Plan: | Buitengebied Overbetuwe |
---|---|
Status: | vastgesteld |
Plantype: | bestemmingsplan |
IMRO-idn: | NL.IMRO.1734.0007BUITbuitengebi-VSG1 |
In onderstaande subparagrafen staat de regeling/ het beleid zoals dat per bestemming geldt. Hierbij is rekening gehouden met het verwoorde provinciale, regionale en gemeentelijke beleid (zie bijlage Beleidskader).
Binnen de gemeente Overbetuwe is het agrarisch gebied in de vigerende bestemmingsplannen onderverdeeld in verschillende 'soorten' agrarisch gebied (al dan niet met landschappelijke waarden of natuurwaarden en al dan niet gekoppeld aan de uiterwaarden). Dit onderscheid houdt verband met de voorkomende landschaps- en natuurwaarden in de verschillende gebieden.
De toekenning van de gebiedsbestemming heeft plaatsgevonden aan de hand van de landschapsanalyse, de veldinventarisatie, de luchtfoto's, de begrenzingen van de structuurvisie en de verordening van de provincie Gelderland (gebaseerd op het streekplan Gelderland 2005 en de streekplanuitwerkingen) en de voorgaande bestemmingsplannen. Daarbij heeft afstemming plaatsgevonden met de gebiedsindeling van het Landschapsontwikkelingsplan.
De voorkomende waarden hebben betrekking op landschappelijke, natuurlijke en/of cultuurhistorische waarden als vastgelegd in de kaderstellende stukken (zie bijlage Beleidskader). Een nieuwe indeling wordt mede gebaseerd op een vereenvoudiging in regelgeving ten aanzien van het omgevingsvergunningstelsel. Hierdoor komen verschillen te vervallen en is het aantal gebiedsbestemmingen teruggebracht tot drie.
De gebiedsbestemmingen betreffen:
De gebiedsbestemming Agrarisch met waarden is gelegen in de open komgronden en rondom de oeverwallen. De gebiedsbestemming Agrarisch met waarden - Uiterwaarden is toegekend aan gebieden in de uiterwaarden van de Neder-Rijn en Waal.
De overige agrarische gronden in het plangebied hebben de gebiedsbestemming Agrarisch toegekend gekregen.
Omgevingsvergunningenstelsel
Behoud en bescherming van de karakteristieke landschappelijke, natuurlijke en cultuurhistorische waarden is belangrijk om in het buitengebied te regelen. Zo blijft het landschap herkenbaar en behoudt het zijn eigen karakteristiek. Dit geldt dus alleen voor de agrarische bestemmingen waarbij daadwerkelijk een waarde is aangegeven.
De waarden zoals hiervoor aangegeven en voorkomen in de gebiedsbestemmingen worden in dit bestemmingsplan beschermd door middel van een omgevingsvergunningenstelsel voor het uitvoeren van een werk, geen bouwwerk zijnde, of van werkzaamheden, waarbij het uitvoeren van werken, geen bouwwerken zijnde, en werkzaamheden gekoppeld wordt aan een omgevingsvergunning. Dit houdt in dat ingrepen die kunnen leiden tot aantasting van de gebiedskwaliteiten vooraf worden getoetst. Hiermee wordt vooraf een afweging gemaakt of de ingreep kan worden uitgevoerd met behoud van de aanwezige waarden.
Normaal onderhoud en beheer van gronden binnen een bepaalde gebiedsbestemming zijn uitgesloten van de verplichting om deze met een omgevingsvergunning uit te voeren. Dit geldt ook voor werkzaamheden die binnen het bouwvlak plaatsvinden.
Indien het een aanvraag om omgevingsvergunning betreft waarbij de waarde 'zegen' geldt, wordt de omgevingsvergunning niet eerder verleend nadat een advies is ontvangen van de waterbeheerder.
Onder een agrarisch bedrijf wordt een bedrijf verstaan dat is gericht op het bedrijfsmatig voortbrengen van producten door middel van het telen van gewassen en/of het houden, fokken en/of africhten van dieren, inclusief pensionstallen als ondergeschikte nevenactiviteit.
Productiegerichte paardenhouderijen waar het fokken of africhten van paarden centraal staat vallen ook onder deze definitie. Gebruiksgerichte paardenhouderijen, waar het berijden van paarden centraal staat, maneges en zelfstandige pensionstallen vallen niet onder deze definitie. Dergelijke bedrijven kunnen daarom niet binnen een agrarische bestemming worden opgericht. Maneges krijgen een bestemming Sport, zelfstandige pensionstallen komen binnen het plangebied niet voor.
De agrarische sector is aan een forse schaalvergroting onderhevig. Enerzijds groeien veel bedrijven en anderzijds stoppen ook veel agrariërs hun bedrijfsvoering. Een aantal daarvan houdt voor de 'hobby' een deel van de agrarische activiteiten aan. In het kader van dit bestemmingsplan buitengebied is voor alle agrarische bedrijven:
Alle functionerende agrarische bedrijven hebben een agrarisch bouwvlak op maat toegekend gekregen. De vigerende bestemmingen worden ten aanzien van agrarische bedrijven aangehouden tenzij expliciet is aangetoond dat het feitelijk gebruik is gewijzigd.
Dit kan blijken doordat:
In het buitengebied doen zich ook situaties voor waar op het perceel (nog) wel sprake is van agrarische activiteiten, maar deze gelet op de omvang, niet meer als bedrijfsmatig kunnen worden aangemerkt. In die situaties vormt wonen de hoofdfunctie en zijn de agrarische activiteiten een hobbymatige activiteit.
Om na te gaan of een bedrijf een reële omvang heeft voor de toekenning van een agrarisch bouwvlak kan gewerkt worden met de Nederlandse grootte eenheid (Nge) zoals aangegeven door het CBS (Centraal Bureau voor de Statistieken). Het aantal Nge dat op een bedrijf aanwezig is, kan aan de hand van het aantal en soort dieren of de te verbouwen oppervlakte gewas worden bepaald.
In principe is uitgegaan dat bij een omvang groter of gelijk aan 20 Nge, wanneer sprake is van een reëel agrarisch bedrijf, een agrarische bestemming toe te kennen.
Bij een omvang kleiner dan 20 Nge, wanneer geen sprake meer is van bedrijfsmatige activiteiten, is in principe een woonbestemming toegekend. Echter, op sommige plaatsen is maatwerk toegepast op basis van verkregen gegevens.
Binnen de agrarische bouwvlakken zijn de volgende agrarische activiteiten en bijbehorende bouwwerken bij recht toegestaan:
Pot-, container en gootteelt wordt in beginsel niet als afzonderlijk agrarisch bedrijf beschouwd, maar deze vorm van teelt wordt beschouwd als teeltondersteunende voorziening ten behoeve van een agrarisch bedrijf. In zoverre zal dit onderwerp hierna onder teeltondersteunende voorzieningen worden besproken.
Bouwvlak
De vorm en ligging van het toe te kennen bouwvlak vormen individueel maatwerk. De bedrijfsgebouwen en overige bouwwerken dienen in principe binnen het bouwvlak te worden opgericht. Aan de hand van de huidige situering van de kavel (bestaande rechten uit de vigerende bestemmingsplannen) met de daarin gelegen de bedrijfsgebouwen en verhardingen (op basis van de luchtfoto's) én rekening houdend met de bestaande waarden en functies in de omgeving, is de grens van de nieuwe bouwvlakken bepaald. Uitgangspunt voor de omvang van het toe te kennen bouwvlak is het vigerende bouwvlak met daarbij een zekere uitbreidingsruimte voor de komende planperiode daar waar een bouwvlak al volledig benut is. Een bouwvlak wordt op maat toegekend tot maximaal 1,5 ha voor grondgebonden agrarische bedrijven, intensieve veehouderijen en agrarische bedrijven met bijvoorbeeld champignonteelt. De bedrijven die reeds groter zijn dan 1,5 ha krijgen eveneens een bouwvlak op maat met enige uitbreidingsruimte voor de planperiode.
Voor de bestaande glastuinbouwbedrijven geldt de huidige oppervlakte glas als maximale maat voor het agrarisch bouwvlak bij recht. Via een afwijkingsbevoegdheid kan onder voorwaarden een vergroting van de oppervlakte van kassen met maximaal 20% worden toegestaan, mits dit noodzakelijk is voor een doelmatige uitvoering van de agrarische bedrijfsvoering.
Veehouderij
Binnen het buitengebied van de gemeente Overbetuwe of haar invloedssfeer (straal van 10 kilometer rondom het bestemmingsplangebied Buitengebied Overbetuwe) liggen vijf Natura 2000-gebieden met voor stikstof gevoelige habitats. Het verschil tussen de kritische depositiewaarde van deze voor stikstof gevoelige habitats en het huidige depositieniveau geeft een indicatie van de beschikbare milieugebruiksruimte voor het aspect ammoniak. In drie van de vijf Natura 2000-gebieden (Veluwe, Gelderse Poort en Uiterwaarden IJssel) wordt de kritische depositiewaarde reeds overschreden en is daarom geen significante toename van depositie toegestaan.
Vanwege deze situatie, welke blijkt uit het PlanMER met de bijbehorende Passende Beoordeling, is het noodzakelijk dat de gemeente grip heeft op de toename van de ammoniakdepositie die gepaard gaat met de toename/stijging van het aantal dieren binnen grondgebonden en niet-grondgebonden veehouderijen.
Daartoe wordt er uitsluitend medewerking verleend aan het bouwen of vergroten van stallen indien vooraf is aangetoond dat er geen significante effecten op zullen treden in een Natura 2000-gebied. Dit is in een voorwaardelijke verplichting opgenomen, zodat deze voorwaarde tevens geldt voor alle mogelijkheden die bij recht worden geboden.
