).
Op onderstaande afbeelding zijn de gebieden weergegeven die binnen de bestemming 'Centrum-1' danwel 'Centrum-2' vallen.
Onderscheid gebieden met bestemming 'Centrum-1' en 'Centrum-2'
Centrum - 2
Deze bestemming ziet op het aanloopgebied van Elst en betreft één van de hoofdbestemmingen binnen het plangebied. De regeling is flexibel vormgegeven, in die zin dat een groot aantal functies direct zijn toegestaan (zie de bestemmingsomschrijving in artikel 5.1).
Op deze plaats kan verder worden volstaan met een verwijzing naar het gestelde onder Centrum-1.
Cultuur en Ontspanning
Deze bestemming rust op de gronden aan de Prinses Irenestraat 49 waar het sociaal cultureel centrum De Wieken is gehuisvest. De bestemming laat een aantal voorzieningen op het gebied van cultuur en ontspanning toe. De toegestane functies worden opgesomd in de bestemmingsomschrijving van de regls (zie artikel 6.1).
Groen
Deze bestemming zien op de gronden met een structureel groen karakter (evenwijdig aan de Rijksweg Zuid). In verband met de noodzakelijke en gewenste flexibiliteit bij herinrichtingswerkzaamheden, zijn niet alle bestaande groenvoorzieningen als Groen bestemd.
Maatschappelijk
De maatschappelijke functies binnen het plangebied (zoals kerken en scholen) hebben de bestemming Maatschappelijk gekregen. Binnen deze bestemming zijn maatschappelijke voorzieningen toegestaan. Onder maatschaoppelijke voorzierningen wordt verstaan: culturele, educatieve, medische, sociale en levensbeschouwelijke voorzieningen, voorzieningen ten behoeve van openbare dienstverlening, alsook ondergeschikte detailhandel en horeca ten dienste van deze voorzieningen.
Tuin
Deze bestemming ziet op de voortuinen van woningen. Binnen deze bestemmingen zijn erkers aan de voorzijde van woningen toegestaan.
Verkeer
Deze bestemming heeft betrekking op wegen met uitsluitend een doorstroomfunctie. In het plangebied is alleen de Rijksweg Zuid als zodanig bestemd.
Verkeer - Verblijf
Deze bestemming ziet op de gronden met een openbare functie in de zin van wegen, straten en pleinen. De verkeer / verblijfsvoorzieningen die aangrenzernd aan de bestemming Centrum-1 zijn gelegen (de Dorpsstraat), hebben de bestemming Centrum-1 gekregen omdat deze gronden qua uitstralig te onderscheiden zijn van de verkeers- en verblijfsvoorzieningen die elders in het plangebied voorkomen.
Water
Deze bestemming heeft betrekking op oppervlaktewater (een sloot) langs een gedeelte van de Rijksweg Zuid.
Wonen
Deze bestemming heeft betrekking op de percelen met uitsluitend een woonfunctie. De regeling zoals die is opgenomen is gebaseerd op het bestemmingsplan voor de kern Oosterhout, de meest recente versi van de standaard woonbestemming.
Gebruiksmogelijkheden
De voor 'Wonen' aangewezen gronden zijn bedoeld voor woningen met daarbij behorende uitoefening van een aan huis gebonden beroeps- of bedrijfsactiviteit, tuinen, erven en parkeervoorzieningen.
Beroep- of bedrijf aan huis
In dit plan wordt de mate van publieksaantrekkende werking van de activiteiten als relevant onderscheid gehanteerd tussen activiteiten die wel gewenst zijn in een woonomgeving en activiteiten die onder omstandigheden gewenst kunnen zijn in een woonomgeving. De 'aan huis gebonden beroeps- of bedrijfsactiviteit' is rechtstreeks mogelijk, mits wordt voldaan aan een aantal voorwaarden. Het 'Publieksgerichte aan huis gebonden beroep en bedrijf' is via een afwijking mogelijk.
