direct naar inhoud van Artikel 20 Algemene aanduidingsregels
Plan: Herveld-Andelst
Status: onherroepelijk
Plantype: bestemmingsplan
IMRO-idn: NL.IMRO.1734.0005ANDEandherv-ONHE

Artikel 20 Algemene aanduidingsregels

20.1 veiligheidszone - LPG
20.1.1 aanduidingomschrijving

De gronden ter plaatse van de aanduiding veiligheidszone - LPG zijn, behalve voor de daar voorkomende bestemmingen, mede bestemd voor de bescherming van het woon- en leefklimaat in verband met een LPG-installatie.

20.1.2

In afwijking van het bepaalde bij de bestemmingen (artikelen 3 tot en met 14) zijn op de in artikel 20.1.1 bedoelde gronden geen nieuwe kwetsbare en beperkt kwetsbare objecten toegestaan.

20.1.3 bouwregels

In afwijking van het bepaalde bij de bestemmingen (artikelen 3 tot en met 14) mogen geen nieuwe gebouwen worden gebouwd ten behoeve van de in artikel 20.1.2 genoemde bestaande functies.

20.1.4 afwijking van de bouwregels

Bij omgevingsvergunning kan worden afgeweken van het bepaalde in de artikelen 20.1.2 en 20.1.3 voor het toestaan van de in artikel 20.1.2 genoemde bestaande functies en het bouwen van gebouwen ten behoeve van die functies voor zover in overeenstemming met de andere bestemming, mits ter plaatse een aanvaardbaar woon- en leefklimaat kan worden gerealiseerd.

20.1.5 wijzigingsbevoegdheid

Burgemeester en wethouders kunnen het plan wijzigen voor:

  • a. het verplaatsen of verkleinen van de veiligheidszone - LPG in verband met het verplaatsen van het LPG-vulpunt c.q. het verkleinen van de LPG-doorzet, mits het woon- en leefmilieu van de aangrenzende gronden niet verslechtert;
  • b. het verwijderen van de veiligheidszone - LPG, mits het gebruik van de gronden en bouwwerken ten behoeve van de LPG-installatie wordt beëindigd.
20.2 Vrijwaringszone - molenbiotoop
20.2.1 aanduidingomschrijving

De gronden ter plaatse van de aanduiding 'vrijwaringszone - molenbiotoop', zijn, behalve voor de daar voorkomende bestemmingen, mede bestemd voor het behoud, beheer en herstel van de molen als werktuig.

20.2.2 bouwregels

In afwijking van het bepaalde bij de bestemmingen (artikelen 3 tot en met 14) zijn op de in artikel 20.2.1 bedoelde gronden uitsluitend toegestaan bouwwerken die ten dienste staan van deze bestemming. Bouwen ten behoeve van de onderliggende bestemming is uitsluitend toegestaan in één van de volgende gevallen:

  • a. bouwen ten behoeve van de bestemming Wonen;
  • b. een vergroting van de bebouwde oppervlakte, waarbij de goot- en/of bouwhoogte van het gebouw of bouwwerk, geen gebouw zijnde, de hoogst op een bouwperceel voorkomende bouwhoogte van een gebouw niet overschrijdt, met dien verstande dat vergroting van de bebouwde oppervlakte niet is toegestaan binnen 100 m gemeten vanaf de buitenzijde van de dichtstbijzijnde gevel van de buiten het plangebied gelegen molen;
  • c. na verlening van een omgevingsvergunning als opgenomen in artikel 20.2.3.
20.2.3 afwijking van de bouwregels

Bij omgevingsvergunning kan worden afgeweken van het bepaalde in artikel 20.2.2 teneinde het oprichten van bouwwerken ten behoeve van de op deze gronden liggende andere bestemmingen toe te staan, mits de hierdoor hetzij direct, hetzij indirect te verwachten gevolgen, het huidige en/of toekomstig functioneren van de molen als werktuig door windbelemmering en/of waarde van de molen als landschappelijk element, niet onevenredig in gevaar kan worden gebracht. Hiertoe wordt advies ingewonnen bij een terzake deskundige.

20.2.4 omgevingsvergunning ten behoeve van het uitvoeren van werken, geen bouwwerken zijnde, en werkzaamheden

Het is verboden op de in dit artikel bedoelde gronden zonder of in afwijking van een omgevingsvergunning de navolgende werken, geen bouwwerken zijnde, en werkzaamheden uit te voeren:

  • a. het aanbrengen van bovengrondse constructies, installaties of apparatuur;
  • b. het ophogen van gronden;
  • c. het planten van bomen, hoog opgaande heesters en andere hoog opgaande begroeiing.
20.2.5 uitzondering omgevingsvergunning als bedoeld in artikel 20.2.4

Het in artikel 20.2.4 vervatte verbod geldt niet voor de werken, geen bouwwerken zijnde, of werkzaamheden:

  • a. binnen het kader van het op de bestemming van die gronden gerichte normale onderhoud en beheer, dan wel die welke voortvloeien uit het normale gebruik;
  • b. waarvoor ten tijde van het van kracht worden van het bestemmingsplan een omgevingsvergunning is verleend;
  • c. welke ten tijde van het van kracht worden van het bestemmingsplan in uitvoering waren.
20.2.6 advisering molenbiotoop

De in artikel 20.2.4 bedoelde werken of werkzaamheden zijn toelaatbaar, indien door die werken en werkzaamheden dan wel door de daarvan hetzij direct, hetzij indirect te verwachten gevolgen, het huidige en/of toekomstig functioneren van de molen als werktuig door windbelemmering en/of waarde van de molen als landschappelijk element, niet onevenredig in gevaar kan worden gebracht. Hiertoe wordt advies ingewonnen bij een terzake deskundige.