Concreet betekent dit dat bijvoorbeeld aangetoond moet worden dat de vergroting van het staloppervlak niet zal leiden tot een significante toename van depositie op Natura 2000-gebieden. Voor uitbreidingen waarbij op voorhand niet is uit te sluiten dat deze leiden tot een significante toename van depositie zal een voortoets of een passende beoordeling moeten worden opgesteld om het daadwerkelijke effect te onderzoeken. Pas indien juridisch geborgd is dat, al dan niet door middel van maatregelen (bijvoorbeeld de toepassing van best beschikbare technieken), er geen significante toename van depositie op Natura 2000-gebieden zal plaatsvinden, zal de gemeente een omgevingsvergunning voor het uitbreiden van staloppervlak kunnen verlenen.
De regeling in het bestemmingsplan sluit aan op het bepaalde in de Natuurbeschermingswet 1998 (NB-wet). Hierin is namelijk bepaald dat voor individuele uitbreidingen van agrarische bedrijven, waarbij significante negatieve effecten niet zijn uit te sluiten een plicht geldt tot het aanvragen van een vergunning (NB-wet vergunning). Het bestemmingsplan beoogt niet hetzelfde te regelen als de NB-wet, maar bij het vaststellen van het bestemmingsplan dient wel te worden aangetoond dat het plan geen mogelijkheden biedt waarvan op voorhand kan worden gesteld dat deze in strijd zijn met de NB-wet. Door het opnemen van de voorwaardelijke verplichting wordt aan deze plicht voldaan.
Wel kan de onderbouwing die voor de NB-wet vergunning wordt opgesteld, waarschijnlijk ook worden benut als onderbouwing die vereist is in verband met de hiervoor genoemde voorwaardelijke verplichting.
Bouwwerken op het bouwvlak
Op het agrarisch bouwvlak zijn de volgende bouwwerken toegestaan:
Bedrijfswoning
Vrijwel alle agrarische bedrijven hebben reeds de beschikking over een bedrijfswoning. De maximale inhoudsmaat voor een bedrijfswoning bij een agrarisch bedrijf is alleen in het voorgaande bestemmingsplan voor Valburg vastgelegd op 600 m3. Deze maat blijft in het voorliggende bestemmingsplan gerespecteerd en geldt voor het gehele plangebied. Daarnaast geldt voor woningen die reeds groter zijn dat de bestaande grotere inhoudsmaten gerespecteerd blijven.
Indien nog geen bedrijfswoning aanwezig is, moet voor het verlenen van een omgevingsvergunning ten behoeve van de bedrijfswoning de noodzakelijkheid van de aanwezigheid hiervan worden aangetoond. Van noodzaak voor een bedrijfswoning is in ieder geval sprake indien levende have aanwezig is op het bedrijf.
In een enkele agrarische bedrijfssituatie kan de noodzaak tot het oprichten van een tweede bedrijfswoning aanwezig zijn. Een tweede bedrijfswoning wordt alleen noodzakelijk geacht wanneer twee bedrijfsmedewerkers beiden permanent (24 uur per dag) tegelijkertijd op de bedrijfslocatie aanwezig moeten zijn. Deze situatie komt zelden voor. Het oprichten van een tweede bedrijfswoning wordt dan ook niet mogelijk gemaakt in dit bestemmingsplan.
Omschakeling naar een grondgebonden agrarisch bedrijf
Omschakeling naar een grondgebonden bedrijf is overal toegestaan binnen een agrarisch bouwvlak. Het gaat dan ook om activiteiten die zorg dragen voor het onderhoud en beheer van het omringende landschap. Grondgebonden agrarische bedrijven worden daarom overal toegestaan.
Omschakeling naar een niet-grondgebonden agrarisch bedrijf
Omschakeling naar solitair gelegen glastuinbouwbedrijven is, op grond van het geldende beleid, niet toegestaan en wordt dan ook niet mogelijk gemaakt in dit bestemmingsplan.
Omschakeling naar intensieve veehouderij is niet wenselijk in het buitengebied van Overbetuwe, dat gekenmerkt wordt door landschappelijke waarden. Het open gebied leent zich, landschappelijk gezien, niet voor dergelijke nieuwe bedrijven. De oeverwallen kenmerken zich door kleinschaligheid waar diverse functies naast elkaar voorkomen. Het toevoegen van intensieve veehouderijen, ook op bestaande bouwvlakken, heeft hier eveneens een landschappelijke impact. Op grond van dit beleidsuitgangspunt, mede ingegeven door hoger overheidsbeleid, wordt dit niet toegestaan en niet mogelijk gemaakt in dit bestemmingsplan.
Omschakeling naar andere vormen zoals champignon- en witlofteelt wordt gezien als nieuwvestiging van niet-grondgebonden agrarische bedrijvigheid. De bedrijfsgebouwen die bij deze bedrijven noodzakelijk zijn voor de bedrijfsvoering hebben namelijk geen relatie met de oppervlakte landbouwgrond. De omschakeling naar deze vormen van agrarische bedrijvigheid zijn niet aan het buitengebied gebonden en daarmee niet wenselijk. Op grond van dit beleidsuitgangspunt wordt dit niet toegestaan en niet mogelijk gemaakt in dit bestemmingsplan.
Teeltondersteunende voorzieningen binnen het bouwvlak
Teeltondersteunende voorzieningen zijn voorzieningen die de teelt van groente, fruit, bomen of potplanten bevorderen en beschermen. Te denken valt aan tunnel- en boogkassen, schaduwhallen, hagelnetten, stellingen, regenkappen en aan pot- container- en gootteelt.
Het provinciaal beleid biedt mogelijkheden voor het oprichten van teeltondersteunende voorzieningen. De gemeente kan hier verder invulling aan geven in haar bestemmingsplannen. Teeltondersteunende voorzieningen zijn op grond van het provinciale beleid niet toegestaan binnen het groenblauwe raamwerk en in het Hollanderbroek. Op grond van beleid zijn deze wel toegestaan bij grondgebonden landbouw binnen EHS-Verweving. Echter, EHS-Verweving betreft de uiterwaarden van de Neder-Rijn waar het niet wenselijk is teeltondersteunende voorzieningen toe te staan. Daarmee zijn teeltondersteunende voorzieningen niet toegestaan binnen de bestemming Agrarisch met waarden - Uiterwaarden en in de bestemming Agrarisch met waarden met de aanduidingen 'openheid'.
Binnen de bestemmingen Agrarisch en Agrarisch met waarden (met uitzondering van de gebieden met de aanduidingen 'openheid') worden binnen het bouwvlak teeltondersteunende voorzieningen toegestaan. Het betreft daarmee lage teeltondersteunende voorzieningen (zoals folies) als hoge ondersteunende voorzieningen (zoals hagelnetten) al dan niet met een permanent karakter en al dan niet open of dicht. De maximale toegestane hoogte wordt gesteld op 6 m.
Voor kassen als teeltondersteunende voorziening geldt dat deze, op het bouwvlak een maximale oppervlakte, bij recht, mogen hebben van 1000 m2. Met een afwijking is het mogelijk deze maat op te rekken naar maximaal 1500 m2, waarbij geldt de teeltondersteunende voorzieningen op het agrarisch bouwvlak worden opgericht.
Ten behoeve van tuinbouwbedrijven en boomteeltbedrijven is het toegestaan om respectievelijk 2000 m2 en 2500 m2 aan kassen binnen het bouwvlak, als ondersteunende voorziening, op te richten.
Specifieke gebruiksregels ten behoeve van spuitzone
In artikel 3.4, 4.4 en 5.4 is een specifieke gebruiksregel opgenomen voor spuitzones. De regel houdt in dat (glas)tuinbouw, fruit- en boomteelt niet zijn toegestaan op een afstand van minder dan 50 m van voor bestrijdingsmiddelen gevoelige functies (alle functies behoudens de agrarische bedrijvigheid). Deze regel heeft alleen betrekking op nieuwe situaties en geldt niet voor de situatie waarin bestaande fruitbomen worden vervangen. Bij omgevingsvergunning kan (glas)tuinbouw, fruit- en boomteelt op een afstand van minimaal 5 m van een gevoelige functie worden toegestaan, mits uit onderzoek blijkt dat een aanvaardbaar verblijfsklimaat voor de gevoelige functies wordt gegarandeerd en mits geen onevenredige aantasting plaatsvindt van de gebruiks- en ontwikkelingsmogelijkheden van de betreffende bedrijven.
Agrarische bedrijfsgebouwen buiten het bouwvlak
In principe is alleen bebouwing toegestaan op de bouwvlakken. Een uitzondering wordt echter gemaakt voor agrarische bedrijfsgebouwen, zoals een melkstal, veldschuur of schuilgelegenheid, die onder voorwaarden kunnen worden opgericht buiten agrarische bouwvlakken. Dit is overeenkomstig het ruimtelijke beleid uit de voorgaande bestemmingsplannen.
Op weilanden kunnen met een afwijking bouwwerken worden opgericht die ten dienste staan aan het agrarisch bedrijf. Deze voorziening mag echter niet worden opgericht in gebieden met de waarde 'openheid'. Om een grote dichtheid aan agrarische bedrijfsgebouwen buiten het bouwvlak, en daarmee een verdere verdichting van het landschap te voorkomen, geldt dat per bedrijf maximaal 100 m2 aan agrarische bedrijfsgebouwen buiten het bouwvlak is toegestaan. Hierbij geldt dat de minimale oppervlakte per agrarisch bedrijfsgebouw buiten het bouwvlak 30 m2 bedraagt. Hiermee wordt voorkomen dat er veel kleine gebouwtjes per bedrijf worden opgericht.