Het onderscheid richt zich, zoals vermeld op het al dan niet publieksaantrekkend zijn van de activiteit. Hierbij is ervan uitgegaan dat een niet-publieksaantrekkende activiteit (geen verkeersaantrekkende werking / geen parkeerdruk) doorgaans zonder problemen in een woning al kunnen plaatsvinden. Het betreft activiteiten met een introvert karakter, die inherent zijn aan de woonfunctie, zoals kantoorfuncties en ateliers. Uitgangspunt is dat milieuvergunningplichtinge bedrijven niet worden toegestaan. Dit is van belang om te voorkomen dat activiteiten kunnen plaatsvinden, die weliswaar niet een publieksaantrekkend karakter hebben, maar die in verband met milieuaspecten niet bij de woonfunctie passen. De publieksaantrekkende beroeps- of bedrijfsactiviteiten aan huis kunnen wel verkeersaantrekkend zijn. Zij dienen echter kleinschalig en in te passen in de woonomgeving te zijn. Voorbeelden zijn persoonlijke dienstverlening (kapper / pedicure), medische / therapeutische dienstverlening en ambachtelijke bedrijvigheid.
Bouwmogelijkheden
Hoofdgebouwen (woningen) mogen uitsluitend worden gebouwd binnen het bouwvlak. Het bouwvlak mag volledig worden bebouwd. De eisen ten aanzien van de maatvoering van de hoofdgebouwen zijn op de verbeelding weergegeven.
De regels die gelden voor bijgebouwen zijn aan het type woning gekoppeld.
De dubbelbestemmingen
In het plangebied is 1 dubbelbestemming opgenomen. De dubbelbestemming Waarde-Archeologie. Deze dubbelbestemming heeft tot doel om de archeologisch te verwachten waarden in de bodem te beschermen. Bij (bouw)werkzaamheden groter dan 100 m² dient de initiatiefnemer te onderzoeken of er bijzondere archeologische waarden voorkomen.
Onderliggend bestemmingsplan 'Elst, Centrum' heeft een overwegend beheersmatig karakter. Met betrekking tot de beheersaspecten brengen voor de gemeente alleen de kosten verband houdende met het opstellen van het bestemmingsplan met zich mee. Hiervoor staan fondsen uit de algemene middelen ter beschikking.
Voor zover sprake is van nieuwe ontwikkelingen ten opzichte van de de bestaande situatie, dan zijn daarvoor reeds separate (financiële) sfspraken voor gemaakt. Het vaststellen van een exploitatieplan voor onderhavig bestemmingsplan is derhalve niet noodzakelijk.
De economische uitvoerbaarheid ten aanzien van onderliggend bestemmingsplan is hiermee voldoende aangetoond.
De aandacht voor handhaving neemt de laatste jaren sterk toe. Zowel de hogere overheden als de burgers spreken de gemeente in toenemende mate aan op het handhaven van de eigen regels en de rechter spreekt zich nadrukkelijk uit over de verplichtingen die gemeentebesturen hebben om de eigen regelgeving te handhaven.
Het bestemmingsplan vervult een aantal functies op het gebied van handhaving. Een bestemmingsplan is toekomstgericht. Het geeft een beeld van de te verwachten ruimtelijke ontwikkelingen en verwoordt het gemeentelijk beleid ten opzichte van de ontwikkelingen. Eveneens functioneert het bestemmingsplan als toetsingskader voor bouwplannen en andere werkzaamheden. Hierdoor is het bestemmingsplan bindend voor burgers, bedrijven, instanties en overheid. Om ervoor te zorgen dat handhaving van het bestemmingsplan in de praktijk met succes kan worden afgedwongen, dient aan het volgende te worden voldaan:
De grondslag voor een goed werkend handhavingsbeleid wordt gevormd door een grondige inventarisatie van de feitelijke situatie (grondgebruik, bebouwing) van het plangebied bij de opstelling van het bestemmingsplan en een deugdelijk mutatiesysteem bij de uitvoering van het bestemmingsplan. Onderdeel van dit mutatiesysteem is een goede registratie van verleende vergunningen. Bij de opstelling van dit bestemmingsplan heeft een inventarisatie plaatsgevonden van de feitelijke situatie. Daarnaast vindt registratie plaats van verleende vergunningen.
Handhaving kan plaatsvinden via publiekrechtelijke, privaatrechtelijke en strafrechtelijke weg. Dit laatste is afhankelijk van het Openbaar Ministerie. In het ruimtelijk bestuursrecht is de gemeente op grond van de Gemeentewet bevoegd tot het toepassen van bestuursdwang ten aanzien van ontwikkelingen die strijdig zijn met de bepalingen van het bestemmingsplan. Deze vormen van handhaving vallen onder de zogenoemde repressieve handhaving. Hiermee wordt gedoeld op de middelen en/of het instrumentarium waarmee de gemeente naleving kan afdwingen, dan wel tegen normafwijkend gedrag correctief kan optreden.
