30.1 bestemmingsomschrijving
De voor Leiding - Gas aangewezen gronden zijn, behalve voor de daar voorkomende bestemmingen, mede bestemd voor:
-
a. een ondergrondse gasleiding ter plaatse van de aanduiding:
-
1. hartlijn leiding - gas 1 met een doorsnede van 60,3 mm en een druk van 40 bar;
-
2. hartlijn leiding - gas 2 met een doorsnede van 114,3 mm en een druk van 40 bar;
-
3. hartlijn leiding - gas 3 met een doorsnede van 219,1 mm en een druk van 40 bar;
-
4. hartlijn leiding - gas 4 met een doorsnede van 323,9 mm en een druk van 40 bar;
-
5. hartlijn leiding - gas 5 met een doorsnede van 914 mm en een druk van 66,2 bar;
-
6. hartlijn leiding - gas 6 met een doorsnede van 1067 mm en een druk van 66,2 bar;
-
7. hartlijn leiding - gas 7 met een doorsnede van 1219 mm en een druk van 66,2 bar;
-
8. hartlijn leiding - gas 8 met een doorsnede van 1219 mm en een druk van 75,9 bar;
-
b. het beheer en onderhoud van de leiding;
-
c. de bescherming van het woon- en leefklimaat in verband met de leiding;
met bijbehorende bouwwerken, geen gebouwen zijnde.
30.2 bouwregels
In afwijking van het bepaalde bij de andere bestemmingen (artikelen 3 tot en met 29) mag binnen een afstand van:
- 4 m aan weerszijden van de hartlijn van de gasleiding als bedoel in artikel 30.1 onder a sub 1, 2, 3, en 4 en
- 5 m aan weerszijden van de hartlijn van de gasleiding als bedoeld in artikel 30.1 onder a sub 5, 6, 7 en 8
geen nieuwe bouwwerken worden gebouwd, met uitzondering van bouwwerken ten dienste van de bestemming.
30.4 omgevingsvergunning voor het uitvoeren van een werk, geen bouwwerk zijnde, of van werkzaamheden
30.4.1
Het is verboden zonder of in afwijking van een omgevingsvergunning op de in artikel 30.1 bedoelde gronden de volgende werken, geen bouwwerken zijnde, en werkzaamheden uit te voeren:
-
a. het ontgronden, vergraven, afgraven, egaliseren, diepploegen, woelen en mengen en ophogen van gronden;
-
b. het aanleggen, verbreden en verharden van wegen, paden, banen, parkeervoorzieningen en andere oppervlakteverhardingen;
-
c. het aanleggen, verdiepen, verbreden en dempen van sloten, watergangen en overige waterpartijen;
-
d. het aanbrengen of verwijderen van diepwortelende beplantingen, het bebossen en aanplanten van gronden en het rooien en/of kappen van bos of andere houtgewassen;
-
e. het permanent opslaan van goederen waaronder ook begrepen het opslaan van afvalstoffen;
-
f. het plaatsen van lichtmasten, wegwijzers en ander straatmeubilair;
-
g. het indrijven van voorwerpen in de bodem.
30.4.2
Een omgevingsvergunning als bedoeld in artikel 30.4.1 mag alleen en moet worden geweigerd, indien door het uitvoeren van werken, geen bouwwerken zijnde, en werkzaamheden dan wel door de daarvan direct of indirect te verwachten gevolgen blijvend onevenredige afbreuk wordt gedaan aan de mogelijkheid van een adequaat beheer of de veiligheid van de leiding en hieraan door het stellen van voorwaarden niet of onvoldoende kan worden tegemoet gekomen.
30.4.3
Een omgevingsvergunning als bedoeld in artikel 30.4.1 wordt niet verleend dan nadat advies is verkregen van de leidingbeheerder.
30.4.4
Geen omgevingsvergunning als bedoeld in artikel 30.4.1 is nodig voor:
-
a. werken, geen bouwwerken zijnde, en werkzaamheden die het normale onderhoud en beheer betreffen;
-
b. werken, geen bouwwerken zijnde, en werkzaamheden die in uitvoering zijn op het tijdstip van het van kracht worden van dit plan of uitgevoerd kunnen worden op grond van een voor dat tijdstip aangevraagde of verleende omgevingsvergunning.