Plaatsing van agrarische bedrijfsgebouwen midden in het veld is uit het oogpunt van landschappelijke kwaliteit ongewenst. Waar mogelijk dienen agrarische bedrijfsgebouwen in de nabijheid van een landschapselement (houtwal, houtsingel) te worden geplaatst, zodat de agrarische bedrijfsgebouwen minder dominant in het beeld aanwezig zijn. Dit kan worden getoetst aan de hand van het landschapsplan dat door de verzoeker moet worden overlegd. Als voorwaarde geldt in ieder geval dat agrarische bedrijfsgebouwen buiten het bouwvlak binnen 100 m van een openbare weg worden gerealiseerd.
Teeltondersteunende voorzieningen buiten het bouwvlak
In enkele gevallen kunnen teeltondersteunende voorzieningen ook in aansluiting op het agrarisch bouwvlak worden opgericht. Daartoe zijn afwijkingsbevoegdheden opgenomen in de agrarische bestemmingen. Dit is echter niet mogelijk in de gebiedsbestemmingen Uiterwaarden en Agrarisch met waarden met de aanduidingen 'openheid' en 'zegen'.
In de bestemming Agrarisch geldt dat een afwijking kan worden verleend voor lage en hoge open teeltondersteunende voorzieningen. De maximale hoogte voor de hoge open teeltondersteunende voorzieningen bedraagt 6 m en voor tijdelijke lage teeltondersteunende voorziening 1,5 m. Enkele aanvullende voorwaarden worden gesteld voor pot- container- en gootteelt.
In de bestemming Agrarisch met waarden geldt dat een afwijking kan worden verleend voor lage en hoge open teeltondersteunende voorzieningen. De maximale hoogte voor de hoge open teeltondersteunende voorzieningen bedraagt 6 m en voor tijdelijke lage teeltondersteunende voorziening 1,5 m. Enkele aanvullende voorwaarden worden gesteld voor pot- container- en gootteelt.
Veranderen van vorm/vergroten bouwvlak
In het plan is een regeling opgenomen om de begrenzing van het agrarisch bouwvlak onder voorwaarden te veranderen van vorm en/of te vergroten. Dit kan noodzakelijk zijn bij groei van een agrarisch bedrijf. Hierbij mag na afwijking of wijziging het agrarisch bouwvlak niet meer bedragen dan 2 ha. Daartoe zijn de volgende bevoegdheden opgenomen.
Afwijkingsbevoegdheid voor het, in geringe mate, overschrijden van bouwgrenzen bij agrarisch bedrijven, met uitzondering van glastuinbouwbedrijven. De overschrijding van de bouwgrenzen mag aan twee zijden van het bouwvlak maximaal 20 m bedragen. Deze uitbreiding mag alleen plaatsvinden als dit noodzakelijk is voor het bedrijf en er geen aantasting plaatsvindt van waarden, functies en belangen in de omgeving.
Voor glastuinbouwbedrijven is een afwijkingsbevoegdheid opgenomen waarbij het mogelijk is de bestaande bebouwing met 20% uit te breiden, mits dit noodzakelijk is om te kunnen voldoen aan eisen welke gesteld worden in andere wetgeving en dit noodzakelijk is in verband met een doelmatige bedrijfsvoering. Er mag geen sprake zijn van onevenredige aantasting van belangen, functies en waarden in de omgeving. Door middel van het overleggen van een landschapsplan moet de ruimtelijke inpassing worden aangetoond. Deze wordt getoetst aan het Landschapsontwikkelingsplan.
Wijzigingsbevoegdheid voor het veranderen van de vorm en/of vergroten van agrarische bouwvlakken is mogelijk tot maximaal 2 ha. Dit kan aan de orde zijn als bedrijven willen groeien en er daarmee concrete uitbreidingsplannen bestaan. Een dergelijke uitbreiding kan alleen als dit noodzakelijk is voor het bedrijf en mag alleen als het agrarisch bouwvlak compact blijft. Ook hierbij geldt dat er geen aantasting mag plaatsvinden van waarden, functies en belangen in de omgeving. Door middel van het overleggen van een landschapsplan moet de ruimtelijke inpassing worden aangetoond. Deze wordt getoetst aan het Landschapsontwikkelingsplan.
Huisvesting van seizoensarbeiders
Het kan voorkomen dat het tijdelijk inhuren van arbeidskrachten bij bepaalde bedrijven noodzakelijk is. Daartoe is het eveneens noodzakelijk om deze tijdelijke seizoensarbeiders te huisvesten. Om dit mogelijk te maken is een afwijkingsbevoegdheid opgenomen voor het realiseren van tijdelijke (dus geen permanente) huisvestingsruimte binnen bestaande bebouwing of in maximaal 5 woonunits of stacaravans op het agrarisch bouwvlak. Deze woonunits mogen geen zelfstandige woningen betreffen en het moet gaan om verplaatsbare gebouwen. Een dergelijke tijdelijke huisvesting dient noodzakelijk te zijn vanuit het oogpunt van de tijdelijke grote arbeidsbehoefte van een agrarisch bedrijf. De afwijkingsbevoegdheid geldt voor een periode van maximaal 5 jaar, waarbinnen gedurende de periode 15 maart - 31 oktober deze tijdelijke huisvesting gebruikt mag worden, tenzij een grotere tijdelijke behoefte buiten deze perioden is aangetoond. Buiten deze periode mag de tijdelijke huisvesting wel aanwezig zijn maar niet worden gebruikt. Een bedrijf kan tijdelijke huisvesting bieden aan maximaal 20 personen die alleen op zijn bedrijf werkzaam zijn. Daarbij geldt dat de gezamenlijke oppervlakte voor de tijdelijke huisvesting maximaal 120 m2 bedraagt.
Nadat er geen sprake meer is van een tijdelijke grote arbeidsbehoefte vervalt de vergunning van de verleende afwijking en dient de ruimte binnen de bestaande bebouwing in oude staat hersteld te worden en/of dienen de woonunits verwijderd te worden.
Bij bedrijfsbeëindiging agrarische bestemming omzetten in woonbestemming
Nadat een agrarisch bedrijf is beëindigd, kan de voormalige agrarische bedrijfswoning een woonbestemming krijgen. Hierbij geldt dat het aantal aanwezige woningen niet mag worden vergroot (tenzij ook sprake is van woningsplitsing). De voormalige bedrijfsgebouwen krijgen een functie als bijgebouw van de aanwezige woningen. Daarbinnen mag geen opslag plaatsvinden. Het bestemmingsplan kan mogelijkheden bieden om bijgebouwen voor andere doeleinden te gebruiken (zie paragraaf 5.2). De karakteristiek van het gebouw en de complexiteit van het (voormalige) boerenerf alsmede de landschappelijke kenmerken dienen zoveel als mogelijk behouden te blijven. Dit zorgt er mede voor dat het agrarisch landschap herkenbaar blijft. Het agrarisch bouwvlak wordt van de verbeelding afgehaald en het nieuwe bestemmingsvlak voor wonen wordt verkleind. Daarnaast mag er geen onevenredige aantasting plaatsvinden van in de omgeving aanwezige waarden, functies en belangen. Daarnaast moet de uitvoerbaarheid van het wijzigingsplan onderzocht worden ten aanzien van de relevante ruimtelijke en milieuthema's.
Woningsplitsing
Hierboven staat de mogelijkheid genoemd om bij bedrijfsbeëindiging de agrarische bestemming om te zetten in een woonbestemming. Ook kan het hierbij gaan om een groot pand dat de bestemming Wonen krijgt.
Om het onderhoud van relatief grote panden in het buitengebied te kunnen financieren, is het soms gewenst het bestaande pand te splitsen zodat meerdere huishoudens het als woning kunnen gebruiken. Tevens wordt hiermee ruimte bespaard doordat elders geen nieuwe woningen te hoeven worden opgericht. Bij een woningsplitsing op een voormalig agrarisch bouwvlak wordt het agrarisch bouwvlak verwijderd en wordt de bestemming Wonen toegekend. Het aantal woningen in dit pand mag maximaal twee bedragen.
Om dit mogelijk te maken, is een wijzigingsbevoegdheid opgenomen ten behoeve van omzetting van de bestemming en woningsplitsing. De inhoud van de woningen die door splitsing ontstaan, dient minimaal 400 m3 te bedragen om een gunstig leefklimaat te kunnen behouden. De woningsplitsing mag niet gepaard gaan met een vergroting van de woningen en of bijgebouwen. De te splitsen woning betreft namelijk al een relatief groot pand (minimaal 800 m3) met de nodige bijgebouwen. Een vergroting en daarmee verdere verstening van een locatie is niet wenselijk. Woningsplitsing mag geen beperking opleveren voor nabijgelegen functies, waarden en belangen (waaronder de belangen van agrarische bedrijven).
Alle bestaande legale niet-agrarische bedrijven hebben een bedrijfsbestemming gekregen met een aanduiding voor het aangeven van het soort bedrijf. Onderscheid is gemaakt tussen agrarische hulpbedrijven (bijvoorbeeld bedrijven die gericht zijn op het leveren van dieren, goederen en diensten aan agrarische bedrijven, bosbouw- of natuurbeheerbedrijven), agrarisch verwante bedrijven (zoals hoveniers, dierenklinieken, verwerkingsbedrijven van landbouwproducten), nutsvoorzieningen en overige bedrijven (opslag, transportbedrijven, aannemers- en schildersbedrijven, e.d.). De maximaal toegestane oppervlakte bebouwing is vastgelegd (aangeven is wat bij recht mogelijk is en wat met een afwijking mogelijk is) en zijn aangegeven in een tabel. De afwijkingsmogelijkheden zijn gebaseerd op het regionale beleid (zie bijlage Beleidskader). Agrarische hulpbedrijven hebben een ruimere uitbreidingsmogelijkheid gekregen (15% bij recht en 25% met afwijking), aangezien dit gebiedsgebonden bedrijven zijn.
Binnen de bedrijfsbestemming zijn alleen de bestaande bedrijfswoningen toegestaan.