Daarnaast wordt onderscheiden de preventieve handhaving. Deze komt voornamelijk tot uitdrukking in het toezicht op het gebruik van gronden en gebouwen. Preventieve handhaving geschiedt over het algemeen door informele middelen waaronder bijvoorbeeld informeel contact tussen de met handhaving belaste personen en de grondgebruikers. Hoewel het effect van dergelijke middelen niet goed meetbaar is, wordt aan deze middelen toch zeker betekenis toegekend.
Daarnaast zijn in het bestemmingsplan instrumenten van toezicht opgenomen. Gedoeld wordt op afwijkingsbevoegdheden, de bevoegdheid nadere eisen te stellen en de mogelijkheid een omgevingsvergunning voor het uitvoeren van werken, geen bouwwerk zijnde of van werkzaamheden te verlenen. Deze instrumenten maken een toetsing mogelijk voordat met de beoogde activiteit (bouwen, gebruiken, het verrichten van werken en/of werkzaamheden) een aanvang wordt gemaakt. De te nemen besluiten op basis van de genoemde bevoegdheden dienen te berusten op een deugdelijke motivering.
De procedures voor vaststelling van een bestemmingsplan zijn door de wetgever geregeld. Aangegeven is dat tussen gemeente en verschillende instanties waar nodig overleg over het plan moet worden gevoerd alvorens een ontwerpplan ter visie gelegd kan worden. Bovendien kan het noodzakelijk zijn om belanghebbenden de gelegenheid te bieden om hun visie omtrent het plan te kunnen geven. Dit is afhankelijk van de inspraakverordening van de gemeente. Pas daarna kan de wettelijke procedure met betrekking tot vaststelling van het bestemmingsplan van start gaan.
De Wet ruimtelijke ordening zelf bevat geen bepalingen omtrent inspraak. Dat neemt niet weg dat het de gemeente vrij staat toch inspraak te verlenen op grond van de gemeentelijke inspraakverordening. In relatie daarmee bepaalt artikel 150 van de Gemeentewet onder meer dat in een gemeentelijke inspraakverordening moet worden geregeld op welke wijze personen en rechtspersonen hun mening kenbaar kunnen maken. De gemeente is in het kader van de herontwikkeling en -inrichting van het centrum reeds geruime tijd in overleg met bewoners en ondernemers over het centrumgebied. Een en ander is in verschillende (beleids)documenten verwoord. Derhalve is er voor gekozen de fase van het voorontwerp (inspraakfase) over te slaan en dit beheersmatige plan direct als ontwerp ter visie te leggen.
Artikel 3.1.1. van het besluit ruimtelijke ordening geeft aan dat het bestuursorgaan dat belast is met de voorbereiding van een bestemmingsplan overleg pleegt met de besturen van betrokken gemeenten en waterschappen en met die diensten van provincie en Rijk die betrokken zijn bij de zorg voor de ruimtelijke ordening of belast zijn met de behartiging van belangen welke in het plan in het geding zijn. De instanties die in kennis gesteld moeten worden van dit bestemmingsplan zullen worden geïnformeerd. Daarbij dient opgemerkt te worden dat de provincie reeds heeft aangegeven dat met dit bestemmingsplan geen provinciale belangen in het geding zijn en het plan niet voor vooroverleg naar hun verzonden hoeft te worden.
De vaststellingsprocedure van het bestemmingsplan vindt plaats volgens artikel 3.8 van de Wet ruimtelijke ordening. Het bestemmingsplan wordt in dit kader ter visie gelegd gedurende een periode van zes weken. Gedurende deze periode kunnen zienswijzen kenbaar gemaakt worden.
Op grond van artikel 3.8 van de Wet ruimtelijke ordening is het ontwerpbestemmingsplan Elst, Centrum digitaal raadpleegbaar op de websites www.overbetuwe.nl en www.ruimtelijkeplannen.nl. Dit zal openbaar bekend worden gemaakt door het plaatsen van een publicatie in 'Hét Gemeente Nieuws' en de Staatscourant.