direct naar inhoud van 4.2 Cultuurhistorie en archeologie
Plan: Hoogersmilde
Status: vastgesteld
Plantype: bestemmingsplan
IMRO-idn: NL.IMRO.1731.Hoogersmilde-VST1

4.2 Cultuurhistorie en archeologie

In 1992 is het Europese Verdrag van Valletta/Verdrag van Malta gesloten. Bedoeling van het verdrag is om de archeologische waarden in de bodem zoveel mogelijk te beschermen door ze in de bodem (in situ) te behouden. Het verdrag heeft in Nederland geleid tot de Wet op de archeologische monumentenzorg (WAMZ) die in 2007 van kracht is geworden. De wet verplicht gemeenten om bij het vaststellen van bestemmingsplannen rekening te houden met belangrijke archeologische waarden die zich in de bodem kunnen bevinden. De belangrijkste uitgangspunten van de WAMZ zijn:

  • archeologische waarden moeten zo veel mogelijk in de bodem (in situ) worden bewaard;
  • archeologie moet tijdig worden meegenomen in de ruimtelijke planvorming;
  • de veroorzaker betaalt de kosten van archeologisch onderzoek en noodzakelijke volwaardige opgravingen, voorzover die kosten redelijkerwijs kunnen worden toegerekend aan de verstoorder.

De gemeente dient daarom bij ruimtelijke planvorming te toetsen op archeologische waarden. Indien potentiële archeologische waarden worden verstoord, dient hier nader onderzoek naar te worden verricht.

De monumentenwet 1988

Met de invoering van de WAMZ is de Monumentenwet 1988 gewijzigd. Deze wet is gericht op het behoud van bouwkundige monumenten, zoals gebouwen en bouwwerken, het behoud van archeologische monumenten en landschappelijke monumenten en de bescherming van beschermde stads- en dorpsgezichten.

In het algemeen zijn er rijksmonumenten en gemeentelijke monumenten te onderscheiden. Een rijksmonument kan daarbij gedefinieerd worden als: "een onroerend goed dat om haar cultuurhistorische waarde door de rijksoverheid is aangewezen om te worden beschermd en behouden te blijven".

Overeenkomstig de monumentenwet wordt hierin onderscheid gemaakt tussen:

  • bouwkundige monumenten;
  • archeologische monumenten;
  • landschappelijke elementen en structuren.

afbeelding "i_NL.IMRO.1731.Hoogersmilde-VST1_0009.jpg"

Afbeelding 7: Rijksmonument: Nederlands Hervormde kerk

Rijksmonumenten

In het plangebied is één Rijksmonument aanwezig aan de Rijksweg 178: de Nederlands Hervormde kerk uit 1845. Dit monument wordt in het bestemmingsplan aangeduid met de aanduiding "karakteristiek".

Provinciale monumenten

Aan de Rijksweg 211 staat een provinciaal monument. Het pand uit 1920 is destijds gebouwd als jeugdherberg en wordt momenteel gebruikt als horecapand. Dit monument wordt in het bestemmingsplan eveneens aangeduid met de aanduiding "karakteristiek".

Gemeentelijke monumenten

Naast rijksmonumenten zijn er ook gemeentelijke monumenten in Nederland, deze hebben geen nationale betekenis, maar zijn wel van belang voor een gemeente of regio. In het plangebied zijn geen gemeentelijke monumenten aanwezig.

Archeologische waarden

Voor de kern van Hoogersmilde zijn geen specifieke archeologische waarden in de bodem bekend. Op een uitsnede van de kaart met aardkundige waarden van de provincie Drenthe is te zien dat de te beschermen waarden zich rondom het plangebied op de hogere zandgronden bevinden. Omdat er in dit bestemmingsplan ook geen nieuwe bouwmogelijkheden worden gegeven is er geen specifiek archeologisch onderzoek uitgevoerd.

afbeelding "i_NL.IMRO.1731.Hoogersmilde-VST1_0010.png"

Afbeelding 8: Aardkundige waarden

afbeelding "i_NL.IMRO.1731.Hoogersmilde-VST1_0011.png"

Afbeelding 9: uitsnede IKAW

Cultuurhistorie

Tussen Assen en Hoogersmilde heeft zich een reeks van lintdorpen ontwikkeld langs de vaart. De ter plaatse rationele veenontginning met rechte kanalen en wijken zorgde voor een open en rechtlijnig landschap. De markegrens die tevens de grens van de veenontginning vormde, later de gemeentegrens, vormt nog steeds een contrasterende afbakening met het naastgelegen Fochteloërveen. Daar ontstond een fijnmaziger veenboekweitcultuur, een grondgebruik dat rond 1900 wijdverspreid was. De percelering ervan is nu nog enigszins herkenbaar.

Na de vervening heeft de Drentse Hoofdvaart zich ontwikkeld als belangrijke verkeersader voor Drenthe. De weg naast het kanaal werd onder Napoleon (1806-1813 benoemd tot onderdeel van de Route Imperiale, waarmee dit in Drenthe de hoofdroute naar Groningen werd. De vele tolhuisjes getuigen nog van de status van deze verbinding, later als Rijksweg. Het kanaal zelf heeft vele aanpassingen ondergaan om de begaanbaarheid te verbeteren. Dit leidde tot een uitgebreid stelsel van bruggen en sluiscomplexen op eilanden in de vaart, met pompgebouwen en andere gerelateerde bebouwing. Zo heeft de Drentse Hoofdvaart zich tot een sterke zelfstandige beelddrager/zone ontwikkeld. De kanaaldorpen zijn nagenoeg aan elkaar gegroeid, en op vele plaatsen zijn achter de lintbebouwing uitbreidingswijken aangelegd. Hierdoor is veel van de open ruimte tussen de bebouwing verdicht. In het omliggende landschap zijn door de ruilverkavelingen in de 20ste eeuw veel van de wijken en sloten verdwenen.

Cultuurhistorische waarden voor het veengebied rondom de Drentsche Hoofdvaart zijn:

  • de reeks lintdorpen langs de Drentsche Hoofdvaart, met doorzichten naar het achterliggende gebied;
  • de Drentsche Hoofdvaart zelf als beelddrager met een reeks sluizencomplexen, bruggen en bijbehorende historisch verwante bebouwing.