In de gebiedsvreemde bestemmingen van het plan, zoals de bestemming Bedrijf, is een regeling opgenomen in het geval dat er grotere gebouwen op een perceel aanwezig zijn dan zijn toegestaan krachtens de specifieke bouwregels binnen de betrokken bestemming. De grotere hoogte van deze gebouwen is in beginsel toegestaan op grond van de algemene bouwregels. Deze grotere hoogte geldt echter niet in geval van uitbreiding van het gebouw en geldt evenmin voor nieuwe gebouwen. In de bouwregels is opgenomen dat uitbreiding van een gebouw met inachtneming van de hogere hoogten bij recht is toegestaan. Dit is opgenomen om te voorkomen dat een dergelijk gebouw niet zou kunnen worden uitgebreid. Voor nieuwbouw geldt dat gebouwen ook mogen worden gebouwd tot de hogere hoogten van bestaande gebouwen. Dit is echter slechts toegestaan nadat een afweging is gemaakt of dit ter plaatse ruimtelijk aanvaardbaar wordt geacht. Om die reden is nieuwbouw slechts toegestaan na verlening van een omgevingsvergunning. Het toestaan van hogere gebouwen heeft overigens geen invloed op de maximale gezamenlijke oppervlakte van gebouwen of op andere maatvoeringseisen.
Voor het verlenen van een omgevingsvergunning ten behoeve van de bedrijfswoning moet de noodzakelijkheid van de aanwezigheid hiervan worden aangetoond. Van noodzaak voor een bedrijfswoning is in ieder geval sprake indien levende have aanwezig is op het bedrijf. Echter wanneer er reeds een bedrijfswoning aanwezig is, zal de noodzakelijkheid ook bij andere typen bedrijvigheid zijn aangetoond.
Wijziging van de bedrijfsactiviteiten
Het kan voorkomen dat op een bepaalde locatie het bestaande bedrijf stopt en dat op diezelfde locatie een ander soort bedrijf zich wil vestigen. Om dit mogelijk te maken is een afwijkingsbevoegdheid opgenomen voor het veranderen van de bedrijfsactiviteiten. De nieuwe activiteit die kan worden toegestaan moet opgenomen zijn in de categorieën 1 of 2 van de Staat van bedrijfsactiviteiten dan wel een bedrijf dat voor wat betreft de aard en omvang van de milieuhinder die het veroorzaakt gelijk te stellen met een bedrijf zoals genoemd in de categorieën 1 of 2. De nieuwe activiteit mag niet leiden tot een vergroting van de verkeersaantrekkende werking en het parkeren moet op het betreffende perceel plaatsvinden. Daarnaast dient het perceel voorzien te zijn/ te worden van een streekeigen landschappelijke inpassing.
De bedrijvigheid in de uiterwaarden heeft een eigen bestemming gekregen in verband met de Beleidslijn grote rivieren. Binnen de beleidslijn gelden namelijk strikte regels voor uitbreiding van de bestaande oppervlakte bebouwing in relatie tot het waterbergend vermogen van de rivier en de uiterwaarden. In de tabel in de regels staat aangegeven om welke bedrijven het gaat. Het betreft in ieder geval de bestaande steenfabrieken.
In dit plan wordt niet voorzien in een uitbreiding van de oppervlakte bebouwing en/of omschakeling van de bedrijfsactiviteiten.
Op de terreinen van de steenfabrieken zijn twee gasontvangstations (nutsvoorzieningen) gelegen waarvoor aan te houden veiligheidsafstanden gelden en er dient rekening gehouden te worden met geluidsemissies. Aangezien deze stations zijn gelegen binnen de bedrijfsbestemming in de uiterwaarden is altijd een toets nodig bij ontwikkelingen.
De bestaande bosgebieden, welke ook onderdeel uit kunnen maken van de Ecologische Hoofdstructuur en/of Vogelrichtlijngebieden, met een oppervlakte van 5 are of groter zijn bestemd als Bos. Deze hebben een passende, beschermende regeling gekregen. Binnen de bestemming Bos is het niet toegestaan hoog opgaande beplanting te kappen of te rooien. Met een omgevingsvergunning kunnen, indien nodig, waterlopen worden aangelegd en kan oppervlakteverharding worden aangebracht.
Binnen de bestemming Bos is één terrein gelegen dat door de provincie is aangemerkt als natte natuur. Deze natte natuur is aangeduid binnen de bestemming en wordt beschermd. Binnen de bosbestemming is daarnaast een aanduiding opgenomen voor een geluidswal en zijn bijvoorbeeld speelvoorzieningen (tot max. 6 m) en beeldende kunstwerken (tot max. 5 m) toegestaan.
Met een afwijkingsbevoegdheid zijn onder voorwaarden maximaal 10 evenementen per jaar toegestaan. Het gaat om evenementen van maximaal 14 aaneengesloten dagen (inclusief opbouw en afbraak). Een volgend evenement mag pas plaatsvinden nadat een periode is verstreken die minimaal gelijk is aan de duur van het voorgaande evenement (inclusief opbouw en afbraak). Verder moeten er voldoende parkeerplaatsen aanwezig zijn en moeten aan te brengen voorzieningen tijdelijk zijn.
Het creatief centrum in Randwijk heeft de bestemming cultuur en ontspanning gekregen. De toegestane activiteiten en bouwmogelijkheden zijn overgenomen uit het recent vastgestelde bestemmingsplan voor deze locatie (bestemmingsplan Buitengebied, Bredeweg 69 te Randwijk).
Het betreft een locatie waar diverse activiteiten plaatsvinden zoals het maken van kunstvoorwerpen, een galerie, een beeldentuin, verhuur van atelierruimtes, geven van cursussen/ trainingen/ workshops, geven van advies, geven van creatieve therapie. Daarnaast komen er erfgoedlogies, twee mantelzorgwoningen en een restauratieve ruimte ter ondersteuning van de aanwezige functies. Parkeren geschied op eigen terrein.
Binnen de bestemming is aangegeven wat de gebruiks- en bouwmogelijkheden op de locatie zijn. Aangezien de bepalingen uit een recent opgesteld bestemmingsplan komen, bestaan er voor de planperiode geen uitbreidingsmogelijkheden.
De detailhandelsbedrijven (dertien in totaal) binnen het plangebied hebben een eigen detailhandelsbestemming gekregen. Het betreft daarmee bedrijven die producten te koop aanbieden. Detailhandelsbedrijven zijn in die zin anders dan reguliere bedrijven, dat er meer verkeersaantrekkende werking is en ze daarmee een andere ruimtelijke impact hebben.
Binnen de bestemming is per adres aangegeven wat de bouwmogelijkheden op de locaties zijn. De uitbreidingsmogelijkheden zoals met een afwijking worden mogelijk gemaakt betreffen eenmalig 10% uitbreiding van de bestaande bebouwing.
In de gebiedsvreemde bestemmingen van het plan, zoals de bestemming Detailhandel, is een regeling opgenomen in het geval dat er grotere gebouwen op een perceel aanwezig zijn dan zijn toegestaan krachtens de specifieke bouwregels binnen de betrokken bestemming. De grotere hoogte van deze gebouwen is in beginsel toegestaan op grond van de algemene bouwregels. Deze grotere hoogte geldt echter niet in geval van uitbreiding van het gebouw en geldt evenmin voor nieuwe gebouwen. In de bouwregels is opgenomen dat uitbreiding van een gebouw met inachtneming van de hogere hoogten bij recht is toegestaan. Dit is opgenomen om te voorkomen dat een dergelijk gebouw niet zou kunnen worden uitgebreid. Voor nieuwbouw geldt dat gebouwen ook mogen worden gebouwd tot de hogere hoogten van bestaande gebouwen. Dit is echter slechts toegestaan nadat een afweging is gemaakt of dit ter plaatse ruimtelijk aanvaardbaar wordt geacht. Om die reden is nieuwbouw slechts toegestaan na verlening van een omgevingsvergunning. Het toestaan van hogere gebouwen heeft overigens geen invloed op de maximale gezamenlijke oppervlakte van gebouwen of op andere maatvoeringseisen.
Met een afwijkingsbevoegdheid kan onder voorwaarden een andere vorm van detailhandel worden toegestaan. Door middel van een wijzigingsbevoegdheid is een wijziging van de detailhandelsbestemming in de bestemming Wonen onder voorwaarden toegestaan.
De groenvoorzieningen binnen het plangebied (groen zonder bijzondere natuurwaarde) zijn bestemd als Groen. Het betreft bijvoorbeeld gronden gelegen langs wegen, watergangen e.d. Binnen de bestemming wordt extensieve dagrecreatie toegestaan.
De horecagelegenheden binnen het plangebied hebben een eigen horecabestemming gekregen. Het gaat om bedrijven waar hoofdzakelijk dranken en etenswaren en/of logies worden verstrekt. Hierbij is zeker geen sprake van erotisch getinte vermaakfuncties. Horecabedrijven zijn in die zin anders dan reguliere bedrijven, dat er meer verkeersaantrekkende werking is en ze daarmee een andere ruimtelijke impact hebben.
Binnen de bestemming is per adres aangegeven wat de bouwmogelijkheden op de locaties zijn. De uitbreidingsmogelijkheden zoals met een afwijking worden mogelijk gemaakt betreffen eenmalig 10% uitbreiding van de bestaande bebouwing.
In de gebiedsvreemde bestemmingen van het plan, zoals de bestemming Horeca, is een regeling opgenomen in het geval dat er grotere gebouwen op een perceel aanwezig zijn dan zijn toegestaan krachtens de specifieke bouwregels binnen de betrokken bestemming. De grotere hoogte van deze gebouwen is in beginsel toegestaan op grond van de algemene bouwregels. Deze grotere hoogte geldt echter niet in geval van uitbreiding van het gebouw en geldt evenmin voor nieuwe gebouwen. In de bouwregels is opgenomen dat uitbreiding van een gebouw met inachtneming van de hogere hoogten bij recht is toegestaan. Dit is opgenomen om te voorkomen dat een dergelijk gebouw niet zou kunnen worden uitgebreid. Voor nieuwbouw geldt dat gebouwen ook mogen worden gebouwd tot de hogere hoogten van bestaande gebouwen. Dit is echter slechts toegestaan nadat een afweging is gemaakt of dit ter plaatse ruimtelijk aanvaardbaar wordt geacht. Om die reden is nieuwbouw slechts toegestaan na verlening van een omgevingsvergunning. Het toestaan van hogere gebouwen heeft overigens geen invloed op de maximale gezamenlijke oppervlakte van gebouwen of op andere maatvoeringseisen.
