direct naar inhoud van Artikel 13 Algemene aanduidingsregels
Plan: Valburg, Molenzicht
Status: onherroepelijk
Plantype: bestemmingsplan
IMRO-idn: NL.IMRO.1734.0010VALBmolenzicht-ONHE

Artikel 13 Algemene aanduidingsregels

13.1 Vrijwaringszone-molenbiotoop

In afwijking van hoofdstuk 2 gelden ter plaatse van de aanduiding 'vrijwaringszone-molenbiotoop 100 m' en 'vrijwaringszone-molenbiotoop 400 m' de volgende regels:

  • a. ter plaatse van de aanduiding 'vrijwaringszone-molenbiotoop 100 m' mag uitsluitend worden gebouwd indien de maximale bouwhoogte niet meer bedraagt dan 2,69 m;
  • b. ter plaatse van de aanduiding 'vrijwaringszone-molenbiotoop 100 m' mag uitsluitend beplanting (planten, heesters, bomen, andere opgaande beplanting) worden aangebracht en in stand gehouden, indien de maximale hoogte niet meer bedraagt dan 2,69 m, tenzij de vrije windvang of het zicht op de molen al zijn beperkt vanwege aanwezige bebouwing of beplanting en de windvang en het zicht op de molen niet verder worden beperkt vanwege de beplanting;
  • c. ter plaatse van de aanduiding 'vrijwaringszone-molenbiotoop 400 m' mag uitsluitend worden gebouwd indien de maximale bouwhoogte Hx, die voortvloeit uit de formule Hx = X / 75 + 2,52 m, niet wordt overschreden, waarbij X de afstand in meters is vanaf het obstakel tot de wieken van de molen;
  • d. ter plaatse van de aanduiding 'vrijwaringszone-molenbiotoop 400 m' mag uitsluitend beplanting (planten, heesters, bomen, andere opgaande beplanting) worden aangebracht en in stand gehouden, indien de maximale hoogte, die voortvloeit uit de formule Hx = X / 75 + 2,52 m, niet wordt overschreden, waarbij X de afstand in meters is vanaf het obstakel tot de wieken van de molen, tenzij de vrije windvang of het zicht op de molen al zijn beperkt vanwege aanwezige bebouwing of beplanting en de windvang en het zicht op de molen niet verder worden beperkt vanwege de beplanting.

13.2 Afwijken van de bouwregels

Het bevoegd gezag kan bij een omgevingsvergunning afwijken van het bepaalde in lid 13.1, indien:

  • a. toepassing van de in lid 13.1 bedoelde afstands- en/of hoogtematen de belangen in verband met de nieuw op te richten bebouwing onevenredig zouden schaden waarbij - ter beoordeling van een deskundige - de vrije windvang of het zicht op de molen al zijn beperkt vanwege aanwezige bebouwing of beplanting en de windvang en het zicht op de molen niet verder worden beperkt vanwege de bebouwing en beplanting;met dien verstande dat de hoogte zoals bepaald in lid 13.1 met maximaal 1 m mag worden overschreden;
  • b. alvorens omtrent het verlenen van een omgevingsvergunning te beslissen, wint het bevoegd gezag schriftelijk advies in bij de beheerder van de molen.