direct naar inhoud van 4.1 Bodem
Plan: Bedrijventerreinen Beilen
Status: vastgesteld
Plantype: bestemmingsplan
IMRO-idn: NL.IMRO.1731.BedrterreinBeilen-VAS1

4.1 Bodem

Aangetoond dient te worden dat voorliggend bestemmingsplan voldoet aan de principes van een goede ruimtelijke ordening. Bij het aspect bodem dient er een tweeledige motivatie te worden gegeven: ten eerste dient te worden aangetoond dat de ondergrond ter plaatse van de gewenste bestemming voldoet aan de kwaliteitseisen zodat er geen onaanvaardbare humane en ecologische risico's optreden. In tweede instantie kan een geval van ernstige bodemverontreiniging leiden tot een dusdanige kostenpost dat het vestigen van de in het bestemmingsplan toegestane bestemming economisch niet haalbaar is.

Onderhavig bestemmingsplan heeft voornamelijk betrekking op het conserveren van de bestaande situatie. Voor de bestaande situatie is in principe geen bodemonderzoek noodzakelijk. Wanneer binnen het conserverend bestemmingsplan (incidenteel) nieuwe ontwikkelingen mogelijk zijn, dient nader onderzoek te worden uitgevoerd naar de bodemgesteldheid. Er dient minimaal een historisch onderzoek van de locatie, die van bestemming verandert en de directe omgeving ervan, te worden uitgevoerd. Mocht uit het historisch onderzoek blijken dat de locatie verdacht is, kan een nader bodemonderzoek worden verlangd. In onderhavig bestemmingsplan worden geen grootschalige nieuwe ontwikkelingen toegestaan.

Binnen de deelgebieden zijn potentiele verdachte locaties aanwezig. Deze hebben echter waarschijnlijk geen spoedeisende status. Als ten tijde van de bestemmingsplan procedure geen sprake is van een geval van ernstige bodemverontreiniging kan ervoor worden gekozen om, ook als er potentiele verdachte locaties zijn aangetroffen, de onderzoeksinspanning naar een later tijdstip door te schuiven. Dit is veelal een praktische overweging, waarbij de volgende zaken een rol spelen:

  • De planlocatie is volledig bebouwd;
  • Er is nog geen definitief stedenbouwkundig plan uitgewerkt voor de nieuwe ontwikkeling;
  • Later onderzoeken en mogelijke sanering past beter in de financiĆ«le haalbaarheid van een toekomstig project.

In onderhavig plan zijn alle hierboven genoemde situaties van toepassing. Derhalve is er gekozen om vooralsnog geen onderzoek uit te voeren. Ten tijde van een nieuwe ontwikkeling dienen de verdachte locaties nader onderzocht te worden. De juridische waarborging hiervoor lig bij de aanvraag van een omgevingsvergunning voor de activiteit bouwen. Hierbij dient een actueel bodemonderzoek te worden overlegd.

Ten aanzien van de te actualiseren bestemmingsplannen is nagegaan of er verontreinigingen of verdachte locaties aanwezig zijn. Er zijn diverse bodemverontreinigingen en verdachte locaties binnen die deelgebieden aanwezig, zoals aangegeven in bijlage 1 Bodemonderzoek'. Aangezien er vooralsnog geen nieuwe ontwikkelingen mogelijk worden gemaakt middels de actualisatie is naderonderzoek vooralsnog niet aan de orde. Bij toekomstige ontwikkelingen dient bij de omgevingsvergunning aanvraag een bodemonderzoek overlegd te worden. Dan wordt beoordeeld of de verontreiniging gesaneerd moet worden.

4.1.1 Conclusie

Aangezien sprake is van een conserverend bestemmingsplan, is in beginsel een bodemonderzoek niet noodzakelijk. Dit is anders wanneer nieuwe ontwikkelingen mogelijk zijn.

Ten tijde van een nieuwe ontwikkeling dienen de aangemerkte verdachte locaties nader onderzocht te worden. De juridische waarborging hiervoor lig bij de aanvraag van een omgevingsvergunning voor de activiteit bouwen.

Het aspect bodem is hiermee voldoende onderbouwd en levert geen nadere beperking op ten aanzien van onderhavig plan.