Het kan voorkomen dat een ander soort horeca op een bestaande locatie zich wil vestigen. Om hierin te voorzien is een afwijkingsbevoegdheid opgenomen om een andere vorm van horeca toe te staan. Hierbij geldt dat belangen van in de nabijheid gelegen functies en waarden niet mogen worden geschaad.
De bestaande horecabedrijven in de uiterwaarden hebben een eigen bestemming gekregen in verband met de Beleidslijn Grote rivieren. Binnen de beleidslijn gelden namelijk strikte regels voor uitbreiding van de bestaande oppervlakte bebouwing in relatie tot het waterbergend vermogen van de rivier en de uiterwaarden. Het gaat om een restaurant en een cafetaria, die beiden met een aanduiding op de verbeelding zijn weergegeven.
Een uitbreiding van de bebouwing is alleen mogelijk na overleg met Rijkswaterstaat en als hierdoor de waterberging niet wordt belemmerd. Daarom wordt in dit plan niet voorzien in een uitbreiding van de oppervlakte bebouwing en/of omschakeling van de horecaactiviteiten.
De bestaande kantoren binnen het plangebied hebben een eigen kantoorbestemming gekregen. Het betreft bedrijvigheid waar administratieve werkzaamheden of werkzaamheden die verband houden met het doen functioneren van instellingen en/of het bedrijfsmatig verlenen van diensten waarbij afnemers niet of beperkt ter woord worden gestaan of geholpen. Een kantoor is in die zin anders dan reguliere bedrijven of detailhandelsbedrijven, dat er nagenoeg geen verkeersaantrekkende werking is (alleen van personeel) en het daarmee een geringe ruimtelijke impact heeft.
In de gebiedsvreemde bestemmingen van het plan, zoals de bestemming Kantoor, is een regeling opgenomen in het geval dat er grotere gebouwen op een perceel aanwezig zijn dan zijn toegestaan krachtens de specifieke bouwregels binnen de betrokken bestemming. De grotere hoogte van deze gebouwen is in beginsel toegestaan op grond van de algemene bouwregels. Deze grotere hoogte geldt echter niet in geval van uitbreiding van het gebouw en geldt evenmin voor nieuwe gebouwen. In de bouwregels is opgenomen dat uitbreiding van een gebouw met inachtneming van de hogere hoogten bij recht is toegestaan. Dit is opgenomen om te voorkomen dat een dergelijk gebouw niet zou kunnen worden uitgebreid. Voor nieuwbouw geldt dat gebouwen ook mogen worden gebouwd tot de hogere hoogten van bestaande gebouwen. Dit is echter slechts toegestaan nadat een afweging is gemaakt of dit ter plaatse ruimtelijk aanvaardbaar wordt geacht. Om die reden is nieuwbouw slechts toegestaan na verlening van een omgevingsvergunning. Het toestaan van hogere gebouwen heeft overigens geen invloed op de maximale gezamenlijke oppervlakte van gebouwen of op andere maatvoeringseisen.
Binnen de bestemming is aangegeven wat de bouwmogelijkheden op de locaties zijn. De uitbreidingsmogelijkheid zoals met een afwijking mogelijk wordt gemaakt betreft eenmalig 10% uitbreiding van de bestaande bebouwing.
Het bestaande kantoor in de uiterwaarden is apart bestemd. Behalve voor kantoren en de bestaande bedrijfswoning zijn deze gronden bestemd voor waterstaatkundige doeleinden, zoals de berging en afvoer van water. Het is binnen deze bestemming niet toegestaan om een bestaand gebouw te herbouwen, verplaatsen of vervangen. Ter bescherming van de uiterwaarden is een omgevingsvergunningstelsel opgenomen.
De bestaande maatschappelijke functies als begraafplaatsen, kerk, de speelweide bij dorpshuis, dierenasiel en/of dierenpensions zijn maatschappelijke functies. Het betreft daarmee culturele, educatieve, medische, sociale en levensbeschouwelijke voorzieningen.
Binnen de bestemming is per adres aangegeven wat de bouwmogelijkheden op de locaties zijn. De uitbreidingsmogelijkheden zoals met een afwijking worden mogelijk gemaakt betreffen eenmalig 10% uitbreiding van de bestaande bebouwing.
De bestaande natuurgebieden, die ook deel uit kunnen maken van de Ecologische Hoofdstructuur en/of gebieden die zijn aangewezen in het kader van de Natuurschoonwet, hebben een passende, beschermende regeling gekregen.
Binnen de bestemming Natuur is een verbodsbepaling opgenomen voor werken die samenhangen met aantasting van aanwezige elementen en waarden.
In de bestemming Natuur is het mogelijk observatieposten met een maximale oppervlakte van 6 m2 en een maximale bouwhoogte van 2 m op te richten.
De voorkomende dagrecreatieve functies (met een bestemming Recreatie) betreffen het strandpark Slijk-Ewijk (stranden en ligweiden) en drie terreinen met volkstuinen. De gebruiks- en bouwmogelijkheden zijn in de regels van dit plan duidelijk weergegeven. Maximaal 7 aaneengesloten dagen zijn evenementen (als medegebruik) toegestaan.
Naast deze bestemde dagrecreatieve terreinen worden fiets- en wandelpaden, water, e.d. ook gebruikt voor dagrecreatie. Deze hebben echter, zo nodig, een verkeersbestemming gekregen óf zijn mogelijk binnen de toegekende andere bestemmingen.
De reguliere verblijfsrecreatieterreinen (reguliere campings, kampeerboerderijen, e.d.) buiten de uiterwaarden zijn bestemd op grond van de bestaande situatie en de regeling sluit aan bij het recent vastgestelde kampeerbeleid. Deze terreinen hebben de bestemming Recreatie - Verblijf gekregen.
Het betreft de volgende terreinen:
In de regels bij dit plan zijn per camping de gebruiks- en bouwmogelijkheden weergegeven. In een toename van de oppervlakte wordt in dit (conserverende) bestemmingsplan niet voorzien. Uitbreiding vraagt om een specifieke ruimtelijke afweging waarbij onder andere ruimtelijke belangen van diverse andere functies zorgvuldig afgewogen dienen te worden. In de regels is expliciet aangegeven dat permanente bewoning niet is toegestaan.
In de uiterwaarden van de Waal zijn eveneens reguliere verblijfsrecreatieterreinen gelegen. Het betreft de volgende terreinen:
Deze twee campings hebben een eigen bestemming gekregen in verband met ligging in de uiterwaarden, waarbij rekening moet worden gehouden met de Beleidslijn grote rivieren. In de regels bij dit plan zijn per camping de gebruiks- en bouwmogelijkheden weergegeven. Een toename van de oppervlakte bebouwing is niet gewenst waardoor geen afwijkingsmogelijkheden zijn opgenomen. In de regels is expliciet aangegeven dat permanente bewoning niet is toegestaan. Ten behoeve van de bescherming van de belangen in de uiterwaarden is een omgevingsvergunningstelsel opgenomen voor het aanbrengen van oppervlakteverharding en het aanpassen van waterelementen.
Binnen de bestemming Sport zijn de volgende functies opgenomen: maneges, zwembad en de sportterreinen van diverse sportverenigingen (met ondersteunende horeca). Binnen deze bestemming zijn alle sportvoorzieningen algemeen mogelijk gemaakt. De manege en het zwembad zijn specifiek aangeduid, aangezien deze een anderbouwmogelijkheden soort uitstraling hebben dan de sportvelden. In de regels bij dit plan zijn de gebruiks- en weergegeven. Een geringe toename van de oppervlakte bebouwing is mogelijk binnen de grenzen van het bouwvlak. Er zijn afwijkingsbevoegdheden opgenomen voor het onder voorwaarden verhogen van de bouwhoogte van bouwwerken, geen gebouwen zijnde, en voor het tijdelijk gebruik van de gronden voor langdurige evenementen.
Het aanwezige golfterrein Welderen heeft een eigen bestemming gekregen vanwege de specifieke vorm van sport met de aanwezige overige voorzieningen als een vergadercentrum, ondergeschikte detailhandel, ondersteunende horeca, twee bedrijfswoningen en de bestaande tennisbaan. Aangezien Welderen een recent opgerichte voorziening is, zijn er voor de planperiode geen uitbreidingsmogelijkheden voor het golfterrein en de bijbehorende voorzieningen opgenomen. Ter bescherming van de aanwezige waarden is een omgevingsvergunningstelsel.
De wegen binnen het plangebied zijn allen bestemd als verkeer. Ook de wegbermen en naastgelegen waterlopen (geen A-watergangen zijnde) zijn hierin opgenomen. De breedte van de bestemming geeft aan welke soort weg binnen de bestemming op een bepaalde plek aanwezig mag zijn. De bestemming Verkeer ten behoeve van de rijkswegen A15 en A50 zijn breder dan de ontsluitingswegen van het buitengebied. De regeling voor de A50 gelegen binnen het plangebied is afgestemd op het Tracébesluit dat hiervoor is genomen.
De aanwezige onverharde wegen zijn binnen deze bestemming specifiek aangeduid om deze te beschermen.
De bestaande spoorwegen zijn in het bestemmingsplan bestemd als Verkeer - Spoor. Ook de naastgelegen bermen en waterlopen (geen A-watergangen zijnde) zijn hierin opgenomen. De Betuweroute is specifiek aangeduid aangezien dit een goederenspoorlijn betreft en geen lijn voor vervoer van personen. Daar waar de spoorweg een weg kruist is de aanduiding 'spoorweg' opgenomen.
De hoofdwatergangen in het plangebied van het bestemmingsplan Buitengebied Overbetuwe vallen onder het beheer van Waterschap Rivierenland. In de keur van het Waterschap zijn reeds vele regels over de omgang met water en waterlopen opgenomen. De keur blijft onverkort van kracht naast hetgeen in dit bestemmingsplan met betrekking tot water wordt vermeld.
Het watersysteem van het gebied is veiliggesteld door de A-watergangen en grotere oppervlaktewateren te bestemmen als Water. Voor het voorkomende Vogelrichtlijngebied (Natura 2000 gebied) is een specifieke dubbelbestemming Waarde - Natuur opgenomen voor het behoud, de bescherming en het herstel van leefgebieden voor vogels.
Binnen het plangebied zijn 2 grote rivieren met uiterwaarden gelegen, te weten de Neder-Rijn en de Waal. Deze rivieren zijn in beheer bij Rijkswaterstaat en vallen onder de Beleidslijn Grote rivieren (zie bijlage Beleidskader). Doel van de beleidslijn is om door het treffen van maatregelen meer ruimte te creëren voor de rivier, de duurzame bescherming van mens en dier tegen overstroming bij hoogwater en het beperken van materiële schade. De rivieren zijn bestemd als Water - Rivier. De bouwmogelijkheden (steenfabrieken en campings met een eigen bestemming) in de uiterwaarden zijn beperkt.
Voor de regeling voor burgerwoningen in het buitengebied is in principe uitgegaan van één bestemming Wonen waarbinnen alle bestaande burgerwoningen vallen (met inbegrip van de voormalige noodwoningen). Woningen en de bijbehorende erfbebouwing mag worden gebruikt voor aan huis verbonden beroeps- of bedrijfsactiviteiten. Voor zover de woningen voormalig agrarische bedrijven zijn, mogen de gebouwen tevens worden gebruikt voor nevenactiviteiten overeenkomstig de agarische bestemmingen.
De bestaande woningen staan met een bestemmingsvlak op de verbeelding aangegeven. Hierdoor is duidelijk welke gronden voor de woning met tuin en erf bedoeld zijn. Daarbinnen mogen de woning(en) en bijbehorende bijgebouwen gerealiseerd worden.
De bestaande woningen in het buitengebied zijn verschillend van grootte. Er zijn kleine en grotere woningen te onderscheiden.
In voorliggend plan is een categorisering aangegeven voor de woningen met een bestaande inhoud van minder dan 450 m3 welke mogen worden vergroot tot maximaal 450 m3. De maximale goothoogte wordt gesteld op 4 m en de maximale bouwhoogte op 8 m. De inhoudsmaat van woningen welke groter zijn dan 450 m3 mogen maximaal 600 m3 worden. De maximale goothoogte wordt bij deze woningen gesteld op 6 m en de maximale bouwhoogte op 10 m.
Echter, het komt ook voor dat er grotere woningen en/of reeds gesplitste woningen in het plangebied voorkomen. Hiervoor geldt dat woningen in voormalige boerderijen de inhoud van het totale hoofdgebouw mogen hebben. Voor reeds gesplitste woningen, welke in bijlage 2 van de regels staan opgenomen, geldt de bestaande inhoud. Voor de overige woningen geldt een maximale inhoudsmaat van 600 m3.
Bijgebouwen bij de woning mogen worden opgericht achter het verlengde van de voorgevel van de woning. De gezamenlijke oppervlakte mag maximaal 90 m2 bedragen. De goothoogte mag maximaal 3 m en de bouwhoogte mag maximaal 5 m bedragen. De afstand tussen hoofdgebouw en bijgebouwen bedraagt maximaal 20 m. De bijgebouwen worden gebouwd minimaal 3 m achter (het verlengde van) de voorgevel van de woning.
Met gebruikmaking van een afwijkingsbevoegdheid is het mogelijk de maximale bouwhoogte van bijgebouwen te verhogen tot 7 m en de maximale oppervlakte tot 120 m2. Hierbij geldt dat het woon- en leefmilieu van de omgeving niet onevenredig wordt aangetast en dat er geen onevenredige aantasting van de stedenbouwkundige of landschappelijke kwaliteit in de omgeving optreedt.
In de algemene bepalingen van het bestemmingsplan is geregeld dat de bestaande grotere inhoud, hoogte en goothoogte gerespecteerd blijven.
Herbouw van de woning
Het kan voorkomen dat een woning gesloopt wordt en nieuw wordt opgebouwd waarbij de woning ook verplaatst wordt. Het betreft hier dus geen nieuwbouw van een extra woning. Ten behoeve van deze mogelijkheid is een afwijking opgenomen om de verplaatsing van de woning onder voorwaarden mogelijk te maken. Hierbij geldt dat de woning maximaal 10 m van de plek van de bestaande woning herbouwd mag worden en dat het woonklimaat aanvaardbaar blijft (in verband met geluid van verkeer over aangrenzende wegen). Ook hierbij geldt dat een woning welke momenteel kleiner is dan 450 m3 teruggebouwd mag worden tot een maximale inhoudsmaat van 450 m3. Een woning welke momenteel groter is dan 450 m3 mag worden teruggebouwd tot een maximale inhoudsmaat van 600 m3. Indien een woning reeds een grotere inhoud heeft dan 600 m3 mag de bestaande inhoud worden herbouwd.
Woningsplitsing
Om het onderhoud van relatief grote panden in het buitengebied te kunnen financieren is het soms gewenst het bestaande pand te splitsen zodat meerdere huishoudens het als woning kunnen gebruiken. Tevens wordt hiermee ruimte bespaard doordat elders geen nieuwe woningen te hoeven worden opgericht.
Om dit mogelijk te maken is een wijzigingsbevoegdheid opgenomen om woningsplitsing mogelijk te maken. De inhoud van de woningen die door splitsing ontstaan dient minimaal 400 m3 te bedragen om een gunstig leefklimaat te kunnen behouden. De woningsplitsing mag niet gepaard gaan met een vergroting van de woningen en of bijgebouwen. De te splitsen woning betreft namelijk al een relatief groot pand (minimaal 800 m3) met de nodige bijgebouwen. Een vergroting en daarmee verdere verstening van een locatie is niet wenselijk. Woningsplitsing mag geen beperking opleveren voor nabijgelegen functies, waarden en belangen (waaronder de belangen van agrarische bedrijven).
In de uiterwaarden zijn ook een aantal burgerwoningen gelegen. Deze zijn specifiek bestemd, waarbij de maximale oppervlakte strikt is aangegeven. Een uitbreiding van de oppervlakte bebouwing wordt niet toegestaan, aangezien hier rekening moet worden gehouden met de belangen van waterberging van de rivier en de uiterwaarden.
In het plangebied is één woonboot gelegen aan de Veerweg 3 te Randwijk. Deze vorm van wonen heeft een eigen bestemming toegekend gekregen. In de regels staan de bouw- en gebruiksmogelijkheden.
In het plangebied zijn aardgas(transport)leidingen aanwezig. Het betreft de volgende leidingen.
Naam leiding | Doorsnede in mm | Werkdruk in bar | Wanddikte in mm | ||
A-505-KR-138 | 914.0 | 66.2 | 12.86 | ||
A-505-KR-142 | 914.0 | 66.2 | 12.86 | ||
A-505-KR-145 | 914.0 | 66.2 | 12.86 | ||
A-507-KR-032 | 1067.0 | 66.2 | 14.29 | ||
A-507-KR-035 | 1067.0 | 66.2 | 14.29 | ||
A-507-KR-037 | 914.0 | 66.2 | 12.86 | ||
A-533-KR-038 | 1219.0 | 66.2 | 15.58 | ||
A-663-KR-046 | 1219.0 | 75.9 | 22,7 | ||
N-568-28-KR-001 | 60.3 | 40 | 3.91 | ||
N-568-30-KR-002 | 323.9 | 40.0 | 7.14 | ||
N-568-30-KR-012 | 323.9 | 40.0 | 7.14 | ||
N-568-32-KR-005 | 114.3 | 40.0 | 4.37 | ||
N-568-34-KR-002 | 323.9 | 40.0 | 7.14 | ||
N-574-10-KR-028 | 219.1 | 40.0 | 6.3 | ||
N-574-10-KR-031 | 219.1 | 40.0 | 6.3 | ||
N-574-10-KR-035 | 219.1 | 40.0 | 6.3 | ||
N-574-10-KR-038 | 219.1 | 40.0 | 6.3 |
Rondom aardgasleidingen is een zone gelegen waarbinnen geen nieuwe bouwwerken mogen worden opgericht. De leidingen en zones zijn opgenomen op de verbeelding en in de regels. Binnen de strook van 4 m ter weerszijden van een gasleiding met een maximale druk van 40 bar en binnen de strook van 5 m ter weerszijden van een gasleiding met een maximale druk van 66,2 bar mogen geen nieuwe bouwwerken worden opgericht. Met een afwijking kan hiervan worden afgeweken als hierover advies is verkregen van de leidingbeheerder. Het is aan de verzoeker om dit advies aan te vragen.
Bij gasleidingen is het noodzakelijk, in het kader van externe veiligheid, het groepsrisico en plaatsgebonden risico te verantwoorden.
Groepsrisico
In onderstaande tabel staat het groepsrisico per leiding aangegeven. De 1% letaliteitsgrens (9,8 kW/m2 contour) en 100% letaliteitsgrens (35 kW/m2 contour) zijn weergegeven. Aangezien het hier gaat om een conserverend plan, is er geen of nauwelijks sprake van een toename van het groepsrisico.
Naam leiding | Doorsnede in mm | Werkdruk in bar | 1% letaliteitsgrens in m | 100% letaliteitsgrens in m | |||
A-505 | 914.0 | 66.2 | 430 | 180 | |||
A-507 | 1067.0 | 66.2 | 490 | 190 | |||
A-507 | 1067.0 | 66.2 | 430 | 180 | |||
A-533 | 1219.0 | 66.2 | 540 | 210 | |||
A-663 | 1219.0 | 75.9 | 580 | 220 | |||
N-568-28 | 60.3 | 40 | 20 | 20 | |||
N-568-30 | 323.9 | 40.0 | 140 | 70 | |||
N-568-32 | 114.3 | 40.0 | 45 | 30 | |||
N-568-34 | 323.9 | 40.0 | 140 | 70 | |||
N-574-10 | 219.1 | 40.0 | 95 | 50 |
Plaatsgebonden risico
Het plaatsgebonden risico is door de Gasunie indicatief berekend gezien de beperkte ontwikkeling. Uit de berekening blijkt dat de 10-6 contour ligt op 0 m van de leidingen. Hieruit blijkt tevens dat zich geen kwetsbare objecten bevinden (worden toegelaten) binnen deze contour. Het plaatsgebonden risico vormt geen belemmering voor de realisatie van het plan.
In het plangebied zijn diverse bovengrondse hoogspanningsleidingen aanwezig. Deze zijn op de verbeelding aangegeven. Aan weerszijden van de leiding is een leidingstrook gelegen waarbinnen beperkingen gelden ten aanzien van het bouwen en het gebruik.
Binnen het plangebied zijn verschillende hoogspanningsleidingen gelegen met een verschillend voltage. Er zijn leidingen van 50kV en leidingen van 150 kV. De aan te houden afstanden vanaf het hart van deze leidingen zijn aangegeven in de regels. Deze afstanden betreffen zakelijk rechtstroken waarbinnen geen hoge andere bouwwerken (geen gebouwen) mogen worden opgericht, tenzij de netbeheerder hier geen probleem mee heeft. Bij deze zakelijke rechtstroken geldt dat voor werkzaamheden die het normale grondgebruik te boven gaan schriftelijke toestemming noodzakelijk is van de netbeheerder.
De volgende bovengrondse hoogspanningsleidingen zijn in het plangebied aanwezig:
Door het plangebied lopen enkele ondergrondse rioolpersleidingen. Het merendeel van deze riolen ligt onder of direct naast wegen. De voorkomende ondergrondse rioolpersleidingen hebben een eigen dubbelbestemming gekregen. Er mag alleen ten behoeve van de bestemming worden gebouwd.
In het bestemmingsplan zijn de gebieden met bekende archeologische waarde bestemd als Waarde - Archeologie. De gebieden worden beschermd door middel van een verplichting tot het overleggen van een archeologisch onderzoek bij bouwaanvragen en omgevingsvergunningen. Door middel van deze regeling wordt voorkomen dat zondermeer bekende waarden door bepaalde activiteiten verloren gaan.
Binnen de bestemming is een wijzigingsbevoegdheid opgenomen waarbij deze dubbelbestemming kan worden toegevoegd of verwijderd. Dit kan blijken uit archeologisch onderzoek ter plaatse op basis waarvan inzichten gewijzigd kunnen zijn en een aanpassing van deze bestemming noodzakelijk kan zijn.
De gebieden met een zeer hoge, hoge, middelmatige en lage archeologische verwachtingswaarde zijn bestemd als Waarde - Archeologische verwachting 1 tot en met 4. Deze gebieden worden eveneens beschermd door middel van een verplichting tot het overleggen van een archeologisch onderzoek bij bouwaanvragen en omgevingsvergunningen1 . Het onderscheid tussen de gebieden wordt gemaakt in oppervlakten waar onderzoek noodzakelijk is. Het volgende geldt in de bestemming:
Binnen de bestemmingen is een wijzigingsbevoegdheid opgenomen waarbij deze dubbelbestemming kan worden toegevoegd of verwijderd. Dit kan blijken uit archeologisch onderzoek ter plaatse op basis waarvan inzichten gewijzigd kunnen zijn en een aanpassing van deze bestemming noodzakelijk kan zijn.
Deze bestemming is opgenomen ten behoeve van het ontwikkelen en in stand houden van natuur- en landschapswaarden. De regeling geldt voor één perceel in het bijzonder en is overgenomen uit het voorheen geldend bestemmingsplan.
Binnen het plangebied liggen 3 landgoederen. Deze landgoederen vallen onder de Natuurschoonwet. Binnen de landgoederen komen de volgende bestemmingen voor: Agrarisch; Agrarisch met waarden; Bedrijf; Bos; Detailhandel; Horeca; Maatschappelijk; Natuur; Verkeer; Water; Wonen. Om de waarden van de landgoederen te beschermen hebben de landgoederen een dubbelbestemming Waarde - Landgoed gekregen.
Binnen deze bestemming geldt dat de instandhouding en ontwikkeling van voorkomende waarden, die kenmerkend zijn voor het betreffende landgoed, worden behouden en gestimuleerd.
Voor de bouwregels geldt dat er op de gronden binnen deze dubbelbestemming gebouwen ten dienste van het beheer van het landgoed met een maximale oppervlakte van 100 m2 mogen worden gebouwd. Deze gebouwen mogen geen bedrijfswoningen zijn. De gebouwen hebben een maximale goothoogte van 3,5 m en een maximale bouwhoogte van 6 m.
De voorkomende waarden binnen het betreffende landgoed worden beschermd door middel van een omgevingsvergunningstelsel.
Er is een wijzigingsbevoegdheid opgenomen voor het onder voorwaarden onderling uitwisselen van de voorkomende bestemmingen binnen de bestemming Waarde - Landgoed voor zover dat de rangschikking (opgenomen in het Rangschikkingsbesluit Natuurschoonwet 1928) niet aantast.
Binnen het plangebied zijn twee Natura 2000 gebieden gelegen (voorheen Vogelrichtlijngebieden) welke met een dubbelbestemming staan aangegeven als Waarde - Natuur. Binnen deze bestemming geldt dat de gronden eveneens bedoeld zijn ten behoeve van behoud, het herstel en/of ontwikkeling van de instandhoudingsdoelstelling van het Natura 2000 gebied.
Uiterwaarden Neder-Rijn
De instandhoudingsdoelstellingen voor het Natura2000 gebied Uiterwaarden Neder-Rijn houden verband met de instandhouding van de natuurlijke habitats en de wilde flora en fauna (de voormalige Habitatrichtlijn):
De instandhoudingsdoelstellingen voor het Natura2000 gebied Uiterwaarden Neder-Rijn houden verband met het behoud van de vogelstand (de voormalige Vogelrichtlijn): Kleine zwaan, Nonnetje, Porseleinhoen, Kwartelkoning, IJsvogel, Fuut, Aalscholver, Kolgans, Grauwe gans, Smient, Krakeend, Pijlstaart, Slobeend, Tafeleend, Kuifeend, Meerkoet, Kievit, Grutto, Wulp en Oeverzwaluw.
Uiterwaarden Waal
De instandhoudingsdoelstellingen voor het Natura2000 gebied Uiterwaarden Waal houden verband met de instandhouding van de natuurlijke habitats en de wilde flora en fauna (de voormalige Habitatrichtlijn):
De instandhoudingsdoelstellingen voor het Natura2000 gebied Uiterwaarden Waal houden verband met het behoud van de vogelstand (de voormalige Vogelrichtlijn): Kleine zwaan, Brandgans, Nonnetje, Porseleinhoen, Kwartelkoning, Zwarte stern, Fuut, Aalscholver, Kolgans, Grauwe gans, Smient, Krakeend, Pijlstaart, Slobeend, Tafeleend, Kuifeend, Meerkoet, Kievit, Grutto en Wulp.
De gronden welke binnen deze dubbelbestemming vallen, zijn mede bestemd voor de bescherming, het onderhoud en de verbetering van de waterkering. Het betreft daarmee gronden (de dijken) welke mede zorgen voor de veiligheid ten aanzien van het voorkomen van overstromingen achter de dijken. De bescherming van deze gronden is noodzakelijk en geschied door middel van het opnemen van deze dubbelbestemming. In principe mag er binnen deze dubbelbestemming alleen gebouwd worden ten behoeve van de dubbelbestemming. Met een afwijking is het mogelijk om ook ten behoeve van onderliggende bestemmingen te bouwen als advies is verkregen van de betreffende waterbeheerder. Dit geldt ook voor het uivoeren van andere-werken waarvoor op grond van de regels een omgevingsvergunning is vereist. Het is aan de verzoeker om dit advies aan te vragen.
Voor de gronden binnen deze dubbelbestemming geldt dat bouwen (tot maximaal 12 m) alleen mogelijk zal zijn als ook een vergunning op grond van de Waterwet afgegeven kan worden. Dit doelt op het waterstaatsbelang dat geldt voor deze gronden.
Een deel van het agrarisch gebied buiten de bestaande natuurgebieden maakt op grond van het provinciale beleid (zie bijlage Beleidskader) deel uit van de Ecologische Hoofdstructuur. Het betreft gebieden met de aanduiding ehs natuur, ehs verweving (grote delen van de uiterwaarden langs de Neder-Rijn) en ehs verbinding (gronden gelegen tussen Elst en Driel). Deze gronden worden momenteel gebruikt ten behoeve van de agrarische sector.
De EHS is dan ook in dit bestemmingsplan inzichtelijk gemaakt om aan te geven dat ingrepen niet tot significante aantasting van kernkwaliteiten of omgevingscondities van het gebied mogen leiden.
Binnen de bestemmingen waar deze aanduiding over heen ligt moet bij de toepassing van afwijkingen en wijzigingsbevoegdheden worden meegenomen of de kernkwaliteiten en omgevingscondities niet worden aangetast.
Binnen het grondgebied van de gemeente Overbetuwe zijn drie grondwaterbeschermingsgebieden gevestigd ter bescherming van de waterwingebieden Hemmen, Herveldse Veld en Fikkersdries, waar drinkwater wordt geproduceerd ten behoeve van de openbare drinkwatervoorziening.
De begrenzing van deze drinkwaterwingebieden, met daaromheen gelegen de grondwaterbeschermingsgebieden zijn als milieuzone op de verbeelding weergegeven. De begrenzing ervan is gebaseerd op de verblijftijd van het grondwater in de bodem. In de provincie Gelderland wordt hiervoor een 25-jaarszone gehanteerd. Daarmee is het grondwater ongeveer 25 jaar onderweg alvorens het zou kunnen worden opgepompt voor de bereiding van drinkwater. Bescherming en borging van de grondwaterkwaliteit is van groot maatschappelijk belang. Daarom is voor deze gebieden de milieuzone - grondwaterbeschermingsgebied opgenomen.
De grondwaterbeschermingsgebieden Hemmen, Herveldse Veld en Fikkersdries
De huidige situatie van de drie locaties (inclusief de bouwwerken) is in voorliggend bestemmingsplan gerespecteerd en de grondwaterbeschermingsgebieden zijn opgenomen als Milieuzone - Grondwaterbeschermingsgebied. Binnen deze zone geldt een omgevingsvergunningenstelsel voor de bescherming van het grondwater. Voordat een omgevingsvergunning wordt verleend wint het bevoegd gezag advies in bij het waterleidingbedrijf. Daarmee wordt voorkomen dat de grondwaterkwaliteit verslechterd ten koste van de drinkwaterwinning. Ook het bouwen wordt niet bij recht toegestaan maar is met een afwijking mogelijk. Binnen de bestemming zijn bouwwerken, geen gebouwen zijnde, mogelijk tot maximaal 3 m hoogte.
Voor de grondwaterbeschermingsgebieden geldt dat alleen bestemmingen worden toegestaan die geen hoger bodem- en/of grondwaterrisico met zich meebrengen dan de vigerende bestemming ('stand still' principe) dan wel de bestemmingen of gebruiksfuncties die een verbetering ten opzichte van de bestaande bestemming betekenen ('step forward' principe).
Bij de beoordeling of aan het 'stand still/step forward' principe wordt voldaan, wordt uitsluitend een ruimtelijke afweging gemaakt. Het waterleidingbedrijf wordt, in bepaalde situaties, ook om advies gevraagd. Bij een voornemen tot het verlenen van een omgevingsvergunning ten behoeve van het afwijken van het bestemmingsplan voor een voorgenomen activiteit, dient het betreffende werk te worden getoetst aan de voorschriften/regels uit de Provinciale milieuverordening Gelderland (PmG). Wanneer een voorgenomen activiteit - feitelijk, volgens de PmG - niet is toegestaan dient hiervoor afwijking van de PmG voorschriften of regels te worden gevraagd bij de provincie.
In het plangebied bevinden zich drie waterwingebieden (Hemmen, Herveldse Veld en Fikkersdries), die allen op de verbeelding zijn opgenomen.
Voor Hemmen en Herveldse Veld heeft de Provincie Gelderland in 2002 aan waterbedrijf Vitens vergunning verleend om grondwater op te pompen. In beide gebieden is echter nog geen pompstation gebouwd.
Het waterwinterrein Fikkersdries bestaat uit ruim 55 ha en produceert 12 miljard liter drinkwater per jaar. Voor het terrein is een nieuw inrichtingsplan gerealiseerd, op basis waarvan de aanwezige sloten natuurvriendelijk zullen worden ingericht en het terrein zal worden opengesteld. Aan de oostzijde van het terrein is de eerste natuurvriendelijke oever reeds gerealiseerd.
Ter plaatse van de aanduiding Milieuzone - waterwingebied zijn de gronden mede bestemd voor de bescherming van de kwaliteit van het grondwater in verband met de drinkwatervoorziening. Gebouwen mogen niet worden gebouwd en bouwwerken, geen gebouwen zijnde, zijn toegestaan tot een maximale hoogte van 3 m. Mits advies is gekregen van het waterbedrijf, kan via een afwijkingsbevoegdheid hiervan worden afgeweken. Ter bescherming van de grondwaterkwaliteit is een omgevingsvergunningstelsel opgenomen.
In verband met de aanwezigheid van diverse tankstations waar LPG wordt verkocht gelden er diverse veiligheidszones ten aanzien van de aanwezigheid van LPG op de locaties. In het kader van externe veiligheid geldt er vanaf de vulpunten bij LPG-stations een aan te houden veiligheidszone welke is gerelateerd aan de doorzet. Deze zones houden verband met externe veiligheid en drukken het groepsrisico en individueel risico uit. De gronden die vallen binnen deze gebiedsaanduiding zijn mede bestemd voor de bescherming van het woon- en leefklimaat in verband met de LPG-installaties.
Binnen het plangebied komt een benzineverkooppunt met LPG voor aan de westzijde van de A50 (Arnhem - Eindhoven) te Valburg. Vanuit de milieuwetgeving is hiervoor geen doorzet vastgelegd en wordt een veiligheidszone van 150 m aangehouden.
Buiten het plangebied komen de volgende benzineverkooppunten met LPG voor:
De contouren van het plaatsgebonden risico van bovenstaande LPG verkooppunten kunnen zijn gelegen binnen het plangebied en zijn, waar van toepassing, opgenomen op de verbeelding behorend bij dit bestemmingsplan. Binnen deze zone is het niet toegestaan nieuwe gebouwen op te richten. Ten behoeve van het vastleggen van de zone is het van belang eveneens de doorzet vast te leggen.
Binnen deze gebiedsaanduiding is een wijzigingsbevoegdheid opgenomen voor het verplaatsen of verkleinen van de gebiedsaanduiding veiligheidszone - LPG op de verbeelding, in verband met het verplaatsen van het LPG-vulpunt c.q. het verkleinen van de LPG-doorzet. Hierbij is de voorwaarde dat het woon- en leefmilieu van de aangrenzende gronden niet verslechtert. Er geldt eveneens een wijzigingsbevoegdheid voor het verwijderen van de gebiedsaanduiding veiligheidszone - LPG, als het gebruik van de gronden en bouwwerken ten behoeve van LPG wordt beëindigd.
Voor zinvol molenbehoud is het van belang dat molens kunnen functioneren. Van een molen die stilstaat raakt het mechaniek in verval waarmee de cultuurhistorische waarde van de molen als geheel afneemt en het behoud van de molen wordt bedreigd.
Om te kunnen draaien moet een molen beschikken over voldoende windaanvoer en een stabiele windaanvoer. Daarom is een vrije windvang gewenst. Hoog opgaande begroeiing en bebouwing zijn elementen die de windvang van de molen verminderen. Daarom wordt in een gebied rondom de molen de vrije windvang beschermd door de aanwijzing van een zogenaamde molenbiotoop. Deze molenbiotoop is opgenomen in het bestemmingsplan en houdt in dat er in de nabijheid van molen beperkingen gelden ten aanzien van de hoogte van nieuwe gebouwen. Op grond van artikel 2 van de Uitvoeringsregeling Gelderse molenverordening geldt dat tot 100 m uit de as van de molen niet mag worden gebouwd. Op een afstand tussen de 100 tot 400 meter van de molen kan de toegestane hoogte worden berekend aan de hand van de volgende formule: Hx = X/n + C x Z. De variabelen hierin zijn:
De askophoogte is van belang voor het toekennen van de molenbiotopen rond de molens:
De berekening voor de standerdmolen Nieuw Leven is als volgt:
Hx = 100/75 + 0,2 x 12,60; Hx = 3,85 m
Hx = 200/75 + 0,2 x 12,60; Hx = 5,19 m
Hx = 300/75 + 0,2 x 12,60; Hx = 6,52 m
Hx = 400/75 + 0,2 x 12,60; Hx = 7,85 m
De berekening voor de standerdmolen De Vink is als volgt:
Hx = 100/75 + 0,2 x 11,90; Hx = 3,71 m
Hx = 200/75 + 0,2 x 11,90; Hx = 5,05 m
Hx = 300/75 + 0,2 x 11,90; Hx = 6,38 m
Hx = 400/75 + 0,2 x 11,90; Hx = 7,71 m
De molenbiotopen zijn op de verbeelding aangegeven.
Straalpaden worden gebruikt voor telecommunicatieverbindingen. Binnen het plangebied is een straalpad aanwezig welke tussen de Megen toren en Ugchelen toren loopt. In de voor staalverbindingen gereserveerde zones gelden maximaal toegestane bebouwingshoogten. In dit geval geldt een maximale bouwhoogte van 33 m over een maximale breedte van 200 m (100 m aan weerszijden van de hoofdas van de verbinding).
Deze gronden zijn mede bestemd voor het beheer en onderhoud van de vaarweg. Er mag op de gronden met deze aanduiding slechts met een omgevingsvergunning worden gebouwd en pas nadat advies van de beheerder van de vaarweg is ingewonnen.
In verband met de status van een deel van het buitengebied van Overbetuwe als Waardevol landschap is opgenomen dat bij het verlenen van een omgevingsvergunning voor een aanlegactiviteit of het toepassen van wijzigingsbevoegdheden er geen sprake mag zijn van aantasting van de bijzondere kwaliteiten van het waardevol landschap, of dat met de afwijking of wijziging van het plan een ontwikkeling leidt tot behoud of versterking van die bijzondere kwaliteiten. Op deze manier worden de landschapswaarden optimaal in de besluitvorming betrokken en afgewogen.
In de beleidsbijlage (bijlage 3) in het provinciale beleid onder de Provinciale structuurvisie wordt nader ingegaan op de kernkwaliteiten van het Waardevol landschap.